L UIT HET WOORD l FE' mi I C. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur PREDIKBEURTEN p ALLERLEI No, 35^ Ri Het hui 1 ONDER REDACTIE VAN OP ZONDAG 23 JUNI 1929 SCHETSEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS i'- i VOOR DEN ZONDAG I NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. 10 leesdienst en 's av. 6.30 uur Ds. van Ameide. Middelharnis, v.m. 10 en 's av. 6.30 uur Ds. van der Wal van Wageningen. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Den Bommel, v.m. 9.30 uur dhr. Vetter van Langstraat en 's av. 6 uur Ds. van der Zee. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van Sommelsdijk (Doop) en 's av. 6 uur Ds. Rappard van Dinteloord. Langstraat, v.m. Ds. van der Zee van Den Bommel (Doop) Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom, n.m. lees dienst. Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur Ds. Polhuijs van Stad aan 't Haringvliet. Dirksland, v.m. leesdi'enst en 's av. Ds. van der Wal. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur de beer Van Yperen. Melissant, v.m. 9 uur Ds. van der Wal van Dirksland. Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Goedereede, n.m. 2.30 uur de heer Bouman van Stellendam. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Vlasblom van Oude Tonge. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av, de heer De Vries van Poortvliet. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Qraaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. en 's avonds Ds. Drost van Utrecht. Saellendam, v.m. en 's av. leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. 10 en 's. av. 6.30 uur lees dienst. Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst in de hulpkerk. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. IlilIlIHHI HM e m Hl STICHTELIJKE OVERDENKING WINST UIT VERLIES. Velen ook dergenen, die ijdele kun sten gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde derzelve, en bevonden vijf tig duizend zilveren penningen. Alzoo wies het woord des Heeren met kracht en nam de overhand. Handel. 19 19 en 20. Met welke geheel andere middelen voerde de apostel Paulus den strijd in den di'enst des Heeren, dan hij vroeger tegen Hem gedaan had. Toen trok hij daarhenen, blazende dreiging en moord, mannen en vrouwen gebonden leidende naar Jeruzalem. Hij heeft het zwaard nu in de schede ge stoken en hanteert het zwaard des Geestes, het welk is Gods Woord. Als daar nog uitwendige middelen bij te pas komen, dat zijn het weldaden aan kranke menschen geschied, waardoor zij gezond worden. Maar die kunnen niet anders doen, dan met klem de aandacht vragen voor de prediking des Woords, die door hem gebracht wordt. De strijd is een geestelijke strijd, waarin de overwinning niet behaald wordt door kracht en geweld, maar door den Geest Gods, wijl ook de vijanden niet zijn vleesch en bloed, maar de Overheden, de Machten, de Geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, de geestelijke boosheden in de lucht. Satan is zichzelven ook hiervan ten volle bewust en hoewel hij, de vreesachtigheid der menschen kennende, middelen van uiterlijk ge weld niet versmaadt, weet hij, dat hij den mensch, redelijk-zedelijk wezen als deze is, des te meer in zijn macht heeft, naarmate hij hem naar zijn geestelijke zijde geknecht heeft. Hij zet hem d!en giftbeker aan den mond en verheugt zich als deze den mensch, met zijn door de zonde bedorven smaak, welkom is. Van welk middel zal hij zich daartoe beter bedienen, dan van het woord, hetzij gesproken hetzij geschreven Daarmede heeft hij zich reeds gewend tot den eersten mensch, ongeloof wekkend aan de waarheid van Gods Woord. Ei. daarmede