f
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
im mm.
IN HOG SIGNO VINCES
AbdLpi roop.
FEUILLETON
ingen.
No. 3556
ZATERDAG 20 JULI 1929
44ste JAARGANG
TWEEDE BLAD.
VERSLAG
p\£s\- K rna,
Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
SCHAAKRUBRIEK.
lo-S ciic botciie
Het huisje aan den Zeedijk
a
aanwijzingen, dat
e cijfers zal geven.
wordt genomen,
maanden in 1929
rste halfjaar 1928,
iderstellen, dat de
1929 gelijk zal zijn
iie van het geheele
Steel die nominale
ar, zijn thans om-
ninale waarde. De
il van 1929 kwam
lit op 3,30 dollar,
hten dat de divi-
Bethlehem Steel
eer men verder in
taai-industrie voor
en zeer hooge ca-
voor de hand1, dat
:id doch ook ande-
rtoonen 'n groote
and wijzen wij op
ndustrie, waarvan
het rubberverbruik
toegenomen. Van
>rofiteeren ook de
elke worden gepu-
ïet jaar 1929 een
lat zich met betrek-
sioneerings-planrien
maatschappijen de
schappijen te wor-
rloop der zaken bij
'ordt bewezen door
ot dividendbetaling
en.
een kalm verloop,
rschijnsel was een
•den, als gevolg van
De rubbersituatie
alhoewel later in
auwing intrad,
jnd'en flinke omzet-
»r courante soorten
alen. Java Culturen
werden Boetons bij
hierbij traden ver-
zoodat een koers
ten Margarine Unies
t een kalm verloop,
geen bijzonders te
1929, v.m. 10 uur
n, ter herberje van
ceelen haver, tarwe
nde onder Stellen»
Adrianapolder, in
45 van den Eer»
i 6 van den Ha
den Heer D. Gol-^
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS' per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling»
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDFRLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER:
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAAN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zf beslaan»
AdvertentiSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
N DER SLUYS.
bij inzet en Woens»
lag, telkens des na»
[oude tijd), resp. in
de Weerd te Oude
bestaande uit bouw»
ren, schuren, boom»
eiland, alsmede het
1 Januari 2000 van
amen groot 15,67,24
anendijk onder Den
aan Mejuffrouw de
uwenhuijzen—Koert,
len tuinland in het
onge, te zamen groot
Maat) ten verzoeke
ert, aldaar,
ris AKKERMAN.
1929, avonds 7 uur
3 tel Polderman, van
en haver, wassende
id, Sommelsdijk e*v
rs Dirksland, Oi J
verzoeke van diverse
AN DER SLUYS.
gens 10 uur (Zomer»
Logement Kaashoek
r en gerst, wassende
ndam.
VAN DEN BERG.
onds 6 uur (Zomer»
Logement Akershoek
rogge en koepeen,
eenten Ouddorp en
VAN DEN BERG.
it en Riek P. te Nu-
IE „DAMMEN".
•d naar Dammen,
a meer vond.
in ons landje,
van grond.
baas met twaalf
naar vier
elf op naam
geen zier.
jn eenen dam
niet meer
maar een
en keer.
vond ik heusch
getal,
cwam.
dat 'k toch
jest heb gedaan,
ik op de lijst
staan.
voor ons aan,
is nu op.
veel plezier
mop
k P. te Numansdorp
bedanken
heel mooi boek.
het uit te lezen,
in een hoek.
goed voor zorgen,
ran vlekken vrij.
in mijn kastje,
f onderste rij.
n uw nichtje Riek.
e en van muziek.
ete van Pa en MoC'
Correspondentie deze Rubriek betreffende te zenden
san F. W. Manning Middelharnis.
No. 113.
Daar de rubriek in Augustus niet of on
geregeld zal verschijnen worden de volgende
week naast het laatste Juli-probleem ook twee
problemen over Augustus opgegeven. Mocht er
toch in Augustus een rubriek verschijnen, zoo
bevat deze dan geen probleem voor den wed
strijd. Van de problemen no. 134, 135, 136
en 137 moeten de oplossingen ingeleverd zijn
vóór Donderdag 5 September.
