L UIT HET WOORD J
c. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
issss ALLERLEI SSSSS
MANIFEST AAN DE HERVORMD-
GEREFORMEERDEN.
No. 1 VAN LIJST 5
B ONDER REDACTIE VAN mmS
OP ZONDAG 30 JUNI 1929
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
HERVORMDEN, STEMT
Dr. SEVERIJN
r VOOR DEN ZONDAG i
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds.
van Ameide.
Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6.30 uur Ds.
Ewold van Raamsdonkveer.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Den Bommel, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Zee en
's av. 6 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en s av.
6 uur Ds. v. d. Wal van Dirksland.
Oude Tonge, v.m. en n.m. Ds. Vlasblom.
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en s av. 6 uur
Ds. v. d. Zee van Den Bommel.
Dirksland, v.m. Ds. v. d. Wal en s av. lees-
dienst.
Herkingen, v.m. 9.30 en s av. 6 uur de heer
Van Yperen.
Melissant, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Kloots
van Maassluis (extra collecte).
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, non. 2.30 uur de he^ Bouman van
Stellendam. 4
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Polhuijs
van Stad aan 't Haringvliet.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en s av. Ds. Post van
Bunschoten.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. en 's av. dhr. Middelkoop, cand.
te Vijfhuizen.
Stellendam, v.m. en 's av. Ds. van Lummel
van Zuidland.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 iftir leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
RBISBMHiaa BBBSBBHBBBBB
STICHTELIJKE OVERDENKING
B fel
aSBBBBfiUSBBBB BB BBBBBSBBBBBI9
EEN GROOT VOORRECHT.
„Vreest niet, gij klein kuddeke
want het is uws Vaders welbehagen
ulieden het Koninkrijk te geven."
Lukas 12 32.
Het baat een mensch niet al maakt hij zich
bezorgd over allerlei dingen van dit leven. Hij
komt er geen stap verder mede, maar wel maakt
hij 't zich zeiven moeilijk. Bezorgdheid is groote
zonde, want het isGod wantrouwen, alsof
Hij niet machtig en getrouw is om in al de
nooden te voorzien. En daarbij is ze voor
Gods kinderen onnoodig, want de Heere heeft
hen de rijkste beloften geschonken voor tijd en
eeuwigheid. Jezus wijst zijn discipelen op de
zorg des hemelschen Vaders voor de vogelen
des hemels en de leliën des velds. Hoe zou Hij
dan niet zorgen voor Zijn kinderen, die Hem
toch zeker veel meer ter harte gaan In plaats
van zich bezorgd te maken over voedsel en
kleeding, hebben zij voor alles te zoeken het
koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en God,
die het meerdere geeft, zal zeker het mindere
niet onthouden. De Heiland vermaant de Zijnen
in onzen tekst niet te vreezen, wat zij eten
en waarmede zij zich kleeden zullen. Immers, als
God hun het koninkrijk geeft, hoe zou Hij 't
hun dan aan het noodige voor dit leven doen
ontbreken
Jezus spreekt Zijn discipelen en wij denken
hier niet alleen aan de twaalJ/en, maar ook aan
den ruimeren kring van de zeventig aan
als „klein kuddeke". Een groot voorrecht is
hun geschonken. Het is des Vaders welbehagen
hun het koninkrijk te geven. God is hun Vader.
Zij zijn kinderen van den hoogsten Koning,
erfgenamen Gods, burgers van het Koninkrijk
der hemelen. Daarin liggen ontzaglijke wel
daden opgesloten: vergeving van zonden, heilig
heid, gemeenschap met God, zaligheid, eeuwig
leven. Een kroon is voor hen weggelegd, een
troon is hun bereid, zij zijn rijker dan aardsche
koningskinderen. Dat zijn ze rechtens reeds
hier op aarde en aanvankelijk smaken ze daar
van reeds het genot. Hun burgerschap is in
de hemelen, ze zijn in hope zalig, de erfenis in
de hemelen wordt voor hen bewaard en zij
worden door de kracht Gods daarvoor bewaard.
