L UIT HET WOORD
l
FE'
mi I
C. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
p ALLERLEI
No, 35^
Ri
Het hui
1
ONDER REDACTIE VAN
OP ZONDAG 23 JUNI 1929
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
i'-
i
VOOR DEN ZONDAG
I
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. 10 leesdienst en 's av. 6.30
uur Ds. van Ameide.
Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds.
van der Wal van Wageningen.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Den Bommel, v.m. 9.30 uur dhr. Vetter van
Langstraat en 's av. 6 uur Ds. van der Zee.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van
Sommelsdijk (Doop) en 's av. 6 uur Ds.
Rappard van Dinteloord.
Langstraat, v.m. Ds. van der Zee van Den
Bommel (Doop)
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom, n.m. lees
dienst.
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur
Ds. Polhuijs van Stad aan 't Haringvliet.
Dirksland, v.m. leesdi'enst en 's av. Ds. van
der Wal.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de beer
Van Yperen.
Melissant, v.m. 9 uur Ds. van der Wal van
Dirksland.
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Goedereede, n.m. 2.30 uur de heer Bouman van
Stellendam.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlasblom
van Oude Tonge.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av, de heer De Vries
van Poortvliet.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Qraaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. en 's avonds Ds. Drost van
Utrecht.
Saellendam, v.m. en 's av. leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. 10 en 's. av. 6.30 uur lees
dienst.
Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst in de hulpkerk.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
IlilIlIHHI HM
e
m
Hl
STICHTELIJKE OVERDENKING
WINST UIT VERLIES.
Velen ook dergenen, die ijdele kun
sten gepleegd hadden, brachten de
boeken bijeen en verbrandden ze in
aller tegenwoordigheid; en berekenden
de waarde derzelve, en bevonden vijf
tig duizend zilveren penningen.
Alzoo wies het woord des Heeren
met kracht en nam de overhand.
Handel. 19 19 en 20.
Met welke geheel andere middelen voerde de
apostel Paulus den strijd in den di'enst des
Heeren, dan hij vroeger tegen Hem gedaan had.
Toen trok hij daarhenen, blazende dreiging en
moord, mannen en vrouwen gebonden leidende
naar Jeruzalem.
Hij heeft het zwaard nu in de schede ge
stoken en hanteert het zwaard des Geestes, het
welk is Gods Woord.
Als daar nog uitwendige middelen bij te pas
komen, dat zijn het weldaden aan kranke
menschen geschied, waardoor zij gezond worden.
Maar die kunnen niet anders doen, dan met
klem de aandacht vragen voor de prediking des
Woords, die door hem gebracht wordt.
De strijd is een geestelijke strijd, waarin de
overwinning niet behaald wordt door kracht en
geweld, maar door den Geest Gods, wijl ook
de vijanden niet zijn vleesch en bloed, maar de
Overheden, de Machten, de Geweldhebbers der
wereld, der duisternis dezer eeuw, de geestelijke
boosheden in de lucht.
Satan is zichzelven ook hiervan ten volle
bewust en hoewel hij, de vreesachtigheid der
menschen kennende, middelen van uiterlijk ge
weld niet versmaadt, weet hij, dat hij den
mensch, redelijk-zedelijk wezen als deze is, des
te meer in zijn macht heeft, naarmate hij hem
naar zijn geestelijke zijde geknecht heeft.
Hij zet hem d!en giftbeker aan den mond en
verheugt zich als deze den mensch, met zijn
door de zonde bedorven smaak, welkom is.
Van welk middel zal hij zich daartoe beter
bedienen, dan van het woord, hetzij gesproken
hetzij geschreven
Daarmede heeft hij zich reeds gewend tot
den eersten mensch, ongeloof wekkend aan de
waarheid van Gods Woord.
Ei. daarmede gaat hij voort, influisterend wat
hem dunkt het meest geschikt te zijn om bij
den één twijfel en ongeloof te doen groei'en, bij
den ander valsche godsvoorstellingen en bijge
loof te kweekten, bij den derde in beeldrijke
taal datgene voor te stellen wat geschikt is
de verbeelding te prikkelen, voor dit alles een
maar al te ontvankelijke voedingsbodem vin
dende in het zondige hart.
