111! on r i 'Bi it' Gemengd Nieuws. igBBomisai ateeMiuerzicnL Verkoopfngen. N HOSSJE TTOOE TT E3 O "O" °W ElsT' 33= X ILT IC Voor de Vrouw Voor de Jeugd. rÈf MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct. Laxeer-Tabietten 60 ct. Zenuw-Tabletten 75 ct. Staal-Tabletten 90 ct. Maag-Tabletten 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten f 'SfriC'p' iff i Ii mm 1 Mil til-. P| ill IB |B| t I i 1M paar landlieden gewond, gevluchte meisjes ver kracht en een beestachtig tooneel afgespeeld. En op den toren volgden eenige wethouders en predikanten met verrekijkers het schouwspel. De akker werd door sommigen het moordveld ge noemd Iets verder vind ik een gedicht door denzelf den Baljuw, die dit tooneel schiep, tijdens zijn ziekte gemaakt BOETVAERDIGHE KLACHTEN van DUYN CLAESSEN, Dijeck-Graef, ende Baljou over Schielandt, legghende op sijn sieck-bedde, uytghegheven tot waerschouwinghe van alle Schouten, ende Bal- jouen, die om hare eyghen baet der Contra- Remonstranten Predicanten raedt volghen. Hier legh ick armen Duyn, op 't bedde vast ghebonden, Door banden van Godts' handt, om mijn bedreVen sonden, Hier legh ick arme mensch, met pijn, en groot ellent, Ick sie, ick merck, ick voel, dat 't leven loopt naert endt Och, och en waer ick noyt tot Dijck-graef- schap verheven Och waer ick tot dees uyr, in nedricheydt ghebleven Och had ick noyt ghedaen der Predicanten raedt Soo waer 't ghemoedt in rust, ick sturve onghehaet Maer nu heb ick helaesmij blind-lingh laten leyden, Door leeraers die my Godts en 's Prinsen gonst toeseyden. So ick den Remonstrant kan treden onder voet, En so ick vel en vleysch, afstroopte on de boet; Door 't stoken van dit volck, wierd' ick haer Slaef, en Bode, Ja een Tyran, en Beul, tot dienst van haer Synode; Ick heb na haren lust, als Saul selfs ghewoet, Ick roofde gheldt, en kleedt, ick storte menschen bloet; Ick nam Soldaten mee, om 't gode volck te quellen, Ick heb door Hare handt, verscheyden doen vellen Ick swijgh wat 't Krijghsvolk voorts, met sulcke maeghden deen In somma eenen Wolf, soo even, soo met v Lammers Omspringhen, als ick dee met vrome Rotter dammers. Nu legh ick sieck, ja kranck, en 't Hert leyt my en knaecht, Ick voel dat myn Ghewis, my op myn bedde plaecht, Knaecht myn Consciëntie nu is dat myn teghenvechter O Godtwat sal 't syn als aller Werelt- rechter, My voor Hem daghen sal hoe sal 't my dan vergaen Als daer 't onnoosel bloet, teghens my op sal staen Als daer de klacht van Weeuw, en Weesen die nog suyghen, Ja d'afgeschoten pan, selfs teghens my sal tuyghen Als daer die Maeghen staan die schandelyck syn verkracht, En als een ydereen, voor Godt sal doen syn klacht O, Heer en wilt my dan, voort quaet gheen quaet betalen Laet dien Menschenmoorder my, doch in syn Ryck niet halen. Och doet my doch die Gonst, bewyst my die ghena, Dat ick uyt dese sieckt, doch wederom op sta Soo sal ick tot den eyndt, gaen beteren myn leven, En hopen dat Ghy Heer, myn misdaet suit vergheven. Finis. Ik heb dit stuk eens in zijn geheel opgenomen, omdat het behalve interessant, ook leerzaam is. Het doet zien dat ook onze Gereformeerde va deren kinderen huns tijds waren. Ongetwijfeld zal niemand zulk optreden ooit goedkeuren, zelfs niet de hardnekkigste voorstanders van art. 36. Maar het doet dan zien dat ook onze Calvinistische voorvaderen ook menschen warén, menschen met zondige hartstochten. En men moet het dan ook niet voorstellen alsof het hier ging om toepassing van art. 36. Er is bij dit optreden geen spoor van heiligen ernst te be speuren, het ging bij dat Rotterdamsche relletje niet om de zaak van Gods