gaat hij voort, influisterend wat hem dunkt het meest geschikt te zijn om bij den één twijfel en ongeloof te doen groei'en, bij den ander valsche godsvoorstellingen en bijge loof te kweekten, bij den derde in beeldrijke taal datgene voor te stellen wat geschikt is de verbeelding te prikkelen, voor dit alles een maar al te ontvankelijke voedingsbodem vin dende in het zondige hart. In Efeze was een centrum van bijgeloof en de „Efezische boeken", die onder dien naam in Ge Oostersche wereld bekend stonden, en die zoowel vrucht als voedsel er van waren, vorm den een geheele bibliotheek. De invloed van deze literatuur was groot. Het geheimzinnige trekt. Sedert het eten van deti boom des kennis, des goeds en des kwaads heeft de mensch de zuivere kennis van God en goddelijke zaken verloren. Maar des te meer is hij geneigd het oor te leenen, wanneer Satan hem belooft den sluier, over den achtergrond der dingen hangende, op te lichten en hem in verborgen geheimenissen in te wijden. In welke vormen zich die trek naar het occulte, het ver- boigene, het geheime ook moge openbaren, gelijk die in onzen tijd, onbevredigt als deze is door de bloote ontkenning van het ongeloof, weer sterker op den voorgrond treedt, altijd wil zij zich laten voeden door hetgeen de Vorst der duisternis haar als een vrucht, die „begeerlijk is om verstandig te maken" voorhoudt. Maar nu zendt de Heere de prediking van Zijn Woord in deze stad en Hij, die in den beginne gezegd heeft, dat het licht uit de duis ternis schijnen zoude, geeft hier verlichting; ver lichting der kennis; verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Ghristus. De Held, die veel schooner is dan da menschenkinderen, op Wiens lippen genade is uitgestort, komt ter verovering van dit ter rein, rijdende op het Woord der Waarheid en der rechtvaardige zachtmoedigheid. Daar verschijnt de ruiter op het witte paard, overwinnende en opdat hij overwon. Zijn kleed is met bloed geverfd en Zijn naam wordt ge naamd het Woord Gods. Licht en duisternis komen hier tegenover el kander te staan. Leug'en en waarheid betwistten elkander de zielen. En het tekstwoord hierboven meldt de neder laag van Satan en de overwinning van dezen van God gezalfden koning, als in een leger- bericht van dit oorlogsterrein. De Heere opent de oogen der blinden, die voorheen zelfs niet in staat waren uit de zien lijke dingen, de onzienlijke te verstaan, hoewel de eeuwige kracht en goddelijkheid des Heeren er klaarlijk in schijnen. De Heere ontsluit de harten en doet door Zijnen Geest het Woord der waarheid met kracht ingaan in de zielen, ontdekkend, ver lichtend, het duister opklarend. Ja, er gaat van de waarheid Gods zulk een overtuigende kracht uit, mede door de merk waardige wijze, waarop het werk des Satans, die hier zijn krachten concentreerde, beschaamd wordt, dat met hetgeen van den vader der leugenen afkomstig was, gebroken wordt op een wijze, die van volkomen beslistheid getuigde. Verbrand als giftig onkruid, dat als het blijft bestaan altijd nog gevaar blijft opleveren, wor den de boeken, die m'en tot nu toe voor zijn bijgeloovige practijken had onderzocht, het moge dan tienduizenden kosten. Alle gemeenschap er mede wordt afgesneden. Terugkeer er toe onmogelijk gemaakt. Hier is een afhouwen van hetgeen tot een ergernis geworden is. Gebonden de lauwe geest, die wil blijven hinken op twee gedachten, 'en zoo nu en dan ook nog wel weer eens de lokkend fonkelenden beier der verleiding aan de lippen wil zetten. Dc doornen worden verbrand en dan kan het niet anders of het zaad des Woords, dat bliikbaar in weltoebereide aarde valt en diep wortel schiet, wast ook hoog op en