111!
on
r
i
'Bi it'
Gemengd Nieuws.
igBBomisai ateeMiuerzicnL
Verkoopfngen.
N
HOSSJE TTOOE TT E3 O "O" °W ElsT' 33= X ILT IC
Voor de Vrouw
Voor de Jeugd.
rÈf
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Laxeer-Tabietten 60 ct.
Zenuw-Tabletten 75 ct.
Staal-Tabletten 90 ct.
Maag-Tabletten 75 ct.
Bij Apoth. en Drogisten
f 'SfriC'p' iff
i
Ii mm 1
Mil til-.
P| ill
IB
|B| t
I i
1M
paar landlieden gewond, gevluchte meisjes ver
kracht en een beestachtig tooneel afgespeeld.
En op den toren volgden eenige wethouders en
predikanten met verrekijkers het schouwspel. De
akker werd door sommigen het moordveld ge
noemd
Iets verder vind ik een gedicht door denzelf
den Baljuw, die dit tooneel schiep, tijdens zijn
ziekte gemaakt
BOETVAERDIGHE KLACHTEN
van
DUYN CLAESSEN,
Dijeck-Graef, ende Baljou over Schielandt,
legghende op sijn sieck-bedde, uytghegheven tot
waerschouwinghe van alle Schouten, ende Bal-
jouen, die om hare eyghen baet der Contra-
Remonstranten Predicanten raedt volghen.
Hier legh ick armen Duyn, op 't bedde vast
ghebonden,
Door banden van Godts' handt, om mijn
bedreVen sonden,
Hier legh ick arme mensch, met pijn, en
groot ellent,
Ick sie, ick merck, ick voel, dat 't leven loopt
naert endt
Och, och en waer ick noyt tot Dijck-graef-
schap verheven
Och waer ick tot dees uyr, in nedricheydt
ghebleven
Och had ick noyt ghedaen der Predicanten
raedt
Soo waer 't ghemoedt in rust, ick sturve
onghehaet
Maer nu heb ick helaesmij blind-lingh laten
leyden,
Door leeraers die my Godts en 's Prinsen
gonst toeseyden.
So ick den Remonstrant kan treden onder voet,
En so ick vel en vleysch, afstroopte on de boet;
Door 't stoken van dit volck, wierd' ick haer
Slaef, en Bode,
Ja een Tyran, en Beul, tot dienst van haer
Synode;
Ick heb na haren lust, als Saul selfs ghewoet,
Ick roofde gheldt, en kleedt, ick storte
menschen bloet;
Ick nam Soldaten mee, om 't gode volck
te quellen,
Ick heb door Hare handt, verscheyden doen
vellen
Ick swijgh wat 't Krijghsvolk voorts, met
sulcke maeghden deen
In somma eenen Wolf, soo even, soo met
v Lammers
Omspringhen, als ick dee met vrome Rotter
dammers.
Nu legh ick sieck, ja kranck, en 't Hert leyt
my en knaecht,
Ick voel dat myn Ghewis, my op myn bedde
plaecht,
Knaecht myn Consciëntie nu is dat myn
teghenvechter
O Godtwat sal 't syn als aller Werelt-
rechter,
My voor Hem daghen sal hoe sal 't my dan
vergaen
Als daer 't onnoosel bloet, teghens my op
sal staen
Als daer de klacht van Weeuw, en Weesen
die nog suyghen,
Ja d'afgeschoten pan, selfs teghens my sal
tuyghen
Als daer die Maeghen staan die schandelyck
syn verkracht,
En als een ydereen, voor Godt sal doen syn
klacht
O, Heer en wilt my dan, voort quaet gheen
quaet betalen
Laet dien Menschenmoorder my, doch in syn
Ryck niet halen.
Och doet my doch die Gonst, bewyst my die
ghena,
Dat ick uyt dese sieckt, doch wederom op sta
Soo sal ick tot den eyndt, gaen beteren myn
leven,
En hopen dat Ghy Heer, myn misdaet suit
vergheven.
Finis.
Ik heb dit stuk eens in zijn geheel opgenomen,
omdat het behalve interessant, ook leerzaam is.
Het doet zien dat ook onze Gereformeerde va
deren kinderen huns tijds waren. Ongetwijfeld
zal niemand zulk optreden ooit goedkeuren,
zelfs niet de hardnekkigste voorstanders van
art. 36. Maar het doet dan zien dat ook onze
Calvinistische voorvaderen ook menschen warén,
menschen met zondige hartstochten. En men
moet het dan ook niet voorstellen alsof het hier
ging om toepassing van art. 36. Er is bij dit
optreden geen spoor van heiligen ernst te be
speuren, het ging bij dat Rotterdamsche relletje
niet om de zaak van Gods Koninkrijk, maar om
de uitleving van opgezweepte, zondige harts
tochten.