En na dit leven worden ze in het volle bezit
daarvan gesteld en zullen zij met Christus over
alle schepselen heerschen.
Tusschen het heden en de toekomst is de
scherpst denkbare tegenstelling. Jezus' discipelen
waren meerendeels niet met aardsche goederen
begiftigd, niet in aanzien bij de menschen, ver
acht door de wereld, vreemdelingen en kruis
dragers op aarde. En hun houdt de Heiland
een toekomst voor, waarin de schatten van
hemel en aarde hun zulleij ten deel vallen en
zij met koninklijke eer gekroond, een plaats zul
len ontvangen in htet Vaderhuis met zijn vele
woningen, waar rouw en smart hebben plaats
gemaakt voor eeuwige vreugde en alle tranen
van de oogen zijn gewischt. Dat alles komt
hun niet toe als iets, waarop zij aanspraak
kunnen maken. Integendeel, 't wordt hun uit
genade geschonken om Jezus' wil, die door
Zijn bloed den toegang tot het Koninkrijk heeft
ontsloten.
Hoe groot dat voorrecht is, blijkt ons, als
wij er met aandacht op letten, hoe dat geschon
ken wordt niet aan allen, maar aan een betrek
kelijk klein getal. Een klein kuddeke vormden
zij, die Jezus volgden. En al is 't in den loop
der eeuwen geworden een groote schare van
millioenen, toch kan ze, vergelijkenderwijs ge
sproken, niet meer dan een klein kuddeke ge
noemd worden, Die naam wijst op de gering
heid en onaanzienlijkheid van de kinderen des
koninkrijks. Niet vele wijzen, niet vele edelen
behooren tot hen. De machtigen der aarde, de
mannen van naam vindt ge in den regel niet
onder de banier van Jezus. De heele wereld
staat vijandig tegenover de belijders van Jezus'
naam.
En tot dat kleine kuddeke buigt de hooge
God zich in genade neder, daaraan openbaart
Hij Zijn heilgeheimen en schenkt Hij den hemel.
Welk een wonderlijke Qod, die het geringe
aanziet en wat groot is in de oogen der men
schen voorbij gaat. Ook hierin zijn Zijn wegen
hooger dan de onze.
Onwaardeerbare weldaad tot dat kleine kud
deke te behooren, dat zoozeer deelt in de gunst
van den allerhoogsten God.
Maar voor hoevelen is dat geen begeerlijke
zaak. Zij zouden zich schamen daartoe gerekend
te worden; zij achten de gunst der menschen
meer waard dan die van God. Zij stellen meer
prijs op de vriendschap der wereld dan op
een plaats in het koninkrijk der hemelen. Er is
geen eer mede te behalen de zijde van Jezus
en Zijn volk te kiezen.
Maar wat geeft ons een naam bij de men
schen, wat baat ons het gewin der wereld
Meer dan dat alles is de gunst van God. Dat
is het hoogste en meest begeerlijke, een kind
des koninkrijks, een burger des hemels te
zijn.
Behoort gij tot dat kleine kuddeke
Wie daartoe behooren
De geringen, de onwaardigen naar eigen
schatting, die Jezus' stem hooren en Hem vol
gen, die God verkiezen boven de wereld, die
eerst zoeken het Koninkrijk Gods en Zijn ge
rechtigheid.
Dwaas mogen zij zijn in de oogen der wereld,
maar inderdaad zijn zij wijs, want zij hebben
het beste deel gekozen, het eeuwige boven het
vergankelijke.
Welgelukzalig zijn ze, die hun schat in de
hemelen hebben.
VAN DEN BOMMEL
door
Ds. G. VAN DER ZEE.
XL VII.
DE TIJD VAN Ds. P. BONTE.