neemt de o\ ei hand. Wassen in de breedte, de overhand nemen, door steeds volkomener onderwerping aan de heerschappij van het Woord der Waarheid. Het woord Gods wies en nam de overhand. Het klinkt als een triomfkreet. Nog gaat Satan voort het woord in zijn dienst te gebruikten. De pers is een geweldige macht. In zijn dienst gesteld belooft zij door het woord in te leiden in een onbekende wereld. Een wereld van ongekende machten, van on gekend genot. Hoeveel dringt in onze woningen niet door, dat, gemakkelijk speculeerend op den verdorven aard des menschen, in dagblad en tijdschrift, in het gedrukte boek en het door den aether binei. tredende gesproken woord, een wereld van leugenachtige voorstellingen en bedriegelijk ge not, invoert, opdat de mensch in zijn roes des te krachtiger gebonden worde in den strik des duivels, onder welke hij gevangen is tot zijnen wil. Allemaal doornen, die het zaad des Woords Woords dreigen te verstikken. Dat daar tegenover de Heere de kracht Zijns Woords weer openbaar make. Zer.de Hij uit genade Zijn licht en waarheid neder. Opdat de doornen uitgeroeid, het onkruid verbrand, de rok, die van het vleesch bevlekt is, gehaat worde. Opdat ook onder ons Zijn Woord in de breedte en in de diepte wasse en de overhand neme. Leve daartoe in onze harten de bede Uw Koninkrijk koom' toch, o Heer Ai, werp d'en troon des Satans neer; Regeer ons door Uw Geest en Woord; Uw lof word' eens alom gehoord En d' aarde met Uw vrees vervuld, Totdat G' Uw rijk volmaken zult. D. C. v. d. W. VAN DEN BOMMEL door Ds. G. VAN DER ZEE. XL VI. DE TIJD VAN Ds. P. BONTE. 1757—75. Een nieuwe toren- In het jaar 1759 liet de kerkeraad den toren inspecteeren door de timmermansbazen Aren van Weel van Den Bommel en Groenendijk van de Plaat, met gevolg, dat beiden het er roerend over eens waren, dat de toren moest word'en ver nieuwd. Daartoe werd dan ook besloten. Wie dit heuglijke feit dan ook nu leest, zal thans begrijpen, dat het dorpswapen den ouden toren vertoont, die er geheel anders aan zijn voetstuk uitzag. De onderwijzer Van Weel had uit lief hebberij een teekening gemaakt van twee mo dellen „de een was drie maal hooger dan de diameter, de ander vier maal hooger", uit welke men echter geen keuze kon doen. Arme school meester De kerkmeester moest naar Stad aan 't Ha ringvliet om den toren op te meten; deze werd driemaal zoo hoog als zijn diameter (doorsnee) bevonden, n.l. ongeveer 20 voet, doch de heeren van Den Bommel oordeelden, dat Stad een mis- maakten toren had, daar deze „van onder wel 1Y2 voet waare uytgeholt". Men besloot dan den Kerkmeester op te dragen een nieuwe teekening met bestek te doen vervaardigen. Het beste Wezelsche eikenhout zou gebruikt worden, terwijl de geheele spits met rood koper zou worden belegd. Den 26 Maart werd het bestek voorgelezen, verbeterd en goedgekeurd, terwijl ieder der broeders naar een dorp gezonden werd om de aanbesteding bekend te maken, terwijl de domjné zelf dit werk te Nieuwe Tonge volbracht, zulks aflezende van de stoep van het dorpshuis. Dat zou tegen woordig niet meer in den geest vallen Op Woensdag 4 April was een schare van aannemers tegen 2 uur aanwezig in de Consis torie alhier, en werden de briefjes voorgelezen. Toch ging het anders dan tegenwoordig. Der tien inschrijvers waren aanwezig, die alleen opgave moesten doen van het arbeidsloon, daar de kerkeraad zelf de materialen kocht. Boven dien behoefde men niet met één inschrijving te volstaan, doch ging men onmiddellijk na het bekend worden der eerste cijfers tegen elkaar afdingen. De eerste cijfers varieerden tusschen 300.— en 950.—. Daarop volgde de „afslag". Aren van Weel van Den Bommel werd de laagste, n.l. 289.