Zij waren kinderen huns tijds, wat zij deden
deed iedere godsdienstige richting op haar beurt.
Maar tegenover het Hoofd der Kerk was het
niet te verantwoorden Christus zou, ware Hij
op aarde geweest tegfenover die menschen het
hoofd geschud hebben en gezegd hebben wat
Hij eens tegen de discipelen sprak, die vuur van
den hemel wilden, om de vijanden te verteeren:
gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt
Moge dat ook in onze dagen de menschen die
met alle geweld art. 36 willen toepassen, nog
eens leeren verstaan
UITKIJK
WAAROM CHRISTELIJKE RADIO
Tot nut van den naaste 1
Zoekende het voordeel van velen,
opdat zij mochten behouden worden
[1 Cor. 10 33.
Wie het nauw neemt met Gods eere en
Christus' Koningschap, dien gaat ook het
belang van den naaste ter harte. Immers, als
de gansche aarde en haar volheid des Heeren
is, dan is bovenal de mensch des Heeren, die
tot een hoofd van de aarde is gezet. En in
het getal der onderdanen is des Konings
heerlijkheid.
Daarom hebben wij te zoeken het voordeel
van onzen naaste, opdat hij moge behouden
worden. Het gaat hier niet zoozeer om de
Corinthische kwestie, maar het gaat hier om
den algemeenen regel, dien Faulus stelt, als
hij uit het vraagstuk, dat de gemeente te
Corinthe beroert, zijn slotsom trekt: al het
mogelijke moeten wij doen, desnoods met
achterstelling van eigen belang, om maar
zooveel als wij kunnen onzen naaste te hel»
pen. En dat helpen moet redden en behouden
zijn.
Let op het voorbeeld van Christus, als Hij
de arme zielen van menschen zoekt. Hij doet
dat in den grauwen morgen, op den branden'
den middag, bij zinkenden avond, in zwarten
nacht, onvermoeid.
Christus zoekt zielen. En een gezochte ziei,
die een gevonden ziel geworden is, moet ook
zoeken. Door te getuigen. Als wij zoo het
voordeel van velen zoeken, dan is soms één
woord genoeg, om (gelijk bij Jona) eenheele
stad te behouden.
Sterker nog, zelfs om (gelijk bij Luther en
Calvijn) heele landen te behouden.
En dat alles volgens Christus' opdracht, uit
Christus' kracht, in Christus' gemeenschap.
Ziedaar de taak van de Kerk. En ze tracht
die taak te volbrengen in de Evangelisatie.
Dat is mede een gewichtige reden voor de
uitzend ng van onze predikdiensten.
Maar het is ook de taak van ieder Christen
afzonderlijk. Zoeken te behouden dat is
actief ijveren. Dat is het tegendeel van stil
zitten en zich schuil houden. Zoeken te be»
houden het is met praten niet te doen.
Hier past de daad. De groote, georganiseerde,
doeltreffende daad. En nooit kunnen wij van
die »velen« er meerderen tegelijk bereiken,
dan met onze Christelijke Radio.
De liefde van Christus dringe dan allen
Zoekt, getuigt, redtl (Natuurlijk sta hier
voorop het eerlijke zelfonderzoek, of wij zelf
gevonden, behouden mogen zijn). En helpt
dan de Ned. Chr. Radio Vereen, zoeken, ge»
tuigen, redden. Opdat daardoor velen ge»
drongen worden, om te komen, om te zien,
en om overwonnen te worden door
Christus. Deze nederlaag beteekent de victorie.
Waarom dus Christelijke Radio?
Om de Eere Gods, om het Koningschap
van Christus en om het nut van den naaste.
Ds. J. A. TAZELAAR.
Rotterdam.
Vrachtauto te Rotterdam in den Blaak
gevallen.
De bestuurder en een kind te water.
Dinsdagavond te ongeveer half negen is de
vrachtauto H 51816, bestuurd door J van
Euwijk uit Schiedam, welke wagen beladen was
met zakken aardappelen, op het midden van
de Noord Blaak aldaar door een tramwagen
van lijn 17, waarop als bestuurder J.J. Nieuw»
koop stond, aangereden en te water gevallen.