1757—75.
Wij hebben vroeger al eens opgemerkt, dat
aan eene kerkelijke attestatie groote waarde
wercf gehecht en dat het verkrijgen daarvan
bij vertrek nog wel eens moeilijkheden op
leverde. Het is en blijft eene attestatie,
d.i. getuigschrift, en is alzoo meer dan een
verhuisbiljet. Vroeger gaf men boven de attes
tatie ook nog aan de vertrekkende personen
mede, indien de omstandigheden zulks vereisch-
ten, eene „acte van alimentatie". Dit was n.l.
het geval bij degenen, die van diakoniewege
vasten steun genoten, want de diakonie hunner
geboorteplaats bleef voor de armlastigen aan
sprakelijk, zoodat een arme van Den Bommel,
die b.v. naar Goeree verhuisde, door Den
Bommel gesteund bleef. Van zoo'n acte is door
mij tot heden den tekst niet gevonden, wel de
veelvuldige vermelding.
Omgekeerd gaf men aan gehuwde personen,
of aan weduwen en weduwnaren (niet aan
jonge ongehuwde lidmaten) bij vertrek eene
„acte van indemniteit". Het betrof hier niet
den steun bij aankomst in de nieuwe gemeente,
doch den mogelijk toekomstigen onderstand.
Hiervan is het volgende voorbeeld in tekst
aanwezig
„6 Maart 1770 naar Sommelsdijk vertrok
ken Johannis Soete en Jacoba Berkhof egte
lieden met acte van indemniteit van deze
woordelijcke inhoud en wanneer zij
onverhoopt tot armoede mogten komen, ver-
pligten wij ons tot derzelver behoorlijk onder
houd, onder voorwaarde dat de Polityke of
Kerkelijke Opsienders der Gemeinte J. C. te
Sommelsdijk, welke deese acte van indem
niteit vertoont sal worden, zig verpligten, bij
het ontfangen van dezelve om een dergelijke
acte te geven aan zodanige, die van hun tot
ons overkomen."
Deze laatste zinsnede diende om misbruik
eener goedhartige Diaconie te voorkomen, zoo
dat het eene dorp het andere niet mocht ge
bruiken als een toevluchtsoord voor onbehuis-
den. Het spreekt vanzelf, dat de gegoede stand
alleen met attestatie inkwam en vertrok.
Gelijk als nu van Sommelsdijk geëischt werd,
zoo bestond er anno 1768 met Ooltgensplaat
een dergelijk schriftelijk contract, om eikaars
behoeftigen wel te accepteerën op attestatie,
doch de ondersteuning door de plaats van her
komst te doen geschieden.
Verscheidene groote plaatsen gaven deze ac-
ten van indemniteit of schadeloosstelling niet,
waardoor dikwerf .groote moeilijkheden ont
stonden. Ook was deze questie niet duidelijk
bij de wet geregeld, want op de eene plaats
gaf de Kerkeraad ze af, op de andere plaats
als b.v. Steenbergen, de Schout. Ook was het
niet voor onbepaalden tijd, doch dikwerf voor
twee jaren, daarop wangedrag onmiddellijk de
censuur volgde en daarmede de acte verviel.
Zoo verging het Jan Ligtendag, die naar
Dirksland vertrok, en na kort verblijf gesom
meerd werd het dorp te verlaten en weer naar
Den Bommel te vertrekken, alwaar hij na jaren
zijne zonde van wederspanningheid en beleedi-
ging bekende. Deze had den Kerkeraad willen
dwingen tot afgifte van zoo'n acte, en dreef
het zóó ver, dat de Classis er bij te pas kwam.
Deze veroordeelde onze weigering, doch werd
door Ds. Bonte wederstaan, door verschillende
vroegere uitspraken van hoogere colleges.
