De Dordtsche Lijst f i I f; I i i i i i f Bij Examens en Openbaar Optreden 8 DERDE BLAD FEUILLETON Zaterdag 15 Juni 1929. No. 3546. Rede van Ds. Zandt Dr. J. Severijn, Dordrecht Mr. Th. Heemskerk, Den Haag Mr. J. A. de Wilde, Den Haag C. Smeenk, Arnhem J. J. G. van Dijk, Den Haag C. v. d. Heuvel H. Amelink Mr. H. Bijleveld, Den Haag Mr. H. A. Dambrink, Utrecht Mr. G. v. Baren, Delft J. A. J. Jansen Manenschijn, Zwijndr. J. C. Diepenhorst, Strijen H. J. van Schuppen C. Warnaer, Dirksland F. v. Valstar, 's-Gravenzande A. v. Vliet, Westmaas Mr.E.i.E.G.Vonkenberg, Gorinchem Jhr. E. B. J. Elias Prof. Ir. C. M. van Wijngaarden, Delft Gemengd Nieuws. Het huisje aan den Zeedijk Dit zijn de capdidaten voor den Kieskring Dordrecht der Antirevolutionaire Partij. |f Vul No. 1Dr. Severijn, op Uw Stembiljet in! TV WOC-SIGN0 WSES Donderdag hield Ds. Zandt te Sommelsdijk een politieke rede voor de S. G. P. Het ging over de bekende dingen, die deze partij steeds naar voren brengt. We hebben Ds. Zandt nog nimmer gehoord, maar als hij altijd zoo spreekt, dan is het wel een diep treurige voorlichting, die zijn hoorders in den lande van hem krijgt. Positiefs heeft hij niets gezegd. Het was alles negatie wat de klok sloeg. Een opsomming van wat de S. G. P. niet wil, maar we hoorden niet wat de S .G. P. wel wil. Kritiek werd uitgebracht op Rome, op de A. R. Partij en haar optreden in de Kamer en in den Delftschen Gemeenteraad. Dat was alVan de moeilijke problemen, die in art. 36 zitten, van de vraag hoe de wenschen van de S. G. P. in de praktijk te vervullen zijn, geen woord De rede begon met een bestrijding van de partijen der Revolutie. Maar blijkbaar alleen om te kunnen zeggen, dat de S. G. P. de Re volutie ook bestrijdt, want dat werd er in één adem aan toegevoegd Wat Zijn Eerw. hier over zeide heeft onze volle instemming. Dat kan ook niet anders, want het bleek duidelijk, dat hij hierbij gebruik maakte van Anti-Rev. ge schriften. Wat hij b.v. zeide van de Oud-Hol- landsche Maagd in den Nederlandschen tuin en de bekende spreuk „Hac nitimur, Hanc tuemur" vindt men precies zoo uitgewerkt in het voor woord van het boek van Dr. Kuyper: ,,Ons Program". Wij juichen het toe, dat de S. G. P. in dit opzicht althans theoretisch aan onze zijde staat. Wij zeggen theoretisch, want practisch blijkt er niets van. In 1925 stond de S. G. P. aan de zijde van links, toen het Kabinet-Colijn ten val moest gebracht worden. Wanneer wij dan ook de S. G. P. ten laste leggen, dat zij niet den strijd aanbindt tegen de partijen der Revolutie, dan bedoelen we niet, dat de S. G. P. propa gandisten in hun vergaderingen er niet over spreken. Neen, die bestrijding is goedkoop ge noeg. Maar èn in „De Banier" èn in de Volks vertegenwoordiging gaat men den strijd tegen het ongeloof voorbij, om zich met volle kracht te keeren tegen de A. R. Partij. Dat was echter ook de klaarblijkelijke bedoe ling van dezen avond. Van een diep treurige begripsverwarring gaf Ds. Zandt echter blijkt, toen hij over Rome begon. Het woord deed opgeld: wij stoelen met Rome op één wortel des geloofs. Dat werd theolo gisch uitgespeeld Daar hebben natuurlijk de eenvoudige menschen niet zoo spoedig erg in. Maar is het mogelijk, dat Ds. Zandt onbe wust deze schromelijke begripsverwarring maakte We kunnen het bijna niet aannemen Het moet hem toch bekend zijn, dat juist Dr. Kuyper, die in politiek opzicht (in navolging en op sterken aandrang van Groen van Prin- sterer, die