L UIT HET WOORD J c. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur PREDIKBEURTEN issss ALLERLEI SSSSS MANIFEST AAN DE HERVORMD- GEREFORMEERDEN. No. 1 VAN LIJST 5 B ONDER REDACTIE VAN mmS OP ZONDAG 30 JUNI 1929 SCHETSEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS HERVORMDEN, STEMT Dr. SEVERIJN r VOOR DEN ZONDAG i NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds. van Ameide. Middelharnis, v.m. 10 en s av. 6.30 uur Ds. Ewold van Raamsdonkveer. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Den Bommel, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Zee en 's av. 6 uur leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en s av. 6 uur Ds. v. d. Wal van Dirksland. Oude Tonge, v.m. en n.m. Ds. Vlasblom. Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en s av. 6 uur Ds. v. d. Zee van Den Bommel. Dirksland, v.m. Ds. v. d. Wal en s av. lees- dienst. Herkingen, v.m. 9.30 en s av. 6 uur de heer Van Yperen. Melissant, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Kloots van Maassluis (extra collecte). Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Goedereede, non. 2.30 uur de he^ Bouman van Stellendam. 4 Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan 't Haringvliet. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en s av. Ds. Post van Bunschoten. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. en 's av. dhr. Middelkoop, cand. te Vijfhuizen. Stellendam, v.m. en 's av. Ds. van Lummel van Zuidland. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 iftir leesdienst. Van de overige gemeenten geen opgaaf. RBISBMHiaa BBBSBBHBBBBB STICHTELIJKE OVERDENKING B fel aSBBBBfiUSBBBB BB BBBBBSBBBBBI9 EEN GROOT VOORRECHT. „Vreest niet, gij klein kuddeke want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven." Lukas 12 32. Het baat een mensch niet al maakt hij zich bezorgd over allerlei dingen van dit leven. Hij komt er geen stap verder mede, maar wel maakt hij 't zich zeiven moeilijk. Bezorgdheid is groote zonde, want het isGod wantrouwen, alsof Hij niet machtig en getrouw is om in al de nooden te voorzien. En daarbij is ze voor Gods kinderen onnoodig, want de Heere heeft hen de rijkste beloften geschonken voor tijd en eeuwigheid. Jezus wijst zijn discipelen op de zorg des hemelschen Vaders voor de vogelen des hemels en de leliën des velds. Hoe zou Hij dan niet zorgen voor Zijn kinderen, die Hem toch zeker veel meer ter harte gaan In plaats van zich bezorgd te maken over voedsel en kleeding, hebben zij voor alles te zoeken het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en God, die het meerdere geeft, zal zeker het mindere niet onthouden. De Heiland vermaant de Zijnen in onzen tekst niet te vreezen, wat zij eten en waarmede zij zich kleeden zullen. Immers, als God hun het koninkrijk geeft, hoe zou Hij 't hun dan aan het noodige voor dit leven doen ontbreken Jezus spreekt Zijn discipelen en wij denken hier niet alleen aan de twaalJ/en, maar ook aan den ruimeren kring van de zeventig aan als „klein kuddeke". Een groot voorrecht is hun geschonken. Het is des Vaders welbehagen hun het koninkrijk te geven. God is hun Vader. Zij zijn kinderen van den hoogsten Koning, erfgenamen Gods, burgers van het Koninkrijk der hemelen. Daarin liggen ontzaglijke wel daden opgesloten: vergeving van zonden, heilig heid, gemeenschap met God, zaligheid, eeuwig leven. Een kroon is voor hen weggelegd, een troon is hun bereid, zij zijn rijker dan aardsche koningskinderen. Dat zijn ze rechtens reeds hier op aarde en aanvankelijk smaken ze daar van reeds het genot. Hun burgerschap is in de hemelen, ze zijn in hope zalig, de erfenis in de hemelen wordt voor hen bewaard en zij worden door de kracht Gods daarvoor bewaard. En na