Koninkrijk, maar om de uitleving van opgezweepte, zondige harts tochten. Zij waren kinderen huns tijds, wat zij deden deed iedere godsdienstige richting op haar beurt. Maar tegenover het Hoofd der Kerk was het niet te verantwoorden Christus zou, ware Hij op aarde geweest tegfenover die menschen het hoofd geschud hebben en gezegd hebben wat Hij eens tegen de discipelen sprak, die vuur van den hemel wilden, om de vijanden te verteeren: gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt Moge dat ook in onze dagen de menschen die met alle geweld art. 36 willen toepassen, nog eens leeren verstaan UITKIJK WAAROM CHRISTELIJKE RADIO Tot nut van den naaste 1 Zoekende het voordeel van velen, opdat zij mochten behouden worden [1 Cor. 10 33. Wie het nauw neemt met Gods eere en Christus' Koningschap, dien gaat ook het belang van den naaste ter harte. Immers, als de gansche aarde en haar volheid des Heeren is, dan is bovenal de mensch des Heeren, die tot een hoofd van de aarde is gezet. En in het getal der onderdanen is des Konings heerlijkheid. Daarom hebben wij te zoeken het voordeel van onzen naaste, opdat hij moge behouden worden. Het gaat hier niet zoozeer om de Corinthische kwestie, maar het gaat hier om den algemeenen regel, dien Faulus stelt, als hij uit het vraagstuk, dat de gemeente te Corinthe beroert, zijn slotsom trekt: al het mogelijke moeten wij doen, desnoods met achterstelling van eigen belang, om maar zooveel als wij kunnen onzen naaste te hel» pen. En dat helpen moet redden en behouden zijn. Let op het voorbeeld van Christus, als Hij de arme zielen van menschen zoekt. Hij doet dat in den grauwen morgen, op den branden' den middag, bij zinkenden avond, in zwarten nacht, onvermoeid. Christus zoekt zielen. En een gezochte ziei, die een gevonden ziel geworden is, moet ook zoeken. Door te getuigen. Als wij zoo het voordeel van velen zoeken, dan is soms één woord genoeg, om (gelijk bij Jona) eenheele stad te behouden. Sterker nog, zelfs om (gelijk bij Luther en Calvijn) heele landen te behouden. En dat alles volgens Christus' opdracht, uit Christus' kracht, in Christus' gemeenschap. Ziedaar de taak van de Kerk. En ze tracht die taak te volbrengen in de Evangelisatie. Dat is mede een gewichtige reden voor de uitzend ng van onze predikdiensten. Maar het is ook de taak van ieder Christen afzonderlijk. Zoeken te behouden dat is actief ijveren. Dat is het tegendeel van stil zitten en zich schuil houden. Zoeken te be» houden het is met praten niet te doen. Hier past de daad. De groote, georganiseerde, doeltreffende daad. En nooit kunnen wij van die »velen« er meerderen tegelijk bereiken, dan met onze Christelijke Radio. De liefde van Christus dringe dan allen Zoekt, getuigt, redtl (Natuurlijk sta hier voorop het eerlijke zelfonderzoek, of wij zelf gevonden, behouden mogen zijn). En helpt dan de Ned. Chr. Radio Vereen, zoeken, ge» tuigen, redden. Opdat daardoor velen ge» drongen worden, om te komen, om te zien, en om overwonnen te worden door Christus. Deze nederlaag beteekent de victorie. Waarom dus Christelijke Radio? Om de Eere Gods, om het Koningschap van Christus en om het nut van den naaste. Ds. J. A. TAZELAAR. Rotterdam. Vrachtauto te Rotterdam in den Blaak gevallen. De bestuurder en een kind te water. Dinsdagavond te ongeveer half negen is de vrachtauto H 51816, bestuurd door J van Euwijk uit Schiedam, welke wagen beladen was met zakken aardappelen, op het midden van de Noord Blaak aldaar door een tramwagen van lijn 17, waarop als bestuurder J.J. Nieuw» koop stond, aangereden en te water gevallen. De auto had achter de boomen geladen en reed