In Efeze was een centrum van bijgeloof en
de „Efezische boeken", die onder dien naam
in Ge Oostersche wereld bekend stonden, en die
zoowel vrucht als voedsel er van waren, vorm
den een geheele bibliotheek.
De invloed van deze literatuur was groot.
Het geheimzinnige trekt. Sedert het eten van
deti boom des kennis, des goeds en des kwaads
heeft de mensch de zuivere kennis van God
en goddelijke zaken verloren. Maar des te meer
is hij geneigd het oor te leenen, wanneer Satan
hem belooft den sluier, over den achtergrond
der dingen hangende, op te lichten en hem in
verborgen geheimenissen in te wijden. In welke
vormen zich die trek naar het occulte, het ver-
boigene, het geheime ook moge openbaren, gelijk
die in onzen tijd, onbevredigt als deze is door
de bloote ontkenning van het ongeloof, weer
sterker op den voorgrond treedt, altijd wil zij
zich laten voeden door hetgeen de Vorst der
duisternis haar als een vrucht, die „begeerlijk
is om verstandig te maken" voorhoudt.
Maar nu zendt de Heere de prediking van
Zijn Woord in deze stad en Hij, die in den
beginne gezegd heeft, dat het licht uit de duis
ternis schijnen zoude, geeft hier verlichting; ver
lichting der kennis; verlichting der kennis der
heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus
Ghristus. De Held, die veel schooner is dan
da menschenkinderen, op Wiens lippen genade
is uitgestort, komt ter verovering van dit ter
rein, rijdende op het Woord der Waarheid en
der rechtvaardige zachtmoedigheid.
Daar verschijnt de ruiter op het witte paard,
overwinnende en opdat hij overwon. Zijn kleed
is met bloed geverfd en Zijn naam wordt ge
naamd het Woord Gods.
Licht en duisternis komen hier tegenover el
kander te staan. Leug'en en waarheid betwistten
elkander de zielen.
En het tekstwoord hierboven meldt de neder
laag van Satan en de overwinning van dezen
van God gezalfden koning, als in een leger-
bericht van dit oorlogsterrein.
De Heere opent de oogen der blinden, die
voorheen zelfs niet in staat waren uit de zien
lijke dingen, de onzienlijke te verstaan, hoewel
de eeuwige kracht en goddelijkheid des Heeren
er klaarlijk in schijnen.
De Heere ontsluit de harten en doet door
Zijnen Geest het Woord der waarheid met
kracht ingaan in de zielen, ontdekkend, ver
lichtend, het duister opklarend.
Ja, er gaat van de waarheid Gods zulk een
overtuigende kracht uit, mede door de merk
waardige wijze, waarop het werk des Satans,
die hier zijn krachten concentreerde, beschaamd
wordt, dat met hetgeen van den vader der
leugenen afkomstig was, gebroken wordt op een
wijze, die van volkomen beslistheid getuigde.
Verbrand als giftig onkruid, dat als het blijft
bestaan altijd nog gevaar blijft opleveren, wor
den de boeken, die m'en tot nu toe voor zijn
bijgeloovige practijken had onderzocht, het moge
dan tienduizenden kosten.
Alle gemeenschap er mede wordt afgesneden.
Terugkeer er toe onmogelijk gemaakt.
Hier is een afhouwen van hetgeen tot een
ergernis geworden is.
Gebonden de lauwe geest, die wil blijven
hinken op twee gedachten, 'en zoo nu en dan
ook nog wel weer eens de lokkend fonkelenden
beier der verleiding aan de lippen wil zetten.
Dc doornen worden verbrand en dan kan
het niet anders of het zaad des Woords, dat
bliikbaar in weltoebereide aarde valt en diep
wortel schiet, wast ook hoog op en neemt de
o\ ei hand.
Wassen in de breedte, de overhand nemen,
door steeds volkomener onderwerping aan de
heerschappij van het Woord der Waarheid.
Het woord Gods wies en nam de overhand.
Het klinkt als een triomfkreet.
Nog gaat Satan voort het woord in zijn
dienst te gebruikten.
De pers is een geweldige macht.
In zijn dienst gesteld belooft zij door het
woord in te leiden in een onbekende wereld.
Een wereld van ongekende machten, van on
gekend genot.