De auto had achter de boomen geladen en
reed juist in linksche richting den kant van
het oude Postkantoor uit toen de in dezelfde
richting rijdende tramwagen hem greep. De
auto maakte een draai, de bestuurder verloor
de macht over zijn stuur en remmen, en
plotseling schoot hij de Blaak in Onder het
vallen maakte de auto nog een slag om, zoo»
dat de wielen boven kwamen.
Naast den bestuurder zat de 3«jarige jongen
Jan Meyboom, eveneens uit Schiedam. Achter
op den lading bevond zich J. J. Schilperoort
van Rotterdam. Deze laatste wist zich op het
laatste oogenblik door van den wagen te
springen in veiligheid te brengen. Euwijk en
het kind verdwenen echter in de diepte. De
eerste heeft een schuit weten te bereiken. Het
kind werd gered door schipper Donkersloot
uit Den Bommel, die met zijn schuit in de
Blaak lag. Deze sprong te water en wist het
reeds gezonken knaapje boven te brengen.
Ook de agent Roos had zich gekleed te water
begeven en pogingen tot redd'ng in het werk
gesteld. De bestuurder en het kind zijn met
een auto van den Gemeentelijken genees»
kundigen dienst naar het ziekenhuis Coolsin»
gel gebracht. Het kind, dat, nadat een kwartier
lang kunstmatige ademhaling was toegepast,
weer bijkwam, is daar opgenomen. Euwijk,
die een wond aan den rechterslaap had en
een diepe wond aan de kin, kon zich, na
verbonden te zijn, huiswaarts begeven.
Met den kraanwagen van Jacatra is de vracht»
auto uit de Blaak gehaald, hy is door de
zorgen van de politie naar Woudensteyn ge»
transporteerd. De wagen was zwaar bescha»
digd, de cabine was er afgeslagen. De lading
aardappelen is verloren gegaan.
Ernstig mijnongeluk. Twee ver.
schillende lezingen.
In den nacht van Zaterdag op Zondag is
in een der gangen van de ondergrondsche
werken op de Staatsmijn Maurits te Lutterade
een ernstig mijnongeluk gebeurd. Drie mijn»
werkers verrichtten daar werkzaamheden, toen
zij plotseling verrast werden door vallend ge'
steente, waaronder zij werden bedolven.
Den geheelen nacht duurden de reddings»
pogingen voort. Eerst Zondagmorgen omstreeks
6 uur slaagde men er in, de verongelukte te
bevrijden. De mijnwerker Verhees uit Mechelen
(België) werd dood te voorschijn gehaald.
Bij een anderen mijnwerker, van Auickenge'
naamd (uit Stein a. d. Maas), waren'de vijf
teenen van den rechtervoet geheel afgeknepen,
terwijl een derde arbeider inwendige verwon»
dingen opliep.
Van andere zijde meldt men
Zaterdagavond zijn in de Staatsmijn Maurits
te Lutterade drie arbeiders onder vallend ge»
steente bedolven. Toen anderhalf uur later
de reddingsbrigade tot de ingestorte post was
doorgedrongen, trof men daar twee arbeiders
onverlet aan; de derde I. Grcar, een Jugo»
Sloveen, was gedood. De ongelukkige was 31
jaar, ongehuwd, en woonde te Belgisch Eysden.
Dat de belangstelling van 't publiek langza
merhand grooter wordt, komt duidelijk tot uit
drukking in de omzetten ter beurze. Van geen
der plaats gehad hebbende groote gebeurtenissen
heeft onze beurs zich iets aangetrokken. Het
verloop den herstelbesprekingen te Parijs liet
haar even koud, als de groote overwinning,
welke de Labourpartij in Engeland bij de jong
ste verkiezingen heeft behaald.
Men is vooral in de industrieele afdeeling
willig gestemd en laat zich deze stemming door
niemand en niets ontnemen. Philips aandeelen
hadden de leidingzij behaalden een avance
van 50 punten, waardoor de geknipte claim
van 2500.weder is ingehaald. Allerlei ge
ruchten doen de ronde, en het voornaamste is
wel, dat er binnenkort nogmaals een emissie
komt, vermoedelijk 1 op 1. Wij hebben deze
mededeeling reeds langen tijd geleden gedaan,
zoodat het voor de lezers van ons overzicht
geen nieuws meer is.