— en hem werd het timmer werk gegund. Men reisde naar den houtkooper Van Stolk te Rotterdam, die verzekerde, dat het hout reeds vier jar'en in het water gelegen had, zoodat men terstond kon beginnen, ook al omdat de gebrekkigheid van den ouden toren dit vereischte. Het boek van Van der Waal en Vervoorn zegt op pag. 435, dat bestek en teekeningen nog in het kerkarchief aanwezig zijn, hetgeen ik echter thans moet ontkennen. Mogelijk is een en ander bij uitleening van stukken spoorloos verdwenen. De condities blijken echter een eigenaardige bepaling te hebben bevat, wat be treft de afbraak van den oud'eri toren ten op zichte van de klok. Art. 8: „Den aannemer zal de klok uit den toorn voorsigtig moeten haaien en nederlaten, hetzij op het kerkhof om aldaar ten zijnen koste in een Boom gehangen te wor den om geduurende den tijd, dat de tooren af gebroken legt, tot luyden gebruikt te konnen word'en ofte andersints op de kerk elders ten gelijken eynde hangen, zooals de Heeren Be- steeds het zullen ordonneeren; dog sal deselve mede te zijnen koste zorg dragen op den nieu wen tooren gehangen te zijn, den Hamer be hoorlijk vastgemaakt en voorts bekwaam en gereed gemaakt om te slaan en te luyden uyter- lijk 13 dagen, nadat deselve van boven gehaalt is, op poene van \l/z gulden voor ijder dag, dat de gemelde klok op zijn regte plaats niet gehangten en tot luyden en slaan gereed ge maakt is, gelijk hij, aannemer al de schade, geen uytgesonderd aan de klok komende zal moeten vergoeden en aan zijn bedongen loon gekort worden." Van het geheele werk is door den Kerkmeester Gerrit van Kempen een aparte rekening en ver antwoording gemaakt, waaruit ons het volgende blijkt. Ontvangsten Het slot der vorige jaarrekening bedroeg 1186,men leende van de Diaconie 735.—; het oude hout, lood en koper bracht circa 150.op, terwijl nog een bedrag van 381 hierbij gevoegd aan ontvangen penningen een som vormde van 2450. Onder de uitgavten zijn allerlei kosten van vracht, vertering, fooien, etc.; arbeidsloon 289.een nieuwe haan in ruil voor den ouden, 18-5-4, houtwaren 338.—, en 1679 pond geslagen rood koper 1144.35. Schilder en verguldwerk, soldeeren etc., alles totaal 2179-9-2, zoodat de Kerkmeester nog bijna 300. overhield. Den Bommel was rijk met zijn nieuwen toren, waarvan de geschiedenis niet verhaalt of er nog lieden van Stad geweest zijn om hun oordeel uit te spreken. Misschien hadden ze gemee smuild: „Die van Stad is toch mooier 1" maar dat is toch heusch niet waar (Wordt vervolgd). BB ■B MIDDELHARNIS. Tot predikant bij de Ge reformeerde Gemeente alhier werd beroepen Ds. A. de Blois van Dirksland. DEN BOMMEL. Ten bate van de Ned. Herv. Kerk te Sloterdijk zal Zondag in de Ned. Herv. Kerk alhier een collecte worden gehouden. OOLTGENSPLAAT. Zondag zal in de Ned. Herv. Kerk alhier den Heilig'en Doop bediend worden. De aangifte daarvoor moet geschieden Vrijdagavond half zeven (oude tijd) in de con sistoriekamer. NIEUWE TONGE. Ds. A. Dekker te Bleis- wijk hoopt D.V. Zondag 4 Augustus a.s. zijn intrede te doen bij de Ned. Herv. Gemeente alhier, na bevestiging door Ds. D. Th. Keek van Heteren. A.s. Maandag zal de Kerkelijke Ontvan ger in de consistoriekamer zitting houden tot het inen der zitplaatshuren in de kerk. OUDDORP. De heer J. Versteegt, die van Oct. '18 tot Sept. '23 als voorganger de Geref. kerk alhier heeft gediend, en thans te Nieuwer- kerk aan den IJssel arbeidt, is door de Particu liere Synode der Geref. Kerken in Z. Holland geëxamineerd, volgens art. 8 en beroepbaar ver klaard als Dienaar des Woords in de Geref. kerken. KARAKTER BOVEN VERSTAND. Zouden huisgezin en school