De standen na no. 135 en no. 137 geven
dan weer de winnaars aan respectievelijk van
den Juli- en Augustus-prijs. Voor den wed
strijd beware men dus deze en de volgende
1 shriek.
De oplossing van probleem no, 132 is 1.
Lc2! Een onverwachte zet, daar nu de looper
de c-lijn voor den toren afsluit. Er dreigt 2.
Dhl: mat. De clou van 't probleem is de
variant
1Kc6f. Er volgt 2. Lb3 mat.
Andere varianten zijn
1Db3. 2, Lb3: mat.
1Dc4. 2. Dc4: mat.
1, Da3: 2. Dc4 mat.
1Lg2. 2. Dg2: mat.
1Lf3. 2. Df3: mat.
1Le4. 2. Le4: mat.
Voor een le prijswinnaar wel wat al te sim
pel m. i. Doch smaken verschillen. De sleutel-
zet is goed, doch zulke staaltjes zijn meer ver
toond, evenals het spel van den zwarten loo
per. De toren op b7 en de looper op h8 schep
pen geen varianten.
Probleem voor den wedstrijd.
No. 134.
J. P. COPPENS - Amsterdam.
Eerste plaatsing.
I|Zwart (11).
f Hl P
m
M ill'
Wit (9).
Wit: Khl, Dg2, Tc2 en d6, Lal, Pc4 en e6,
pi. b3 en f4.
Zwart: Kd3, Dd5, Pbl, pi. a3, b6, c6, e3,
e5, f6, g3 en h2.
Wit geeft mat in twee (2) zetten.
Oplossing inzenden vóór Donderdag 5 Sep
tember.
Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve
oplossing wordt een punt in mindering gebracht
(minimum aantal punten is nul). Voor de maan-
delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste
punten hebben. Ook niet-abonnè's zijn welkom.
Heeft men 10 keer achtereen geen oplossing
ingezonden, dan wordt men geacht niet meer
mee te doen.
Oplossing Eindspel no. 132.
1. Kf5, Kh8; 2. Lg5! (2. Kf6? geeft pat)
Kg7; 3. h8Df, Kh8: 4. Kf6 (of h6) Kg8; 5. g7,
Kh7; 6. Kf7 en wint.
Eindspel no. 134.
Keemink en Fahrni no. 42.
Wit: Ke4, pi. b4 en h2.
Zwart: Kf6, pi. b5 en e6.
Wit speelt en wint.
Eindspel no. 135.
Aan hetzelfde werk ontleenen we ook vol
gend eindspel. De bespreking is ook van de
zelfde schrijvers.
Wit begint en wint.
Een voorbeeld van tempo-spel.
De pion a2 kan 1 of 2 velden vooruit gaan,
en daarmee het benoodigde tempo winnen, dat
voldoende is om te winnen.
1. a3! Ka8; 2. a4, Kb8; 3. a5, Ka8; 4. b6.
Deze pion gaat eerst vooruit wanneer de
zwarte koning op a8 staat.
4. Kb8; 5. b7, c5; 6. Kb6, c4; 7. a6,
c3; 8. a7, of
Na 4c5 volgt 5. b7f, Kb8; 6. Kb6, c4;
7. a6, c3; 8. a7 mat.
Of 4cb6: 5. ab6: Kb8; 6. b7, Kc7;
7. Ka7 enz.
Onvoldoende om te winnen is
1. Ka5? Kb7; 2. Kb4, c6 en pionnenruil met
remise.
Of 1. Ka5, Kb7; 2. a4, c5; 3. b6, c4; 4. Kb4,
Kb6: remise.
Is zwart aan zet en speelt hij 1Ka8,
dan wint wit door 2. a4
Nu zou 2. a3? slechts remise brengen.
