Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. e: r-1 IN HOC SIGNO VINCES No. 3554 ZATERDAG 13 JULI 1929 44ste JAARGANG EERSTE BLAD. Aan haar standpunt getrouw. Oen- Op den Uitkijk. r rA BA K Gemengd Nieuws. Fa. W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Erkend de besté KI oosterlociLaem Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post 1.- hij vooruitbetaling. BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER: SOMMELSDIJK Teief. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing, Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zj beslaan. AdvertentiSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Zal het tot rechtsche samenwerking komen Dat is de vraag, die op het oogenblik onze politiek meelevende menschen be zig houdt. Onder rechtsche samenwerking wordt verstaan de samenwerking tus- schen de drie groote rechtsche partijen: de Roomsch-Kath. Staatspartij; de An- ti-Rev. partij en de Christ. Hist. Unie. Over deze samenwerking is in de verkiezingsdagen heel wat te doen ge- fyeest. Niet alleen links brengt hier bezwa ren tegen in, maar ook de twee kleine rechtsche partijen. Van links is het te begrijpen. Men begrijpt in het linksche kamp, dat zonder samenwerking de rechtsche partijen machteloos zijn. En dat is het juist hetgeen men daar wil. Anders staat het met de kleine par tijen rechts. Het is voldoende bekend welke be zwaren men tegen de samenwerking heeft. Het gaat tegen Rome. Nieuw is ook dit argument niet. Het anti-Papisme is een oud-Hol- landsche kwaal, een kwaal, die vooral ook in de verkiezingsdagen, die pas achter den rug zijn, zich op de meest ongemotiveerde wijze heeft doen gel- Wanneer wij ons oor te luisteren leg gen in de kringen, waar het bezwaar tegen Rome ingang vindt, dan blijkt, dat men daar telkens weer twee dingen veirwart, n.l. Rome als staatkundige partij en Rome als Kerk. Dat zijn twee dingen. Er zal wel geen enkele Protestant- sche partij in Nederland zijn, waarin het theologisch onderscheid tusschen het Calvinisme en het Romanisme zoo scherp en klaar gezien en geformuleerd is als in de Anti-Rev. Partij. Men moet de geschriften harer voor mannen en leiders er maar eens op na lezen Maar met de Roomsch-Kath. Staats partij staat dat anders. Het gaat hier om geen theologische geschilpunten, maar om politiek beleid. En dan is er in veel samenwerking mogelijk en icelfs noodzakelijk. «Dat is niet iets nieuws Reeds Groen van Prinsterer heeft op deze gelijkge zindheid gewezen. Het is vooral in de laatste dagen weer voorgesteld alsof de wensch naar samenwerking een specifieke eigen schap van zekere „neo-Calvinistische" richting ware. (Wij laten thans dit wonderlijke woord rustenmisschien komen we er later wel eens op terug). Niets is echter minder waar. Het is altijd, van haar ontstaan af, het stand punt der Anti-Rev. partij geweest, in de staatkunde samenwerking te zoeken met de Roomsch-Kath. Dat heeft onze partij van niemand minder dan van Groen van Prinsterer geleerd. Groen heeft steeds een open oog ge had voor de gelijkgezindheid van ge- oovige Protestanten met den Room- schen waar bet gaat tegen het Onge loof en de Revolutie. De volgende uitspraken van Groen, ie met vele dergelijke te vermeerderen wouden zijn, toonen dat duidelijk aan .Nooit is, om waardeering der uitnemënd- e'k van he Reformatie de Christelijke be- rekking op de Toomsch-gezinden, tegenover et ongeloof, bij mij in vergetelheid geraakt". ..Vernedering van het Pausdom is niet altijd winst voor het Evangelie". - „De plicht matige afkeer van al hétgeen zich in de Roomsche kerk als het onuitwischbaar merk- teeken van afval, in haar leer en instellingen vertoont, doet ons den Christelijken band niet vergeten, welke ons desniettegenstaande met godvruchtige Roomschen verbindt en