Ds. Zandt zoo vaak aanhaalde op staatkundig gebied met de Roomsche Staats burgers samenwerking zocht, op theologisch ter rein Rome fel - bestreden heeft. Veel feller en veel afdoender dan Ds. Zandt ooit gedaan heeft! Men leze maar eens de vele geschriften, die Dr. Kuyper tegen Rome het licht deed zien. Waarom heeft Ds. Zandt hier niet duidelijk onderscheid gemaakt Moeten we aannemen, dat het grove misverstand, dat hij hier schiep, zelf niet gevoeld heeft Wat hebben we op politiek gebied te maken met de Maria-vereering en de Paapsche Mis Moeten die dingen op onze politieke vergade ringen tegen de A. R. Partij uitgespeeld worden? Maar dan bewijst dat toch wel, dat men zich zwak voelt tegenover de A. R. Partij We hebben op staatkundig terrein niets met kerkelijk Rome te maken Had Ds. Zandt even die onderscheiding wil len maken dan had verreweg het grootste ge deelte van zijn betoog kunnen vervallen. Wanneer hij zegt in het verband van zijn betoog, dat de A. R. Rome niet bestrijden, dan spreekt Ds. Zandt een onwaarheid uit. Weet hij niet, dat we in Noord-Brabant onze Evangelisatie hebben speciaal tegen Rome En als Ds. Zandt dan zegt: ja maar, op politiek terreindan zeggen wij: juist, daar hebt ge het nu, gij meet met twee maten. Nu maakt ge de onderscheiding wel. Waarom dan straks niet? Zóó wordt ons volk verkeerd ingelicht. En Rome (kerkelijk) lacht om de bestrijding van Ds. Zandt. Ds. van der Molen, de Chr. Geref. predikant (voorheen te Zierikzee), die een tijd twijfelde of de S. G. P. het toch niet bij het rechte eind had, is juist door deze manier van bestrijding van de S. G. P. terug geschrokken. Terecht merkt hij op, dat door het schrappen van de gezantschapspost bij het vaticaan Rome niets verminderd is. Wat helpt het, zegt Ds. v. d. Molen, al knipt ge een vlokje uit de manen van d'erf leeuw Rome heeft staatkundig door de coalitie niet slecht geboerd, zegt Ds. Zandt. Maar verder gaat hij nietHij verzwijgt, dat ook ons Ge reformeerde volk alleen door middel der coalitie in den lande geworden is, wat 't is. Hij verzwijgt dat ook zijn partij door het werk der rechtsche samenwerking genieten mag van den ruimen schoolbouwDs. Zandt spreekt wel over de kloosterscholen, maar hij verzwijgt dat ook de vele scholen, die de S. G. P. over het geheele land bouwt, louter een gevolg is van de coalitie! En dat de S. G. P. deze schoolbouwsommen graag van de regeering aanvaardt, ook al is de schoolstrijd door samenwerking met de Room- schen gewonnen Is dat eerlijke, alzijdige voor lichting Wij vragen slechts En nu moge Ds. Zandt wel zeggen, dat zijn bestrijding van de Roomschen geen anti-papis- tisch karakter heeft, maar dat is het wel. Heel zijn rede getuigde er van, en is hij het woord van Ds. Kersten vergeten: geen Roomsche knecht en meid in je dienst En als hij zegt, dat we in geen enkel opzicht eenig samengaan met Rome mogen hebben, dat 't voor ons precies zoo moet staan als het on geloof, dan wijzen wij er op, dat onze vaderen er anders over dachten. Ds. Zandt beriep zich telkens op onzen grooten Hervormer Calvijn. Welnu, deze maakte wel terdege onderscheid tusschen het bij- en het ongeloof. Calvijn zegt letterlijk het volgende „Het zou wat fraais zijn, dat ik den Paus 'ert zijn genooten en dienaren naar vermogen aanviel (wat ik wel moet doen, omdat ik de Kerk niet kan sterken, zonder het zwaard te kruisen met wie haar ondermijnen) en dat ik inmiddels hen door de vingers zag, die nog veel