voldoende door drongen zijn van de groote beteekenis van het bezit van karakter Van de school vraagt men, dat ze behalve goed lezen, schrijven, rekenen, van de Geschiedenis en Aardrijkskunde, van Plant- en Dierkunde ten Natuurkunde, zooveel aan de kinderen leert, dat ze een aardig examen er in kunnen afleggen. Deze eisch dringt de school tot het overvullen va nhet geheugen, zóólang, dat lang niet alles wat opgenomen en bewaard moet worden, echt eigendom, vleesch en bloed van de kinderontwikkeling kan worden1. En wanneer na twee, drie jaar blijkt, dat van de ingepompte kennis vrij wat is vervluchtigd, verdampt en verdwenen, dan klaagt men over de school. Zoo pas weer in een uitgave voor Onderwijs, Opvoeding, ge titeld: De beteekenis en de inrichting van het Onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis op de Lagere School, aldus: „We roepen ons voor den geest de opmerking van onderscheiden pre dikanten, die met eenige verwondering op de catechisaties ervoeren, hoe weinig parate Bijbel kennis, ook van de eenvoudige historische feiten, vele leerlingen na volbrachten leertijd op de Chr. Lagere School toonden te bezitten." Op deze klacht hoe ernstig ze ook is, omdat ze het hoofdvak, de hoofdreden van het bestaan der School met den Bijbel aan s then ge critiek blootstelt gaan we hier niet in. Elders toonen we aan, wat van deze droeve toestand oorzaak kan zijn en hoe de school, niet geheel onschuldig, toch niet de hoofdschuldige is. Haar methode en toewijding ten opzichte van het Bijbelsch onderwijs zijn, voor zoover wij mogen oordeel en, niet bij de school van voor veertig, vijftig jaar ten achter. Wel zoeken wij een der redenen in het jagen naar veel, naar een te veel van kennis, die muurvast in de kinder hoofdjes moet worden geheid, zóó, dat na vele jaren alles nog kan worden opgezegd. Dit maakt het onderwijs gejaagd en naast het Bijbelsch onderwijs lijdt ook de karakter vorming hier geducht onder. Dit moet veranderen, doch dit zal alleen kunn'en, wanneer we de overschatting van de doode kennis laten varen en meer gaan waar- deeren de vorming van mensch'en, die stand vastig streven naar het doen wat goed is. We moeten, zoo noodig een deel van de kennis hoeveelheid willen ruilen, voor meer verdieping, voor meer practische kennis van wat God van ons in Zijn Woord eischt. Trouwens stemt ieder deskundige toe, dat, hoe nuttig veel kennis des verstands ook is, de kinderen met de helft er van hun werk in de maatschappij zonder schade kunnen beginnen en voortzetten. Mits ze maar geleerd hebben d'en kennis door eigen arbeid te vermeerderen en te versterken. Zoo komt de vraag aan de orde of de school aan de karaktervorming iets kan doen, of ze op de vorming van den wil een goede invloed kan oefenen. Onnoodig is het er aan te herinneren, dat wedergeboorte en heiligmaking, zooals ze ons van God in Christus worden geschonken, hierbij het een en al zijn. Doch daarop gaan we nu niet in. We beperken ons tot wat op het terrein der algemeene genade mogelijk is. En daarom moeten gezin en school blijven sam'enwerken. Er is een veel te groot deel van onze volks kinderen, dat vooral in de groote steden, op de zoo schadelijke straat is aangewezen. Daar leeren de kinderen weinig goeds en ontzettend veel kwaads. De hoogere standen laten hun kinderen veel te veel aan het dienstpersoneel over, wat aan de karaktervorming niet voor- deelig is. En in den middenstand is het streven te veel op examens, op het verwer-ven van een goede positie, op geldverdienen gericht, dan dat ze veel oog voor de schade daardoor aan de vorming van het karakter aangericht, zouden hebben. Nog eens, de waardeering moet zich