CORRESPONDENTIE.
Jos. Duv. No. 55. 1. Db3, ook 1. Lh7:
Jammer van dit mooie probleem.,
F. C. L, No. 705. 1. e7.
No. 706. (zonder Lf8) 1. Le6,
d4; 2. Ld5, d3; 3. Dd4f, Pc3; 4. Dg7: d2 mat.
DER ALGEMEENE VERGADERING VAN
DEN FLAKKEESCHEN BOERENBOND OP
DONDERDAG 18 JULI 1929, DES NAM.
2.30 UUR, IN DE OUDE SCHOOL
TE OUDDORP.
De Voorzitter opende de vergadering met de
volgende woorden
M. H. Namens het bestuur van den Fl. Boe
renbond roep ik U allen hartelijk welkom toe
op onze jaarlijsche zomervergadering. Eerstens
aan, afgevaardigden van de aangesloten ver-
eenigingen bij onzen Bond, die hier bijeen zijt
gekomen om de belangen uwer afdeelingen te
vertegenwoordigen, maar zeker niet minder om
de belangen van gansch den Flakkeeschen land
bouw te dienen. Voorts persoonlijke leden,
die juist door uw lidmaatschap als zoodanig
bewijs geeft, dat gij naast het organisatorisch
verband, waarin gij U bevindt, uitdrukking wilt
geven aan uw goede gezindheid jegens het stre
ven, dat de centrale organisatie van ons eiland
najaagt. Dat ge U, behalve in het plaatselijk
verband uwer eigene dorpsvereeniging als per
soonlijk lid aanmeldde, toont ons, dat ge een
open oog hebt, niet alleen voor de plaatselijke,
maar zeer zeker ook voor de streekbelangen,
die hier zoo eigenaardig, als bijna nergens el
ders, gemeen zijn. Waar toch vindt men een
gemeenschap van ruim dertig duizend zielen,
die zich zoo geheel in dezelfde lijn begeeft en
beweegt, zoo op dezelfde productie, op dezelfde
teelt is aangewezen als Goeree en Overflakkee.
De samenstelling van onzen bodem, de ligging
van ons eiland hebben daar alles toe bijge
dragen; bieten-, aardappelen-, uien-, koepeen-
en cichoreiverbouwers zijn wij geworden door
de geschiktheid van onzen bodem voor den
teelt van die gewassen, èn door de hier ge
vormde gemeenschap, die het verbouwen van
die gewassen mogelijk en rendeerende kan ma
ken, omdat zoowel werkgever als werknemer
zich in het behandelen dier gewassen gespecia
liseerd hebben. Wij allen weten het, dat wij
door intensieve en vrijwel eenzijdige bebouwing
onzer gronden een uitzonderingspositie innemen;
dat wij zijn, hier op ons eiland, een in hoofd
zaak op landbouw aangewezen bevolking, waar
het veehoudersbedrijf absoluut bijzaak is, en
dit alleen gebruikt wordt, om de niet voor be
bouwing geschikte gronden, zoomede de bij- en
nevenproducten van onze bedrijven, tot de
hoogst mogelijke opbrengst te brengen. Kan het
dan ook haast anders, dan dat wij ons ver-
eenigden in één centraal lichaam, in één bond,
aan wie is opgedragen het oog open te houden,
den blik vooruit te werpen en de belangen van
die gemeenschap te behartigen, waar dat mo
gelijk is. Ziet, M. H., dat is een mooie, maar
ook vaak een zeer moeilijke taak, waartoe wij
de medewerking behoeven van U allen in de
eerste plaats, maar dan ook van velen buiten
ons eiland. Wanneer ik dan ook, last not least,
het welkom toeroep aan onze gasten van dezen
dag, doe ik dat zeer zeker in de eerste plaats
aan Dr. Wintermans, die als inspecteur van het
landbouwonderwijs, wel onze uitnoodiging, om
onze vergadering bij te wonen, heeft willen aan
vaarden. De aanraking, die wij met zijn ambst-
voorganger Dr. v. d. Zande hadd'en, doet ons
vertrouwen, dat wij ook in den heer Winter-
mann iemand zullen gevonden hebben, die
gaarne het zijne er toe zal willen bijdragen om
den Flakkeeschen landbouw op peil te houden.
