De Dordtsche Lijst
f
i
I
f;
I
i
i
i
i
i
f
Bij Examens en Openbaar Optreden
8
DERDE BLAD
FEUILLETON
Zaterdag 15 Juni 1929.
No. 3546.
Rede van Ds. Zandt
Dr. J. Severijn, Dordrecht
Mr. Th. Heemskerk, Den Haag
Mr. J. A. de Wilde, Den Haag
C. Smeenk, Arnhem
J. J. G. van Dijk, Den Haag
C. v. d. Heuvel
H. Amelink
Mr. H. Bijleveld, Den Haag
Mr. H. A. Dambrink, Utrecht
Mr. G. v. Baren, Delft
J. A. J. Jansen Manenschijn, Zwijndr.
J. C. Diepenhorst, Strijen
H. J. van Schuppen
C. Warnaer, Dirksland
F. v. Valstar, 's-Gravenzande
A. v. Vliet, Westmaas
Mr.E.i.E.G.Vonkenberg, Gorinchem
Jhr. E. B. J. Elias
Prof. Ir. C. M. van Wijngaarden, Delft
Gemengd Nieuws.
Het huisje aan den Zeedijk
Dit zijn de capdidaten voor den Kieskring
Dordrecht der Antirevolutionaire Partij. |f
Vul No. 1Dr. Severijn, op Uw Stembiljet in!
TV WOC-SIGN0 WSES
Donderdag hield Ds. Zandt te Sommelsdijk
een politieke rede voor de S. G. P.
Het ging over de bekende dingen, die deze
partij steeds naar voren brengt.
We hebben Ds. Zandt nog nimmer gehoord,
maar als hij altijd zoo spreekt, dan is het wel
een diep treurige voorlichting, die zijn hoorders
in den lande van hem krijgt. Positiefs heeft hij
niets gezegd. Het was alles negatie wat de klok
sloeg. Een opsomming van wat de S. G. P.
niet wil, maar we hoorden niet wat de S .G. P.
wel wil. Kritiek werd uitgebracht op Rome, op
de A. R. Partij en haar optreden in de Kamer
en in den Delftschen Gemeenteraad. Dat was
alVan de moeilijke problemen, die in art. 36
zitten, van de vraag hoe de wenschen van de
S. G. P. in de praktijk te vervullen zijn, geen
woord
De rede begon met een bestrijding van de
partijen der Revolutie. Maar blijkbaar alleen
om te kunnen zeggen, dat de S. G. P. de Re
volutie ook bestrijdt, want dat werd er in één
adem aan toegevoegd Wat Zijn Eerw. hier
over zeide heeft onze volle instemming. Dat kan
ook niet anders, want het bleek duidelijk, dat
hij hierbij gebruik maakte van Anti-Rev. ge
schriften. Wat hij b.v. zeide van de Oud-Hol-
landsche Maagd in den Nederlandschen tuin en
de bekende spreuk „Hac nitimur, Hanc tuemur"
vindt men precies zoo uitgewerkt in het voor
woord van het boek van Dr. Kuyper: ,,Ons
Program". Wij juichen het toe, dat de S. G. P.
in dit opzicht althans theoretisch aan onze
zijde staat.
Wij zeggen theoretisch, want practisch blijkt
er niets van. In 1925 stond de S. G. P. aan de
zijde van links, toen het Kabinet-Colijn ten val
moest gebracht worden. Wanneer wij dan ook
de S. G. P. ten laste leggen, dat zij niet den
strijd aanbindt tegen de partijen der Revolutie,
dan bedoelen we niet, dat de S. G. P. propa
gandisten in hun vergaderingen er niet over
spreken. Neen, die bestrijding is goedkoop ge
noeg. Maar èn in „De Banier" èn in de Volks
vertegenwoordiging gaat men den strijd tegen
het ongeloof voorbij, om zich met volle kracht
te keeren tegen de A. R. Partij.
Dat was echter ook de klaarblijkelijke bedoe
ling van dezen avond.
Van een diep treurige begripsverwarring gaf
Ds. Zandt echter blijkt, toen hij over Rome
begon.
Het woord deed opgeld: wij stoelen met Rome
op één wortel des geloofs. Dat werd theolo
gisch uitgespeeld Daar hebben natuurlijk de
eenvoudige menschen niet zoo spoedig erg in.