wijzigen, anders komen we nooit op het goede pad. En de school Terecht is er op gewezen, hoe zelfs in de benaming van den man voor de klas de verandering spreekt. Vroeger kende men den „meester", de man, die uit eigen ervaring puttend, de kinderen voor de practijk van het leven, ook naar zijn zedelijken kant, vormde. Hij heet nu „onderwijzer" en zou „leeraar" nog begeerlijker en juister titel achten. En moeder stuurt haar kinderen niet meer naar school met het: goed oppassen, hoor maar met het teek'enende: goed leeren, hoorEn goede scholen dat zijn in den volksmond zulke, waar al de leerlingen door al hun examens komen. We haasten ons te herhalen, dat we dit op zichzelf op hoogen prijs stellen, pittige, pientere onderwijzers, die veel van de kinderen eischen, omdat ze zelf heel hun ziel en kracht in hun werk leggen, zijn voor vorming van onze kin deren veel waard. En er kan moeilijk grooter schade aangericht worden, dan door slappe, fut- looze onderwijzers, die de kinderen voor een groot deel eigen gang latten gaan, zoodat ze weinig leeren en nog minder gevormd worden. Het gaat dus niet om iets meer of minder kennis. Maar wel hierom, dat ieder opvoeder verstaat, dat vorming van wil en karakter van veel en veel meer beteekenis is. Daarom moet de school met den Bijbel Gods Woord doen kennen, niet als een boek met mooie verhalen alleen mooi om over te vertellen, maar als de openbaring van Gods raad en wil. Ze moet de Christelijke beginselen, die daarin liggen voor leer en leven der kinder'en inprenten, niet als iets, dat netjes in het hoofd bewaard wordt, maar als levende kennis, die troost en kracht, vrede en blijdschap in het leven geeft. Karakter is het standvastig handelen naar goede begin selen. Welnu, die goede beginselen, de wijsheid der spreuken, de vermaningen der Apostelen in de brieven, de lessen der Evangeliën, ze moeten ons nog meer waard zijn, dan namen van ko ningen, opsommingen van plagen, wonder'en, ge lijkenissen, al is het eerste moeilijk, het laatste gemakkelijk te examineeren. De school kan voor karaktervorming meer verrichten dan goede beginselen doen kennen, of aan te wijzen, hoe ze practisch in het leven toe te passen zijn. Ze kan ook standvastig leeren willen. Op den wil oefent ze invloed, door met heiligen eerbied Gods geboden als hoogste eisch het kind voor te houden. Waarna het kind dan komt te staan tusschën het doen van de zonde, ja dan neen en eenrzijds de zonde lokt, met haar zinnestreelende verleiding en anderzijds de Wet van God op het hart brandt, zie dan is de opvoeding vaak middel, dat het goede gekozen en het kwade verworpen wordt. Willen moet ook weerstand overwinnen. Uit zijn aard is het kind gemak- en genotzuchtig. Een flink onderwijzer leert deze weerstand over winnen. Hij vuurt aan, hij prikkelt tot arbeid, hij maakt, dat het kind ook later eenmaal voor het goede gekozen hebbend, doorzet en slaagt. Hoofdtrek van het karakter is echter de standvastigheid. Welnu, ook deze kan de school versterken. Haar middel daartoe is de gewenning. Zooals de tuinier het boompje, dat scheef en krom wil groeien, aan e'en dooden paal bindt en daardoor maakt, dat het kromme recht wordt, zoo doet een goed opvoeder door zijn krachtige leiding, eerst met gebod en verbod, later door zijn raad. Maar we voelen: alles hangt hier af van de aanwezigheid van gehoorzaamheid. Niet van de moderne gehoorzaamheid, die wil dat men het kind zal aantoonen, hoe het goed is te doen wat vader en moeder en onderwijzer zeggen en het maar niet te doen, wanneer dit inzicht ont breekt. Neen, echte gehoorzaamheid is doen, wat God en opvoeders zeggen, enkel omdat het van hen komt, ook