ook waar zij dien band miskennen, verlangen wij met dienzelfden Hervormer (Calvijn), wiens rechtzinnige onwrikbaarheid meer gelasterd dan zijn Evangelische onbekrompenheid op gemerkt is, te betuigen dat er in de Roomsche kerk, ook bij de overheersching van de leugen, kostbare Waarheid ofschoon bedekt en ver duisterd overig blijft". -- „Ik acht goede verstandhouding tusschen Protestanten en Roomsch-Katholieken één der gewichtigste aangelegenheden van het land. Ik heb te allen tijde getoond, toenadering te verlangen." Ons dunkt, dat hieruit duidelijk blijkt dat de geneigdheid tot samenwerking in het belang van land en volk, niet iets is van de laatste jaren, geen nieu wigheid, maar voortkomt uit het inzicht dat de Anti-Rev. partij van stonde af aan heeft gehad op de verhoudingen in het staatkundige leven, en dat zij hierbij in de leerschool van Groen, waarop men zich zoo graag (en te recht) beroept, geweest is. En wat zou er ook tegen zijn Van al de argumenten, die men er tegen aanvoert, is er nog nooit één steekhoudend gebleken. Een alles af doen argument zou kunnen zijn, wan neer de H. Schrift zulk een samengaan verbood. Men heeft dan ook meermalen getracht, dit aan te toonen. Maar dat liep altijd ongelukkig uit. Dat David zonder hulp Goliath bekampte, bewijst niet, dat we met de Roomsch-Kath. in de staatkunde niet mogen samengaan. Dergelijke argumenten bewijzen alleen, dat men theologie en politiek met elkaar verwart. Abraham, de vader aller ge- loovigen, sloot ook een politiek verbond met heidensche vorsten en er staat niet bij, dat dit zonde was. Evenmin kan hier het voorbeeld van Gideon met zijn 300 man tot richtsnoer strekken. Dat geldt wel voor het geestelijk, voor het kerkelijke leven, maar niet voor het stoffelijke, voor het staatkun dige leven. Als dat waar was zou men ook geen verkiezingsreclame mogen maken om zooveel mogelijk geestverwanten naar de stembus te krijgen, want dan zou men ook" hier moeten redeneeren, dat God machtig genoeg is om even goed door een klein hoopske volk als door een groote massa den vijand te ver slaan. Maar juist, dat men tegen de verkiezingen zoo hard aanpakt en alles doet wat in het vermogen ligt om zoo veel stemmen te krijgen, bewijst dat men zelf aan de waarheid van derge lijke argumenten geen geloof hecht. Trouwens hoe zou het ook kunnen Gods Woord is geen politieke weg wijzer. Het is de openbaring Gods, waardoor de mensch het licht ontvangt over zijn ellendestaat en hem den weg gewezen wordt, waardoor hij tot be houdenis komen kan. Wij moeten zeer voorzichtig zijn met dat Goddelijke Woord en het maar niet zoo gemakke lijk voor alles te pas en te onpas aan halen. Dan komt men met argumenten van politieken aard. Rome wordt door de samenwerking zoo versterkt, zegt men. Ook dat is onjuist. Vooral de klooster scholen hebben het moeten ontgelden Het is evenwel niet waar, dat die scholen gesubsidieerd worden door het Rijk. De onderwijzers en de onderwij zeressen krijgen hetzelfde salaris als de Protestantsche onderwijzers. Daar zij echter intern zijn geven ze dat sala ris aan de inrichtingen. Dat is alles. Ook zonder samenwerking zou dat ge beuren. En wat is er tegen De kwestie is, dat men het wezen der dingen niet ziet. Groen zag dat wel en daarom kon hij eens schrijven „Terecht werd onlangs in de Tweede Kamer gezegd: „terwijl wij schermutselen tegen de hersenschimmige vrees van herstel eener vroe ger heerschende Kerk, vereenigen zich de beide legers, van het positieve christendom onder de banier van het Kruis, en van het positieve ongeloof onder de banier der Menschheid". En niet in Duitschland alleen zal men weldra kunnen beweren, dat er, in zekeren zin, slechts twee politieke partijen: christenen en niet-christenen, zijn." Wie het wezen van het Ongeloof onzer dagen