Margarine-linie zeer vast. Het concern gaat
nog maar steeds door met het overnemen van
ondernemingen. Zoo werd onlangs de Mc. Do-
nell Marg. en het geheele kapitaal van de Mar-
garinefabriek te Upsala verworven. Ook van
deze aandeelen verwacht men een claim, het
geen niet onmogelijk is. Aandeelen Calvé in
sympathie met Margarine-Unie zeer vast. Men
taxeert het bedrag aan aandeelen, M. U. in het
bezit van Calvé op 5.000.000.— maar niemand
kan hiervan eenige bevestiging krijgen. Op de
gehouden jaarvergadering werd op een desbe
treffende vraag geen antwoord gegeven. Verder
was er vraag naar Kodowa. De Directie heeft
medegedeeld, dat in deze maand de jaarverga
dering wordt gehouden, dat de oorspronkelijke
koelapparaten veel verkocht worden, terwijl er
ook nog een klein model in den handel is ge
bracht, dat electrisch automatisch werkt. Dit ap
paraat berust op een geheel nieuwe vinding en
betreft een Amerikaansch patent. Küchenmeis-
ter Accoustiek daalden in korten tijd van 280
tot 215 Het oordeel over de sprekende
film is zeer verdeeld. Aandeelen van Berkel's
Patent goed prijshoudend. Kunstzijdeaandeelen
ongeanimeerd. De belangstelling is verminderd.
Toch is de toestand in deze industrie gunstiger
dan enkele maand'en terug, nl de petroleumafdee-
ling ontwikkelde zich goede vraag voor aan
deelen Koninklijke Ptroleum. Wij schreven in
Maart 1929 als volgt
„Zoodra de koers daalt krimpen de omzetten
en bij herstel neemt de handel groote afmetingen
aan. Van beursstandpunt kan men daaruit con-
cludeeren, dat de rijzing met zorg wordt voor
bereid, en dat het slotdividend heel wat bewe
ging zal brengen."
De beurs heeft ons in het gelijk gesteld. Men
spreekt al meer en meer over een emissie, en
let daarbij op de transacties van Parijs. Tegen
den tijd dat er een emissie op tijd is verkoopt
met hier voor Parijsche rekening Koninklijke
Olies, om gedurende de emissie-periode beter te
kunnen opereeren
In de Mijnbouwafdeelingen trekken aandeelen
Boetan nog stteds de aandacht. Er gaan ge
ruchten, dat aandeelhouders voorkeursrecht zul
len kunnen uitoefenen op de te stichten „Boe-
ton Petroleum Maatschappij.
Ook aandeelen Redjang Lebong liggen zeer
vast. Aandeelen Biliton en in het bijzonder aan
deelen 2e rubriek trekken gestadig aan. Naar
onze meening is e'en koers van 600 voor
zoon aandeel heel gewoon, en wij zouden advi-
seeren aan aandeelhouders hun bezit over te
doen.
Voor tabaksaandeelen bestaat weinig belang
stelling, terwijl ook de Rubberafdeeling geheel
verlaten waren. Bijzonder flauw waren aandee
len Oostkust, en pessimisten durven beweren,
dat de koers nog 50 te hoog is. Eenige op
leving van de rubbermarkt zou in dit voordeel
wel verandering brengen. Wanneer men leest
van de werkzaamheden van Ford in Rusland,
is naar onze meening eenige optimisme niet
misplaatst.
Scheepvaartaandeelen geven geen aanleiding
tot bijzondere bespreking, aangezien er in deze
afdeeling momenteel niets omgaat..
In de Amerikaansche afdeeling regelt men
zich geheel naar New York. De handel heeft
weinig te beteekenen. De kwestie van het dure
geld in Wallstreet is nog niet opgelost, 'en het
opvragen van beleeningen is aan de orde van
den dag.
Zaterdag 15 Juni, bij inzet en Zaterdag 22
Juni, bij afslag, telkens des avonds 6 uur
(zomertijd) te Ouddorp, in het Logement
Akershoek, van een huis met schuur en
verdere opstallen, tuin» en bouwland, geschikt
voor bouwterrein, te Ouddorp, aan den
Molenweg en aan den Pik de Poeweg, kadaster
Sectie D Nos. 725, 736, 859 en 938, groot
2 72.30 H.A. of 5 G. 279 R. V. M„ toebe»
hoorende aan Mej. C. M. Padmos, in 10
koopen en verschillende combinatiën. Voor het
meerendeel dadelijk na de toewijzing te aan»
vaarden.
Notaris VAN DEN BERG.