Hoeveel dringt in onze woningen niet door,
dat, gemakkelijk speculeerend op den verdorven
aard des menschen, in dagblad en tijdschrift,
in het gedrukte boek en het door den aether
binei. tredende gesproken woord, een wereld van
leugenachtige voorstellingen en bedriegelijk ge
not, invoert, opdat de mensch in zijn roes des
te krachtiger gebonden worde in den strik des
duivels, onder welke hij gevangen is tot zijnen
wil.
Allemaal doornen, die het zaad des Woords
Woords dreigen te verstikken.
Dat daar tegenover de Heere de kracht Zijns
Woords weer openbaar make.
Zer.de Hij uit genade Zijn licht en waarheid
neder.
Opdat de doornen uitgeroeid, het onkruid
verbrand, de rok, die van het vleesch bevlekt
is, gehaat worde.
Opdat ook onder ons Zijn Woord in de
breedte en in de diepte wasse en de overhand
neme.
Leve daartoe in onze harten de bede
Uw Koninkrijk koom' toch, o Heer
Ai, werp d'en troon des Satans neer;
Regeer ons door Uw Geest en Woord;
Uw lof word' eens alom gehoord
En d' aarde met Uw vrees vervuld,
Totdat G' Uw rijk volmaken zult.
D. C. v. d. W.
VAN DEN BOMMEL
door
Ds. G. VAN DER ZEE.
XL VI.
DE TIJD VAN Ds. P. BONTE.
1757—75.
Een nieuwe toren-
In het jaar 1759 liet de kerkeraad den toren
inspecteeren door de timmermansbazen Aren van
Weel van Den Bommel en Groenendijk van de
Plaat, met gevolg, dat beiden het er roerend over
eens waren, dat de toren moest word'en ver
nieuwd. Daartoe werd dan ook besloten. Wie
dit heuglijke feit dan ook nu leest, zal thans
begrijpen, dat het dorpswapen den ouden toren
vertoont, die er geheel anders aan zijn voetstuk
uitzag. De onderwijzer Van Weel had uit lief
hebberij een teekening gemaakt van twee mo
dellen „de een was drie maal hooger dan de
diameter, de ander vier maal hooger", uit welke
men echter geen keuze kon doen. Arme school
meester
De kerkmeester moest naar Stad aan 't Ha
ringvliet om den toren op te meten; deze werd
driemaal zoo hoog als zijn diameter (doorsnee)
bevonden, n.l. ongeveer 20 voet, doch de heeren
van Den Bommel oordeelden, dat Stad een mis-
maakten toren had, daar deze „van onder wel
1Y2 voet waare uytgeholt".
Men besloot dan den Kerkmeester op te
dragen een nieuwe teekening met bestek te doen
vervaardigen. Het beste Wezelsche eikenhout
zou gebruikt worden, terwijl de geheele spits
met rood koper zou worden belegd. Den 26
Maart werd het bestek voorgelezen, verbeterd
en goedgekeurd, terwijl ieder der broeders naar
een dorp gezonden werd om de aanbesteding
bekend te maken, terwijl de domjné zelf dit werk
te Nieuwe Tonge volbracht, zulks aflezende
van de stoep van het dorpshuis. Dat zou tegen
woordig niet meer in den geest vallen
Op Woensdag 4 April was een schare van
aannemers tegen 2 uur aanwezig in de Consis
torie alhier, en werden de briefjes voorgelezen.
Toch ging het anders dan tegenwoordig. Der
tien inschrijvers waren aanwezig, die alleen
opgave moesten doen van het arbeidsloon, daar
de kerkeraad zelf de materialen kocht. Boven
dien behoefde men niet met één inschrijving
te volstaan, doch ging men onmiddellijk na
het bekend worden der eerste cijfers tegen elkaar
afdingen. De eerste cijfers varieerden tusschen
300.— en 950.—. Daarop volgde de „afslag".
Aren van Weel van Den Bommel werd de
laagste, n.l. 289.— en hem werd het timmer
werk gegund. Men reisde naar den houtkooper
Van Stolk te Rotterdam, die verzekerde, dat
het hout reeds vier jar'en in het water gelegen
had, zoodat men terstond kon beginnen, ook al
omdat de gebrekkigheid van den ouden toren
dit vereischte.