kent, komt anders tegen over de rechtsche samenwerking te staan. Ook dit is een woord van Groen „Overwint de macht van dezen tijd, on geloof en haat tegen God, dan zullen de ge- loovige Katholieken en de geloovige Protes tanten hand aan hand het schavot bestijgen." Zóó zag Groen, de stichter der Anti- Rev. Partij het. En aan dezen grooten Christen-staatsman is deze partij ge trouw gebleven. De lezer vergeve mij, dat ik hier nog enkele verkiezingscijfers geef. Ik weet wel, dat we in de verkiezingsdagen al meer dan cijfers genoeg onder de oogen gehad hebben en nu met recht verlangen in dit opzicht weer eens met rust gelaten te worden. Ik zal het echter kort maken Mijn bedoeling met deze becijfering was om nu eens niet aan de hand van de ftembus- gegevens de sterkte der politieke partijen, maar eeniger mate den stand van de gees-elijke r.ch- tingen onder ons volk te benaderen. En als ik dat doe kom ik tot geen moed gevend resultaat. Dat resultaat ontloopt niet veel aan de ker kelijke statistiek. Door ons kiezersvolk, mannen en vrouwen boven de vljf-en-twintig jaar, werden totaal in ronde cijfers uitgedrukt, uitgebracht 3.086.000. De Roomsch-Kath. Partij had hiervan 1.022.000; de gezamenlijke Protestantsche Partijen 854.000; en de partijen van het ongeloof (S.D.A.P.) Vrijheidsbond; Vrijz. Dem.; Plattelanders; com munisten en Middenpartij) 1404.000; of in pro centen uitgedrukt: de Roomsch-Kath. 30.2; de Protestantsche groepen 25.4 en de partijen van het ongeloof 41.8 (de rest verwaarloos ik nu maar). Zijn dat geen verontrustende cijfers Dat de Roomsch-Kath. bijna een derde van ons volk tellen is geen nieuws, dat is nooit anders geweest. Dat geeft dus geen bijzondere reden tot verontrusting. Maar de geweldige afval van het Protestan tisme geeft te denken. Want de twee derden die sedert de Reformatie overschieten, behoorden voor verreweg het mee- rendeel aan het geloovig Protestantisme. Eerst in de laatste helft der achttiende en de eerste helft der negentiende eeuw is hierin verandering gekomen, een verandering, die steeds toeneemt en dat in versneld tempo, een verandering, die in de laatste jaren onrustbarend is voor ons volk. Van die twee derden toch moeten we nu veel meer dan de helft aftrekken van hen, die openlijk met het rechtzinnig Christendom ge broken hebb'efl. Meer dan 40 van ons volk stemde op de partijen van het ongeloof, en slechts 25 hield vast aan het Protestantisme, en dat in zijn ruim ste opvatting genomen. Dat wil zeggen, dat we als kinderen der Re formatie in de minderheid gekomen zijn, dat wil zeggen, dat we de klem op ons Nederlandsche volk verloren hebben. Nu weet ik wel, dat de kern van ons Protes tantsche volk altijd maar klein geweest. Zoo den we die kern op de Calvinisten terug trek ken, dan spreken onze geschiedschrijvers van slechts 10 in den bloeitijd van onze lands- historie. En ik weet ook wel, dat we er in de vorige eeuw nog slechter aan toe waren. Dr. Kuyper zegt in een van zijn redevoeringen: „Toen ik voor nu vijftig jaren het Calvinisme met zijn stalen kern en snijdende scherpte ken nen leerde, deed het zich in ons goede vaderland zoo armelijk voor. De traditie van "het oude Calvinisme werd niet alleen door Groen van Prinsterer, maar ook door historieschrijvers als Robert Fruin en Bakhuizen van den Brink hoog geloofd, maar onder het toenmalig geslacht scheen 't verstorven, slechts hier en daar nog nabloei'end in half beschimmeld gewas. Er was letterlijk niet één theoloog van beteekenis, die het er voor op nam. Geen vendel liep meer te hoop dat het Calvinisme in zijn vaandel liet wapperen. Van organisatie in het burgerleven "tt>l neen vezel meer na te pluimen. En pee- geleerde kring, hoe klein ook, maakte zich op om der vaderen erfgoed in eere te herstellen, 't Lag al vaal, verdomd