verderfelijker vijanden Gods zijn, en Zijn Waarheid nog zooveel krasser aan randen. Neen, dan laat de Paus ten minste nog eenige gestalte der religie staan; hij ver nietigt het geloof aan een eeuwig leven niet; hij leert, dat God te vreezen zij; hij stelt op eenige wijze het onderscheid vast tusschen goed en kwaad; hij erkent Christus waarachtig God en mensch te zijn; 'en eert ten deele de autoriteit van Gods Woord. Maar die anderen stellen zich aan, als wil den ze den hemel naar de aarde neertrekken; alle godsvrucht vernietigen; alle hoogere aan drift in den mensch uitblusschen; en de con sciëntie in slaap wiegen; tot er ten leste geen verschil hoegenaamd meer overbleef tusschen mensch 'en' dier." En Ds. Zandt zal als theoloog toch ook wel weten, dat onze vaderen steeds den H, Doop van Rome aanvaardt hebben en dat Roomschen die naar onze kerken overkomen dientengevolge nu nog niet behoeven te worden overgedoopt? Dat bewijst, dat onze vaderen steeds tegenover het ongeloof althans eenige overeenkomst met de Roomsche leer gevoeld hebben. En mag Ds. Zandt dit dan aan onze eenvoudige men- sch'en anders komen vertellen? En op politiek gebied hebben we gelukkig veel overeenkomst met de Roomsche landge- nooten. Waarom heeft Ds. Zandt dat stelsel matig verzwegen Weet hij toch wel, dat hij op politiek terrein telkens tegenover de linkschen en met de Roomschen meestemt Hoe komt dat dan als hij zegt in 't geheel geen overeen stemming met de Roomschen te hebben Over art. 36 heeft Ds. Zandt weinig gezegd. Maar wat hij er nog van gezegd heeft was van het begin tot het eind onwaar. Reeds de interpretatie van het artikel (hij heeft het geen enkele keer letterlijk genomen of gelezen) is geheel onjuist. Hij maakte er van, dat onze vaderen alleen wilden uitdrukken, dat de over heid geroepen was Gods Naam te verheerlijken. Verder ging hij niet. Het zou ons niet moeilijk vallen te bewijzen, dat zijn eigen partijgenooten er anders over denken Trouwens zijn eigen beginselprogram (waarom heeft hij dat niet één keer genoemd zegt uitdrukkelijk in art. 4, dat de Overheid geroepen is in alle samenkomsten te verbieden het verbreiden van beginselen, die de eere Gods en het Gezag der Overheid aan randen. Letterlijk staat het er zoo f Zou dat niet evenals bij Rome een leer der twee zwaar den zijn. Eén zwaard in de kerkelijke tucht en één ander zwaard dat de kerk in de handen der Overheid legt om andere kerken en godsdiensten en gewetens te onderdrukken. Is het nooit in het hoofd van Ds. Zandt opgekomen, dat als dit artikel uit zijn program moet worden toe gepast, ook gekozen zal moeten worden tusschen zijn kerk (de Ned. Herv.) of de van Ds. Kers ten (de Geref. Gemeente). En durft Ds. Zandt aan het slot van zijn betoog nog zeggen, dat zijn partij geen kerkelijke partij is Maar voelt hij dan niet, dat hij met dit te zeggen, zijn eigen art. 4 overboord gooit? We zouden in dienzelfden geest nog heel wat kunnen zeggen. Zoo werd ook over het op treden der A. R. Partij in de Kamer een valsch getuigenis gegeven. Het is een leugen en het is al verscheidene malen gezegd (Ds. Zandt wéét het), dat uit de woorden van den heer Heemskerk gehaald mag worden, dat de A. R. Partij toelaat de ongeloofspropaganda (aan plakbiljetten met Godonteerende woorden). Ds. Zandt weet heel goed, dat ook de heer Heems kerk op denzelfden grond als deze oud-minister de Dageraadsstatuten weigerde goed te keuren, hij ook der Overheid het recht geeft om der gelijke