üéJI voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden I M Antirevolutionair Voor allen die Sukkelen IN HOC SIGNO VINCES Rede van den heer Schouten te Middelharnis. liiMt's LaxeertaDieiien No. 3545 WOENSDAG 12 JUNI 1929 44ste JAARGANG Dr. J. SEVERIJN wm Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Het Gezag - Het Recht - De Huwelijkswetgeving De Ontwapening - Het Staatspensioen - De S.G.P. en de verzekering - De Overheid in haar con sciëntie gebonden - Bouwen, Strijden, Breken. r na afloop er ook een en. <J is door de telly met de minuten. De orestatie. heelt zich hei r. Ie ril: Dr. P. Dudok v. Heel, 1. i». r. dr. R, Koopmans, Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN A ZONEN SOMMELSDIJX Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. AdvertentlSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur NUMMER EEN VAN DE LIJST. In ons blad van heden geven wij de namen van de candidatenlijst, zooals die is samengesteld door den Kamerkieskring Dordrecht. Op deze lijst zal ieder Anti-Revolutionair, D.V. 3 Juli a.s. zijn stem hebben uit te brengen en wel op nummer één, Dr. J. Severijn, Ned. Herv. predikant te Dordrecht. Dr. Severijn is in ons gewest geen onbekende! Reeds enkele maïen trad Zijn Eerwaarde voor de A. R. partij op Flakkee op en in de eerst volgende dagen zal hij, zoo de Heere wil, op verscheidene plaatsen van het eiland het woord voeren om de Anti-Revolutuionaire beginselen zooals zij door de A. R. partij beleden en uit gedragen worden, uiteen te zetten. Wij hopen, dat velen van deze gelegenheid gebruik zullen maken. Het zal in breeden kring kunnen medewerken Jkm misverstandi dat er in de laatste jaren met zoo kwistige hand wordt uitgestrooid, op te heffen en ons volk te doen zien, dat de A. R. partij niet is, wat men van een zijde, die vooral nu aan onzen kant moest staan, bij voorkeur er van belieft te maken. Dr. Severijn is een man van principieele Anti- Revolutionaire beginselen, een man, die de Ge reformeerde waarheid van ganscher harte is toegedaan. Allen op Flakkee, die leven uit het zelfde Gereformeerde beginsel, waaruit de Anti- Rev. beginselen opgekomen'zijn, stemmen dan ook op NUMMER EÉN VAN DE A. R. LIJST: Ned. Herv. Pred. te Dordrecht. EEN PRINCIPIEEL BETOOG. We hebben in ons blad van hed'en een breed voerig verslag opgenomen van de rede, die de heer Schouten, ons bekend Kamerlid, de vorige week in Middelharnis gehouden heeft. Zooals we immer van hem gewend zijn, be vatte ook deze rede een principieel betoog. De heer Schouten laat ons de vraagstukken van ons politieke leven zien in het licht van het groote beginsel waaruit wij leven moeten. Wij wekken onze lezers op deze rede te lezen en er in de verkiezingsdagen hun winst mede te doen. Tegenover allerlei dwalingen is het noodig, dat we het rotsvaste beginsel, dat de basis is van ons staatkundige leven, propageeren onder ons volk. Vrijdagavond werd in Rehoboth te Middel harnis door de A. R. Kiesvereeniging aldaar een openbare vergadering gehouden onder leiding van den heer M. Gjdeon. De zaal was goed bezet. Het Gezag en het Recht. Na een kort openingswoord verkreeg de heer J. Schouten, lid der Tweede Kamer, het woord, om zijn rede te houden, getiteld: „Bouwen, Strij den, Breken." De heer Schouten begon met er op te wijzen, dat in den politieken strijd ons Nederlandsche volk in tweer ichtingen uitéén gaat. Als de vraag gesteld wordt: „Vanwaar komt het Gezag, van waar komt het Recht dan worden daar twee antwoorden op gegeven. En al naar dit ant woord luidt staat men aan de rechter- of aan de linkerzijde van ons politieke leven. Men kan zeggen: het Gezag is uit den mensch, het Gezag komt uit den mensch op, en de mensch bepaalt den aard van het Gezag en het gebied waarover het Gezag zich uitstrekt. Wie zoo redeneeren gaan dan verder en zeggen: de mensch is dus souverein en heeft Gezag °Ve£ .