en saploos terneer." Zóó was het in de vorige eeuw. "r - En daarmee vergeleken mogen we dankbaar zijn 1 Er is althans teekening en belijning. Maar daar staat nu toch tegenover, dat er in het kamp van het brute ongeloof en God verzaking niet minder teekening en belijning is gekomen 1 In de vorige eeuw was er althans nog een gebondenheid aan het kerkelijke leven. Men liet zijn kind niet gaarne ongedoopt; men stelde er prijs op nog tot de kerk te behooren, er was nog een uiterlijke gebondenheid aan het chris tendom, al was het een verwaterd Christen dom. Maar die tijd is onherroepelijk voorbij. Er is een geslacht opgestaan, dat zich van het Christendom met bewustheid heeft afge keerd; een geslacht, dat niets meer van de grondbeginselen van het Christendom afweet; een geslacht, dat ongedoopt het leven ingaat en van het eigenlijke wezen van het Christendom niets afweet; een geslacht, dat met open armen ontvangt een nieuwe levens- en wereldbeschou wing, die lijnrecht tegen het Christendom in gaat Dat hebben we toch nooit gekend. En juist dat is ontzettend. Nu men zal mij kunnen toevoegen is het Beenwonden v4leo -öu.V<v<jalen _jaren. lang met verouderde been. vs/onden, «die maar niet 0enezen v^/illeo. daarUior rua „Ceen goud zoo goed'. (Adv. in Blokschrift). eigenlijk niet beter, dat de geesten meer open baar komen, in de vorige eeuw ging er toch ook geen kracht van het Christendom uit, al was alles toen nog nog in naam Christen; we weten nu toch wat we aan elkaar hebben En dat is juist. Voor het persoonlijke geloofsleven zijn we er nu misschien beter aan toe, maar dat is toch zeker niet het geval met het publieke leven. Bij alle ingezonkenheid van het waarachtig Christendom was er tóen toch nog een band aan de ordinantiën Gods, zooals die door de inwerkende kracht van het Christendom in ons volksleven gelegd was. Dat gaat nu weg. Er komt een nieuwe geest op, die dezen band doorsnijdt, en spreekt van een nieuwe cultuur, van een nieuwe beschaving, van een nieuwe norm voor het zedelijke leven. In den grond der zaak is dat zoogenaamde „nieuwe" genomen uit het oude heidendom, men vindt er het oude paganisme in terug. Men moet maar eens leien wat er bv.. in de socialistische pers te lezen wordt gegeven over het huwelijks leven, de opvoeding, het huisgezin en wat dies meer zij. Het zijn al oude klanken ontleend aan het classieke heidendom en,wat men in die kringen wil, gaat lijnrecht tegen hetgeen eeuwen lang onder het gezag van het Christendom voor onzedelijk gegolden heeft. Die geest openbaart zich in onzen tijd met groote driestheid en die geest worstelt om de klem op ons volk te krijgen, en het de zedelijke normen, zooals die onder den invloed van het Christendom in het volksleven geworteld zijn, te ontnemen. Om dit met enkele voorbeelden duidelijk te maken, wijs ik op het huwelijksleven. Men pleit voor het vrije huwelijk, wat in het oog van den Christen een onzedelijke gemeenschap is, want Gods Woord zegt: „die twee zullen tot één vleesch zijn." Men wil het kind los maken uit het huisgezin, iets wat volkomen past in de socialistische beschouwing, immers het kind behoort aan de gemeenschap en niet aan de ouders 1 Dat is de geest, die gekweekt wordt in jeugdorganisaties, zooals de S. D. A. P. die °r op nahoudt. Het is de vernietiging van het gezinsleven d,e cel der samenleving. Men ziet het aan de moderne vrouwenbeweging, die de vrouw uit haar millieu haalt en overbrengt in een sfeer, die haar karakter bederft en eens tot een slaaf van den man zal maken op veel erger wijze dan het oude heidendom ooit gekend heeft Ik wijs. op de ontaarding van het zedelijke leven, zooals dat uitkomt in de propageering en toepassing van Neo-Malthusianistische praktij ken, de vraag om brood en spelen, het pret- leven in bioscoop