juist in linksche richting den kant van het oude Postkantoor uit toen de in dezelfde richting rijdende tramwagen hem greep. De auto maakte een draai, de bestuurder verloor de macht over zijn stuur en remmen, en plotseling schoot hij de Blaak in Onder het vallen maakte de auto nog een slag om, zoo» dat de wielen boven kwamen. Naast den bestuurder zat de 3«jarige jongen Jan Meyboom, eveneens uit Schiedam. Achter op den lading bevond zich J. J. Schilperoort van Rotterdam. Deze laatste wist zich op het laatste oogenblik door van den wagen te springen in veiligheid te brengen. Euwijk en het kind verdwenen echter in de diepte. De eerste heeft een schuit weten te bereiken. Het kind werd gered door schipper Donkersloot uit Den Bommel, die met zijn schuit in de Blaak lag. Deze sprong te water en wist het reeds gezonken knaapje boven te brengen. Ook de agent Roos had zich gekleed te water begeven en pogingen tot redd'ng in het werk gesteld. De bestuurder en het kind zijn met een auto van den Gemeentelijken genees» kundigen dienst naar het ziekenhuis Coolsin» gel gebracht. Het kind, dat, nadat een kwartier lang kunstmatige ademhaling was toegepast, weer bijkwam, is daar opgenomen. Euwijk, die een wond aan den rechterslaap had en een diepe wond aan de kin, kon zich, na verbonden te zijn, huiswaarts begeven. Met den kraanwagen van Jacatra is de vracht» auto uit de Blaak gehaald, hy is door de zorgen van de politie naar Woudensteyn ge» transporteerd. De wagen was zwaar bescha» digd, de cabine was er afgeslagen. De lading aardappelen is verloren gegaan. Ernstig mijnongeluk. Twee ver. schillende lezingen. In den nacht van Zaterdag op Zondag is in een der gangen van de ondergrondsche werken op de Staatsmijn Maurits te Lutterade een ernstig mijnongeluk gebeurd. Drie mijn» werkers verrichtten daar werkzaamheden, toen zij plotseling verrast werden door vallend ge' steente, waaronder zij werden bedolven. Den geheelen nacht duurden de reddings» pogingen voort. Eerst Zondagmorgen omstreeks 6 uur slaagde men er in, de verongelukte te bevrijden. De mijnwerker Verhees uit Mechelen (België) werd dood te voorschijn gehaald. Bij een anderen mijnwerker, van Auickenge' naamd (uit Stein a. d. Maas), waren'de vijf teenen van den rechtervoet geheel afgeknepen, terwijl een derde arbeider inwendige verwon» dingen opliep. Van andere zijde meldt men Zaterdagavond zijn in de Staatsmijn Maurits te Lutterade drie arbeiders onder vallend ge» steente bedolven. Toen anderhalf uur later de reddingsbrigade tot de ingestorte post was doorgedrongen, trof men daar twee arbeiders onverlet aan; de derde I. Grcar, een Jugo» Sloveen, was gedood. De ongelukkige was 31 jaar, ongehuwd, en woonde te Belgisch Eysden. Dat de belangstelling van 't publiek langza merhand grooter wordt, komt duidelijk tot uit drukking in de omzetten ter beurze. Van geen der plaats gehad hebbende groote gebeurtenissen heeft onze beurs zich iets aangetrokken. Het verloop den herstelbesprekingen te Parijs liet haar even koud, als de groote overwinning, welke de Labourpartij in Engeland bij de jong ste verkiezingen heeft behaald. Men is vooral in de industrieele afdeeling willig gestemd en laat zich deze stemming door niemand en niets ontnemen. Philips aandeelen hadden de leidingzij behaalden een avance van 50 punten, waardoor de geknipte claim van 2500.weder is ingehaald. Allerlei ge ruchten doen de ronde, en het voornaamste is wel, dat er binnenkort nogmaals een emissie komt, vermoedelijk 1 op 1. Wij hebben deze mededeeling reeds langen tijd geleden gedaan, zoodat het voor de lezers van ons overzicht geen nieuws meer is. Margarine-linie zeer vast. Het concern gaat nog maar steeds door met het overnemen van ondernemingen. Zoo werd onlangs de Mc. Do- nell Marg. en het geheele kapitaal van de Mar- garinefabriek te Upsala verworven. Ook van deze aandeelen verwacht men een claim, het geen niet onmogelijk is. Aandeelen Calvé in sympathie met Margarine-Unie zeer vast. Men taxeert het bedrag aan aandeelen, M. U. in het bezit van Calvé op 5.000.000.