dit leven worden ze in het volle bezit daarvan gesteld en zullen zij met Christus over alle schepselen heerschen. Tusschen het heden en de toekomst is de scherpst denkbare tegenstelling. Jezus' discipelen waren meerendeels niet met aardsche goederen begiftigd, niet in aanzien bij de menschen, ver acht door de wereld, vreemdelingen en kruis dragers op aarde. En hun houdt de Heiland een toekomst voor, waarin de schatten van hemel en aarde hun zulleij ten deel vallen en zij met koninklijke eer gekroond, een plaats zul len ontvangen in htet Vaderhuis met zijn vele woningen, waar rouw en smart hebben plaats gemaakt voor eeuwige vreugde en alle tranen van de oogen zijn gewischt. Dat alles komt hun niet toe als iets, waarop zij aanspraak kunnen maken. Integendeel, 't wordt hun uit genade geschonken om Jezus' wil, die door Zijn bloed den toegang tot het Koninkrijk heeft ontsloten. Hoe groot dat voorrecht is, blijkt ons, als wij er met aandacht op letten, hoe dat geschon ken wordt niet aan allen, maar aan een betrek kelijk klein getal. Een klein kuddeke vormden zij, die Jezus volgden. En al is 't in den loop der eeuwen geworden een groote schare van millioenen, toch kan ze, vergelijkenderwijs ge sproken, niet meer dan een klein kuddeke ge noemd worden, Die naam wijst op de gering heid en onaanzienlijkheid van de kinderen des koninkrijks. Niet vele wijzen, niet vele edelen behooren tot hen. De machtigen der aarde, de mannen van naam vindt ge in den regel niet onder de banier van Jezus. De heele wereld staat vijandig tegenover de belijders van Jezus' naam. En tot dat kleine kuddeke buigt de hooge God zich in genade neder, daaraan openbaart Hij Zijn heilgeheimen en schenkt Hij den hemel. Welk een wonderlijke Qod, die het geringe aanziet en wat groot is in de oogen der men schen voorbij gaat. Ook hierin zijn Zijn wegen hooger dan de onze. Onwaardeerbare weldaad tot dat kleine kud deke te behooren, dat zoozeer deelt in de gunst van den allerhoogsten God. Maar voor hoevelen is dat geen begeerlijke zaak. Zij zouden zich schamen daartoe gerekend te worden; zij achten de gunst der menschen meer waard dan die van God. Zij stellen meer prijs op de vriendschap der wereld dan op een plaats in het koninkrijk der hemelen. Er is geen eer mede te behalen de zijde van Jezus en Zijn volk te kiezen. Maar wat geeft ons een naam bij de men schen, wat baat ons het gewin der wereld Meer dan dat alles is de gunst van God. Dat is het hoogste en meest begeerlijke, een kind des koninkrijks, een burger des hemels te zijn. Behoort gij tot dat kleine kuddeke Wie daartoe behooren De geringen, de onwaardigen naar eigen schatting, die Jezus' stem hooren en Hem vol gen, die God verkiezen boven de wereld, die eerst zoeken het Koninkrijk Gods en Zijn ge rechtigheid. Dwaas mogen zij zijn in de oogen der wereld, maar inderdaad zijn zij wijs, want zij hebben het beste deel gekozen, het eeuwige boven het vergankelijke. Welgelukzalig zijn ze, die hun schat in de hemelen hebben. VAN DEN BOMMEL door Ds. G. VAN DER ZEE. XL VII. DE TIJD VAN Ds. P. BONTE. 1757—75. Wij hebben vroeger al eens opgemerkt, dat aan eene kerkelijke attestatie groote waarde wercf gehecht en dat het verkrijgen daarvan bij vertrek nog wel eens moeilijkheden op leverde. Het is en blijft eene attestatie, d.i. getuigschrift, en is alzoo meer dan een verhuisbiljet. Vroeger gaf men boven de attes tatie ook nog aan de vertrekkende personen mede, indien de omstandigheden zulks vereisch- ten, eene „acte van alimentatie". Dit was n.l. het geval bij degenen, die van diakoniewege vasten steun genoten, want de diakonie hunner geboorteplaats bleef voor de armlastigen aan sprakelijk, zoodat een arme van Den Bommel, die b.v. naar Goeree verhuisde, door