Zijn aanwezigheid in onze vergadering geeft
ons daarvan reeds het bewijs. Wij zijn er ten
zeerste van overtuigd, dat, zooals overal, toch
zeker in de intensieve cultures, de wetenschap
aan de praktijk de hand moet geven, en wij
verheugen ons dan ook zeer, dat in deze streek
tot de stichting van een lagere landbouwschool
loosheidsverzekering ten plattelande te willen
geven, en onderwerp, dat in den tegenwoordi-
gen tijd van sociale voorzorgen, zeker buiten
gewone beteekenis heeft, moge daarvan het
bewijs zijn.
Mijne HeerenHet is eigenlijk de eerste
maal, dat ik, na mijne verkiezing als zoodanig,
het voorzitterschap van uwe vergadering op
mij neem, een buitengewone vergadering. Het
komt mij gewenscht voor, uwe algemeene ver
gadering een kleine uiteenzetting te geven van
mijn opvatting van het voorzitterschap. Het
zal de meerderheid der afgevaardigden bekend
zijn, dat deze functie door mij werd begeerd,
noch gewenscht. Dat ik deze benoeming niette
min heb aanvaard, vindt zijn oorzaak in den
voortdurenden en aanhoudenden drang, die op
mij werd uitgeoefend; en zeer zeker had ik nim
mer tot aanvaarding besloting, indien ik niet
uit mijn aanvaarding als dagelijksch bestuurslid
geweten had, dat ik op de volle medewerking
van onzen wakkeren secretaris rekenen mocht.
Zooals in vrijwel de meeste vereenigingen is de
secretaris de drijvendek racht, dez iel der ver-
eeniging, zonder wien zij eigenlijk niets is, en
zonder wien vrijwel alle initiatief doodloopt,
als hij er zijn schouders niet onder zet. In de
wetenschap, met welk een man ik te doen zou
hebben, en kennende de voortvarendheid en ac-
LLw acLemKc
Verruim
AKKLers
(Adv. in Blokschrift).
l'inq nn<et
is overgegaan kunnen worden, overtuigd als
we zijn, dat de steeds grooter wordende strijd
om het bestaan alleen dan met succes kan ge
streden worden, wanneer wij als minimum-
eisch hebben, een kern van ook meer weten
schappelijk onderlegde menschen, die in de toe
komst als bedrijfsleiders zoowel als voorwerkers
in de bedrijven kunnen optreden. Ik acht de
lagere landbouwschool daartoe zeker één der
aangewezen instellingen.
Ik zou zeker te kort schieten in mijn taak,
waneer ik ook niet hartelijk welkom heette
onze oud-voorzitter, de heer Van der Koogh,
die man die in zoo verlerlei opzicht en veel
voor onze vereeniging heeft gedaan en waar
hem dat mogelijk is, nog steeds doet. Het is
bestuur een steun, mijnheer Van der Koogh, ons
verzekerd te weten van uw sympathie met ons
streven, en wij houden ons gaarne voor uw
voorlichting en adviezen aanbevolen.
