f Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. im mm. IN HOG SIGNO VINCES AbdLpi roop. FEUILLETON ingen. No. 3556 ZATERDAG 20 JULI 1929 44ste JAARGANG TWEEDE BLAD. VERSLAG p\£s\- K rna, Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. SCHAAKRUBRIEK. lo-S ciic botciie Het huisje aan den Zeedijk a aanwijzingen, dat e cijfers zal geven. wordt genomen, maanden in 1929 rste halfjaar 1928, iderstellen, dat de 1929 gelijk zal zijn iie van het geheele Steel die nominale ar, zijn thans om- ninale waarde. De il van 1929 kwam lit op 3,30 dollar, hten dat de divi- Bethlehem Steel eer men verder in taai-industrie voor en zeer hooge ca- voor de hand1, dat :id doch ook ande- rtoonen 'n groote and wijzen wij op ndustrie, waarvan het rubberverbruik toegenomen. Van >rofiteeren ook de elke worden gepu- ïet jaar 1929 een lat zich met betrek- sioneerings-planrien maatschappijen de schappijen te wor- rloop der zaken bij 'ordt bewezen door ot dividendbetaling en. een kalm verloop, rschijnsel was een •den, als gevolg van De rubbersituatie alhoewel later in auwing intrad, jnd'en flinke omzet- »r courante soorten alen. Java Culturen werden Boetons bij hierbij traden ver- zoodat een koers ten Margarine Unies t een kalm verloop, geen bijzonders te 1929, v.m. 10 uur n, ter herberje van ceelen haver, tarwe nde onder Stellen» Adrianapolder, in 45 van den Eer» i 6 van den Ha den Heer D. Gol-^ Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS' per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling» BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDFRLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER: SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAAN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zf beslaan» AdvertentiSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. N DER SLUYS. bij inzet en Woens» lag, telkens des na» [oude tijd), resp. in de Weerd te Oude bestaande uit bouw» ren, schuren, boom» eiland, alsmede het 1 Januari 2000 van amen groot 15,67,24 anendijk onder Den aan Mejuffrouw de uwenhuijzen—Koert, len tuinland in het onge, te zamen groot Maat) ten verzoeke ert, aldaar, ris AKKERMAN. 1929, avonds 7 uur 3 tel Polderman, van en haver, wassende id, Sommelsdijk e*v rs Dirksland, Oi J verzoeke van diverse AN DER SLUYS. gens 10 uur (Zomer» Logement Kaashoek r en gerst, wassende ndam. VAN DEN BERG. onds 6 uur (Zomer» Logement Akershoek rogge en koepeen, eenten Ouddorp en VAN DEN BERG. it en Riek P. te Nu- IE „DAMMEN". •d naar Dammen, a meer vond. in ons landje, van grond. baas met twaalf naar vier elf op naam geen zier. jn eenen dam niet meer maar een en keer. vond ik heusch getal, cwam. dat 'k toch jest heb gedaan, ik op de lijst staan. voor ons aan, is nu op. veel plezier mop k P. te Numansdorp bedanken heel mooi boek. het uit te lezen, in een hoek. goed voor zorgen, ran vlekken vrij. in mijn kastje, f onderste rij. n uw nichtje Riek. e en van muziek. ete van Pa en MoC' Correspondentie deze Rubriek betreffende te zenden san F. W. Manning Middelharnis. No. 113. Daar de rubriek in Augustus niet of on geregeld zal verschijnen worden de volgende week naast het laatste Juli-probleem ook twee problemen over Augustus opgegeven. Mocht er toch in Augustus een rubriek verschijnen, zoo bevat deze dan geen probleem voor den wed strijd. Van de problemen no. 134, 135, 136 en 137 moeten de oplossingen ingeleverd zijn vóór Donderdag 5 September. De standen na no. 135 en no. 137 geven dan weer de winnaars aan respectievelijk van den Juli- en Augustus-prijs. Voor den wed strijd beware men dus deze en de volgende 1 shriek. De oplossing van probleem no, 132 is 1. Lc2! Een onverwachte zet, daar nu de looper de c-lijn voor den toren afsluit. Er dreigt 2. Dhl: mat. De clou van 't probleem is de variant 1Kc6f. Er volgt 2. Lb3 mat. Andere varianten zijn 1Db3. 