Vooral met zwervers had men ontzaglijk veel
te stellen, waardoor omtrent deze zaken tallooze
bladzijden ons actaboek vullen. Tot op on
geveer 1830 was in deze materie geen vaste
gedragslijn, doch doordat de Staat zich met
deze kwestie inliet en het armenwezen bij de
wet geregeld werd, trad verbetering in door
dat iedere gemeente voor zijn eigén inwoners
aansprakelijk werd gesteld.
(Wordt vervolgd).
Ik kan en mag het m. i. niet laten, om, nu
de stemmingsdag al meer nabij komt, nog eens
het woord te richten tot onze Hervormde men
schen. Daar is in ons land, daar is ook op ons
eiland een talrijke groep in het midden onzer
Ned. Herv. Kerk, die de Gereformeerde waar
heid liefheeft. En voor die groep is, voor zoo
ver wij, menschen, zien kunnen, nog een toe
komst weggelegd, indien zij door tweedracht
haar kracht niet breekt. Dat is het groote ge
vaar, dat de Herv. Geref. richting, bedreigt.
Onze verdeeldheid zal onze ondergang worden.
En daarom moet de splijtzwam uitgeroeid wor
den en dienen we ook bij deze stembus als
één man op te trekken. Eén volk, één strijd.
Het is vooral Ds. Kersten, die onder ons Herv.
Geref. volk zijn slag tracht te slaan, zijn ver
overingen tracht te maken. Natuurlijk: de Geref.
Gemeenten vormen een zoo klein terrein, daar
is stemmenwinst niet meer te verkrijgen. En
daarom nu het Hervormde volk gelokt. Ds.
Zandt en Ds. Leenmans worden voor den
staatkundig-gereformeerden wagen gespannen.
Hun namen hebben en terecht op ons
eiland een goeden klank. Als dienaars des
Goddelijken Woords snijden zij het Woord
recht. Nochtans wil ik mijn Hervormde broeders
opwekken om niet van de Anti-Revolutionaire
partij af te vallen. De Anti-Rev. Partij, waar
door God groote dingen heeft tot stand ge
bracht in onzen lande. Ds. Kersten beschimpt
haar, smaadt haar, heeft geen goed woord
voor haar over. Nu, hij moet dat verantwoorden,
maar hij miskent daardoor het werk, dat God
door middel der A. R'. Partij heeft gewerkt.
Mannen en vrouwen, wordt niet ontrouw, maar
weest getrouwLoopen wij uit onze Herv.
Kerk soms weg Neen, hoewel onnoemelijk veel
in die Kerk lijnrecht indruischt tegen den Woorde
Gods. Wij geven die Kerk den scheidbrief niet,
omdat wij gelooven mogen, dat God in haar
heeft doen overblijven een arm en ellendig
volk, dat op Zijn Naam vertrouwt. En zouden
wij, die de Ned. Herv. Kerk trouw blijven
ondanks haar menigvuldige afwijkingen, zouden
wij de A. R. Partij zoo haastig den scheidbrief
geven Wij meenen in haar afwijkingen te ont
dekken, misschien Wij hebben onze grieven,
wellicht? Best, ondergeteekende is ook niet over
alles tevredeii. Maar dit staat vastals de
A. R. Partij in enkele dingen in gebreke ge
bleven is, dan is, wat in haar te misprijzen is,
slechts kinderspel bij wat op onze kerk (die
ik nochtans liefheb) is af te wijzen. Blijft ge
onze Herv. Kerk getrouw Dan eisch ik van
U, dat ge ook de A. R. Partij niet verlaten
.moogt. Het is van het allergrootste belang voor
de toekomst van ons Herv. Geref. volk, dat
we ook in politieken zin een eenheid blijven
vormen. Slechts dan is er onder Gods zegen
een toekomst voor ons weggelegd. Staart ge
op de namen van Ds. Leenmans en Ds. Zandt
Weet dan, dat daar tientallen predikanten, God-
vreezende mannen, tegenover staan, die in de
A. R. gelederen zich thuis gevoelen. Zoolang
Prof. Visscher, Dr. Severijn, Prof. van Leeu
wen, Ds. K. J. van den Berg, Ds. van Grieken,
Ds. Jongebreur, Ds. Remme, Ds. van Schuppen,
Ds. Koolhaas enz. enz. blijven, blijven wij ook.