Den Bommel gesteund bleef. Van zoo'n acte is door mij tot heden den tekst niet gevonden, wel de veelvuldige vermelding. Omgekeerd gaf men aan gehuwde personen, of aan weduwen en weduwnaren (niet aan jonge ongehuwde lidmaten) bij vertrek eene „acte van indemniteit". Het betrof hier niet den steun bij aankomst in de nieuwe gemeente, doch den mogelijk toekomstigen onderstand. Hiervan is het volgende voorbeeld in tekst aanwezig „6 Maart 1770 naar Sommelsdijk vertrok ken Johannis Soete en Jacoba Berkhof egte lieden met acte van indemniteit van deze woordelijcke inhoud en wanneer zij onverhoopt tot armoede mogten komen, ver- pligten wij ons tot derzelver behoorlijk onder houd, onder voorwaarde dat de Polityke of Kerkelijke Opsienders der Gemeinte J. C. te Sommelsdijk, welke deese acte van indem niteit vertoont sal worden, zig verpligten, bij het ontfangen van dezelve om een dergelijke acte te geven aan zodanige, die van hun tot ons overkomen." Deze laatste zinsnede diende om misbruik eener goedhartige Diaconie te voorkomen, zoo dat het eene dorp het andere niet mocht ge bruiken als een toevluchtsoord voor onbehuis- den. Het spreekt vanzelf, dat de gegoede stand alleen met attestatie inkwam en vertrok. Gelijk als nu van Sommelsdijk geëischt werd, zoo bestond er anno 1768 met Ooltgensplaat een dergelijk schriftelijk contract, om eikaars behoeftigen wel te accepteerën op attestatie, doch de ondersteuning door de plaats van her komst te doen geschieden. Verscheidene groote plaatsen gaven deze ac- ten van indemniteit of schadeloosstelling niet, waardoor dikwerf .groote moeilijkheden ont stonden. Ook was deze questie niet duidelijk bij de wet geregeld, want op de eene plaats gaf de Kerkeraad ze af, op de andere plaats als b.v. Steenbergen, de Schout. Ook was het niet voor onbepaalden tijd, doch dikwerf voor twee jaren, daarop wangedrag onmiddellijk de censuur volgde en daarmede de acte verviel. Zoo verging het Jan Ligtendag, die naar Dirksland vertrok, en na kort verblijf gesom meerd werd het dorp te verlaten en weer naar Den Bommel te vertrekken, alwaar hij na jaren zijne zonde van wederspanningheid en beleedi- ging bekende. Deze had den Kerkeraad willen dwingen tot afgifte van zoo'n acte, en dreef het zóó ver, dat de Classis er bij te pas kwam. Deze veroordeelde onze weigering, doch werd door Ds. Bonte wederstaan, door verschillende vroegere uitspraken van hoogere colleges. Vooral met zwervers had men ontzaglijk veel te stellen, waardoor omtrent deze zaken tallooze bladzijden ons actaboek vullen. Tot op on geveer 1830 was in deze materie geen vaste gedragslijn, doch doordat de Staat zich met deze kwestie inliet en het armenwezen bij de wet geregeld werd, trad verbetering in door dat iedere gemeente voor zijn eigén inwoners aansprakelijk werd gesteld. (Wordt vervolgd). Ik kan en mag het m. i. niet laten, om, nu de stemmingsdag al meer nabij komt, nog eens het woord te richten tot onze Hervormde men schen. Daar is in ons land, daar is ook op ons eiland een talrijke groep in het midden onzer Ned. Herv. Kerk, die de Gereformeerde waar heid liefheeft. En voor die groep is, voor zoo ver wij, menschen, zien kunnen, nog een toe komst weggelegd, indien zij door tweedracht haar kracht niet breekt. Dat is het groote ge vaar, dat de Herv. Geref. richting, bedreigt. Onze verdeeldheid zal onze ondergang worden. En daarom moet de splijtzwam uitgeroeid wor den en dienen we ook bij deze stembus als één man op te trekken. Eén volk, één strijd. Het is vooral Ds. Kersten, die onder ons Herv. Geref. volk zijn slag tracht te slaan, zijn ver overingen tracht te maken. Natuurlijk: de Geref. Gemeenten vormen een zoo klein terrein, daar is stemmenwinst niet meer te verkrijgen. En daarom nu