Zaterdag 15 Juni bij inzet en Zaterdag 22
Juni bij afslag, telkens des avonds 6uur(Zo«
mertijd) te Ouddorp, in het Logement Akers»
hoek, van een perceel Bouwland te Ouddorp,
in den polder het Oudeland, aan den Nieuwe»
weg, nabij Rustburg, kadaster Sectie D nos.
205 en 206, samen groot 2 49 20 H.A. 5
G. 128 R. V. M., in 5 koopen, combinatiën
en massa. Verhuurd aan Jan Nederveld en
K. C. Meijer tot 11 Nov. 1931 voor f 515.5* V
per jaar. Ten verzoeke van Mejuffrouw L. c I
Gans-Lodder te Middelharnis.
Notaris VAN DEN BERG.
Woensdag 3 Juli 1929 des voormiddags ten
10 uur (oude tijd) te Ooltgensplaat, in hotel
Moelker aldaar publieke verkooping van het
grasgewas van den Weipolder, zooals vanouds.
Notaris AKKERMAN.
Verkooping van het Huis met Erf en Schuur
aan den Ring te Middelharnis, groot 1 Are
72 centiarenin twee perceelen en combinatie,
op Donderdag 4 Juli bij inzet, op Donderdag
11 Juli bij afslag, telkens des avonds 7 uur
(zomertijd) in het hotel Meijer te Middelharnis,
ten verzoeke van den heer P. Verolme Jz.
aldaar.
Notarrs VAN BUUREN.
Deze
ABO
B I'
AFZ
Correi
De meesten hebben misschien den naam van
het boek gehoord of in de advertentie gelezén of
wellicht het boek zelf gelezen, 'k Bedoel het
boek „De lange weg" geschreven door Mevr.
Hoogstraten-Schoch.
Ik heb het ook pas gelezen. Moest ik het nu
hier uit letterkundig oogpunt bepreken, dan was
er nogal critiek. Doch dit wil ik nu niet doen.
We willen het maar eens hebben over de be
doeling van dit boek en heel kort iets van
het verhaal vertellen.
De bedoeling is ongetwijfeld wel goed.
We hooren natuurlijk allemaal wel vertellen
of we lezen het eens in onze kranten, dat er
tegenwoordig een gedeelte van ons volk is dat
de huwelijkswetten wil wijzigen, zoodat echt
scheiding veel gemakkelijer, zooal niet heel ge
makkelijk wordt.
Mevr.. Hoogstraten-Schoch is daar tegen, en
in haar boek „De lange weg" laat de schrijf
ster zien de geestelijke ellende en vereenzaming
van de kinderen wier ouders gescheiden en ieder
later weer hertrouwd zijn. Ook iaat de schr. zien
hoe het wel moet in het huwelijksleven al zijn
vaak er moeilijkheden. Het is een lange weg
waarop de man en de vrouw elkander steeds
nader kom'en tot dat er is een geheel begrijpen
en een samenstrijden tegen wat dreigt in het
huwelijk.
Laten we eerst zeggen dat, hoeveel waardee
ring wij hebben voor hetgeen Mevr. H.-S. aan
voert, dit bij ons toch eerst in de tweede plaats
geldt.
Allereerst geldt het gebod Gods, dat zegt dat
man en vrouw één zullen zijn en één zullen
blijven totdat de dood hen scheidt. Christus
zegt dat alleen wanneer één de trouw geschon
den heeft, dat men dan van een kan gaan,
doch van den beginne is het alzoo niet ge
weest. En wie het anders wil, om luttele reden
scheiden, die zondigt tegen Gods gebod.
Dat geldt bij ons allereerst.
Natuurlijk stemmen we met Mevr. Van H.-S.
toe, dat ook al het lichtzinnig omspringen met
huwelijk en scheiding zoo droeve gevolgen met
zich brengt voor kinderen van zulke ouders.
Dat is ook in-droef.
Doch ni|et hllereerst om menscïien-ellende
zijn de christenen tegen dat gemakkelijk schei
den. Eerst Gods gebod en dan zien we verder
om ons heen wat droeve gevolgen, dat in het
leven zelf medebrengt.
En nu kunnen we heel kort iets gaan vertellen
uit het boek van Mevr. H.-S.
Cumera's ouders zijn gescheiden en daarna
trad elk weer in 't huwelijk.
Maar zoowel de nieuwe vrouw van haar va
der als de nieuwe echtgenoot van haar moeder
willen de kinderen (Cunera heeft nog een broer)
niet voortdurend bij zich in huis hebben.