Maar is het mogelijk, dat Ds. Zandt onbe
wust deze schromelijke begripsverwarring
maakte We kunnen het bijna niet aannemen
Het moet hem toch bekend zijn, dat juist Dr.
Kuyper, die in politiek opzicht (in navolging
en op sterken aandrang van Groen van Prin-
sterer, die Ds. Zandt zoo vaak aanhaalde op
staatkundig gebied met de Roomsche Staats
burgers samenwerking zocht, op theologisch ter
rein Rome fel - bestreden heeft. Veel feller en
veel afdoender dan Ds. Zandt ooit gedaan heeft!
Men leze maar eens de vele geschriften, die
Dr. Kuyper tegen Rome het licht deed zien.
Waarom heeft Ds. Zandt hier niet duidelijk
onderscheid gemaakt Moeten we aannemen,
dat het grove misverstand, dat hij hier schiep,
zelf niet gevoeld heeft
Wat hebben we op politiek gebied te maken
met de Maria-vereering en de Paapsche Mis
Moeten die dingen op onze politieke vergade
ringen tegen de A. R. Partij uitgespeeld worden?
Maar dan bewijst dat toch wel, dat men zich
zwak voelt tegenover de A. R. Partij
We hebben op staatkundig terrein niets met
kerkelijk Rome te maken
Had Ds. Zandt even die onderscheiding wil
len maken dan had verreweg het grootste ge
deelte van zijn betoog kunnen vervallen.
Wanneer hij zegt in het verband van zijn
betoog, dat de A. R. Rome niet bestrijden,
dan spreekt Ds. Zandt een onwaarheid uit.
Weet hij niet, dat we in Noord-Brabant onze
Evangelisatie hebben speciaal tegen Rome En
als Ds. Zandt dan zegt: ja maar, op politiek
terreindan zeggen wij: juist, daar hebt ge het
nu, gij meet met twee maten. Nu maakt ge de
onderscheiding wel. Waarom dan straks niet?
Zóó wordt ons volk verkeerd ingelicht.
En Rome (kerkelijk) lacht om de bestrijding
van Ds. Zandt. Ds. van der Molen, de Chr.
Geref. predikant (voorheen te Zierikzee), die
een tijd twijfelde of de S. G. P. het toch niet
bij het rechte eind had, is juist door deze
manier van bestrijding van de S. G. P. terug
geschrokken. Terecht merkt hij op, dat door
het schrappen van de gezantschapspost bij het
vaticaan Rome niets verminderd is. Wat helpt
het, zegt Ds. v. d. Molen, al knipt ge een
vlokje uit de manen van d'erf leeuw
Rome heeft staatkundig door de coalitie niet
slecht geboerd, zegt Ds. Zandt. Maar verder
gaat hij nietHij verzwijgt, dat ook ons Ge
reformeerde volk alleen door middel der coalitie
in den lande geworden is, wat 't is. Hij verzwijgt
dat ook zijn partij door het werk der rechtsche
samenwerking genieten mag van den ruimen
schoolbouwDs. Zandt spreekt wel over de
kloosterscholen, maar hij verzwijgt dat ook de
vele scholen, die de S. G. P. over het geheele
land bouwt, louter een gevolg is van de coalitie!
En dat de S. G. P. deze schoolbouwsommen
graag van de regeering aanvaardt, ook al is de
schoolstrijd door samenwerking met de Room-
schen gewonnen Is dat eerlijke, alzijdige voor
lichting Wij vragen slechts
En nu moge Ds. Zandt wel zeggen, dat zijn
bestrijding van de Roomschen geen anti-papis-
tisch karakter heeft, maar dat is het wel. Heel
zijn rede getuigde er van, en is hij het woord
van Ds. Kersten vergeten: geen Roomsche knecht
en meid in je dienst
En als hij zegt, dat we in geen enkel opzicht
eenig samengaan met Rome mogen hebben, dat 't
voor ons precies zoo moet staan als het on
geloof, dan wijzen wij er op, dat onze vaderen
er anders over dachten. Ds. Zandt beriep zich
telkens op onzen grooten Hervormer Calvijn.