het Hervormde volk gelokt. Ds. Zandt en Ds. Leenmans worden voor den staatkundig-gereformeerden wagen gespannen. Hun namen hebben en terecht op ons eiland een goeden klank. Als dienaars des Goddelijken Woords snijden zij het Woord recht. Nochtans wil ik mijn Hervormde broeders opwekken om niet van de Anti-Revolutionaire partij af te vallen. De Anti-Rev. Partij, waar door God groote dingen heeft tot stand ge bracht in onzen lande. Ds. Kersten beschimpt haar, smaadt haar, heeft geen goed woord voor haar over. Nu, hij moet dat verantwoorden, maar hij miskent daardoor het werk, dat God door middel der A. R'. Partij heeft gewerkt. Mannen en vrouwen, wordt niet ontrouw, maar weest getrouwLoopen wij uit onze Herv. Kerk soms weg Neen, hoewel onnoemelijk veel in die Kerk lijnrecht indruischt tegen den Woorde Gods. Wij geven die Kerk den scheidbrief niet, omdat wij gelooven mogen, dat God in haar heeft doen overblijven een arm en ellendig volk, dat op Zijn Naam vertrouwt. En zouden wij, die de Ned. Herv. Kerk trouw blijven ondanks haar menigvuldige afwijkingen, zouden wij de A. R. Partij zoo haastig den scheidbrief geven Wij meenen in haar afwijkingen te ont dekken, misschien Wij hebben onze grieven, wellicht? Best, ondergeteekende is ook niet over alles tevredeii. Maar dit staat vastals de A. R. Partij in enkele dingen in gebreke ge bleven is, dan is, wat in haar te misprijzen is, slechts kinderspel bij wat op onze kerk (die ik nochtans liefheb) is af te wijzen. Blijft ge onze Herv. Kerk getrouw Dan eisch ik van U, dat ge ook de A. R. Partij niet verlaten .moogt. Het is van het allergrootste belang voor de toekomst van ons Herv. Geref. volk, dat we ook in politieken zin een eenheid blijven vormen. Slechts dan is er onder Gods zegen een toekomst voor ons weggelegd. Staart ge op de namen van Ds. Leenmans en Ds. Zandt Weet dan, dat daar tientallen predikanten, God- vreezende mannen, tegenover staan, die in de A. R. gelederen zich thuis gevoelen. Zoolang Prof. Visscher, Dr. Severijn, Prof. van Leeu wen, Ds. K. J. van den Berg, Ds. van Grieken, Ds. Jongebreur, Ds. Remme, Ds. van Schuppen, Ds. Koolhaas enz. enz. blijven, blijven wij ook. Dat zijn onze leiders, ons door God gegeven. Broeders, laat U toch niet meevoeren. Heel de politieke actie van de Staatk. Geref. partij heeft geen ander doel, en dat is mijn vaste over tuiging, dan om de Herv. Kerk af te breken en den tempel der Geref. Gemeenten te bouwen. Ziet ge hun kerken de laatste jaren niet ver rijzen in tal van gemeenten Én als dat nu in Moderne en Ethische gemeenten was, zouden we ons daarover kunnen verblijden. Maar het geschiedt juist in die gemeenten, waar in de Herv. Kerk het Woord bediend wordt naar de Schriften. Op dan ter stembus, 'en allen uw stem uit gebracht op Dr. J. SEVERIJN, No. 1 van lijst 5, Dank voor de plaatsing. Uw dw, dnr. C. VAN DER SLUIJS, Middelharnis. SB BBHB sa OOLTGENSPLAAT. Bij de Ned. Herv. Gemeeente alhier is tot herder en leeraar be roepen Ds. Ottevanger van Papendrecht. HERKINGEN.* Beschikkende op het beroep, ingesteld door den Kerkeraad der Gereformeerde Gemeente te Herkingen, tegen de beschikking van Ged. Staten van Zuid-Holland, van 24 December 1928, waarbij, met handhaving van het besluit van B. en W. van Herkingen, af wijzend is beschikt op het verzoek van den ge noemden Kerkeraad tot oprichting van een kerk gebouw aldaar, werd bij Kon. besluit verlof verleend, met vernietiging van het besluit van B. en W. van Herkingen van 22 Augustus 1926 en van het besluit van Ged. Staten van Zuid- Holland van 24 December 1928, aan den Ker keraad der Gereformeerde Gemeente te Her kingen, tot het oprichten van een kerkgebouw op het terrein, kadastraal bekend gemeente Herkingen, Onderlangs no. 1387 (thans No. 1421 en 1422). De aangekondigde Doopsbediening in de Ned. Herv. Kerk op 7 Juli a.s., waarvoor deze week aangifte had behooren te geschieden, is uitgesteld wegens verhindering van den pre dikant Ds. v .d. Wal op genoemden datum. Krachtens art. 56, 2e lid der L. O. wet is aan deze gemeente vergunning verleend tot het benoemeri van een onderwijzer (es) van bijstand aan de O. L. S. WAAROM CHRISTELIJKE RADIO? Ten troost van treurigen. „Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht. Matth. 