Dat zijn onze leiders, ons door God gegeven.
Broeders, laat U toch niet meevoeren. Heel
de politieke actie van de Staatk. Geref. partij
heeft geen ander doel, en dat is mijn vaste over
tuiging, dan om de Herv. Kerk af te breken
en den tempel der Geref. Gemeenten te bouwen.
Ziet ge hun kerken de laatste jaren niet ver
rijzen in tal van gemeenten Én als dat nu
in Moderne en Ethische gemeenten was, zouden
we ons daarover kunnen verblijden. Maar het
geschiedt juist in die gemeenten, waar in de
Herv. Kerk het Woord bediend wordt naar
de Schriften.
Op dan ter stembus, 'en allen uw stem uit
gebracht op Dr. J. SEVERIJN, No. 1 van
lijst 5,
Dank voor de plaatsing.
Uw dw, dnr.
C. VAN DER SLUIJS,
Middelharnis.
SB BBHB sa
OOLTGENSPLAAT. Bij de Ned. Herv.
Gemeeente alhier is tot herder en leeraar be
roepen Ds. Ottevanger van Papendrecht.
HERKINGEN.* Beschikkende op het beroep,
ingesteld door den Kerkeraad der Gereformeerde
Gemeente te Herkingen, tegen de beschikking
van Ged. Staten van Zuid-Holland, van 24
December 1928, waarbij, met handhaving van
het besluit van B. en W. van Herkingen, af
wijzend is beschikt op het verzoek van den ge
noemden Kerkeraad tot oprichting van een kerk
gebouw aldaar, werd bij Kon. besluit verlof
verleend, met vernietiging van het besluit van
B. en W. van Herkingen van 22 Augustus 1926
en van het besluit van Ged. Staten van Zuid-
Holland van 24 December 1928, aan den Ker
keraad der Gereformeerde Gemeente te Her
kingen, tot het oprichten van een kerkgebouw
op het terrein, kadastraal bekend gemeente
Herkingen, Onderlangs no. 1387 (thans No.
1421 en 1422).
De aangekondigde Doopsbediening in de
Ned. Herv. Kerk op 7 Juli a.s., waarvoor
deze week aangifte had behooren te geschieden,
is uitgesteld wegens verhindering van den pre
dikant Ds. v .d. Wal op genoemden datum.
Krachtens art. 56, 2e lid der L. O. wet
is aan deze gemeente vergunning verleend tot
het benoemeri van een onderwijzer (es) van
bijstand aan de O. L. S.
WAAROM CHRISTELIJKE RADIO?
Ten troost van treurigen.
„Ik ben krank geweest, en gij
hebt Mij bezocht.
Matth. 25 36.
Wanneer de Zoon des Menschen komen zal
in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen
De Stembus.
Binnen enkele dagen zal ons Nederlandsche
volk wederom naar de stembus worden ge
roepen om zich uit te spreken omtrent de saam
stelling van het parlement in de komende re-
geeringsperiode.
Van de saamstelling zal het voor een groot
deel afhangen in welken geest ons vaderland
in de komende periode zal worden geregeerd.
Voor een belangrijk deel is dit echter in de
hand gelegd van het belijdend deel der natie,
dat krachtens de beginselen van onze Neder
landsche geloofsbelijdenis tot den strijd tegen
de revolutie is geroepen, d.w.z. krachtens zijn
geloof tot den antirevolutionairen strijd is ver
plicht.
Een gevaar.