Laat ik vooraf zeggen dat het geen geldzor
gen zijn die ellende brengen, dat zou de kwes
tie niet geheel juist hebben gesteld. Curera
krijgt een goede opvoeding op een buitenland-
sche kostschool en komt daarna bij haar Oom
en Tante, menschen van de Haagsche upper-ten
Dus dat geeft geen zorgen en wie fijn voelt
begrijpt wel dat het goed is dit buiten beschou
wing te laten.
De grootste ellende is de vereenzaming, van
eigenlijk bij niemand te behooren.
Als Curera van dek ostschool komt „mag"
ze enkele dagen logeeren bij haar moeder en
stiefvader. Een enkel daagje bezocht ze haar
eigen vader in zijn nieuw home.
Wreed, pijnigend diep, voelt Curera, dat ze
eigenlijk nergens thuis hoort, zoowel bij haar
moeder thuis, als bij haar vader is één die haar
geheel vreemd is, en die haar daar niet gaarne
blijvend ziet.
Ze voelt zich zielig eenzaam in de groote
m'enschenzee. En we kunnen het begrijpen dat
Curera later tegen haar Seerp zegt, dat het ge
mis van moederarmen in haar leven tot zulk een
obcessie geworden is dat ze levenangst kréég.
Doch als Seerp in haar leven komt verdwijnt
het gevoel van eenzaamheid. Haar eigen man,
haar eigen home en dan haar eigen kinderen.
Zij hebben beiden elkander oprecht lief, maar
toch zijn er moeilijkheden door Seerp's karakter.
Seerp, die alles in zichzelf verwerkt, in zijn
angstig zwijgzame dagen, wanneer het is alsof
een muur tusschen hen wordt opgetrokken.
Dan is het moeilijk voor Curera. En Seerp
die kan maar niet overwinnen, die starre stroe
ve zwijgende kracht in hem, die ook reeds zijn
vader beheerschte. Och eigenlijk strijdt Seerp
nog niet. Later gaat hij strijden, dan met Curera
samen. Dan is alles goed tusschen hen.
Doch hieruit moet men niet concludeeren dat
Seerp niet goed was voor Curera, als niet de
„zwijgende buien" over hem kwamen was hij
steeds teer en goed voor haar en ook in zijn
„buien" was hij steeds vol beleefdheid, doch wat
is beleefdheid als de liefde wegesloten is.
En Curera, verlangt zij te scheiden naar mo
dernen trant omdat Seerp soms zoo moeilijk
was in z'n zwijgzaamheid
Daar wordt niet van gerept. Met geduldige
liefde en verstandige takt leidt zij 't leven, tot
dat Seerp's oogen open gaan voor zijn houding
ten opzichte van Curera. En dan na een langen
weg gaan ze samen strijden en is de groote
eenheid in hun leven gekomen.
Dit is in hoofdtrekken het verhaal, dat wat
de bedoeling betreft onze instemming heeft. Het
boek laat zich vlot lezen als alle boeken van
Mevr. H. S.
Er zijn nog al enkele zwakke plekken in 't
verhaal, die we, als we letterkundige critiek
moesten geven, wel zouden opnoemen. Nu vol
staan we alleen maar met één punt te noemen,
n.l. het gesprek met Cunera met haar stief
vader over haar moeder. Dat lijkt ons te on
waarschijnlijk.
Doch we zullen het hierbij laten. Het is een
boeiend boek, dat velen graag zullen lezen.
M'n beste nichtjes en neefjes
Voor dezen keer wil ik een flink stuk van
't verhaal in ons hoekje opnemen, enneik
kan ons hoekje niet uitrekken, daarom moeten
jullie het dezen keer met een heel kort praatje
doen.
Genieten jullie maar volop van 't mooie weer
hoor.
Nu, allemaal heel veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
DE MOEILIJKE LES.
X.
„Nou zeg, dan kunnen we wel direct begin
nen, hé, als we bij huis zijn
„Ja, we gaan eerst Piet z'n kleine broertje
halen, die kan zoo wel wat met ons meeloopen,
als we de reizigers gaan zoeken, 't Is zoo'n
leuk ventje, zeg Hij zegt altijd alles zoo raar,
dat je d'er wel om lachen moet.
Weet je 't nog vanmorgen, Piet, toen zei
hij ook zoo leuk, dat jij een langaap was, in
plaats van een langslaper."
Jo en Han moesten er smakelijk om lachen,
Piet lachte ook maar wat mee, maar 't ging
niet van harte. Die Hans ook altijd, iedereen
scheen hem erg aardig te vinden, maar hij was
toch dikwijls erg lastig.