2, Lb3: mat. 1Dc4. 2. Dc4: mat. 1, Da3: 2. Dc4 mat. 1Lg2. 2. Dg2: mat. 1Lf3. 2. Df3: mat. 1Le4. 2. Le4: mat. Voor een le prijswinnaar wel wat al te sim pel m. i. Doch smaken verschillen. De sleutel- zet is goed, doch zulke staaltjes zijn meer ver toond, evenals het spel van den zwarten loo per. De toren op b7 en de looper op h8 schep pen geen varianten. Probleem voor den wedstrijd. No. 134. J. P. COPPENS - Amsterdam. Eerste plaatsing. I|Zwart (11). f Hl P m M ill' Wit (9). Wit: Khl, Dg2, Tc2 en d6, Lal, Pc4 en e6, pi. b3 en f4. Zwart: Kd3, Dd5, Pbl, pi. a3, b6, c6, e3, e5, f6, g3 en h2. Wit geeft mat in twee (2) zetten. Oplossing inzenden vóór Donderdag 5 Sep tember. Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is nul). Voor de maan- delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste punten hebben. Ook niet-abonnè's zijn welkom. Heeft men 10 keer achtereen geen oplossing ingezonden, dan wordt men geacht niet meer mee te doen. Oplossing Eindspel no. 132. 1. Kf5, Kh8; 2. Lg5! (2. Kf6? geeft pat) Kg7; 3. h8Df, Kh8: 4. Kf6 (of h6) Kg8; 5. g7, Kh7; 6. Kf7 en wint. Eindspel no. 134. Keemink en Fahrni no. 42. Wit: Ke4, pi. b4 en h2. Zwart: Kf6, pi. b5 en e6. Wit speelt en wint. Eindspel no. 135. Aan hetzelfde werk ontleenen we ook vol gend eindspel. De bespreking is ook van de zelfde schrijvers. Wit begint en wint. Een voorbeeld van tempo-spel. De pion a2 kan 1 of 2 velden vooruit gaan, en daarmee het benoodigde tempo winnen, dat voldoende is om te winnen. 1. a3! Ka8; 2. a4, Kb8; 3. a5, Ka8; 4. b6. Deze pion gaat eerst vooruit wanneer de zwarte koning op a8 staat. 4. Kb8; 5. b7, c5; 6. Kb6, c4; 7. a6, c3; 8. a7, of Na 4c5 volgt 5. b7f, Kb8; 6. Kb6, c4; 7. a6, c3; 8. a7 mat. Of 4cb6: 5. ab6: Kb8; 6. b7, Kc7; 7. Ka7 enz. Onvoldoende om te winnen is 1. Ka5? Kb7; 2. Kb4, c6 en pionnenruil met remise. Of 1. Ka5, Kb7; 2. a4, c5; 3. b6, c4; 4. Kb4, Kb6: remise. Is zwart aan zet en speelt hij 1Ka8, dan wint wit door 2. a4 Nu zou 2. a3? slechts remise brengen. CORRESPONDENTIE. Jos. Duv. No. 55. 1. Db3, ook 1. Lh7: Jammer van dit mooie probleem., F. C. L, No. 705. 1. e7. No. 706. (zonder Lf8) 1. Le6, d4; 2. Ld5, d3; 3. Dd4f, Pc3; 4. Dg7: d2 mat. DER ALGEMEENE VERGADERING VAN DEN FLAKKEESCHEN BOERENBOND OP DONDERDAG 18 JULI 1929, DES NAM. 2.30 UUR, IN DE OUDE SCHOOL TE OUDDORP. De Voorzitter opende de vergadering met de volgende woorden M. H. Namens het bestuur van den Fl. Boe renbond roep ik U allen hartelijk welkom toe op onze jaarlijsche zomervergadering. Eerstens aan, afgevaardigden van de aangesloten ver- eenigingen bij onzen Bond, die hier bijeen zijt gekomen om de belangen uwer afdeelingen te vertegenwoordigen, maar zeker niet minder om de belangen van gansch den Flakkeeschen land bouw te dienen. Voorts persoonlijke leden, die juist door uw lidmaatschap als zoodanig bewijs geeft, dat gij naast het organisatorisch verband, waarin gij U bevindt, uitdrukking wilt geven aan uw goede gezindheid jegens het stre ven, dat de centrale organisatie van ons eiland najaagt. Dat ge U, behalve in het plaatselijk verband uwer eigene dorpsvereeniging als per soonlijk lid aanmeldde, toont ons, dat ge een open oog hebt, niet alleen voor de plaatselijke, maar zeer zeker ook voor de streekbelangen, die hier zoo eigenaardig, als bijna nergens el ders, gemeen zijn. Waar toch vindt men