25 36. Wanneer de Zoon des Menschen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen De Stembus. Binnen enkele dagen zal ons Nederlandsche volk wederom naar de stembus worden ge roepen om zich uit te spreken omtrent de saam stelling van het parlement in de komende re- geeringsperiode. Van de saamstelling zal het voor een groot deel afhangen in welken geest ons vaderland in de komende periode zal worden geregeerd. Voor een belangrijk deel is dit echter in de hand gelegd van het belijdend deel der natie, dat krachtens de beginselen van onze Neder landsche geloofsbelijdenis tot den strijd tegen de revolutie is geroepen, d.w.z. krachtens zijn geloof tot den antirevolutionairen strijd is ver plicht. Een gevaar. Een groot gevaar, dat de kracht van den strijd door Groen ingezet en door het anti revolutionaire volk gestreden, bedreigt, ligt he laas in de verdeeldheid van het antirevolutio naire volk. Dat mag niet zoo. Het volk, dat op den bodem der belijdenis des geloofs staat, is in beginsel antirevolutionair, d.i. de gehoorzaamheid des geloofs dringt tot bestrijding van de revolutionaire beginselen op alle terrein des levens. Zoo gezien is het één volk en behoort zich ook als één volk naar de roeping des geloofs te openbaren. Al te zeer reeds heeft de invloed van den geest dezer eeuw de kracht des geloofs onder mijnd en de kerkelijke gedeeldheid bevorderd en met alle kracht dient gewaakt tegen een verbrokkeling, die tot schade van het chris telijk volksleven wordt gezocht. Trachten wij daarom te vergaderen, wat bij een behoort, en de gemeenschappelijke kracht te versterken. Daardoor zal de naam van den Christus geëerd worden. Daarom wekken wij het volk, dat uit de beginselen des geloofs antirevolutionair is, op om ook antirevolutionair te handelen. Een groot gedeelte van het hervormde volk heeft de belijdenis des geloofs lief en heeft den strijd tegen de revolutie steeds gesteund. Het late zich niet aftrekken, maar kome als één man op in de antirevolutionaire gelederen, op dat het zijn aandeel drage in den gemeenschap- pelijken strijd en zijn rechtmatigen invloed doe gelden. Bezwaar. Waar des Konings Woord heerschappij voert, kan wel haast geen bezwaar genoegzaam wegen om afzonderlijk optrekken te rechtvaardigen, indien men op het fundament van het gemeen schappelijk geloof het oog gericht houdt. Toch gaan er in onze dagen stemmen op, die verdeeldheid zaaien en het volk trachten te verstrooien. Vooral het coalitie-spook wordt den volke voorgehouden om het tot afval te bewegen. Inderdaad is dit echter een spook, want een coalitie, d. i. een bondgenootschap tusschen de A. R. partij, de C. H. Unie, en de R. K. Staats partij beestaat niet meer. Vroeger, toen men zich gezamenlijk opmaakte om het regeerkasteel te veroveren, en zich verbond in den gemeen- schappelijken strijd om de school, toen sprak men van coalitie. Sedert de invoering van de Evenredige Ver tegenwoordiging is er geen coalitie meer. Iedere partij voert haar eigen strijd en ijvert voor de beginselen van haar eigen Program. Wat men met het coalitie-spook bestrijd is geheel iets anders. Men bestrijdt parlementaire samenwer king van de partijen van rechts. Parlementaire saamwerldng. Iedereen, die