dan, wanneer de kinderen niet zien, dat het noodig 'en nuttig is. Deze stipte, desnoods blinde gehoorzaamheid moet geëischt worden. Doch altijd met de bedoeling om de rijping van wil en verstand zoo te bevorderen, dat spoedig gebod en verbod van anderen ver vallen, omdat het kind in zich de begeerte ge voelt, uit eigen beweging Gods geboden te vol brengen. STRIKWERDA. EEN MISVERSTAND. Men ontmoet soms menschen, die nimmer ter kerk komen en die, wanneer men hun vraagt, waarom zij dit nooit doen, antwoorden: Als je naar de kerk gaat, dan moet je d'r ook naar leven. Al spreken ze het gewoonlijk er niet bij uit, er ligt in hun woorden opgesloten, dat zij het te moeilijk en te lastig vinden, naar hetgeen in de kerk gepreekt wordt te leven. En daarom gaan ze niet naar de kerk. Ik heb iemand, die zoo tegen mij sprak, wel eens de vraag gedaan: Maar denkt ge dan, dat wie niet naar de kerk gaat, er niet naar behoeft te leven Er schuilt in dat zeggen: „als je naar de kerk gaat, dan moet je d'r ook naar leven" een waarheid. Het is met kerkgaan alleen maar niet goed. Het leven moet ook naar Gods Woord gericht worden. Maar er schuilt in dat zeggen ook een mis verstand, e'en groot misverstand. Want er zijn niet twee wetten Gods, één voor de menschen, die de kerk bezoeken, en één voor de anderen. Er is maar één wet des Heeren en die geldt voor alle menschen. Of een mensch ter kerk gaat of niet, verandert niets aan de zaak. Hij moet toch leven naar die wet Gods. En hij zal ook eenmaal naar die wet geoor deeld worden. Naar de wet, die in de kerk ge predikt wordt. Lieden, die zeggen: „als je naar de kerk gaat, dan moet je d'r ook naar leven", verkeeren in de meening, dat het in de vrijheid van d'en mensch staat, zijn leven zóó of anders in te richten. Zij meenen, dat iemand leven mag naar zijn eigen zin en wil. En dat, terwijl de een naar den Bijbel wil leven, de ander een gansch andere levens- en handelwijze kan ver kiezen. Maar dezé meening is totaal onjuist. Deze meening is een waan. Niet wij", menschen, hebben te bepalen, hoe wij levten zyllen. Maar dat heeft God te bepalen. Dat heeft Hij vast te stellen, die 3e Schepper en Koning der wereld is. En Hij Ji:;eft het ons voorgeschreven in den ouden Bijbei, die Zijn Woord is. En daarom moet elk mensch zijn leven naar den Bijbel richten. God heeft ons daarin Zijn wil voor ons leven geopenbaard. En of gij nu ter kerk komt of niet, of gij nu den Bijbel leest of niet, het blijft Gods eisch, dat ge in uw doen en laten u door Zijn Woord zult laten leiden. Maar dan is het ook noodzakelijk voor u ter kerk te gaan. Want daar wordt de wil van God, die in Zijn Woord is geopenbaard, voor u uiteengezet 'en u op het hart gebonden. En daar wordt u ook aangewezen, hoe gij de kracht kunt vinden om dien wil te doen. De uitspraak: „als je naar de kerk gaat, dan moet je d'r ook naar leven", ligt op dezelfde lijn als eén andere uitdrukking, die men menig maal van de menschen hooren kan. Ze zeggen vaak: een Gereformeerde mag dit of dat niet doen En zij meenen dan, dat zij zelf, omdat zij niet Gereformeerd zijn, het wel doen n^ogen. Ziehier hetzelfde misverstand. Want een Gereformeerd mensch mag precies zooveel doen als een ander ook. En wat een Gereformeerde niet doen mag, dat mag ook een ander niet doen. Er is hier geen ander verschil dan dit: de Gereformeerde erkent, dat hij aan Gods Woord moet gehoorzaam zijn en, omdat dit of dat door het Woord Gods verboden wordt, het moet nalaten. En als hij het dan toch doet, gaat hij tegen zijn eigen belijdenis in. Maar wie niet erkent, dat hij naar Gods W0070 T - 1 T die moet het daarom evenc 1 Godi af. Oo ,jr hen, die haar niet