— maar niemand kan hiervan eenige bevestiging krijgen. Op de gehouden jaarvergadering werd op een desbe treffende vraag geen antwoord gegeven. Verder was er vraag naar Kodowa. De Directie heeft medegedeeld, dat in deze maand de jaarverga dering wordt gehouden, dat de oorspronkelijke koelapparaten veel verkocht worden, terwijl er ook nog een klein model in den handel is ge bracht, dat electrisch automatisch werkt. Dit ap paraat berust op een geheel nieuwe vinding en betreft een Amerikaansch patent. Küchenmeis- ter Accoustiek daalden in korten tijd van 280 tot 215 Het oordeel over de sprekende film is zeer verdeeld. Aandeelen van Berkel's Patent goed prijshoudend. Kunstzijdeaandeelen ongeanimeerd. De belangstelling is verminderd. Toch is de toestand in deze industrie gunstiger dan enkele maand'en terug, nl de petroleumafdee- ling ontwikkelde zich goede vraag voor aan deelen Koninklijke Ptroleum. Wij schreven in Maart 1929 als volgt „Zoodra de koers daalt krimpen de omzetten en bij herstel neemt de handel groote afmetingen aan. Van beursstandpunt kan men daaruit con- cludeeren, dat de rijzing met zorg wordt voor bereid, en dat het slotdividend heel wat bewe ging zal brengen." De beurs heeft ons in het gelijk gesteld. Men spreekt al meer en meer over een emissie, en let daarbij op de transacties van Parijs. Tegen den tijd dat er een emissie op tijd is verkoopt met hier voor Parijsche rekening Koninklijke Olies, om gedurende de emissie-periode beter te kunnen opereeren In de Mijnbouwafdeelingen trekken aandeelen Boetan nog stteds de aandacht. Er gaan ge ruchten, dat aandeelhouders voorkeursrecht zul len kunnen uitoefenen op de te stichten „Boe- ton Petroleum Maatschappij. Ook aandeelen Redjang Lebong liggen zeer vast. Aandeelen Biliton en in het bijzonder aan deelen 2e rubriek trekken gestadig aan. Naar onze meening is e'en koers van 600 voor zoon aandeel heel gewoon, en wij zouden advi- seeren aan aandeelhouders hun bezit over te doen. Voor tabaksaandeelen bestaat weinig belang stelling, terwijl ook de Rubberafdeeling geheel verlaten waren. Bijzonder flauw waren aandee len Oostkust, en pessimisten durven beweren, dat de koers nog 50 te hoog is. Eenige op leving van de rubbermarkt zou in dit voordeel wel verandering brengen. Wanneer men leest van de werkzaamheden van Ford in Rusland, is naar onze meening eenige optimisme niet misplaatst. Scheepvaartaandeelen geven geen aanleiding tot bijzondere bespreking, aangezien er in deze afdeeling momenteel niets omgaat.. In de Amerikaansche afdeeling regelt men zich geheel naar New York. De handel heeft weinig te beteekenen. De kwestie van het dure geld in Wallstreet is nog niet opgelost, 'en het opvragen van beleeningen is aan de orde van den dag. Zaterdag 15 Juni, bij inzet en Zaterdag 22 Juni, bij afslag, telkens des avonds 6 uur (zomertijd) te Ouddorp, in het Logement Akershoek, van een huis met schuur en verdere opstallen, tuin» en bouwland, geschikt voor bouwterrein, te Ouddorp, aan den Molenweg en aan den Pik de Poeweg, kadaster Sectie D Nos. 725, 736, 859 en 938, groot 2 72.30 H.A. of 5 G. 279 R. V. M„ toebe» hoorende aan Mej. C. M. Padmos, in 10 koopen en verschillende combinatiën. Voor