zich voorstelt, hoe het parlement door den uitslag der verkiezing wordt saam- gesteld en de afgevaardigden van verschillende volksgroepen in één vergadering verzameld ziet om over 's lands belangen te handelen, weet, dat eerst dan een parlementair kabinet kan re- geeren, indien zich een meerderheid, dus meer dan 50 leden, achter de regeering schaart. Er is niet één partij bij machte om alleen te regeeren ook niet de grootste groep, n.l. de R. K. Staatspartij, die 30 van het geheel uitmaakt. Derhalve zal men eerst dan een parlementair kabinet kunnen formeeren indien verschillende Kamerfracties bereid blijken ieder voor zich hun steun te verkenen aan een door den Ka binetsformateur ontworpen program voor de komende wetgevende periode. De partijen verbinden zich dus niet met el kander, maar ieder voor zich verbindt zich tot steun aan het te vormen Kabinet. Het is dus een volkomen onjuiste voorstelling als men, ge lijk van de zijde der S. G. P. en H. G. S. geschiedt, deze steunverleening aan een op tredend Kabinet voorstelt als een coalitie van partijen onderling. Parlementaire saamwerking geoorloofd In een land als het onze, waar geen 'enkele politieke partij over een meerderheid in het parlement beschikt, is de vorming van een parlementair Kabinet en dus het verkrijgen van geregelde saamwerking tusschen Regeering en Volksvertegenwoordiging alleen mogelijk, wan neer meerdere partijen zich tot steun aan het Kabinet verplichten. Al ligt het, onder de gegeven omstandigheden, zeker niet in de bedoeling der A. R, partij om deze saamwerking na te jagen, een andere vraag is of zij weigeren mag er toe mee te wer ken, wanneer haar steun tot vorming van een parlementair Kabinet van Overheidswege wordt gevraagd. De Heilige Schrift is hier niet onduidelijk Abraham, de Vader der geloovigen, werd bijgestaan door "zijn bondgenooten Aner, Eskol en Mamre, die zelfs heidensche vorsten waren en Melchizedek kwam hem tegen met zijn zegen. Eendracht maakt macht. Veeleer verwachten wij dan ook kracht en behoud als ons antirevolutionaire volk verstan- diglijk handelt en als één man zich schaart tot den strijd om het beginsel. Indien het zich als één volk in dien strijd werpt, kan het zegen verwachten in het streven naar de handhaving van de christelijke grond slagen in ons volksleven. Dan kan het zijn invloed laten gelden, die het zeker inboeten zal, indien men elkander bijt en vereet. De H. Schrift vermaant toch „Zie toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt." Daarom wekken wij ook ons Hervormde Ge reformeerde volk op om de antirevolutionaire gelederen trouw te blijven en te versterken. Niemand wankele en niemand blijve achter, doch allen stemmen voor de Antirevolutionaire lijst. Lijst 5. Geen verdeeldheid, geen versnippering van krachten, maar naar den eisch van het Anti revolutionaire beginsel als één volk voor onze Antirevolutionaire mannen. Onderteekend door talloos vele Herv. predikanten. met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid en voor Hem zullen alle menschen vergaderd worden. Dat zal de groote confrontatie zijn. En die groote confrontatie loopt uit op het groote von nis. En het groote vonnis loopt uit op de groote vrijspraak, óf op de groote executie: het eeuwige leven óf de eeuwige pijn. (Matth. 