Ook U, mijnheer Huysman, roep ik gaarne
het welkom toe. Het is bekend, dat gij, als se
cretaris van onze dubbel-provinciale vereeni
ging de H. M. van L., iemand zijt, die op
algemeen landbouwgebied het initiatief neemt
1 voor vele dezer urgente zaken, den landbouw
in het algemeen betreffende. Uwe bereidwillig
heid, om ons een verhandeling over de we-k-
curatesse van dien functionares, gepaard aan
een navolgenswaardigen ijver en groote liefde
voor de zaak die hij dient, heb ik mij ter be
schikking gesteld. Ook van de volle medewer
king der dagelijksche bestuursleden mocht ik
overtuigd zijn, en waar dit college, het uit
voerend en voorbereidend lichaam is, waardoor
alle zaken bekeken en behandeld worden, was
de wetenschap van een bereidwillige en serieuze
medewerking, mij een aanleiding de benoeming
aan te nemen. Dat het Voorzitterschap uwer
vereeniging, hoe eervol ook, een vrij zware
taak is, die in vele gevallen den vollen mensch
eischt, was mij bekend, evenals de ondank die
men ondervindt bij het pogen het goede
te bereiken, indien men niet ten volle slaagt.
Ik ben echter van oordeel, dat men als leider
eener vereeniging als de onze, zich boven cri
tiek van derden moet stellen, da: men, indien
die uit een der afdeelingen komt, ernstig heeft
te onderzoeken en de al of niet gegrondheid
daarvan aan de feiten moet toetsen, maar bo-
door
H. ZEEBERG.
79)
"Ja was het antwoord, „wij hebben toen
heel wat afgepraat."
„Het ging ook om hooge belangen, waarbij
alles in het niet verzinkt. Ik kan je niet zeggen,
Lia, hoe dankbaar ik ben, dat je nu voor goed
gevonden hebt."
„Maar ik ben nog zoo n zwakkelinge", weer
streefde zij.
„Dat zijn wij, m'enschen, van nature allen.
Maar ik verlaat mij op mijn vader, die veel
menschenkennis bezit en die in zijn ambt al
zooveel ervaringen heeft opgedaan. Hij heeft
mij gezegd, dat je nu verzekerd bent en van
een zoekende ziel een vindster geworden bent.
Is dat niet waar
,,Het is waar, Hans", antwoordde zij een
voudig.
Plotseling stond hij stil, plaatste zich vóór
\\r .e". vroe9 met nauw bedwongen emotie:
„Wat staat ons dan langer in den weg, om
samen het leven door te gaan en samen onzen
God te dienen? O, Lia, God alleen weet, hoe
ik geworsteld heb om licht. Hij heeft mij ge
zegd: gij kunt geen vrouw hebben, die Mü
met vreest. Maar dat doe je nu wel. Wat ver
hindert ons dan, om samen het leven door te
gaan? Kind, ik heb je lief, schier van het
eerste oogenblik, dat je in de pastorie kwaamt.
Het is alleen, onder Gods toelating, mijn ver
stand geweest, dat dezen winter zegevierde
over mijn hart. Maar nu mag alleen het hart
spreken. Wil je mijn vrouw worden Ik ge
loof niet boud te spreken, als ik zeg, dat dit
onderhoud, waarbij God ons alleen ziet, je niet
onwelkom is,"
Onder het spreken had hij haar hand gevat,
wat zij eerst had toegelaten', om die spoedig
daarop terug te trekken. Dan leunde zij tegen
een boom.
„Ik zal het je ronduit zeggen, Hans. Ik be
greep, waarom je mij vanmorgen kwaamt halen.
Het liefst zou ik onmiddellijk ^ja" zeggen. Je
beeld heeft mij altijd voor oogen gezweefd. Je
kunt mij niet liever hebben dan ik jou
„Kom dan, kind", zeide hij vol vreugde en
wilde haar kussen.
Maar zij weerde hem af, moeilijker sprekend
dan.
„Stil, Hans. Geef mij nog een paar dagen
bedenktijd", smeekte zij.
„Waarom dan toch 7" vroeg hij.
,,'k Weet nog niet, of ik je waardig ben.
Kan ik een goede predikantsvrouw zijn Ik,
die nauwelijks gevonden heb 'k Zou nog eens
met Grootmoeder willen' praten. En dan naar
vader en moeder schrijven. Dat kan vanmiddag
nog gebeuren. Dan is de brief morgenavond
in Heerde en kunnen zij met elkaar praten.