het meerendeel dadelijk na de toewijzing te aan» vaarden. Notaris VAN DEN BERG. Zaterdag 15 Juni bij inzet en Zaterdag 22 Juni bij afslag, telkens des avonds 6uur(Zo« mertijd) te Ouddorp, in het Logement Akers» hoek, van een perceel Bouwland te Ouddorp, in den polder het Oudeland, aan den Nieuwe» weg, nabij Rustburg, kadaster Sectie D nos. 205 en 206, samen groot 2 49 20 H.A. 5 G. 128 R. V. M., in 5 koopen, combinatiën en massa. Verhuurd aan Jan Nederveld en K. C. Meijer tot 11 Nov. 1931 voor f 515.5* V per jaar. Ten verzoeke van Mejuffrouw L. c I Gans-Lodder te Middelharnis. Notaris VAN DEN BERG. Woensdag 3 Juli 1929 des voormiddags ten 10 uur (oude tijd) te Ooltgensplaat, in hotel Moelker aldaar publieke verkooping van het grasgewas van den Weipolder, zooals vanouds. Notaris AKKERMAN. Verkooping van het Huis met Erf en Schuur aan den Ring te Middelharnis, groot 1 Are 72 centiarenin twee perceelen en combinatie, op Donderdag 4 Juli bij inzet, op Donderdag 11 Juli bij afslag, telkens des avonds 7 uur (zomertijd) in het hotel Meijer te Middelharnis, ten verzoeke van den heer P. Verolme Jz. aldaar. Notarrs VAN BUUREN. Deze ABO B I' AFZ Correi De meesten hebben misschien den naam van het boek gehoord of in de advertentie gelezén of wellicht het boek zelf gelezen, 'k Bedoel het boek „De lange weg" geschreven door Mevr. Hoogstraten-Schoch. Ik heb het ook pas gelezen. Moest ik het nu hier uit letterkundig oogpunt bepreken, dan was er nogal critiek. Doch dit wil ik nu niet doen. We willen het maar eens hebben over de be doeling van dit boek en heel kort iets van het verhaal vertellen. De bedoeling is ongetwijfeld wel goed. We hooren natuurlijk allemaal wel vertellen of we lezen het eens in onze kranten, dat er tegenwoordig een gedeelte van ons volk is dat de huwelijkswetten wil wijzigen, zoodat echt scheiding veel gemakkelijer, zooal niet heel ge makkelijk wordt. Mevr.. Hoogstraten-Schoch is daar tegen, en in haar boek „De lange weg" laat de schrijf ster zien de geestelijke ellende en vereenzaming van de kinderen wier ouders gescheiden en ieder later weer hertrouwd zijn. Ook iaat de schr. zien hoe het wel moet in het huwelijksleven al zijn vaak er moeilijkheden. Het is een lange weg waarop de man en de vrouw elkander steeds nader kom'en tot dat er is een geheel begrijpen en een samenstrijden tegen wat dreigt in het huwelijk. Laten we eerst zeggen dat, hoeveel waardee ring wij hebben voor hetgeen Mevr. H.-S. aan voert, dit bij ons toch eerst in de tweede plaats geldt. Allereerst geldt het gebod Gods, dat zegt dat man en vrouw één zullen zijn en één zullen blijven totdat de dood hen scheidt. Christus zegt dat alleen wanneer één de trouw geschon den heeft, dat men dan van een kan gaan, doch van den beginne is het alzoo niet ge weest. En wie het anders wil, om luttele reden scheiden, die zondigt tegen Gods gebod. Dat geldt bij ons allereerst. Natuurlijk stemmen we met Mevr. Van H.-S. toe, dat ook al het lichtzinnig omspringen met huwelijk en scheiding zoo droeve gevolgen met zich brengt voor kinderen van zulke ouders. Dat is ook in-droef. Doch ni|et hllereerst om menscïien-ellende zijn de christenen tegen dat gemakkelijk schei den. Eerst Gods gebod en dan zien we verder om ons heen wat droeve gevolgen, dat in het leven zelf medebrengt. En nu kunnen we heel kort iets gaan vertellen uit het boek van Mevr. H.