Welnu, deze maakte wel terdege onderscheid
tusschen het bij- en het ongeloof. Calvijn zegt
letterlijk het volgende
„Het zou wat fraais zijn, dat ik den Paus
'ert zijn genooten en dienaren naar vermogen
aanviel (wat ik wel moet doen, omdat ik
de Kerk niet kan sterken, zonder het zwaard
te kruisen met wie haar ondermijnen) en dat
ik inmiddels hen door de vingers zag, die
nog veel verderfelijker vijanden Gods zijn, en
Zijn Waarheid nog zooveel krasser aan
randen. Neen, dan laat de Paus ten minste
nog eenige gestalte der religie staan; hij ver
nietigt het geloof aan een eeuwig leven niet;
hij leert, dat God te vreezen zij; hij stelt op
eenige wijze het onderscheid vast tusschen
goed en kwaad; hij erkent Christus waarachtig
God en mensch te zijn; 'en eert ten deele de
autoriteit van Gods Woord.
Maar die anderen stellen zich aan, als wil
den ze den hemel naar de aarde neertrekken;
alle godsvrucht vernietigen; alle hoogere aan
drift in den mensch uitblusschen; en de con
sciëntie in slaap wiegen; tot er ten leste geen
verschil hoegenaamd meer overbleef tusschen
mensch 'en' dier."
En Ds. Zandt zal als theoloog toch ook wel
weten, dat onze vaderen steeds den H, Doop
van Rome aanvaardt hebben en dat Roomschen
die naar onze kerken overkomen dientengevolge
nu nog niet behoeven te worden overgedoopt?
Dat bewijst, dat onze vaderen steeds tegenover
het ongeloof althans eenige overeenkomst met
de Roomsche leer gevoeld hebben. En mag
Ds. Zandt dit dan aan onze eenvoudige men-
sch'en anders komen vertellen?
En op politiek gebied hebben we gelukkig
veel overeenkomst met de Roomsche landge-
nooten. Waarom heeft Ds. Zandt dat stelsel
matig verzwegen Weet hij toch wel, dat hij
op politiek terrein telkens tegenover de linkschen
en met de Roomschen meestemt Hoe komt dat
dan als hij zegt in 't geheel geen overeen
stemming met de Roomschen te hebben
Over art. 36 heeft Ds. Zandt weinig gezegd.
Maar wat hij er nog van gezegd heeft was
van het begin tot het eind onwaar. Reeds de
interpretatie van het artikel (hij heeft het geen
enkele keer letterlijk genomen of gelezen) is
geheel onjuist. Hij maakte er van, dat onze
vaderen alleen wilden uitdrukken, dat de over
heid geroepen was Gods Naam te verheerlijken.
Verder ging hij niet. Het zou ons niet moeilijk
vallen te bewijzen, dat zijn eigen partijgenooten
er anders over denken Trouwens zijn eigen
beginselprogram (waarom heeft hij dat niet één
keer genoemd zegt uitdrukkelijk in art. 4, dat
de Overheid geroepen is in alle samenkomsten
te verbieden het verbreiden van beginselen, die
de eere Gods en het Gezag der Overheid aan
randen. Letterlijk staat het er zoo f Zou dat
niet evenals bij Rome een leer der twee zwaar
den zijn. Eén zwaard in de kerkelijke tucht en
één ander zwaard dat de kerk in de handen der
Overheid legt om andere kerken en godsdiensten
en gewetens te onderdrukken. Is het nooit in
het hoofd van Ds. Zandt opgekomen, dat als
dit artikel uit zijn program moet worden toe
gepast, ook gekozen zal moeten worden tusschen
zijn kerk (de Ned. Herv.) of de van Ds. Kers
ten (de Geref. Gemeente). En durft Ds. Zandt
aan het slot van zijn betoog nog zeggen, dat
zijn partij geen kerkelijke partij is Maar voelt
hij dan niet, dat hij met dit te zeggen, zijn eigen
art. 4 overboord gooit?
We zouden in dienzelfden geest nog heel wat
kunnen zeggen. Zoo werd ook over het op
treden der A. R. Partij in de Kamer een valsch
getuigenis gegeven. Het is een leugen en het
is al verscheidene malen gezegd (Ds. Zandt
wéét het), dat uit de woorden van den heer
Heemskerk gehaald mag worden, dat de A. R.
Partij toelaat de ongeloofspropaganda (aan
plakbiljetten met Godonteerende woorden). Ds.