Even was 't of een fijn stemmetje in Piet
vroeg: „Is dat nou wel waar Is Hansje zoo
dikwijls lastig
Maar Piet wilde daarnaar niet luisteren
en heel erg druk praatte hij weer over 't roo-
verspel voor dien middag.
„Kijk jö, daar loopt Hans. Ga je eerst even
naar binnen Grootmoe gendag zeggen
Even gingen de jongens naar binnen en je
kon merken, dat ze er thuis waren, 't Vroolijk
stemmengeroes vervulde de groote kamer.
„Zoo, zijn dat vriendjes van jullie, jongens
Gaan jullie maar prettig spelen", zei Moe.
„Ja hoor, Hans mag meespelen, maar Piet jij
in de eerste plaats zorgt voor hem."
„Ja Moe.."
Hans' vriendelijke snuitje stond nu toch ev'en
ernstig, alweer twee nieuwe jongens er bij.
Dat was toch wel heel wat voor hem, maar
natuurlijk kon z'n mondje niet lang stil blijven.
„Ikke ga ook mee spelen, ikke loop net zoo
als Piet", en weg rende 't kleine kleuterman-
neke, om toch vooral maar te laten zien, hoe
hard hij wel loopen kon.
Daar gingen ze allemaal en de kamer leek
zoo stil, nu al die vroolijke jonge stemmen er
niet meer klonken.
„Zeg, luisteren jullie nou. Nou gaan we zoo
beginnen. Jullie roovers gaan allemaal daar in
die wei achter bij dat boschje zitten, alleen Han,
die is op verkenning uit, en die komt jullie later
vertellen, dat er twee manrierf met een groote
schat, alleen maar met z'n beiden de groote
reis zullen doen, van die stad (Grootvaders
boerderij) naar die stad (Oom's boerderij). En
dan gaan jullie samen plannen maken om ons
te overrompelen." j
„Ja, hé en dan gaan Henk en ik ons vast
verstoppen en den weg zoeken waar we langs
moeten gaan."
„Ja, maar zeg, wat moet die schat dan wezen.
Als er niks is kunnen wij 't niet afpakken en
dat is niet leuk."
Piet keek even hulpvragend naar Jan en
Henk, die waren hier thuis.
„Ach jö, we maken van een steen en wat
gras er om heen maar een pak, ik zal wel even
aan Grootmoe wat papier vragen. O nee zeg,
ik weet wat, er staat zoo'n klein kistje in de
schuur, dat spijkeren we even dicht, ik mocht
het toch hebben van Grootva."
Prachtig hoor, dat is onze schat. Eén groote
spijker, een paar klappen met den zwaren ha
mer en de zaak was in orde.
„Daar gaan we."
„Denk er om, dat Hans niet bij de sloot
komt, hoor."
Wel ja, jö, wat denk je."
Toch bleef de zorg nog even bij Piet, moest
hij zelf z'n broertje niet bij zich houden, hij
knapte er de anderen mee op. En opeens zag
hij vaders oogen dringend op zich gericht.
Maar 't was te gek, dan kon hij immers niet
spelen. Hans zou dadelijk verraden waar hij
was.
In één oogenblik vloog dat allemaal door z'n
gedachten en hij draalde even.
„Toe jö, kom nou, anders hebben de roovers
den schat, zonder dat ze d'r wat voor behoeven
te do'en."
In een oogenblik waren ze weggevlogen met
den schat onder den arm.
„Waar moeten we nou 't eerst heen, zeg
Henk, wat kunnen we nou 't beste doen
„Eerst maar een beetje hierheen, dan kunnen
ze ons niet zien, en dan kunnen we verder
afspreken. Wacht laten we eerst in de schuur
gaan."
„O, ik weet al wat", riep Piet, die altijd
direct z'n plannetjes klaar had.
„We klimmen daar boven op en daar is
veel hout en dat zetten we zoo, dat ze ons
niet kunnen zien en daar blijven we achter zit
ten, als ze komen. Dadelijk zullen ze mischien
wel even op de ladder kijken, maar toch niet
alles afzoeken, want ze denken vast, dat we
al op weg zijn naar jullie huis, en daar gaan
ze dan dadelijk den weg afzoeken en dan kijken
wij welken weg ze nemen. Als zij de bosch-
jes langs den weg nemen, loopen wij heelemaal
om door de weilanden, en gaan zij door 't land,
dan gaan wij door de boschjes, want ze blijven
vast bij elkaar allemaal, anders kunnen ze ons
toch niet baas."