erkennen, geldt de we. des Heeren. („Kerlijb! Zwolle.") mgen niet van onze erkenning NIET ONGEHUWD NAAR INDIE. De Kerkeraad der Geref. Kerk van Medan (praeses Ds. C. Mak en scriba de heer G. van Wijnnaarden)verzoekt opname van het vol gent. De K -keraad der Geref. Kerk te Medan S. O. K. oelt zich gedrongen ter kennis te brengen dat hii'ten ernstigste waarschuwen moet tegen het naar Indië komen van ongehuwde of althans onverloofde jongemannen, in het bijzonder indien zij epps werkkring in de cultures aanvaarden (va 1 de zeer groote gevarten aan het kazerne- leve verbonden zwijgen we, veronderstellende, dat die genoegzaam bekend zijn) Het is hier zeker de plaats niet om met vele argumenten aan het bovenstaande waarschuwing kracht bij te zetten trouwens, het blijft dan voor den büitenstaander-Hollander toch altijd zeer moeilijk om zich een voorstelling te vor men hoe de toestanden werkelijk zijn. Maar de droeve ervaring bewijst dat in deze Oostersche wereld met haar geheel andere sfeer en sociale verhouding, verreweg het grootste deel der on- gehuwden vroeg of laat geestelijk 'en lichamelijk- zedelijk te gronde gaat. Wie de situatie kent, oordeelt over hen mild, met alle clementie, maar met te meer ernst hou den wij daarom alle ouders voor hun kinderen aan zulke gevaren niet bloot te stellen Indië heeft door zijn lokkende winst beloven de betrekkingen al menig jong bloeiend leven voo; altijd geschonden, ja verwoestals Kerk zien wij de gevallen ook onder hen, die in be- wafend, geloovig milieu zijn opgegroeid. Nu het zoogenaamde trouw-verbod in Deli sinds eenige jaren is opgeheven, kan het nuttig zijn, dat de verloofde jongeman zich eerst in zijn werk en omgeving oriënteert, alvorens zijn vrouw naar het vreemde land te laten overko men? Wie zulke vooruitzichten niet heeft, wordt al te gemakelijk een prooi der verleiding. Moge dit korte schrijven dan als een signaal „onveilig" begrepen worden, opdat men zijn ongetrouwde zonen niet, gelijk zoovele malen nog gebeurt uit onwetendheid met naieve ge rustheid aan ons Insulinde afstaat. Voor jonge kerels, gezond naar lichaam ten ziel, is veel en mooi werk te doen dienende krachten heeft Indië noodig. Maar laat er dan ook menschen komen die zich staande kunnen houden terwille van hun eigene ziel, terwille va- hun familie, terwille van onze taak aan In te verrichten, terwille van Gods Konin- k.' Deze Coura it ABONNEMbNl BUITENLANiJ afzonderliJ Alle s t AAN HET We zullen moeten. Meer dan ooi bejegend en del Vrijdagavond Rev, Kamerlid! oude school tl rustte bij d'en te Ooltgensplad van A. R. erflakkee. gebruikelijk] 'leidend woord tot het houdej De heer Scf atheïstische Deze leer, die| democratie, sitieve Christel selen uit stof| loof in God er meer is dl te verklaren Toch is d] met de vers] leven openbarf en genade zil verklaren zijn] rondom ons. leugen. Wij I schapen door| Souverein Sc heeft. Wij zij| recht, dat te handhaveij oorzaak van d'-'zenderlei y sprong v| mensch, gesc] profeet en pr] moedwillig h| zijn ambten i| meer, want is hij slachtoij hij slaaf. Uit i val moeten 5 die zich vo< king. Dat wil zondeval de houden zooall f wij tegen de I maar hieruit! i alle verandeq 1 verandering, andering nog is wel een nog geen kid 73) De opgev heerschte, en inslag ei de bezoeker] Alvorens Meinema, Lia, den dil met de oudef „Zoo kinl je het stille T „DominéJ ben. U wil] „Met grl maar af of winter. Is 'k Heb ,,'t Verb] rechte kinl hebben va; schreef ikl vermag al licht op, Zij keen en zijn dc gezicht vej De avoi De oudi terwijl Li^ geloop en groene lui! t Is o terugkeere "Je doe wnd. Ik b zie. Je wel

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 10