Godonteerende propaganda te verbieden! Hier wordt met opzet valsch getuigenis gegeven. Wij kunnen het helaas niet anders noemen. De feiten bewijzen het. Evenzoo staat het met de Zondagsrust (-heili ging zei Ds. Zandt telkens Weet hij als theo loog ook hier het groote onderscheid niet in?). De S. G. P. kan best met een groot gebaar in de Kamer zeggen: alles moet op Zondag stil liggen, evenzoo kan zij voorstellen: alle bios copen dicht, zij weten even goed als ieder ander dat dit niet in onze macht ligt. En moet Ds. Zandt dan op ons smalen, omdat we in de politiek dan toch iets willen bereiken. Moet hij de A. R. Partij daarom gaan vergelijken met libertijnen (de vroegere ongeloovigen)Is dat geen valsche voorstelling Mogen we in de politiek niet staan naar het bereikbare Is het zelfs geen roeping dat te doen en doet de S. G. P. practisch niet evenzoo Nederland huppelt naar de hel, zegt Ds. Zandt. Maar waar ligt de fout? Wanneer alle bioscopen gesloten werden en alle vervoermid delen op Zondag stil lagen, en er geen publiek vermaak -meer was, dan is daarmee nog ons volk niet gered. Want aan het negatieve hebben we niet genoeg Er moet een positieve kracht zijn, de werking des Geestes, die ons redt van de hel. Daarom niet in de overheid, maar in de kerk hebben we de fout te zoeken. Hoe komt het, dat er in Amsterdam honderdduizenden af zwerven van de kerk (niet naar Rome, maar naar "de wereld) Ligt er geen fout bij de kerk Door het zwaard der overheid redden we dien treurigen toestand nietChristus richt Zich als Hij op aarde is niet tot de Cesars en machtigen der aarde, maar tot de door Hem geformeerde kerk -eenvoudige visschers En ze hebben de wereld tot het Christendom ge bracht, niet door het machtige zwaard der Over heid, maar door een ander zwaard, het Zwaard van Gods Woord Alleen dat zal ook nu ons land kunnen red den, niets anders. En daarom hadden we zoo graag gehoord, dat Ds. Zandt in plaats van op Rome en op oud-vaders en op de gebreken van andere par tijen, eens gewezen had op het Woord van God. Daarover hebben we geen titel of jota gehoord! En toch als men ernstig deze zaken wil bezien dan heeft men als goed Gereformeerde allereerst te vragen: wat zegt Gods onfeilbaar Woord van deze dingen Nu was het ons soms ook te veel om zulk een verdraaien en eenzijdige voorstelling van ding'en aan te hooren. We kunnen nu begrij pen, dat de bekende Amerikaansche Dr. van Lonkhuyzen (toch wel een onverdacht Gere formeerde) in een open brief aan Ds. Kersten schrijven moest: „Het werd mij alles te be nauwd onder uw gehoorIs dat een recht ge bruikt van Gods Naam maken Mogen zoo de heiligste zaken behandeld worden Is dat ware voorlichting van eenvoudige zielen Ds. van Lonkhuyzen, we hebben er ook iets van gevoeld, wat gij gevoeld hebt WW mmmammmm—mmm»»» I I I I i ERNSTIG ONGELUK OP EEN KERMIS. Veertien menschen gewond. Op de kermis te Ratibor, een stadje in het Zuiden van Opper-Silezië, raakte gisteren plot seling een ongeveer 100 K.G. wegende gondel van een vijf meter hoogen draaimolen los. Daar de draaimolen in volle vaart was, werd de gondel midden tusschen het publiek geslingerd. Dientengevolge werden negen volwassenen en vijf kinderen gewond, van wie één volwassene en twee kinderen zeer ernstig. Oorzaak van de ramp moet zijn, dat de einden van de stalen kabels niet in overeenstemming met de voorschriften met de gondel waren ver bonden. DE ROEMEENSCHE BANDIETENPLAAG. Naar uit Tsjernowits aan de