„Ja, maar als ze ons hier vinden, dan zijn
we d'r ineens bij."
„Nou ja, maar we kruipen weg achter hout,
dat zullen ze niet allemaal verzetten, jö. Ze
zullen haast maken om weer buiten te komen.,,
„Laten we 't dan maar doen."
Fluks zaten ze al boven op den hooizolder,
waar nu enkel wat hout lag opgeborgen.
„Kijk jö, hier vooraan alles laten zooals 't
is .anders merken ze 't direct, nee zeg, daar
dat gaat fijn, zoo die plank nog zoo; wacht
even, houd eens vast, ja hoor, nou dat dikke
stuk zoo daar voor en dan er onder kruipen."
„Fijn", bewonderde Henk, „dat heb je nou
es goed gedaan, zeg."
„Pff, om daar onder te komen, pff, nou onze
schat nog jö, 't voornaamste moeten we nog
opbergen."
„Die houden we vlak bij ons."
„Zoo, lig jij ook al 7"
„Ik kan m'n hoofd geen tipje oplichten."
„Sst, daar komen ze, hoor je
Piet verkneuterde zich, dat ze daar zoo ge
heimzinnig verborgen lagen.
„We zullen eerst de schuur maar eens af
zoeken."
„Dat is Han", fluisterde Henk.
„Ja maar, als we met z'n allen naar binnen
gaan en ze zijn nog buiten, dan kunnen ze fijn
ontsnappen."
„Laat er dan één hier op post gaan staan
en hard roepen als die wat ziet."
„Wil ik hier gaan staan en kijken bcod Jo,
Piet's zusje, aan.
„Dat is nog ééns fijn", vonden de jongens.
„Zie je wel, Jo, dat een meisje best met ons
meespelen kan?"
Jo was trotsch op dien lof.
Ze zou terdege uitkijken.
„Ikke ook zoeken", zei Hansje.
De jongens boven hoorden alles.
Angstig en toch heerlijk vonden ze 't, als
ze eens gevonden werden en de schat ontnomen.
„Laten we eerst daar boven alles eens af
zoeken 'en dan beneden."
„Welnee jö, dat is zoo dom mogelijk. Als
wij boven zijn kunnen ze immers gauw weg-
loopen uit de schuur vandaan. Nee, eerst be
neden en dan boven, maar ik denk niet eens,
dat ze boven zijn, dat is te gevaarlijk voor ze.'
O, die jongens daar boven toch, van louter
spanning kneep Henk zoo in Piet's arm, dat
deze haast een schreeuw gaf.
Overal zochten de jongens beneden, en Hansje
had gehoord, dat de jongens dadelijk boven
wilden gaan zoeken, maar hij dacht, dat kan
ik nu al. Een beetje angstig toch wel door de
vreemdheid van de ladder klauterde hij naar
boven.
Piet lag boven verscholen.
Jo, z'n zusje, stond buit'en op den uitkijk e;i
Dick was ijverig bezig om de kleine wagen
schuur heelemaal af te zoeken.
De andere jongens letten niet op Hans. Ze
waren zoo in hun spel verdiept, overal zoeken.
„Ikke ben heelemaal boven", schalde ope'ens
Hans heldere stemmetje door de groote ruimte
heen, maar beneden lette niemand er op.
Maar Piet en Henk hoorden het wel.
Wat zat Piet in onrust; zou hij te voorschijn
komen en naar zijn broertje gaan, want als die
weer die gevaarlijke ladder af moest, en er
af was nog gevaarlijker dan er op.
Maar dan was 't heele spel bedorven. Ze
moesten beneden maar op hem letten. Dat
hadden ze toch beloofd.
Als ie nou te voorschijn kwam, was 't heele
spel naar de maan.
Ja maar z'n broertje.
Och, 't zou nog best afloopen, altijd ook
dat gezeur van kindermeisje te moeten spelen-
Jo kon hem toch ook wel bij zich houden.
De aardigheid was door de angst van Piet
nu wel van 't spel af.
(Wordt vervolgd).
Wl
pi. aj
Zv
f6, gl
WI
Opj
Mei
toetrel
zet te
oplosa
(mini|
delijkJ
puntefl
Heeft!
ingezcT
mee t
Zwl
de tej
1.
4. Kc
Of I
Wil
Zwl
Wil
1.
Of
Als
volgenl
gebied I
nieuwe]
ken er;
Meri
oefenel
Het:
Grashd
in de
diagonl
een vé
dit wil
Bijv.