-S. Cumera's ouders zijn gescheiden en daarna trad elk weer in 't huwelijk. Maar zoowel de nieuwe vrouw van haar va der als de nieuwe echtgenoot van haar moeder willen de kinderen (Cunera heeft nog een broer) niet voortdurend bij zich in huis hebben. Laat ik vooraf zeggen dat het geen geldzor gen zijn die ellende brengen, dat zou de kwes tie niet geheel juist hebben gesteld. Curera krijgt een goede opvoeding op een buitenland- sche kostschool en komt daarna bij haar Oom en Tante, menschen van de Haagsche upper-ten Dus dat geeft geen zorgen en wie fijn voelt begrijpt wel dat het goed is dit buiten beschou wing te laten. De grootste ellende is de vereenzaming, van eigenlijk bij niemand te behooren. Als Curera van dek ostschool komt „mag" ze enkele dagen logeeren bij haar moeder en stiefvader. Een enkel daagje bezocht ze haar eigen vader in zijn nieuw home. Wreed, pijnigend diep, voelt Curera, dat ze eigenlijk nergens thuis hoort, zoowel bij haar moeder thuis, als bij haar vader is één die haar geheel vreemd is, en die haar daar niet gaarne blijvend ziet. Ze voelt zich zielig eenzaam in de groote m'enschenzee. En we kunnen het begrijpen dat Curera later tegen haar Seerp zegt, dat het ge mis van moederarmen in haar leven tot zulk een obcessie geworden is dat ze levenangst kréég. Doch als Seerp in haar leven komt verdwijnt het gevoel van eenzaamheid. Haar eigen man, haar eigen home en dan haar eigen kinderen. Zij hebben beiden elkander oprecht lief, maar toch zijn er moeilijkheden door Seerp's karakter. Seerp, die alles in zichzelf verwerkt, in zijn angstig zwijgzame dagen, wanneer het is alsof een muur tusschen hen wordt opgetrokken. Dan is het moeilijk voor Curera. En Seerp die kan maar niet overwinnen, die starre stroe ve zwijgende kracht in hem, die ook reeds zijn vader beheerschte. Och eigenlijk strijdt Seerp nog niet. Later gaat hij strijden, dan met Curera samen. Dan is alles goed tusschen hen. Doch hieruit moet men niet concludeeren dat Seerp niet goed was voor Curera, als niet de „zwijgende buien" over hem kwamen was hij steeds teer en goed voor haar en ook in zijn „buien" was hij steeds vol beleefdheid, doch wat is beleefdheid als de liefde wegesloten is. En Curera, verlangt zij te scheiden naar mo dernen trant omdat Seerp soms zoo moeilijk was in z'n zwijgzaamheid Daar wordt niet van gerept. Met geduldige liefde en verstandige takt leidt zij 't leven, tot dat Seerp's oogen open gaan voor zijn houding ten opzichte van Curera. En dan na een langen weg gaan ze samen strijden en is de groote eenheid in hun leven gekomen. Dit is in hoofdtrekken het verhaal, dat wat de bedoeling betreft onze instemming heeft. Het boek laat zich vlot lezen als alle boeken van Mevr. H. S. Er zijn nog al enkele zwakke plekken in 't verhaal, die we, als we letterkundige critiek moesten geven, wel zouden opnoemen. Nu vol staan we alleen maar met één punt te noemen, n.l. het gesprek met Cunera met haar stief vader over haar moeder. Dat lijkt ons te on waarschijnlijk. Doch we zullen het hierbij laten. Het is een boeiend boek, dat velen graag zullen lezen. M'n beste nichtjes en neefjes Voor dezen keer wil ik een flink stuk van 't verhaal in ons hoekje opnemen, enneik kan ons hoekje niet uitrekken, daarom moeten jullie het dezen keer met een heel kort praatje doen. Genieten jullie maar volop van 't mooie weer hoor. Nu, allemaal heel veel groeten van jullie TANTE TRUUS. DE MOEILIJKE LES. X. „Nou zeg, dan kunnen we wel direct begin nen, hé, als we bij huis zijn „Ja, we gaan eerst Piet z'n kleine broertje halen, die kan zoo wel wat met ons meeloopen, als we de reizigers gaan zoeken, 't Is zoo'n leuk ventje, zeg Hij zegt altijd alles zoo raar, dat je d'er wel om lachen moet. Weet je 't nog vanmorgen, Piet, toen zei hij ook zoo leuk, dat jij een langaap was, in plaats van een langslaper." Jo en Han moesten er smakelijk