Zandt weet heel goed, dat ook de heer Heems
kerk op denzelfden grond als deze oud-minister
de Dageraadsstatuten weigerde goed te keuren,
hij ook der Overheid het recht geeft om der
gelijke Godonteerende propaganda te verbieden!
Hier wordt met opzet valsch getuigenis
gegeven. Wij kunnen het helaas niet anders
noemen. De feiten bewijzen het.
Evenzoo staat het met de Zondagsrust (-heili
ging zei Ds. Zandt telkens Weet hij als theo
loog ook hier het groote onderscheid niet in?).
De S. G. P. kan best met een groot gebaar in
de Kamer zeggen: alles moet op Zondag stil
liggen, evenzoo kan zij voorstellen: alle bios
copen dicht, zij weten even goed als ieder ander
dat dit niet in onze macht ligt. En moet Ds.
Zandt dan op ons smalen, omdat we in de
politiek dan toch iets willen bereiken. Moet
hij de A. R. Partij daarom gaan vergelijken
met libertijnen (de vroegere ongeloovigen)Is
dat geen valsche voorstelling Mogen we in
de politiek niet staan naar het bereikbare Is
het zelfs geen roeping dat te doen en doet de
S. G. P. practisch niet evenzoo
Nederland huppelt naar de hel, zegt Ds.
Zandt. Maar waar ligt de fout? Wanneer alle
bioscopen gesloten werden en alle vervoermid
delen op Zondag stil lagen, en er geen publiek
vermaak -meer was, dan is daarmee nog ons
volk niet gered. Want aan het negatieve hebben
we niet genoeg Er moet een positieve kracht
zijn, de werking des Geestes, die ons redt van
de hel. Daarom niet in de overheid, maar in de
kerk hebben we de fout te zoeken. Hoe komt
het, dat er in Amsterdam honderdduizenden af
zwerven van de kerk (niet naar Rome, maar
naar "de wereld) Ligt er geen fout bij de
kerk
Door het zwaard der overheid redden we
dien treurigen toestand nietChristus richt
Zich als Hij op aarde is niet tot de Cesars en
machtigen der aarde, maar tot de door Hem
geformeerde kerk -eenvoudige visschers En
ze hebben de wereld tot het Christendom ge
bracht, niet door het machtige zwaard der Over
heid, maar door een ander zwaard, het Zwaard
van Gods Woord
Alleen dat zal ook nu ons land kunnen red
den, niets anders.
En daarom hadden we zoo graag gehoord,
dat Ds. Zandt in plaats van op Rome en op
oud-vaders en op de gebreken van andere par
tijen, eens gewezen had op het Woord van God.
Daarover hebben we geen titel of jota gehoord!
En toch als men ernstig deze zaken wil bezien
dan heeft men als goed Gereformeerde allereerst
te vragen: wat zegt Gods onfeilbaar Woord
van deze dingen
Nu was het ons soms ook te veel om zulk
een verdraaien en eenzijdige voorstelling van
ding'en aan te hooren. We kunnen nu begrij
pen, dat de bekende Amerikaansche Dr. van
Lonkhuyzen (toch wel een onverdacht Gere
formeerde) in een open brief aan Ds. Kersten
schrijven moest: „Het werd mij alles te be
nauwd onder uw gehoorIs dat een recht ge
bruikt van Gods Naam maken Mogen zoo de
heiligste zaken behandeld worden Is dat ware
voorlichting van eenvoudige zielen
Ds. van Lonkhuyzen, we hebben er ook iets
van gevoeld, wat gij gevoeld hebt
WW mmmammmm—mmm»»»
I
I
I
I
i
ERNSTIG ONGELUK OP EEN KERMIS.
Veertien menschen gewond.
Op de kermis te Ratibor, een stadje in het
Zuiden van Opper-Silezië, raakte gisteren plot
seling een ongeveer 100 K.G. wegende gondel
van een vijf meter hoogen draaimolen los. Daar
de draaimolen in volle vaart was, werd de
gondel midden tusschen het publiek geslingerd.
Dientengevolge werden negen volwassenen en
vijf kinderen gewond, van wie één volwassene
en twee kinderen zeer ernstig.