Dinsdag kan er antwoord zijn. Geef mij be
denktijd tot Woensdag."
Hij had haar rustig laten uitspreken. Maar
dan zeide hij: „Ga mee, Lia. Ik geloof, dat ik
daarginds een bank zie."
En hij voerde haar daar heen, nam plaats
naast haar en vatte haar hand.
„Trek niet terug," smeekte hij. „Als je er
op staan blijft, krijg je natuurlijk den bedenk
tijd, al zal die mij ontzettend lang vallen. Maar
luister eerst."
Lia voldeed aan zijn wensch. En terwijl zij
zijn hand vasthield doorstroomde haar e'en ge
voel van geluk en volkomen vrede
„Ik heb dezen stap ook niet roekeloos ge
daan, kind", zei Hans op teederen toon. „Een
huwelijk is iets heiligs en men mag dat niet
roekeloos sluiten. Eén ding staat voor mij vast:
ik heb je lief en ik weet ook, dat mijn liefde
beantwoording vindt. Er is echter iets hewgers
dan aardsche liefde. Man en vrouw moeten
God liefhebben. Dat was dezen winter, toen
ik met mijn vader over je sprak, nog niet het
geval
„Heb jevroeg Lia, die zich er over
verbaasde, omdat zij er in de pastorie niet het
minste van had kunnen bemerken.
„Zeker heb ik er met vader over gesproken.
Ik kwam dezen winter thuis in het vertrouwen,
dat ik je nog zou ontmoeten. Maar je waart
toen reeds vertrokken, 'k Heb toen met vader
gepraat, die mij raadde, het was natuurlijk een
goede raad, geen enkele stap te doen, maar te
wachten. Dat heb ik gedaan, al viel het mij
niet gemakkelijk. Maar gistermiddag zei vader
mij: je kunt Lia nu tot vrouw vragen en God
geve, dat zij „ja" zegt. Zou vader zooiets
zegggen, al hij er niet zeker van was, dat je
nu het eigendom van onzen Heere bent, Lia
Groote tranen sprongen in de oogen van het
meisje, dat stil zat te luisteren
„Maarzeide zij' dan.
„Stil, kind. Ik ben nog niet klaar. Als je
het oordeel van je Grootmoeder vraagt, weet
ik van te vor'en, wat zij zeggen zal. Een paar
maanden geleden was ik bij haar op bezoek,
even vóór ik naar Maarveen ging. En toen
zeide zij, want zonder dat ik iets gezegd had
heeft zij begrepen en gezien, wat ik voor je
voelde, toen zeide zij: „Geduld maar, Hans;
Lia vindt God wel en dan wordt zij, als Hij
het wil, je vrouw". Weet ik dus niet, wat zij
jou zal antwoorden vroeg hij triomfantelijk.
Lia glimlachte door haar tranen heen.
„Wist Grootmoeder dan
„Zooals ik je zeg, kind. 'k Repte er met
geen woord van. Maar zij had het begrepen."
„Hoe kan dat dan toch
„Ja, dat weet ik ook niet. Oude oogen zien
scherp. Misschien heb je haar wel eens gezegd,
dat je mij zoo'n vervel'en'de man vond", lachte
hij, zich vermakend om haar verwonderd ge
zicht.
„Niet plagen, Hans. Want, jongen, al houd
ik dolveel van jou en al zou ik het liefst
maar ophouden met al dat gepraat, er zijn
nog meer moeilijkheden."
Hans Meinema lachte een vroolijken, jongens-
achtigen lach.
„Goed, mijn meisje. Maar je erkent toch,
dat er nu twee opgelost zijn."
„Dat moet ik toegeven."
„Juist, dat dacht ik ook. We komen nu tot
je eigen familie. Als ik naga, wat je mij hebt
verteld en wat vader mij heeft gezegd, dat
maakt je moeder naar alle waarschijnlijkheid
geen bezwaar."