en danszaal, dingen die door alle partijen ter linkerzijde in bescherming wor den genomen. Wij noemen al deze factoren onder één naam, de „ontkerstening" van ons leven, d.w.z. dat het volk bezig is zich los te maken van den band aan het Christendom en zich over te geven aan de begeerlijkheden van het oude hei dendom en waarbij dat oude heidendom is on dergegaan. Als we zóó het leven ook in ons eigen landje zien en we letten dan op het groote percentage dat afviel en tegenover het Christendom kwam te staan, dan beseffen we toch wel, dat er reden is om ons den waren toestand te realiseeren en ons niet over te geven aan een fictie. De Kerk is hier het eenige, dat nog iets redden kan. Anders is er niets. Er zijn menschen, die de geesten nog be zweren willen met uitwendige middelen; die meenen, dat de Overheid hier nog iets aan doen kan. Het geeft blijk van groote oppervlakkig heid. Uitwendig is hier niets te redden, om de eenvoudige reden, dat het kwaad niet uitwendig zijn oorsprong vindt. Ware dit het geval, dan zou de overheid iets kunnen doen, maar wie leeft bij het Woord van God weet, dat het kwaad zijn oorsprong vindt in het hart des menschen. Welnu, op dat hart kan alleen de Kerk in vloed hebben onder den zegen Gods Die Kerk is het geweest, die in de oud- heidensche1 wereld, die tot ondergang neigde, een nieuw levensbeginsel indroeg, waardoor de menschelijke samenleving nieuwe bestaansmoge lijkheden kreeg. Dat gebeurde niet door het inroepen van staatshulp, veeleer ging het tegen den staat in m.aar er was geloof en dat geloof heeft de wereld overwonnen Zoo zal het ook in deze dagen moeten zijn. Maar dan moet de Kerk haar roeping ver staan. Er is grond voor de vrees, dat ze dat vaak niet doet. Men heeft er een evangelisatie-insti tuut van willen maken, een volkskerk, waarin niet het geloof wordt beleden, maar hoog stens wordt aanbevolen Dat he.eft de kerk ge deformeerd. Dat bracht de inzinking, de verwording in de tucht, in de sacramenten, in de bediening des Woords. Wanneer dit niet door nieuwe Reformatie hersteld wordt, zal de regenereerende kracht op het openbare leven noodwendig uitblijven. Geldt het van iets ,dan is het van de Kerk, dat hier geen majoriteit, maar autoriteit, geen groote volksmassa, maar alleen het Gezag van het Woord Gods redden kan. Moge dit vooral in deze dagen, nu de groote massa zich van de Kerk afkeert, in steeds breeder kring van hen die het met Gods Kerk wel meenen verstaan worden 1 UITKIJK. VLIEGTUIG IN ZEE GEVALLEN, Twee dooden. Dinsdagmiddag om vier uur is het vliegtuig 547 van het vliegkamp Soesterberg, tijdelijk ge detacheerd op het vliegkamp De Kooy, op een dienstvlucht in een vrille geraakt en ter hoogte van het badpaviljoen te Huisduinen in zee ge stort. Het vliegtuig met als inzittenden eerste- luitenant-vlieger D. Brugsma, bestuurder, en ser geant-vlieger A. Flik, beiden uit Soesterberg, verdween geheel onder water. De te hulp gesnelde marine- en andere vaar tuigen slaagden er in, sergeant Flik te vind'en. Hij werd aan boord van Hr. Ms. Gruno gebracht waar de dood tengevolge van een schedelbreuk werd geconstateerd. Van marinezijde werden krachtige pogingen voortgezet om luitenant Brugma te vinden. Beide vliegers waren militair gebreveteerd en sedert e'enige jaren bij den vliegdienst. Luitenant Brugma was 30 jaar oud, gehuwd en vader van een kind. Sergeant Flik, die 20 jaar was, was verloofd. Het vliegtuig gelicht. De bestuurder er uitgespoeld Woensdagmorgen om elf uur is het vliegtuig 547, dat Dinsdagmiddag te Huisduinen in zee gestort is, door de sleepboot Drente in de havén van Nieuwediep gebracht en aan boord van het marine-bergingsvaartuig geheschen. Het lijk van den luitenant-vlieger Brugma was niet meer in

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1