Oorzaak van de ramp moet zijn, dat de einden
van de stalen kabels niet in overeenstemming
met de voorschriften met de gondel waren ver
bonden.
DE ROEMEENSCHE BANDIETENPLAAG.
Naar uit Tsjernowits aan de Uj Nenzedèk
geseind wordt, drongen Woensdagnacht zes ban
dieten in de steenbakkerij van den Roemeenschen
gezant te Boedapest. Zij braken eerst in in de
woning van den bejaarden directeur, van wien
zij met de bajonet op de borst de sleutels van
de brandkast eischten. De directeur had juist
den voorafgaanden dag twee millioen lei van
de bank genomen ter betaling van de arbeiders,
wat de bandieten blijkbaar wisten. Echter had
de directeur reeds des middags het geld aan
bliift men kalm en helder door het gebruik van Mifnhardt's Zenuwtab'etten. Glazen Buisje 75 ct.
de bazen gezonden, zoodat slechts 40.000 lei
over was. De bandieten wilden dit echter niet
gelooven, sloegen den directeur tegen den grond
en bewerkten hem uren achtereen met de kolven
hunner geweren. Later kregen zij ook den por
tier der fabriek te pakken, die te zamen met
den directeur zwoer, dat het geld reeds uitbe
taald was. Daarop schraapten de roovers alle
geld, dat zij bij den directeur en den portier
vonden, bijeen, namen de beste paarden uit den
stal en gingen er van door( de beide ongeluk-
kigen in hun bloed badend achterlatend.
DOOR EEN ROTSBLOK GEDOOD.
Een der directeuren van de groote Berlijnsche
confectiefabriek Siegfried Adam is in het En-
gadin, waar hij voor herstel van gezondheid
vertoefde, op de Papagaaien-weg door een neer
stortend rotsblok getroffen en gedood. Hij zou
over enkele dagen naar Berlijn zijn teruggekeerd,
daar hij nagenoeg geheel hersteld was.
EEN NEDERLANDER BURGEMEESTER
IN AMERIKA.
Men meldt uit Hillegom aan de Volkskrant
Onze plaatsgenoot, de heer James Kern, lid
der firma Keur Zonen alhier, vertrok enkele
jaren geleden naar Amerika, in het belang der
firma. In het dorpje Flowerville had hij veel
succes en hij is er thans burgemeester. Flower
ville is een klein plaatsje 'en de villa en kantoren
van de firma vormen er het belangrijkste deel.
Het merkwaardige is, dat de heer Keur in den
bloeitijd duizenden menschen naar zijn dorp
weet te trekken, waar hij dan tienduizenden
bollen van hyacinten en tulpen op artistieke
wijze heeft uitgeplant.
door
H. ZEEBERG.
71)
„Ik hielp u vast van den wal in de sloot,
oom", lachte Lia, om dan uit te roepen: „Daar
is de zeedijk alIk ga straks eens naar de
zee kijken. Wilt u wel gelooven, dat ik heimwee
naar de zee had, omoe
„Zij is nu op haar mooist", meende Adriaan
Blankert. „Hoog water en dan de avondzon
er op schijnen."
Een vrouw vóór een huisje, dat zij passeer
den, stak de hand op en riep in het zuivere
dialect der landstreek .goeden avond".
„Vrouw Goedegebuure", zeide Lia. „Maken
zij het nog goed, Grootmoe
„Een maand geleden hebben zij de kleinste
verloren, Lia. Het was een zware slag. Want
al is het gezin, groot, je wilt er toch niet één
missen."
„Ach, dat kleine, lieve meisje van één jaar
riep Lia. „Wat vreeselijk. Maar 't was een
teer popje."
„Ja, de strenge winter heeft het ding veel
kwaad gedaan."
„Ho, Bles."
Het huisje aan den zeedijk was bereikt.
„Ik ga gauw koffie zettten en voor het eten
zorgen", zeide grootmoeder, toen zij nauwelijks
een voet op den grond had. „Je wacht nog op
koffie, Adriaan
„Zeker, moeder, de dag is nu toch gebroken."
Weer een symptoom van zijn veranderde
houding jegens haar, dacht Lia. De vorige
winter was hij bij haar aankomst, hoewel het
verbazend koud was, onmiddellijk naar huis
gereden.