een gemeenschap van ruim dertig duizend zielen, die zich zoo geheel in dezelfde lijn begeeft en beweegt, zoo op dezelfde productie, op dezelfde teelt is aangewezen als Goeree en Overflakkee. De samenstelling van onzen bodem, de ligging van ons eiland hebben daar alles toe bijge dragen; bieten-, aardappelen-, uien-, koepeen- en cichoreiverbouwers zijn wij geworden door de geschiktheid van onzen bodem voor den teelt van die gewassen, èn door de hier ge vormde gemeenschap, die het verbouwen van die gewassen mogelijk en rendeerende kan ma ken, omdat zoowel werkgever als werknemer zich in het behandelen dier gewassen gespecia liseerd hebben. Wij allen weten het, dat wij door intensieve en vrijwel eenzijdige bebouwing onzer gronden een uitzonderingspositie innemen; dat wij zijn, hier op ons eiland, een in hoofd zaak op landbouw aangewezen bevolking, waar het veehoudersbedrijf absoluut bijzaak is, en dit alleen gebruikt wordt, om de niet voor be bouwing geschikte gronden, zoomede de bij- en nevenproducten van onze bedrijven, tot de hoogst mogelijke opbrengst te brengen. Kan het dan ook haast anders, dan dat wij ons ver- eenigden in één centraal lichaam, in één bond, aan wie is opgedragen het oog open te houden, den blik vooruit te werpen en de belangen van die gemeenschap te behartigen, waar dat mo gelijk is. Ziet, M. H., dat is een mooie, maar ook vaak een zeer moeilijke taak, waartoe wij de medewerking behoeven van U allen in de eerste plaats, maar dan ook van velen buiten ons eiland. Wanneer ik dan ook, last not least, het welkom toeroep aan onze gasten van dezen dag, doe ik dat zeer zeker in de eerste plaats aan Dr. Wintermans, die als inspecteur van het landbouwonderwijs, wel onze uitnoodiging, om onze vergadering bij te wonen, heeft willen aan vaarden. De aanraking, die wij met zijn ambst- voorganger Dr. v. d. Zande hadd'en, doet ons vertrouwen, dat wij ook in den heer Winter- mann iemand zullen gevonden hebben, die gaarne het zijne er toe zal willen bijdragen om den Flakkeeschen landbouw op peil te houden. Zijn aanwezigheid in onze vergadering geeft ons daarvan reeds het bewijs. Wij zijn er ten zeerste van overtuigd, dat, zooals overal, toch zeker in de intensieve cultures, de wetenschap aan de praktijk de hand moet geven, en wij verheugen ons dan ook zeer, dat in deze streek tot de stichting van een lagere landbouwschool loosheidsverzekering ten plattelande te willen geven, en onderwerp, dat in den tegenwoordi- gen tijd van sociale voorzorgen, zeker buiten gewone beteekenis heeft, moge daarvan het bewijs zijn. Mijne HeerenHet is eigenlijk de eerste maal, dat ik, na mijne verkiezing als zoodanig, het voorzitterschap van uwe vergadering op mij neem, een buitengewone vergadering. Het komt mij gewenscht voor, uwe algemeene ver gadering een kleine uiteenzetting te geven van mijn opvatting van het voorzitterschap. Het zal de meerderheid der afgevaardigden bekend zijn, dat deze functie door mij werd begeerd, noch gewenscht. Dat ik deze benoeming niette min heb aanvaard, vindt zijn oorzaak in den voortdurenden en aanhoudenden drang, die op mij werd uitgeoefend; en zeer zeker had ik nim mer tot aanvaarding besloting, indien ik niet uit mijn aanvaarding als dagelijksch bestuurslid geweten had, dat ik op de volle medewerking van onzen wakkeren secretaris rekenen mocht. Zooals in vrijwel de meeste vereenigingen is de secretaris de drijvendek racht, dez iel der ver- eeniging, zonder wien zij eigenlijk niets is, en zonder wien vrijwel alle initiatief doodloopt, als hij er zijn schouders niet onder zet. In de wetenschap, met welk