Het boek van Van der Waal en Vervoorn
zegt op pag. 435, dat bestek en teekeningen nog
in het kerkarchief aanwezig zijn, hetgeen ik
echter thans moet ontkennen. Mogelijk is een
en ander bij uitleening van stukken spoorloos
verdwenen. De condities blijken echter een
eigenaardige bepaling te hebben bevat, wat be
treft de afbraak van den oud'eri toren ten op
zichte van de klok. Art. 8: „Den aannemer zal
de klok uit den toorn voorsigtig moeten haaien
en nederlaten, hetzij op het kerkhof om aldaar
ten zijnen koste in een Boom gehangen te wor
den om geduurende den tijd, dat de tooren af
gebroken legt, tot luyden gebruikt te konnen
word'en ofte andersints op de kerk elders ten
gelijken eynde hangen, zooals de Heeren Be-
steeds het zullen ordonneeren; dog sal deselve
mede te zijnen koste zorg dragen op den nieu
wen tooren gehangen te zijn, den Hamer be
hoorlijk vastgemaakt en voorts bekwaam en
gereed gemaakt om te slaan en te luyden uyter-
lijk 13 dagen, nadat deselve van boven gehaalt
is, op poene van \l/z gulden voor ijder dag,
dat de gemelde klok op zijn regte plaats niet
gehangten en tot luyden en slaan gereed ge
maakt is, gelijk hij, aannemer al de schade, geen
uytgesonderd aan de klok komende zal moeten
vergoeden en aan zijn bedongen loon gekort
worden."
Van het geheele werk is door den Kerkmeester
Gerrit van Kempen een aparte rekening en ver
antwoording gemaakt, waaruit ons het volgende
blijkt. Ontvangsten
Het slot der vorige jaarrekening bedroeg
1186,men leende van de Diaconie 735.—;
het oude hout, lood en koper bracht circa
150.op, terwijl nog een bedrag van 381
hierbij gevoegd aan ontvangen penningen een
som vormde van 2450.
Onder de uitgavten zijn allerlei kosten van
vracht, vertering, fooien, etc.; arbeidsloon
289.een nieuwe haan in ruil voor den
ouden, 18-5-4, houtwaren 338.—, en 1679
pond geslagen rood koper 1144.35. Schilder
en verguldwerk, soldeeren etc., alles totaal
2179-9-2, zoodat de Kerkmeester nog bijna
300. overhield.
Den Bommel was rijk met zijn nieuwen toren,
waarvan de geschiedenis niet verhaalt of er
nog lieden van Stad geweest zijn om hun oordeel
uit te spreken. Misschien hadden ze gemee
smuild: „Die van Stad is toch mooier 1" maar
dat is toch heusch niet waar
(Wordt vervolgd).
BB
■B
MIDDELHARNIS. Tot predikant bij de Ge
reformeerde Gemeente alhier werd beroepen
Ds. A. de Blois van Dirksland.
DEN BOMMEL. Ten bate van de Ned. Herv.
Kerk te Sloterdijk zal Zondag in de Ned. Herv.
Kerk alhier een collecte worden gehouden.
OOLTGENSPLAAT. Zondag zal in de Ned.
Herv. Kerk alhier den Heilig'en Doop bediend
worden. De aangifte daarvoor moet geschieden
Vrijdagavond half zeven (oude tijd) in de con
sistoriekamer.
NIEUWE TONGE. Ds. A. Dekker te Bleis-
wijk hoopt D.V. Zondag 4 Augustus a.s. zijn
intrede te doen bij de Ned. Herv. Gemeente
alhier, na bevestiging door Ds. D. Th. Keek
van Heteren.
A.s. Maandag zal de Kerkelijke Ontvan
ger in de consistoriekamer zitting houden tot
het inen der zitplaatshuren in de kerk.
OUDDORP. De heer J. Versteegt, die van
Oct. '18 tot Sept. '23 als voorganger de Geref.
kerk alhier heeft gediend, en thans te Nieuwer-
kerk aan den IJssel arbeidt, is door de Particu
liere Synode der Geref. Kerken in Z. Holland
geëxamineerd, volgens art. 8 en beroepbaar ver
klaard als Dienaar des Woords in de Geref.
kerken.
KARAKTER BOVEN VERSTAND.