om lachen, Piet lachte ook maar wat mee, maar 't ging niet van harte. Die Hans ook altijd, iedereen scheen hem erg aardig te vinden, maar hij was toch dikwijls erg lastig. Even was 't of een fijn stemmetje in Piet vroeg: „Is dat nou wel waar Is Hansje zoo dikwijls lastig Maar Piet wilde daarnaar niet luisteren en heel erg druk praatte hij weer over 't roo- verspel voor dien middag. „Kijk jö, daar loopt Hans. Ga je eerst even naar binnen Grootmoe gendag zeggen Even gingen de jongens naar binnen en je kon merken, dat ze er thuis waren, 't Vroolijk stemmengeroes vervulde de groote kamer. „Zoo, zijn dat vriendjes van jullie, jongens Gaan jullie maar prettig spelen", zei Moe. „Ja hoor, Hans mag meespelen, maar Piet jij in de eerste plaats zorgt voor hem." „Ja Moe.." Hans' vriendelijke snuitje stond nu toch ev'en ernstig, alweer twee nieuwe jongens er bij. Dat was toch wel heel wat voor hem, maar natuurlijk kon z'n mondje niet lang stil blijven. „Ikke ga ook mee spelen, ikke loop net zoo als Piet", en weg rende 't kleine kleuterman- neke, om toch vooral maar te laten zien, hoe hard hij wel loopen kon. Daar gingen ze allemaal en de kamer leek zoo stil, nu al die vroolijke jonge stemmen er niet meer klonken. „Zeg, luisteren jullie nou. Nou gaan we zoo beginnen. Jullie roovers gaan allemaal daar in die wei achter bij dat boschje zitten, alleen Han, die is op verkenning uit, en die komt jullie later vertellen, dat er twee manrierf met een groote schat, alleen maar met z'n beiden de groote reis zullen doen, van die stad (Grootvaders boerderij) naar die stad (Oom's boerderij). En dan gaan jullie samen plannen maken om ons te overrompelen." j „Ja, hé en dan gaan Henk en ik ons vast verstoppen en den weg zoeken waar we langs moeten gaan." „Ja, maar zeg, wat moet die schat dan wezen. Als er niks is kunnen wij 't niet afpakken en dat is niet leuk." Piet keek even hulpvragend naar Jan en Henk, die waren hier thuis. „Ach jö, we maken van een steen en wat gras er om heen maar een pak, ik zal wel even aan Grootmoe wat papier vragen. O nee zeg, ik weet wat, er staat zoo'n klein kistje in de schuur, dat spijkeren we even dicht, ik mocht het toch hebben van Grootva." Prachtig hoor, dat is onze schat. Eén groote spijker, een paar klappen met den zwaren ha mer en de zaak was in orde. „Daar gaan we." „Denk er om, dat Hans niet bij de sloot komt, hoor." Wel ja, jö, wat denk je." Toch bleef de zorg nog even bij Piet, moest hij zelf z'n broertje niet bij zich houden, hij knapte er de anderen mee op. En opeens zag hij vaders oogen dringend op zich gericht. Maar 't was te gek, dan kon hij immers niet spelen. Hans zou dadelijk verraden waar hij was. In één oogenblik vloog dat allemaal door z'n gedachten en hij draalde even. „Toe jö, kom nou, anders hebben de roovers den schat, zonder dat ze d'r wat voor behoeven te do'en." In een oogenblik waren ze weggevlogen met den schat onder den arm. „Waar moeten we nou 't eerst heen, zeg Henk, wat kunnen we nou 't beste doen „Eerst maar een beetje hierheen, dan kunnen ze ons niet zien, en dan kunnen we verder afspreken. Wacht laten we eerst in de schuur gaan." „O, ik weet al wat", riep Piet, die altijd direct z'n plannetjes klaar had. „We klimmen daar boven op en daar is veel hout en dat zetten we zoo, dat ze ons niet kunnen zien en daar blijven we achter zit ten, als ze komen. Dadelijk zullen ze mischien wel even op de ladder kijken, maar toch niet alles afzoeken, want ze denken vast, dat we al op weg zijn naar jullie huis, en daar gaan ze dan dadelijk den weg afzoeken en dan kijken wij welken weg ze nemen. Als zij de bosch- jes langs