een man ik te doen zou hebben, en kennende de voortvarendheid en ac- LLw acLemKc Verruim AKKLers (Adv. in Blokschrift). l'inq nn<et is overgegaan kunnen worden, overtuigd als we zijn, dat de steeds grooter wordende strijd om het bestaan alleen dan met succes kan ge streden worden, wanneer wij als minimum- eisch hebben, een kern van ook meer weten schappelijk onderlegde menschen, die in de toe komst als bedrijfsleiders zoowel als voorwerkers in de bedrijven kunnen optreden. Ik acht de lagere landbouwschool daartoe zeker één der aangewezen instellingen. Ik zou zeker te kort schieten in mijn taak, waneer ik ook niet hartelijk welkom heette onze oud-voorzitter, de heer Van der Koogh, die man die in zoo verlerlei opzicht en veel voor onze vereeniging heeft gedaan en waar hem dat mogelijk is, nog steeds doet. Het is bestuur een steun, mijnheer Van der Koogh, ons verzekerd te weten van uw sympathie met ons streven, en wij houden ons gaarne voor uw voorlichting en adviezen aanbevolen. Ook U, mijnheer Huysman, roep ik gaarne het welkom toe. Het is bekend, dat gij, als se cretaris van onze dubbel-provinciale vereeni ging de H. M. van L., iemand zijt, die op algemeen landbouwgebied het initiatief neemt 1 voor vele dezer urgente zaken, den landbouw in het algemeen betreffende. Uwe bereidwillig heid, om ons een verhandeling over de we-k- curatesse van dien functionares, gepaard aan een navolgenswaardigen ijver en groote liefde voor de zaak die hij dient, heb ik mij ter be schikking gesteld. Ook van de volle medewer king der dagelijksche bestuursleden mocht ik overtuigd zijn, en waar dit college, het uit voerend en voorbereidend lichaam is, waardoor alle zaken bekeken en behandeld worden, was de wetenschap van een bereidwillige en serieuze medewerking, mij een aanleiding de benoeming aan te nemen. Dat het Voorzitterschap uwer vereeniging, hoe eervol ook, een vrij zware taak is, die in vele gevallen den vollen mensch eischt, was mij bekend, evenals de ondank die men ondervindt bij het pogen het goede te bereiken, indien men niet ten volle slaagt. Ik ben echter van oordeel, dat men als leider eener vereeniging als de onze, zich boven cri tiek van derden moet stellen, da: men, indien die uit een der afdeelingen komt, ernstig heeft te onderzoeken en de al of niet gegrondheid daarvan aan de feiten moet toetsen, maar bo- door H. ZEEBERG. 79) "Ja was het antwoord, „wij hebben toen heel wat afgepraat." „Het ging ook om hooge belangen, waarbij alles in het niet verzinkt. Ik kan je niet zeggen, Lia, hoe dankbaar ik ben, dat je nu voor goed gevonden hebt." „Maar ik ben nog zoo n zwakkelinge", weer streefde zij. „Dat zijn wij, m'enschen, van nature allen. Maar ik verlaat mij op mijn vader, die veel menschenkennis bezit en die in zijn ambt al zooveel ervaringen heeft opgedaan. Hij heeft mij gezegd, dat je nu verzekerd bent en van een zoekende ziel een vindster geworden bent. Is dat niet waar ,,Het is waar, Hans", antwoordde zij een voudig. Plotseling stond hij stil, plaatste zich vóór \\r .e". vroe9 met nauw bedwongen emotie: „Wat staat ons dan langer in den weg, om samen het leven door te gaan en samen onzen God te dienen? O, Lia, God alleen weet, hoe ik geworsteld heb om licht. Hij heeft mij ge zegd: gij kunt geen vrouw hebben, die Mü met vreest. Maar dat doe je nu wel. Wat ver hindert ons dan, om samen het leven door te gaan? Kind, ik heb je lief, schier van het eerste oogenblik, dat je in de pastorie kwaamt. Het is alleen, onder Gods toelating, mijn ver stand geweest, dat dezen winter zegevierde over mijn hart. Maar nu mag alleen het