Zouden huisgezin en school voldoende door
drongen zijn van de groote beteekenis van het
bezit van karakter Van de school vraagt men,
dat ze behalve goed lezen, schrijven, rekenen,
van de Geschiedenis en Aardrijkskunde, van
Plant- en Dierkunde ten Natuurkunde, zooveel
aan de kinderen leert, dat ze een aardig examen
er in kunnen afleggen. Deze eisch dringt de
school tot het overvullen va nhet geheugen,
zóólang, dat lang niet alles wat opgenomen
en bewaard moet worden, echt eigendom,
vleesch en bloed van de kinderontwikkeling
kan worden1. En wanneer na twee, drie jaar
blijkt, dat van de ingepompte kennis vrij wat
is vervluchtigd, verdampt en verdwenen, dan
klaagt men over de school. Zoo pas weer in
een uitgave voor Onderwijs, Opvoeding, ge
titeld: De beteekenis en de inrichting van het
Onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis op de
Lagere School, aldus: „We roepen ons voor
den geest de opmerking van onderscheiden pre
dikanten, die met eenige verwondering op de
catechisaties ervoeren, hoe weinig parate Bijbel
kennis, ook van de eenvoudige historische feiten,
vele leerlingen na volbrachten leertijd op de
Chr. Lagere School toonden te bezitten."
Op deze klacht hoe ernstig ze ook is,
omdat ze het hoofdvak, de hoofdreden van het
bestaan der School met den Bijbel aan s then ge
critiek blootstelt gaan we hier niet in. Elders
toonen we aan, wat van deze droeve toestand
oorzaak kan zijn en hoe de school, niet geheel
onschuldig, toch niet de hoofdschuldige is. Haar
methode en toewijding ten opzichte van het
Bijbelsch onderwijs zijn, voor zoover wij mogen
oordeel en, niet bij de school van voor veertig,
vijftig jaar ten achter. Wel zoeken wij een
der redenen in het jagen naar veel, naar een
te veel van kennis, die muurvast in de kinder
hoofdjes moet worden geheid, zóó, dat na vele
jaren alles nog kan worden opgezegd.
Dit maakt het onderwijs gejaagd en naast
het Bijbelsch onderwijs lijdt ook de karakter
vorming hier geducht onder.
Dit moet veranderen, doch dit zal alleen
kunn'en, wanneer we de overschatting van de
doode kennis laten varen en meer gaan waar-
deeren de vorming van mensch'en, die stand
vastig streven naar het doen wat goed is. We
moeten, zoo noodig een deel van de kennis
hoeveelheid willen ruilen, voor meer verdieping,
voor meer practische kennis van wat God van
ons in Zijn Woord eischt. Trouwens stemt ieder
deskundige toe, dat, hoe nuttig veel kennis des
verstands ook is, de kinderen met de helft er
van hun werk in de maatschappij zonder schade
kunnen beginnen en voortzetten. Mits ze maar
geleerd hebben d'en kennis door eigen arbeid
te vermeerderen en te versterken.
Zoo komt de vraag aan de orde of de school
aan de karaktervorming iets kan doen, of ze op
de vorming van den wil een goede invloed kan
oefenen. Onnoodig is het er aan te herinneren,
dat wedergeboorte en heiligmaking, zooals ze
ons van God in Christus worden geschonken,
hierbij het een en al zijn. Doch daarop gaan
we nu niet in. We beperken ons tot wat op
het terrein der algemeene genade mogelijk is.
En daarom moeten gezin en school blijven
sam'enwerken.
Er is een veel te groot deel van onze volks
kinderen, dat vooral in de groote steden, op de
zoo schadelijke straat is aangewezen. Daar
leeren de kinderen weinig goeds en ontzettend
veel kwaads. De hoogere standen laten hun
kinderen veel te veel aan het dienstpersoneel
over, wat aan de karaktervorming niet voor-
deelig is. En in den middenstand is het streven
te veel op examens, op het verwer-ven van een
goede positie, op geldverdienen gericht, dan dat
ze veel oog voor de schade daardoor aan de
vorming van het karakter aangericht, zouden
hebben. Nog eens, de waardeering moet zich
wijzigen, anders komen we nooit op het goede
pad.
En de school Terecht is er op gewezen, hoe
zelfs in de benaming van den man voor de
klas de verandering spreekt. Vroeger kende men
den „meester", de man, die uit eigen ervaring
puttend, de kinderen voor de practijk van het
leven, ook naar zijn zedelijken kant, vormde.