„Ik weet niet", aarzelde Lia. „Mama is veel
veranderd."
„Ik wéét, dat zij geen bezwaar maakt", zeide
Hans, met zulk een overtuiging, dat Lia hem
verbaasd aankeek.
„Hoe kun je dat weten 7" vroeg zij.
„Dat kom je straks te wet'en, kind. 'k Heb
heusch geen geheimen voor je. Nu zit je nog
met je vader. Maar dat is een prettig, aan
genaam man, Lia. Vader spreekt zeer waar-
deerend over hem. Dat scheelt al veel. Maar,
en dat is voor ons beiden van het meeste be
lang, je vader maakt ook geen bezwaar. Dat
weet ik zeker."
Lia sprong op van de bank, waarop zij ge
zeten was. Hans volgde haar voorbeeld, stond
vóór haar en vatte haar beide handen.
„Hans, je spreekt voor mij in raadselen
Laat mij niet langer in het onzekere", smeekte
zij.
De vroolijke glimlach was van zijn gelaat
verstorven. Diep ernstig keek hij haar aan.
„Lia, kind, God alleen weet, hoe ik je tot
vrouw begeer. Hij weet ook, hoe ik in de
afgeloopen maanden voor je gebeden heb. Maar
bij het bidden behoort het werken. Omdat ik
begreep, dat je bezwaar zoudt maken, in ieder
geval, 'eri dat is goed, dat behoort zoo, dat je
eerst met je ouders wildet praten, heb ik dat
gisteravond al voor je gedaan
„Hans", riep zij blijde.
Want uit de toespelingen van zooeven, kon
Lia nu wel opmaken, wat antwoord Hans ge
had had.
„Zooals ik zeg, kind. 'k Heb gisteravond,
je hebt er niets van bemerkt, omdat Lies, die
in het complot ingewijd was, je flink bezig
gehouden heeft", zei hij, even glunderlachend,
„een zeer vriendschappelijk onderhoud met je
Papa gehad en hij heeft mij woordelijk dit
gezegd: „als Lia wil, zullen haar vader en
moeder geen enkel bezwaar maken. Ik huw
mijn dochter liever uit aan een predikant dan
aan een fat". Dat waren zijn woorden, kind.
Zullen wij nu eens ophouden met praten en
zal ik je geven den eersten kus?"
Antwoord behoefde hij niet af te wachten:
haar stralende blik zeide hem genoeg. Hij nam
haar in zijn armen en kuste haar.
Het was eenigen tijd later zij zaten weer
op de bank dat Lia, quasi verwijtend, op
merkte: „Je hebt toch wel verbazend voort
varend gehandeld, Hans. Met vader gepraat,
met Grootmoeder, met Lies, die ook al in het
complot was, en tenslotte met Papa. Ik kwam
in de laatste plaats. En het was om mij te
doen. Als ik nu eens niet gewild had
„Och, kindje, ik wist wel, dat je „ja" zoudt
zeggen."
„Dat is vrij brutaal", lachte Lia.
„Neen, toch niet. Dat voel je zoo maar, hé
Jc kunt dat niet beredeneeren. Van het eerste
oogenblik, dat ik je in de pastorie ontmoette,
wist ik, dat ik jou en niemand anders liefhad.
En jij 7"
„Ik durf niet zeggen: van het eerste oogen
blik af. Hans. 'k Weet eigenlijk niet van wan
neer. Ik heb, dat mag ik nu wel zeggen, hé
vroeg zij lieftallig, „heel vaak aan je gedacht,
maar hoe kon ik nu de vrouw van een
predikant zijn Ik kan het nóg niet, Hans",
klaagde zij.
Hij trok haar dichter naar zich toe.
„Je kunt het wel, schat. Want God zal ons
beiden helpen", zeide hij, vol geloofsvertrou
wen. Komaan, wij gaan opstappen. Het is nog
een heele rit naar de pastorie. Wat zullen zij
er blij zijn."
(Wordt vervolgd).