Een groot gevaar, dat de kracht van den
strijd door Groen ingezet en door het anti
revolutionaire volk gestreden, bedreigt, ligt he
laas in de verdeeldheid van het antirevolutio
naire volk.
Dat mag niet zoo.
Het volk, dat op den bodem der belijdenis
des geloofs staat, is in beginsel antirevolutionair,
d.i. de gehoorzaamheid des geloofs dringt tot
bestrijding van de revolutionaire beginselen op
alle terrein des levens.
Zoo gezien is het één volk en behoort zich
ook als één volk naar de roeping des geloofs
te openbaren.
Al te zeer reeds heeft de invloed van den
geest dezer eeuw de kracht des geloofs onder
mijnd en de kerkelijke gedeeldheid bevorderd
en met alle kracht dient gewaakt tegen een
verbrokkeling, die tot schade van het chris
telijk volksleven wordt gezocht.
Trachten wij daarom te vergaderen, wat bij
een behoort, en de gemeenschappelijke kracht
te versterken. Daardoor zal de naam van den
Christus geëerd worden.
Daarom wekken wij het volk, dat uit de
beginselen des geloofs antirevolutionair is, op
om ook antirevolutionair te handelen.
Een groot gedeelte van het hervormde volk
heeft de belijdenis des geloofs lief en heeft den
strijd tegen de revolutie steeds gesteund. Het
late zich niet aftrekken, maar kome als één
man op in de antirevolutionaire gelederen, op
dat het zijn aandeel drage in den gemeenschap-
pelijken strijd en zijn rechtmatigen invloed doe
gelden.
Bezwaar.
Waar des Konings Woord heerschappij voert,
kan wel haast geen bezwaar genoegzaam wegen
om afzonderlijk optrekken te rechtvaardigen,
indien men op het fundament van het gemeen
schappelijk geloof het oog gericht houdt.
Toch gaan er in onze dagen stemmen op,
die verdeeldheid zaaien en het volk trachten te
verstrooien.
Vooral het coalitie-spook wordt den volke
voorgehouden om het tot afval te bewegen.
Inderdaad is dit echter een spook, want een
coalitie, d. i. een bondgenootschap tusschen de
A. R. partij, de C. H. Unie, en de R. K. Staats
partij beestaat niet meer. Vroeger, toen men
zich gezamenlijk opmaakte om het regeerkasteel
te veroveren, en zich verbond in den gemeen-
schappelijken strijd om de school, toen sprak
men van coalitie.
Sedert de invoering van de Evenredige Ver
tegenwoordiging is er geen coalitie meer. Iedere
partij voert haar eigen strijd en ijvert voor de
beginselen van haar eigen Program. Wat men
met het coalitie-spook bestrijd is geheel iets
anders. Men bestrijdt parlementaire samenwer
king van de partijen van rechts.
Parlementaire saamwerldng.
Iedereen, die zich voorstelt, hoe het parlement
door den uitslag der verkiezing wordt saam-
gesteld en de afgevaardigden van verschillende
volksgroepen in één vergadering verzameld ziet
om over 's lands belangen te handelen, weet,
dat eerst dan een parlementair kabinet kan re-
geeren, indien zich een meerderheid, dus meer
dan 50 leden, achter de regeering schaart.
Er is niet één partij bij machte om alleen
te regeeren ook niet de grootste groep, n.l. de
R. K. Staatspartij, die 30 van het geheel
uitmaakt.
Derhalve zal men eerst dan een parlementair
kabinet kunnen formeeren indien verschillende
Kamerfracties bereid blijken ieder voor zich
hun steun te verkenen aan een door den Ka
binetsformateur ontworpen program voor de
komende wetgevende periode.
De partijen verbinden zich dus niet met el
kander, maar ieder voor zich verbindt zich tot
steun aan het te vormen Kabinet. Het is dus
een volkomen onjuiste voorstelling als men, ge
lijk van de zijde der S. G. P. en H. G. S.
geschiedt, deze steunverleening aan een op
tredend Kabinet voorstelt als een coalitie van
partijen onderling.