Hij heet nu „onderwijzer" en zou „leeraar"
nog begeerlijker en juister titel achten. En
moeder stuurt haar kinderen niet meer naar
school met het: goed oppassen, hoor maar met
het teek'enende: goed leeren, hoorEn goede
scholen dat zijn in den volksmond zulke, waar
al de leerlingen door al hun examens komen.
We haasten ons te herhalen, dat we dit op
zichzelf op hoogen prijs stellen, pittige, pientere
onderwijzers, die veel van de kinderen eischen,
omdat ze zelf heel hun ziel en kracht in hun
werk leggen, zijn voor vorming van onze kin
deren veel waard. En er kan moeilijk grooter
schade aangericht worden, dan door slappe, fut-
looze onderwijzers, die de kinderen voor een
groot deel eigen gang latten gaan, zoodat ze
weinig leeren en nog minder gevormd worden.
Het gaat dus niet om iets meer of minder
kennis. Maar wel hierom, dat ieder opvoeder
verstaat, dat vorming van wil en karakter van
veel en veel meer beteekenis is. Daarom moet
de school met den Bijbel Gods Woord doen
kennen, niet als een boek met mooie verhalen
alleen mooi om over te vertellen, maar als de
openbaring van Gods raad en wil. Ze moet
de Christelijke beginselen, die daarin liggen
voor leer en leven der kinder'en inprenten, niet
als iets, dat netjes in het hoofd bewaard wordt,
maar als levende kennis, die troost en kracht,
vrede en blijdschap in het leven geeft. Karakter
is het standvastig handelen naar goede begin
selen. Welnu, die goede beginselen, de wijsheid
der spreuken, de vermaningen der Apostelen in
de brieven, de lessen der Evangeliën, ze moeten
ons nog meer waard zijn, dan namen van ko
ningen, opsommingen van plagen, wonder'en, ge
lijkenissen, al is het eerste moeilijk, het laatste
gemakkelijk te examineeren.
De school kan voor karaktervorming meer
verrichten dan goede beginselen doen kennen, of
aan te wijzen, hoe ze practisch in het leven toe
te passen zijn. Ze kan ook standvastig leeren
willen. Op den wil oefent ze invloed, door met
heiligen eerbied Gods geboden als hoogste eisch
het kind voor te houden. Waarna het kind dan
komt te staan tusschën het doen van de zonde,
ja dan neen en eenrzijds de zonde lokt, met
haar zinnestreelende verleiding en anderzijds de
Wet van God op het hart brandt, zie dan is de
opvoeding vaak middel, dat het goede gekozen
en het kwade verworpen wordt.
Willen moet ook weerstand overwinnen. Uit
zijn aard is het kind gemak- en genotzuchtig.
Een flink onderwijzer leert deze weerstand over
winnen. Hij vuurt aan, hij prikkelt tot arbeid,
hij maakt, dat het kind ook later eenmaal voor
het goede gekozen hebbend, doorzet en slaagt.
Hoofdtrek van het karakter is echter de
standvastigheid.
Welnu, ook deze kan de school versterken.
Haar middel daartoe is de gewenning. Zooals
de tuinier het boompje, dat scheef en krom wil
groeien, aan e'en dooden paal bindt en daardoor
maakt, dat het kromme recht wordt, zoo doet
een goed opvoeder door zijn krachtige leiding,
eerst met gebod en verbod, later door zijn raad.
Maar we voelen: alles hangt hier af van de
aanwezigheid van gehoorzaamheid. Niet van de
moderne gehoorzaamheid, die wil dat men het
kind zal aantoonen, hoe het goed is te doen
wat vader en moeder en onderwijzer zeggen en
het maar niet te doen, wanneer dit inzicht ont
breekt.
Neen, echte gehoorzaamheid is doen, wat
God en opvoeders zeggen, enkel omdat het van
hen komt, ook dan, wanneer de kinderen niet
zien, dat het noodig 'en nuttig is. Deze stipte,
desnoods blinde gehoorzaamheid moet geëischt
worden. Doch altijd met de bedoeling om de
rijping van wil en verstand zoo te bevorderen,
dat spoedig gebod en verbod van anderen ver
vallen, omdat het kind in zich de begeerte ge
voelt, uit eigen beweging Gods geboden te vol
brengen. STRIKWERDA.
EEN MISVERSTAND.