Uj Nenzedèk geseind wordt, drongen Woensdagnacht zes ban dieten in de steenbakkerij van den Roemeenschen gezant te Boedapest. Zij braken eerst in in de woning van den bejaarden directeur, van wien zij met de bajonet op de borst de sleutels van de brandkast eischten. De directeur had juist den voorafgaanden dag twee millioen lei van de bank genomen ter betaling van de arbeiders, wat de bandieten blijkbaar wisten. Echter had de directeur reeds des middags het geld aan bliift men kalm en helder door het gebruik van Mifnhardt's Zenuwtab'etten. Glazen Buisje 75 ct. de bazen gezonden, zoodat slechts 40.000 lei over was. De bandieten wilden dit echter niet gelooven, sloegen den directeur tegen den grond en bewerkten hem uren achtereen met de kolven hunner geweren. Later kregen zij ook den por tier der fabriek te pakken, die te zamen met den directeur zwoer, dat het geld reeds uitbe taald was. Daarop schraapten de roovers alle geld, dat zij bij den directeur en den portier vonden, bijeen, namen de beste paarden uit den stal en gingen er van door( de beide ongeluk- kigen in hun bloed badend achterlatend. DOOR EEN ROTSBLOK GEDOOD. Een der directeuren van de groote Berlijnsche confectiefabriek Siegfried Adam is in het En- gadin, waar hij voor herstel van gezondheid vertoefde, op de Papagaaien-weg door een neer stortend rotsblok getroffen en gedood. Hij zou over enkele dagen naar Berlijn zijn teruggekeerd, daar hij nagenoeg geheel hersteld was. EEN NEDERLANDER BURGEMEESTER IN AMERIKA. Men meldt uit Hillegom aan de Volkskrant Onze plaatsgenoot, de heer James Kern, lid der firma Keur Zonen alhier, vertrok enkele jaren geleden naar Amerika, in het belang der firma. In het dorpje Flowerville had hij veel succes en hij is er thans burgemeester. Flower ville is een klein plaatsje 'en de villa en kantoren van de firma vormen er het belangrijkste deel. Het merkwaardige is, dat de heer Keur in den bloeitijd duizenden menschen naar zijn dorp weet te trekken, waar hij dan tienduizenden bollen van hyacinten en tulpen op artistieke wijze heeft uitgeplant. door H. ZEEBERG. 71) „Ik hielp u vast van den wal in de sloot, oom", lachte Lia, om dan uit te roepen: „Daar is de zeedijk alIk ga straks eens naar de zee kijken. Wilt u wel gelooven, dat ik heimwee naar de zee had, omoe „Zij is nu op haar mooist", meende Adriaan Blankert. „Hoog water en dan de avondzon er op schijnen." Een vrouw vóór een huisje, dat zij passeer den, stak de hand op en riep in het zuivere dialect der landstreek .goeden avond". „Vrouw Goedegebuure", zeide Lia. „Maken zij het nog goed, Grootmoe „Een maand geleden hebben zij de kleinste verloren, Lia. Het was een zware slag. Want al is het gezin, groot, je wilt er toch niet één missen." „Ach, dat kleine, lieve meisje van één jaar riep Lia. „Wat vreeselijk. Maar 't was een teer popje." „Ja, de strenge winter heeft het ding veel kwaad gedaan." „Ho, Bles." Het huisje aan den zeedijk was bereikt. „Ik ga gauw koffie zettten en voor het eten zorgen", zeide grootmoeder, toen zij nauwelijks een voet op den grond had. „Je wacht nog op koffie, Adriaan „Zeker, moeder, de dag is nu toch gebroken." Weer een symptoom van zijn veranderde houding jegens haar, dacht Lia. De vorige winter was hij bij haar aankomst, hoewel het verbazend koud was, onmiddellijk naar huis gereden. Maar thans bond hij het paard aan het groene hekje, dat haar zoo lief geworden was, en liep haar achterna, het kleine huisje in. „Wat zijn die