den weg nemen, loopen wij heelemaal om door de weilanden, en gaan zij door 't land, dan gaan wij door de boschjes, want ze blijven vast bij elkaar allemaal, anders kunnen ze ons toch niet baas." „Ja, maar als ze ons hier vinden, dan zijn we d'r ineens bij." „Nou ja, maar we kruipen weg achter hout, dat zullen ze niet allemaal verzetten, jö. Ze zullen haast maken om weer buiten te komen.,, „Laten we 't dan maar doen." Fluks zaten ze al boven op den hooizolder, waar nu enkel wat hout lag opgeborgen. „Kijk jö, hier vooraan alles laten zooals 't is .anders merken ze 't direct, nee zeg, daar dat gaat fijn, zoo die plank nog zoo; wacht even, houd eens vast, ja hoor, nou dat dikke stuk zoo daar voor en dan er onder kruipen." „Fijn", bewonderde Henk, „dat heb je nou es goed gedaan, zeg." „Pff, om daar onder te komen, pff, nou onze schat nog jö, 't voornaamste moeten we nog opbergen." „Die houden we vlak bij ons." „Zoo, lig jij ook al 7" „Ik kan m'n hoofd geen tipje oplichten." „Sst, daar komen ze, hoor je Piet verkneuterde zich, dat ze daar zoo ge heimzinnig verborgen lagen. „We zullen eerst de schuur maar eens af zoeken." „Dat is Han", fluisterde Henk. „Ja maar, als we met z'n allen naar binnen gaan en ze zijn nog buiten, dan kunnen ze fijn ontsnappen." „Laat er dan één hier op post gaan staan en hard roepen als die wat ziet." „Wil ik hier gaan staan en kijken bcod Jo, Piet's zusje, aan. „Dat is nog ééns fijn", vonden de jongens. „Zie je wel, Jo, dat een meisje best met ons meespelen kan?" Jo was trotsch op dien lof. Ze zou terdege uitkijken. „Ikke ook zoeken", zei Hansje. De jongens boven hoorden alles. Angstig en toch heerlijk vonden ze 't, als ze eens gevonden werden en de schat ontnomen. „Laten we eerst daar boven alles eens af zoeken 'en dan beneden." „Welnee jö, dat is zoo dom mogelijk. Als wij boven zijn kunnen ze immers gauw weg- loopen uit de schuur vandaan. Nee, eerst be neden en dan boven, maar ik denk niet eens, dat ze boven zijn, dat is te gevaarlijk voor ze.' O, die jongens daar boven toch, van louter spanning kneep Henk zoo in Piet's arm, dat deze haast een schreeuw gaf. Overal zochten de jongens beneden, en Hansje had gehoord, dat de jongens dadelijk boven wilden gaan zoeken, maar hij dacht, dat kan ik nu al. Een beetje angstig toch wel door de vreemdheid van de ladder klauterde hij naar boven. Piet lag boven verscholen. Jo, z'n zusje, stond buit'en op den uitkijk e;i Dick was ijverig bezig om de kleine wagen schuur heelemaal af te zoeken. De andere jongens letten niet op Hans. Ze waren zoo in hun spel verdiept, overal zoeken. „Ikke ben heelemaal boven", schalde ope'ens Hans heldere stemmetje door de groote ruimte heen, maar beneden lette niemand er op. Maar Piet en Henk hoorden het wel. Wat zat Piet in onrust; zou hij te voorschijn komen en naar zijn broertje gaan, want als die weer die gevaarlijke ladder af moest, en er af was nog gevaarlijker dan er op. Maar dan was 't heele spel bedorven. Ze moesten beneden maar op hem letten. Dat hadden ze toch beloofd. Als ie nou te voorschijn kwam, was 't heele spel naar de maan. Ja maar z'n broertje. Och, 't zou nog best afloopen, altijd ook dat gezeur van kindermeisje te moeten spelen- Jo kon hem toch ook wel bij zich houden. De aardigheid was door de angst van Piet nu wel van 't spel af. (Wordt vervolgd). Wl pi. aj Zv f6, gl WI Opj Mei toetrel zet te oplosa (mini| delijkJ puntefl Heeft! ingezcT mee t Zwl de tej 1. 4. Kc Of I Wil Zwl Wil 1. Of Als volgenl gebied I nieuwe] ken er; Meri oefenel Het: Grashd in de diagonl een vé dit wil Bijv.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 2