Men ontmoet soms menschen, die nimmer ter
kerk komen en die, wanneer men hun vraagt,
waarom zij dit nooit doen, antwoorden: Als je
naar de kerk gaat, dan moet je d'r ook naar
leven.
Al spreken ze het gewoonlijk er niet bij uit,
er ligt in hun woorden opgesloten, dat zij het
te moeilijk en te lastig vinden, naar hetgeen
in de kerk gepreekt wordt te leven. En daarom
gaan ze niet naar de kerk.
Ik heb iemand, die zoo tegen mij sprak, wel
eens de vraag gedaan: Maar denkt ge dan,
dat wie niet naar de kerk gaat, er niet naar
behoeft te leven
Er schuilt in dat zeggen: „als je naar de
kerk gaat, dan moet je d'r ook naar leven" een
waarheid. Het is met kerkgaan alleen maar
niet goed. Het leven moet ook naar Gods
Woord gericht worden.
Maar er schuilt in dat zeggen ook een mis
verstand, e'en groot misverstand.
Want er zijn niet twee wetten Gods, één voor
de menschen, die de kerk bezoeken, en één voor
de anderen. Er is maar één wet des Heeren en
die geldt voor alle menschen. Of een mensch ter
kerk gaat of niet, verandert niets aan de zaak.
Hij moet toch leven naar die wet Gods.
En hij zal ook eenmaal naar die wet geoor
deeld worden. Naar de wet, die in de kerk ge
predikt wordt.
Lieden, die zeggen: „als je naar de kerk gaat,
dan moet je d'r ook naar leven", verkeeren in
de meening, dat het in de vrijheid van d'en
mensch staat, zijn leven zóó of anders in te
richten. Zij meenen, dat iemand leven mag
naar zijn eigen zin en wil. En dat, terwijl de
een naar den Bijbel wil leven, de ander een
gansch andere levens- en handelwijze kan ver
kiezen.
Maar dezé meening is totaal onjuist.
Deze meening is een waan.
Niet wij", menschen, hebben te bepalen, hoe
wij levten zyllen. Maar dat heeft God te bepalen.
Dat heeft Hij vast te stellen, die 3e Schepper
en Koning der wereld is.
En Hij Ji:;eft het ons voorgeschreven in den
ouden Bijbei, die Zijn Woord is.
En daarom moet elk mensch zijn leven naar
den Bijbel richten. God heeft ons daarin Zijn
wil voor ons leven geopenbaard. En of gij nu
ter kerk komt of niet, of gij nu den Bijbel leest
of niet, het blijft Gods eisch, dat ge in uw doen
en laten u door Zijn Woord zult laten leiden.
Maar dan is het ook noodzakelijk voor u ter
kerk te gaan.
Want daar wordt de wil van God, die in
Zijn Woord is geopenbaard, voor u uiteengezet
'en u op het hart gebonden.
En daar wordt u ook aangewezen, hoe gij
de kracht kunt vinden om dien wil te doen.
De uitspraak: „als je naar de kerk gaat,
dan moet je d'r ook naar leven", ligt op dezelfde
lijn als eén andere uitdrukking, die men menig
maal van de menschen hooren kan.
Ze zeggen vaak: een Gereformeerde mag dit
of dat niet doen En zij meenen dan, dat zij
zelf, omdat zij niet Gereformeerd zijn, het wel
doen n^ogen.
Ziehier hetzelfde misverstand.
Want een Gereformeerd mensch mag precies
zooveel doen als een ander ook. En wat een
Gereformeerde niet doen mag, dat mag ook een
ander niet doen.
Er is hier geen ander verschil dan dit: de
Gereformeerde erkent, dat hij aan Gods Woord
moet gehoorzaam zijn en, omdat dit of dat door
het Woord Gods verboden wordt, het moet
nalaten. En als hij het dan toch doet, gaat hij
tegen zijn eigen belijdenis in.
Maar wie niet erkent, dat hij naar Gods
W0070 T - 1 T die moet het daarom
evenc 1
Godi
af.
Oo ,jr hen, die haar niet erkennen, geldt
de we. des Heeren.
(„Kerlijb! Zwolle.")
mgen niet van onze erkenning
NIET ONGEHUWD NAAR INDIE.
De Kerkeraad der Geref. Kerk van Medan
(praeses Ds. C. Mak en scriba de heer G. van
Wijnnaarden)verzoekt opname van het vol
gent.