Parlementaire saamwerking geoorloofd
In een land als het onze, waar geen 'enkele
politieke partij over een meerderheid in het
parlement beschikt, is de vorming van een
parlementair Kabinet en dus het verkrijgen van
geregelde saamwerking tusschen Regeering en
Volksvertegenwoordiging alleen mogelijk, wan
neer meerdere partijen zich tot steun aan het
Kabinet verplichten.
Al ligt het, onder de gegeven omstandigheden,
zeker niet in de bedoeling der A. R, partij om
deze saamwerking na te jagen, een andere vraag
is of zij weigeren mag er toe mee te wer
ken, wanneer haar steun tot vorming van een
parlementair Kabinet van Overheidswege wordt
gevraagd.
De Heilige Schrift is hier niet onduidelijk
Abraham, de Vader der geloovigen, werd
bijgestaan door "zijn bondgenooten Aner, Eskol
en Mamre, die zelfs heidensche vorsten waren
en Melchizedek kwam hem tegen met zijn zegen.
Eendracht maakt macht.
Veeleer verwachten wij dan ook kracht en
behoud als ons antirevolutionaire volk verstan-
diglijk handelt en als één man zich schaart tot
den strijd om het beginsel.
Indien het zich als één volk in dien strijd
werpt, kan het zegen verwachten in het streven
naar de handhaving van de christelijke grond
slagen in ons volksleven.
Dan kan het zijn invloed laten gelden, die
het zeker inboeten zal, indien men elkander
bijt en vereet. De H. Schrift vermaant toch
„Zie toe, dat gij van elkander niet verteerd
wordt."
Daarom wekken wij ook ons Hervormde Ge
reformeerde volk op om de antirevolutionaire
gelederen trouw te blijven en te versterken.
Niemand wankele en niemand blijve achter,
doch allen stemmen voor de Antirevolutionaire
lijst.
Lijst 5.
Geen verdeeldheid, geen versnippering van
krachten, maar naar den eisch van het Anti
revolutionaire beginsel als één volk voor onze
Antirevolutionaire mannen.
Onderteekend door talloos
vele Herv. predikanten.
met Hem, dan zal Hij zitten op den troon
Zijner heerlijkheid en voor Hem zullen alle
menschen vergaderd worden.
Dat zal de groote confrontatie zijn. En die
groote confrontatie loopt uit op het groote von
nis. En het groote vonnis loopt uit op de groote
vrijspraak, óf op de groote executie: het eeuwige
leven óf de eeuwige pijn. (Matth. 25 31—-46).
Merkwaardig zijn de overwegingen, waarop
de Hoogste Rechter straks zijn sententie zal
gronden. Dan zal de beslissende vraag zijn
Hebben de gedaagden, die in de vierschaar
staan, hongerigen te eten gegeven, vreemde
lingen geherbergd, naakten gekleed, kranken be
zocht En tot degenen, die ter rechterhand zijn,
zal Hij zeggen: „Komt gij gezegenden, beërft
het Koninkrijk, want Ik ben hongerig geweest
en gij hebt Mij gespijzigd; Ik ben krank ge
weest, en gijj hebt Mij bezocht." En als ze
verbaasd vragen: „Maar wanneer dan, Heere
Dan zal Hij het antwoord geven: „Wat gij aan
den minste mijner broederen gedaan hebt, dat
hebt gij aan Mij gedaan
Niet alleen de grooten zijn Zijn broederen.
Niet de menigte, niet de schare heeft voor
Christus waardij. Al betrof het én enkele van
de allerkleinsten het is aan hem gedaan.
Nu zijn dit werken der liefde, die ieder doen
kan. Een veldslag winnen, een paleis of een
tempel bouwen, dat kan niet iedereen. Maar
I kranken troosten, de ouden van dagen op
zoeken, eenzamen opbeuren, dat kan wèl elkeen.