25 31—-46). Merkwaardig zijn de overwegingen, waarop de Hoogste Rechter straks zijn sententie zal gronden. Dan zal de beslissende vraag zijn Hebben de gedaagden, die in de vierschaar staan, hongerigen te eten gegeven, vreemde lingen geherbergd, naakten gekleed, kranken be zocht En tot degenen, die ter rechterhand zijn, zal Hij zeggen: „Komt gij gezegenden, beërft het Koninkrijk, want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij gespijzigd; Ik ben krank ge weest, en gijj hebt Mij bezocht." En als ze verbaasd vragen: „Maar wanneer dan, Heere Dan zal Hij het antwoord geven: „Wat gij aan den minste mijner broederen gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan Niet alleen de grooten zijn Zijn broederen. Niet de menigte, niet de schare heeft voor Christus waardij. Al betrof het én enkele van de allerkleinsten het is aan hem gedaan. Nu zijn dit werken der liefde, die ieder doen kan. Een veldslag winnen, een paleis of een tempel bouwen, dat kan niet iedereen. Maar I kranken troosten, de ouden van dagen op zoeken, eenzamen opbeuren, dat kan wèl elkeen. Wie het nalaat, bezondigt zich, hij bedenke, dat de Rechter daarnaar vonnissen zal. Het ge richt beteekent vergelding. God geeft u een gelegenheid bij uitstek, om kranken op te zoeken; geestelijk hongerenden te spijzen; velen, die op eenzame posten staan, te verkwikken door de gemeenschap der heili gen, midden op de zee, midden in het heiden dom; ouden van dagen, die niet meer tot de samenkomst kunnen opgaan, te bemoedigen door prediking, door gebed en door lied in één woord om vele treurigen te troosten. Dat middel bij uitstek is de Christelijke Radio. Zie toe, dat gij U niet afzijdig houdt. Zoo gemakkelijk kunt gij dit gezegend werk steunen, door Uw bijdrage van slechts twee cent iedere week. Denk het u in, dat de groote Rechter in den dag der groote afrekening tot u zeggen zou Uw steun wilde ik gebruiken in Mijn werk der Christelijke Radio; Ik was krank, maar gij hebt Mij niet opgezochtEn wat zult gij te antwoorden hebben, als Hij de groote uit spraak doen zal Hoe zal het u zijn in die ure van Uw groote confrontatie Zeker, Christus oordeelt naar het geloof, maar het geloof wordt in de werken der liefde openbaar Laat heel rechtzinnig Christelijk Nederland zch voegen bij de 40.000 leden der Ned. Chr. Radio Vereeniging Waarom dus Christelijke Radio Om de Eere Gods. Om het Koningschap van Christus. Ttot Nut van den Naaste. En tot troost van vele treurigen Rotterdam. Ds. J. A. TAZELAAR. LOOPERS. Onze dominé is een mensch met gevoel, In de „Heraut deelt Ds. C. Lindeboom het volgende mee „Ds. H. W. Laman heeft op den Zondag, toen hij des avonds afscheid nam van heel de Gemeente van Assen (Ger. Kerk), des morgens in zijn wijkkerk na zijn predikatie een bijzonder afscheidswoord gericht tot zijn wijk. Hij dankte zijn geliefde „Molenstraatwijk" voor veel, ook voor de trouw waarmede haar bewoners zich steeds onder zijn prediking lieten vinden. Wij brengen de volgende regelen onder de aandacht van de „loopers" in onze groote steden „Ik zal er altijd dankbaar aan denken, dat ge me hier nimmer voor ledige banken hebt laten prediken, wanneer er eens een vreemde prediker was. Ik heb dan dikwijls tot mijn huisgezin gezqgd; iflc preek gelukkig |in de Molenstraatkerk, daar loopen ze niet zoo ge makkelijk weg. Dit was een daad van fijn gevoelde vriend schap. Ge hebt uwen leeraar, die in uw lief en leed heeft gedeeld, deze krenking niet willen aan doen. Ge hebt begrepen; onze dominé is een mensch met gevoel. We loopen niet van hem weg om een vreemde na te loopen, die als een reiziger doortrekt om te overnachten. De Heere weet, dat ik dat van mijn wijk op prijs heb gesteld. Ge hebt zeventien jaren naar me geluisterd. Het nieuwe was er wel wat af. Hoewel ik me altijd beijverd heb het oude Evangelie te brengen in een frisschen vorm. Ik heb nimmer het oude weder opgewarmd. Ik heb u nooit oud-bakken brood voorgezet. Maar mijn stem was u bekend. Mijn stijl was u bekend. Mijn voordracht was u bekend. Doch gij hebt mij nooit aan deze plaats ver achtelijk den rug toegekeerd. De Heere zij daarvoor gedankt."

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 9