jonge kippen groot geworden riep Lia. „Ja, ja, beestjes, ik zal voortaan weer voor je zorgen, hoor. Daar heb je de gulzige bruine ook weer. Is dat beest nog zoo gulzig, grootmoeder 1" Maar de oude vrouw hoorde het niet meer, daar zij haar huisje al was ingeloopen en be drijvig bezig was. „Kan ik wat doen, Grootmoeder 1" „Vandaag mag je beslist niets doen", zeide Grootmoeder Blankert. „Na zoo'n reis moet je maar eens wat rusten." „Ik ben heelemaal niet moe. Maar natuurlijk zal ik mij gehoorzaam onderwerpen. Ik wil toch eens even op den dijk kijken. Heel even maar. 'k Heb zooeven de zee al gehoord, 't Is net muziek." Blij als een kind snelde zij het tuintje door, den weg over, om vervolgens de houten trap te beklimmen en weldra te staan op den bazalt- muur. De onafzienbare zee lag vóór haar. Het was hoog water, zoodat de glooiing der zeewering voor een groot deel werd besproeid met het zilte nat. In een bloedroode schijf, ver in het Westen, scheen de zon in zee te dalen, too- verend kleurrijke effecten. Hier en daar be speurde Lia het zeil van een schip, dat als het ware dreef op het spiegelgladde vlak, door geen rimpeltje beroerd. Heel in de verte, nau welijks zichtbaar voor het bloote oog, sneed een stoomboot door het water, achterlatend een wolk van rook. Krijschende zeemeeuwen, die vischjes verschalkten, zweefden boven het wa teroppervlak, wachtend op de ebbe, om zich dan neer te zetten op de drooggeloopen schor ren. Met welbehagen snoof Lia de zeelucht in. Het was haar, alsof zij in het afgeloopen uur een heel ander mensch geworden was en zij de toekomst veel vertrouwenwekkender, in ieder geval lang niet zoo somber, tegemoet zag. Kwam 't door deze geheel eenige omgeving, die het toonbeeld van weldadige, vredige rust was Of was het alleen daarvan de oorzaak, dat zij wist met menschen te doen te krijgen, die haar volkomen begrepen, die haar zouden leiden, zooals de stuurman met vaste hand leidt het scheepje, dat zonder roer zou heen en weer zwalken, als zij Lia gaf geen antwoord op deze vragen. Voor het oogenblik deed het er ook weinig toe. Het was voldoende, te weten, dat zij weer in veilige haven was aangeland, dat zij weer was ge arriveerd in de omgeving, waar haar ziel tot rust kwam. Hoe lang zij daar had gestaan zij was over den betonnen muur geklauterd, om nog dichter bij de zee te zijn wist zij niet. Maar opeens vernam zij de stem van Adriaan Blan kert, die vlak naast haar stond. „Je Grootmoeder vraagt, of je ook koffie komt drinken, Lia." Zij schrok op uit haar gepeins. „Ja, ik kom, oom. O, ik ben toch zoo blijde, dat ik weer hier ben." Het meisje keek den stevigen boer vlak in het gelaat. En het viel haar op, hoe zijn strenge, ruwe trekken verzachtten, toen hij zeide: „Ik ben ook blij, dat je er weer bent. 'k Heb heel wat goed te maken, Lia." „Wat bedoelt u, oom vroeg Lia. Zij wist natuurlijk zeer goed, waarop hij doelde. Maar zijn woorden verrastten haar zóó, dat de vraag uit haar mond was, vóór zij er goed en wel op verdacht was. „Het is heel eenvoudig", meende hij. ,,'k Heb je dezen winter niet goed behandeld. Wil je me dat vergeven 7" Lia kleurde heftig. Het was een zielig ge zicht: deze man, breed van schouders, over het geheel als uit graniet gehouwen; deze ty pische vertegenwoordiger van het boerenras daar te zien staan met een smeekenden blik in de oogen. ,,'t Was de moeite niet waard, oom. Zóó erg was het heusch niet. Van onze zijde was ook zeer Verkeerd gehandeld en wordt nóg niet goed gedaan." „Daarmede hebben wij, als het er op aan komt, niets te maken. God vraagt van ons, dat wij den vrede zoeken en dat wij niet afstooten. 