Wie het nalaat, bezondigt zich, hij bedenke,
dat de Rechter daarnaar vonnissen zal. Het ge
richt beteekent vergelding.
God geeft u een gelegenheid bij uitstek, om
kranken op te zoeken; geestelijk hongerenden
te spijzen; velen, die op eenzame posten staan,
te verkwikken door de gemeenschap der heili
gen, midden op de zee, midden in het heiden
dom; ouden van dagen, die niet meer tot de
samenkomst kunnen opgaan, te bemoedigen door
prediking, door gebed en door lied in één
woord om vele treurigen te troosten.
Dat middel bij uitstek is de Christelijke Radio.
Zie toe, dat gij U niet afzijdig houdt. Zoo
gemakkelijk kunt gij dit gezegend werk steunen,
door Uw bijdrage van slechts twee cent iedere
week.
Denk het u in, dat de groote Rechter in den
dag der groote afrekening tot u zeggen zou
Uw steun wilde ik gebruiken in Mijn werk
der Christelijke Radio; Ik was krank, maar gij
hebt Mij niet opgezochtEn wat zult gij
te antwoorden hebben, als Hij de groote uit
spraak doen zal
Hoe zal het u zijn in die ure van Uw groote
confrontatie Zeker, Christus oordeelt naar het
geloof, maar het geloof wordt in de werken
der liefde openbaar
Laat heel rechtzinnig Christelijk Nederland
zch voegen bij de 40.000 leden der Ned. Chr.
Radio Vereeniging
Waarom dus Christelijke Radio
Om de Eere Gods. Om het Koningschap van
Christus. Ttot Nut van den Naaste. En tot
troost van vele treurigen
Rotterdam. Ds. J. A. TAZELAAR.
LOOPERS.
Onze dominé is een mensch met gevoel,
In de „Heraut deelt Ds. C. Lindeboom het
volgende mee
„Ds. H. W. Laman heeft op den Zondag,
toen hij des avonds afscheid nam van heel de
Gemeente van Assen (Ger. Kerk), des morgens
in zijn wijkkerk na zijn predikatie een bijzonder
afscheidswoord gericht tot zijn wijk. Hij dankte
zijn geliefde „Molenstraatwijk" voor veel, ook
voor de trouw waarmede haar bewoners zich
steeds onder zijn prediking lieten vinden. Wij
brengen de volgende regelen onder de aandacht
van de „loopers" in onze groote steden
„Ik zal er altijd dankbaar aan denken, dat
ge me hier nimmer voor ledige banken hebt
laten prediken, wanneer er eens een vreemde
prediker was. Ik heb dan dikwijls tot mijn
huisgezin gezqgd; iflc preek gelukkig |in de
Molenstraatkerk, daar loopen ze niet zoo ge
makkelijk weg.
Dit was een daad van fijn gevoelde vriend
schap.
Ge hebt uwen leeraar, die in uw lief en leed
heeft gedeeld, deze krenking niet willen aan
doen. Ge hebt begrepen; onze dominé is een
mensch met gevoel. We loopen niet van hem
weg om een vreemde na te loopen, die als een
reiziger doortrekt om te overnachten.
De Heere weet, dat ik dat van mijn wijk
op prijs heb gesteld.
Ge hebt zeventien jaren naar me geluisterd.
Het nieuwe was er wel wat af.
Hoewel ik me altijd beijverd heb het oude
Evangelie te brengen in een frisschen vorm. Ik
heb nimmer het oude weder opgewarmd. Ik heb
u nooit oud-bakken brood voorgezet.
Maar mijn stem was u bekend.
Mijn stijl was u bekend.
Mijn voordracht was u bekend.
Doch gij hebt mij nooit aan deze plaats ver
achtelijk den rug toegekeerd.
De Heere zij daarvoor gedankt."