Maar thans bond hij het paard aan het groene
hekje, dat haar zoo lief geworden was, en liep
haar achterna, het kleine huisje in.
„Wat zijn die jonge kippen groot geworden
riep Lia. „Ja, ja, beestjes, ik zal voortaan weer
voor je zorgen, hoor. Daar heb je de gulzige
bruine ook weer. Is dat beest nog zoo gulzig,
grootmoeder 1"
Maar de oude vrouw hoorde het niet meer,
daar zij haar huisje al was ingeloopen en be
drijvig bezig was.
„Kan ik wat doen, Grootmoeder 1"
„Vandaag mag je beslist niets doen", zeide
Grootmoeder Blankert. „Na zoo'n reis moet je
maar eens wat rusten."
„Ik ben heelemaal niet moe. Maar natuurlijk
zal ik mij gehoorzaam onderwerpen. Ik wil
toch eens even op den dijk kijken. Heel even
maar. 'k Heb zooeven de zee al gehoord, 't Is
net muziek."
Blij als een kind snelde zij het tuintje door,
den weg over, om vervolgens de houten trap
te beklimmen en weldra te staan op den bazalt-
muur.
De onafzienbare zee lag vóór haar. Het was
hoog water, zoodat de glooiing der zeewering
voor een groot deel werd besproeid met het
zilte nat. In een bloedroode schijf, ver in het
Westen, scheen de zon in zee te dalen, too-
verend kleurrijke effecten. Hier en daar be
speurde Lia het zeil van een schip, dat als
het ware dreef op het spiegelgladde vlak, door
geen rimpeltje beroerd. Heel in de verte, nau
welijks zichtbaar voor het bloote oog, sneed
een stoomboot door het water, achterlatend een
wolk van rook. Krijschende zeemeeuwen, die
vischjes verschalkten, zweefden boven het wa
teroppervlak, wachtend op de ebbe, om zich
dan neer te zetten op de drooggeloopen schor
ren.
Met welbehagen snoof Lia de zeelucht in.
Het was haar, alsof zij in het afgeloopen uur
een heel ander mensch geworden was en zij
de toekomst veel vertrouwenwekkender, in ieder
geval lang niet zoo somber, tegemoet zag. Kwam
't door deze geheel eenige omgeving, die het
toonbeeld van weldadige, vredige rust was
Of was het alleen daarvan de oorzaak, dat zij
wist met menschen te doen te krijgen, die haar
volkomen begrepen, die haar zouden leiden,
zooals de stuurman met vaste hand leidt het
scheepje, dat zonder roer zou heen en weer
zwalken, als zij
Lia gaf geen antwoord op deze vragen. Voor
het oogenblik deed het er ook weinig toe. Het
was voldoende, te weten, dat zij weer in veilige
haven was aangeland, dat zij weer was ge
arriveerd in de omgeving, waar haar ziel tot
rust kwam.
Hoe lang zij daar had gestaan zij was
over den betonnen muur geklauterd, om nog
dichter bij de zee te zijn wist zij niet. Maar
opeens vernam zij de stem van Adriaan Blan
kert, die vlak naast haar stond.
„Je Grootmoeder vraagt, of je ook koffie
komt drinken, Lia."
Zij schrok op uit haar gepeins.
„Ja, ik kom, oom. O, ik ben toch zoo blijde,
dat ik weer hier ben."
Het meisje keek den stevigen boer vlak in
het gelaat. En het viel haar op, hoe zijn strenge,
ruwe trekken verzachtten, toen hij zeide: „Ik
ben ook blij, dat je er weer bent. 'k Heb heel
wat goed te maken, Lia."
„Wat bedoelt u, oom vroeg Lia.
Zij wist natuurlijk zeer goed, waarop hij
doelde. Maar zijn woorden verrastten haar zóó,
dat de vraag uit haar mond was, vóór zij er
goed en wel op verdacht was.
„Het is heel eenvoudig", meende hij. ,,'k Heb
je dezen winter niet goed behandeld. Wil je
me dat vergeven 7"
Lia kleurde heftig. Het was een zielig ge
zicht: deze man, breed van schouders, over
het geheel als uit graniet gehouwen; deze ty
pische vertegenwoordiger van het boerenras
daar te zien staan met een smeekenden blik in
de oogen.