De K -keraad der Geref. Kerk te Medan S.
O. K. oelt zich gedrongen ter kennis te brengen
dat hii'ten ernstigste waarschuwen moet tegen
het naar Indië komen van ongehuwde of althans
onverloofde jongemannen, in het bijzonder indien
zij epps werkkring in de cultures aanvaarden
(va 1 de zeer groote gevarten aan het kazerne-
leve verbonden zwijgen we, veronderstellende,
dat die genoegzaam bekend zijn)
Het is hier zeker de plaats niet om met vele
argumenten aan het bovenstaande waarschuwing
kracht bij te zetten trouwens, het blijft dan
voor den büitenstaander-Hollander toch altijd
zeer moeilijk om zich een voorstelling te vor
men hoe de toestanden werkelijk zijn. Maar de
droeve ervaring bewijst dat in deze Oostersche
wereld met haar geheel andere sfeer en sociale
verhouding, verreweg het grootste deel der on-
gehuwden vroeg of laat geestelijk 'en lichamelijk-
zedelijk te gronde gaat.
Wie de situatie kent, oordeelt over hen mild,
met alle clementie, maar met te meer ernst hou
den wij daarom alle ouders voor hun kinderen
aan zulke gevaren niet bloot te stellen
Indië heeft door zijn lokkende winst beloven
de betrekkingen al menig jong bloeiend leven
voo; altijd geschonden, ja verwoestals Kerk
zien wij de gevallen ook onder hen, die in be-
wafend, geloovig milieu zijn opgegroeid.
Nu het zoogenaamde trouw-verbod in Deli
sinds eenige jaren is opgeheven, kan het nuttig
zijn, dat de verloofde jongeman zich eerst in
zijn werk en omgeving oriënteert, alvorens zijn
vrouw naar het vreemde land te laten overko
men? Wie zulke vooruitzichten niet heeft, wordt
al te gemakelijk een prooi der verleiding.
Moge dit korte schrijven dan als een signaal
„onveilig" begrepen worden, opdat men zijn
ongetrouwde zonen niet, gelijk zoovele malen
nog gebeurt uit onwetendheid met naieve ge
rustheid aan ons Insulinde afstaat.
Voor jonge kerels, gezond naar lichaam ten
ziel, is veel en mooi werk te doen dienende
krachten heeft Indië noodig. Maar laat er dan
ook menschen komen die zich staande kunnen
houden terwille van hun eigene ziel, terwille
va- hun familie, terwille van onze taak aan
In te verrichten, terwille van Gods Konin-
k.'
Deze Coura it
ABONNEMbNl
BUITENLANiJ
afzonderliJ
Alle s t
AAN HET
We zullen
moeten.
Meer dan ooi
bejegend en del
Vrijdagavond
Rev, Kamerlid!
oude school tl
rustte bij d'en
te Ooltgensplad
van A. R.
erflakkee.
gebruikelijk]
'leidend woord
tot het houdej
De heer Scf
atheïstische
Deze leer, die|
democratie,
sitieve Christel
selen uit stof|
loof in God
er meer is dl
te verklaren
Toch is d]
met de vers]
leven openbarf
en genade zil
verklaren zijn]
rondom ons.
leugen. Wij
I schapen door|
Souverein Sc
heeft. Wij zij|
recht, dat
te handhaveij
oorzaak van
d'-'zenderlei
y sprong v|
mensch, gesc]
profeet en pr]
moedwillig h|
zijn ambten i|
meer, want
is hij slachtoij
hij slaaf. Uit
i val moeten
5 die zich vo<
king.
Dat wil
zondeval de
houden zooall
f wij tegen de I
maar hieruit!
i alle verandeq
1 verandering,
andering nog
is wel een
nog geen kid
73)
De opgev
heerschte,
en inslag ei
de bezoeker]
Alvorens
Meinema,
Lia, den dil
met de oudef
„Zoo kinl
je het stille T
„DominéJ
ben. U wil]
„Met grl
maar af of
winter. Is
'k Heb
,,'t Verb]
rechte kinl
hebben va;
schreef ikl
vermag al
licht op,
Zij keen
en zijn dc
gezicht vej
De avoi
De oudi
terwijl Li^
geloop en
groene lui!
t Is o
terugkeere
"Je doe
wnd. Ik b
zie. Je wel