hart spreken. Wil je mijn vrouw worden Ik ge loof niet boud te spreken, als ik zeg, dat dit onderhoud, waarbij God ons alleen ziet, je niet onwelkom is," Onder het spreken had hij haar hand gevat, wat zij eerst had toegelaten', om die spoedig daarop terug te trekken. Dan leunde zij tegen een boom. „Ik zal het je ronduit zeggen, Hans. Ik be greep, waarom je mij vanmorgen kwaamt halen. Het liefst zou ik onmiddellijk ^ja" zeggen. Je beeld heeft mij altijd voor oogen gezweefd. Je kunt mij niet liever hebben dan ik jou „Kom dan, kind", zeide hij vol vreugde en wilde haar kussen. Maar zij weerde hem af, moeilijker sprekend dan. „Stil, Hans. Geef mij nog een paar dagen bedenktijd", smeekte zij. „Waarom dan toch 7" vroeg hij. ,,'k Weet nog niet, of ik je waardig ben. Kan ik een goede predikantsvrouw zijn Ik, die nauwelijks gevonden heb 'k Zou nog eens met Grootmoeder willen' praten. En dan naar vader en moeder schrijven. Dat kan vanmiddag nog gebeuren. Dan is de brief morgenavond in Heerde en kunnen zij met elkaar praten. Dinsdag kan er antwoord zijn. Geef mij be denktijd tot Woensdag." Hij had haar rustig laten uitspreken. Maar dan zeide hij: „Ga mee, Lia. Ik geloof, dat ik daarginds een bank zie." En hij voerde haar daar heen, nam plaats naast haar en vatte haar hand. „Trek niet terug," smeekte hij. „Als je er op staan blijft, krijg je natuurlijk den bedenk tijd, al zal die mij ontzettend lang vallen. Maar luister eerst." Lia voldeed aan zijn wensch. En terwijl zij zijn hand vasthield doorstroomde haar e'en ge voel van geluk en volkomen vrede „Ik heb dezen stap ook niet roekeloos ge daan, kind", zei Hans op teederen toon. „Een huwelijk is iets heiligs en men mag dat niet roekeloos sluiten. Eén ding staat voor mij vast: ik heb je lief en ik weet ook, dat mijn liefde beantwoording vindt. Er is echter iets hewgers dan aardsche liefde. Man en vrouw moeten God liefhebben. Dat was dezen winter, toen ik met mijn vader over je sprak, nog niet het geval „Heb jevroeg Lia, die zich er over verbaasde, omdat zij er in de pastorie niet het minste van had kunnen bemerken. „Zeker heb ik er met vader over gesproken. Ik kwam dezen winter thuis in het vertrouwen, dat ik je nog zou ontmoeten. Maar je waart toen reeds vertrokken, 'k Heb toen met vader gepraat, die mij raadde, het was natuurlijk een goede raad, geen enkele stap te doen, maar te wachten. Dat heb ik gedaan, al viel het mij niet gemakkelijk. Maar gistermiddag zei vader mij: je kunt Lia nu tot vrouw vragen en God geve, dat zij „ja" zegt. Zou vader zooiets zegggen, al hij er niet zeker van was, dat je nu het eigendom van onzen Heere bent, Lia Groote tranen sprongen in de oogen van het meisje, dat stil zat te luisteren „Maarzeide zij' dan. „Stil, kind. Ik ben nog niet klaar. Als je het oordeel van je Grootmoeder vraagt, weet ik van te vor'en, wat zij zeggen zal. Een paar maanden geleden was ik bij haar op bezoek, even vóór ik naar Maarveen ging. En toen zeide zij, want zonder dat ik iets gezegd had heeft zij begrepen en gezien, wat ik voor je voelde, toen zeide zij: „Geduld maar, Hans; Lia vindt God wel en dan wordt zij, als Hij het wil, je vrouw". Weet ik dus niet, wat zij jou zal antwoorden vroeg hij triomfantelijk. Lia glimlachte door haar tranen heen. „Wist Grootmoeder dan „Zooals ik je zeg, kind. 