'k Heb schandelijk gehandeld. Dat is niet an ders. Vergeef je mij dat Hij stak de grove hand uit, terwijl Lia haar tengere daarin legde, onder een gewaarwording, die niet onder woorden te brengen viel. „Dank je", zei Adriaan Blankert met ge smoorde stem. En zonder verder naar haar om te zien, verliet hij den zeekant, gevolgd door Lia, die er iets van voelen ging, wat het moest beteekenen voor haar oom, niet alleen om on gelijk te bekennen, maar meer nog om vergeving te vragen voor een kwaad, dat zoo veelvuldig onder de menschen en in de families wordt aangetroffen, als iets gewoons. Maar voor haar oom was het, Lia begreep het nu, was het zonde voor God geworden. En dan was vergeving van noode. Van God en van menschen Voor geen geld had zij dit ontroerende oogen blik, waarin zij gelezen had in de ziel van een stuggen boer, willen missen. HOOFDSTUK XI. Gezeten in het kleine kamertje van het huisje aan den zeedijk, liet Adriaan Blankert niets meer merken van de gevoelens, die hem zoo even bewogen hadden. Voor den buitenstaander geleek het, alsof hij de kwestie als een afge dane zaak beschouwde. Zelfs Lia verbaasde zich er even over, dat hij er met geen woord meer van repte, maar rustig keuvelde over alles en nog wat. Maar haar verbazing duurde niet lang. Want zij bedacht zich, hoe dit volkomen: overeen stemde met het karakter der boeren over het algemeen en dat van oom Adriaan in het bi zonder; karakters, die dominé Meinema gaaf noemde: menschen van weinig woorden, maar van daden; menschen, die over hun doen zoo weinig mogelijk spreken. Een half uur ruim, nadat het rijtuig aan den zeedijk was gearriveerd, stond Adriaan Blankert op, om naar zijn boerderij terug te keeren. „Je komt spoedig, Lia?" vroeg hij. „Ze zijn allen verlangend, om je te zien." „Ik hoop morgen allen op te zoeken, oom", antwoordde zij vroolijk. „Prachtig", meende de boer. „Tot ziens dan." Grootmoeder Blankert staarde haar zoon na door de kleine ruitjes van haar huisje. Hij wist dat wel, want toen het paard en de wagen gedraaid waren en hij wegreed, stak zijn hand, wuivende als afscheidsgroet, nog even buiten het zeil. „Oom Adriaan is onherkenbaar veranderd", merkte Lia op. „Het lijkt mij nog een droom. Zooals ik u zeide Grootmoe, Lies Meinema schreef er met enkele woorden over, maar zóó had ik het mij niet kunnen voorstellen." „Ik wist er alles van, Lia. Hij zal nog wel met je alleen over de zaak spreken. Daar be hoeft niemand anders bij te zijn." „Het is al gebeurd, Grootje. Daareven aan den zeedijk", zeide Lia. „Zooveel te beter. Ik dacht wel, dat hij er geen gras over zou laten groeien. Dat is niets voor Adriaan. Ik kan niet zeggen, hoe dankbaar ik ben, dat hij zoo veranderd is. Over je moe der spreekt hij ook heel anders. Hoe is het met haar, Lia „Naar omstandigheden gaat het wel, Groot moe. U hebt de hartelijke groeten. Ik zal u nu ook maar met een alles vertellen, wat er ge beurd is. Dan is u op de hoogte." „Als je wachten wilt tot vanavond of mor gen „Neen, laat wij het nu maar doen. 'k Hoorde, dat Hermien Meinema vanavond nog komt. En dan zou het maar overgaan." (Wordt vervolgd). Hebt U het complete boekwerk bij de Uitgeefster dezes al besteld Het kost vóór de verschijning 2,25, daar na 2.90 per stuk.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 9