,,'t Was de moeite niet waard, oom. Zóó
erg was het heusch niet. Van onze zijde was
ook zeer Verkeerd gehandeld en wordt nóg niet
goed gedaan."
„Daarmede hebben wij, als het er op aan
komt, niets te maken. God vraagt van ons, dat
wij den vrede zoeken en dat wij niet afstooten.
'k Heb schandelijk gehandeld. Dat is niet an
ders. Vergeef je mij dat
Hij stak de grove hand uit, terwijl Lia haar
tengere daarin legde, onder een gewaarwording,
die niet onder woorden te brengen viel.
„Dank je", zei Adriaan Blankert met ge
smoorde stem. En zonder verder naar haar om
te zien, verliet hij den zeekant, gevolgd door
Lia, die er iets van voelen ging, wat het moest
beteekenen voor haar oom, niet alleen om on
gelijk te bekennen, maar meer nog om vergeving
te vragen voor een kwaad, dat zoo veelvuldig
onder de menschen en in de families wordt
aangetroffen, als iets gewoons. Maar voor haar
oom was het, Lia begreep het nu, was het zonde
voor God geworden. En dan was vergeving
van noode. Van God en van menschen
Voor geen geld had zij dit ontroerende oogen
blik, waarin zij gelezen had in de ziel van een
stuggen boer, willen missen.
HOOFDSTUK XI.
Gezeten in het kleine kamertje van het huisje
aan den zeedijk, liet Adriaan Blankert niets
meer merken van de gevoelens, die hem zoo
even bewogen hadden. Voor den buitenstaander
geleek het, alsof hij de kwestie als een afge
dane zaak beschouwde.
Zelfs Lia verbaasde zich er even over, dat
hij er met geen woord meer van repte, maar
rustig keuvelde over alles en nog wat.
Maar haar verbazing duurde niet lang. Want
zij bedacht zich, hoe dit volkomen: overeen
stemde met het karakter der boeren over het
algemeen en dat van oom Adriaan in het bi
zonder; karakters, die dominé Meinema gaaf
noemde: menschen van weinig woorden, maar
van daden; menschen, die over hun doen zoo
weinig mogelijk spreken.
Een half uur ruim, nadat het rijtuig aan den
zeedijk was gearriveerd, stond Adriaan Blankert
op, om naar zijn boerderij terug te keeren.
„Je komt spoedig, Lia?" vroeg hij. „Ze zijn
allen verlangend, om je te zien."
„Ik hoop morgen allen op te zoeken, oom",
antwoordde zij vroolijk.
„Prachtig", meende de boer. „Tot ziens dan."
Grootmoeder Blankert staarde haar zoon na
door de kleine ruitjes van haar huisje. Hij wist
dat wel, want toen het paard en de wagen
gedraaid waren en hij wegreed, stak zijn hand,
wuivende als afscheidsgroet, nog even buiten
het zeil.
„Oom Adriaan is onherkenbaar veranderd",
merkte Lia op. „Het lijkt mij nog een droom.
Zooals ik u zeide Grootmoe, Lies Meinema
schreef er met enkele woorden over, maar zóó
had ik het mij niet kunnen voorstellen."
„Ik wist er alles van, Lia. Hij zal nog wel
met je alleen over de zaak spreken. Daar be
hoeft niemand anders bij te zijn."
„Het is al gebeurd, Grootje. Daareven aan
den zeedijk", zeide Lia.
„Zooveel te beter. Ik dacht wel, dat hij er
geen gras over zou laten groeien. Dat is niets
voor Adriaan. Ik kan niet zeggen, hoe dankbaar
ik ben, dat hij zoo veranderd is. Over je moe
der spreekt hij ook heel anders. Hoe is het
met haar, Lia
„Naar omstandigheden gaat het wel, Groot
moe. U hebt de hartelijke groeten. Ik zal u nu
ook maar met een alles vertellen, wat er ge
beurd is. Dan is u op de hoogte."
„Als je wachten wilt tot vanavond of mor
gen
„Neen, laat wij het nu maar doen. 'k Hoorde,
dat Hermien Meinema vanavond nog komt.
En dan zou het maar overgaan."
(Wordt vervolgd).
Hebt U het complete boekwerk bij
de Uitgeefster dezes al besteld Het
kost vóór de verschijning 2,25, daar
na 2.90 per stuk.