'k Repte er met geen woord van. Maar zij had het begrepen." „Hoe kan dat dan toch „Ja, dat weet ik ook niet. Oude oogen zien scherp. Misschien heb je haar wel eens gezegd, dat je mij zoo'n vervel'en'de man vond", lachte hij, zich vermakend om haar verwonderd ge zicht. „Niet plagen, Hans. Want, jongen, al houd ik dolveel van jou en al zou ik het liefst maar ophouden met al dat gepraat, er zijn nog meer moeilijkheden." Hans Meinema lachte een vroolijken, jongens- achtigen lach. „Goed, mijn meisje. Maar je erkent toch, dat er nu twee opgelost zijn." „Dat moet ik toegeven." „Juist, dat dacht ik ook. We komen nu tot je eigen familie. Als ik naga, wat je mij hebt verteld en wat vader mij heeft gezegd, dat maakt je moeder naar alle waarschijnlijkheid geen bezwaar." „Ik weet niet", aarzelde Lia. „Mama is veel veranderd." „Ik wéét, dat zij geen bezwaar maakt", zeide Hans, met zulk een overtuiging, dat Lia hem verbaasd aankeek. „Hoe kun je dat weten 7" vroeg zij. „Dat kom je straks te wet'en, kind. 'k Heb heusch geen geheimen voor je. Nu zit je nog met je vader. Maar dat is een prettig, aan genaam man, Lia. Vader spreekt zeer waar- deerend over hem. Dat scheelt al veel. Maar, en dat is voor ons beiden van het meeste be lang, je vader maakt ook geen bezwaar. Dat weet ik zeker." Lia sprong op van de bank, waarop zij ge zeten was. Hans volgde haar voorbeeld, stond vóór haar en vatte haar beide handen. „Hans, je spreekt voor mij in raadselen Laat mij niet langer in het onzekere", smeekte zij. De vroolijke glimlach was van zijn gelaat verstorven. Diep ernstig keek hij haar aan. „Lia, kind, God alleen weet, hoe ik je tot vrouw begeer. Hij weet ook, hoe ik in de afgeloopen maanden voor je gebeden heb. Maar bij het bidden behoort het werken. Omdat ik begreep, dat je bezwaar zoudt maken, in ieder geval, 'eri dat is goed, dat behoort zoo, dat je eerst met je ouders wildet praten, heb ik dat gisteravond al voor je gedaan „Hans", riep zij blijde. Want uit de toespelingen van zooeven, kon Lia nu wel opmaken, wat antwoord Hans ge had had. „Zooals ik zeg, kind. 'k Heb gisteravond, je hebt er niets van bemerkt, omdat Lies, die in het complot ingewijd was, je flink bezig gehouden heeft", zei hij, even glunderlachend, „een zeer vriendschappelijk onderhoud met je Papa gehad en hij heeft mij woordelijk dit gezegd: „als Lia wil, zullen haar vader en moeder geen enkel bezwaar maken. Ik huw mijn dochter liever uit aan een predikant dan aan een fat". Dat waren zijn woorden, kind. Zullen wij nu eens ophouden met praten en zal ik je geven den eersten kus?" Antwoord behoefde hij niet af te wachten: haar stralende blik zeide hem genoeg. Hij nam haar in zijn armen en kuste haar. Het was eenigen tijd later zij zaten weer op de bank dat Lia, quasi verwijtend, op merkte: „Je hebt toch wel verbazend voort varend gehandeld, Hans. Met vader gepraat, met Grootmoeder, met Lies, die ook al in het complot was, en tenslotte met Papa. Ik kwam in de laatste plaats. En het was om mij te doen. Als ik nu eens niet gewild had „Och, kindje, ik wist wel, dat je „ja" zoudt zeggen." „Dat is vrij brutaal", lachte Lia. „Neen, toch niet. Dat voel je zoo maar, hé Jc kunt dat niet beredeneeren. Van het eerste oogenblik, dat ik je in de pastorie ontmoette, wist ik, dat ik jou en niemand anders liefhad. En jij 7" „Ik durf niet zeggen: van het eerste oogen blik af. Hans. 'k Weet eigenlijk niet van wan neer. Ik heb, dat mag ik nu wel zeggen, hé vroeg zij lieftallig, „heel vaak aan je gedacht, maar hoe kon ik nu de vrouw van een predikant zijn Ik kan het nóg niet, Hans", klaagde zij. Hij trok haar dichter naar zich toe. „Je kunt het wel, schat. Want God zal ons beiden helpen", zeide hij, vol geloofsvertrou wen. Komaan, wij gaan opstappen. Het is nog een heele rit naar de pastorie. Wat zullen zij er blij zijn." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 3