^ichze'v.e> maar omdat er in den staat eenheid van Gezag moet zijn, omdat niet ieder het éiezag over de gemeenschap uitoefenen kan, worden er Gezagsdragers gekozen, die als last hebbers van het volk, het Gezag uitoefenen onder controle van het volk en wanneer die lasthebbers niet naar genoegen van het volk dat gezag uitoefenen, dan worden ze een keer gewaarschuwd, maar helpt dat niet, dan worden er anderen gekozen, die in naam van het volk 1 Gezag uitoefenen. Evenzoo staat het met het Recht. Als ook het Recht uit den mensch is, dan bepaalt ook den mensch wat het recht zijn zal en bepaalt hij j het karakter en den aard van het Recht. Uit dit beginsel leven de partijen der linker- zijde. De Liberalen, de Vrijzinnig-Democraten, I de Sociaal-Democraten, de Communisten en de I Plattelanders van de groep Braat. Maar er is ook een ander beginsel. Een be- I ginsel, dat ons zegt, dat het Gezag en het Recht uit God is, dat God is de Schepper van alle schepsel en van alle ding dat het aanzijn heeft, 'en dat dus God is de Souvereine Heerscher over Hemel en aarde en dat Hij het Gezag heeft en het karakter van het Recht bepaalt. Uit dat beginsel leeft de Anti-Rev. Partij en van uit dat beginsel beziet zij de staatkunde en de politiek en de vraagstukken, die zich op deze terreinen voordoen. Als spr. enkele dingen zal bespreken, dan wenscht hij dat te doen bij het licht van dit beginsel. De Huwelijkswetgeving. En dan is daar allereerst onze Huwelijks wetgeving. Het is opmerkelijk, dat men ter lin kerzijde daarover thans - in de stembusdagen niet spreekt. Zou het soms komen, omdat men voelt, dat de beginselen, die m'en aan onze huwelijkswetgeving te grondslag leggen wil, geen aanklank vinden in onze volksziel, dat de groote massa van ons volk aan die verderfelijke beginselen nog niet aan wil. En' dat men denkt: laat dat voorloopig nog maar rusten, dat komt later wel weer terecht, als de stembus ge sloten is In elk geval in deze stembus-cam pagne hoort men er niet over. En toch moet er over gesproken worden; want het betreft hier één der gewichtigste belangen van ons volks leven. Links zegt men, dat onze huwelijkswet geving verouderd is, dat de bepalingen te streng zijn en dat de band tusschen man en vrouw losser gemaakt moet worden. Wanneer man en vrouw meenen, dat langer samenleven niet gewenscht is, dan heeft niemand het recht om ze te dwingen langer samen te blijven. Men gevoelt: dit spruit voort uit het beginsel, dat het Gezag en het Recht uit den mensch is. Nu zijn er twee bepalingen in onze huwelijkswet geving, waarop echtscheiding mogelijk is, het eene is overspel en het andere is kwaadwillige verlating. Men vindt dat te weinig, wanneer een echtpaar scheiden wil, mag de wetgever het geen belemmeringen in den weg leggen. De mensch is immers souverein Evenzoo maakt men be zwaar tegen een andere bepaling van de hu welijkswetgeving, n.l. dat de man is het hoofd der echtvereeniging en dat de vrouw verplicht is hem te volgen, dat de man bepaalt de plaats der woning en dat waar de man woont ook de plaats is waar de vrouw woont. Dat vindt men een dwang op de vrouw leggen, zij moet het recht hebben om zelf te kiezen waar zij wonen zal. Maar dan staat men voor de prac- tische moeilijkheid: hoe moet het als de man en de vrouw het samen hierover niet eens zijn Men zegt: dan moet een hoogstaand mensch, een kantonrechter of een burgemeester (een dominee wordt niet genoemd, die zijn in die kringen waar men zulke denkbeelden verkondigt dan ook meestal niet zoo geliefd) de zaak be slissen. Anderen vinden het te erg om het wel en wee in de hand van een man te leggen en willen éen commissie voor deze aangelegenhe den benoemen. Matrr dan moet een echtpaar, dat het samen niet vinden kan, hun intiemste aangelegenheden naar buiten uitdragen, dan moet een vreemde weten wat er aan de binnen zijde van het intieme huwelijksleven afspeelt, dan moet de vuile wasch buiten gehangen worden. En dat moet niet. Een oud-Hollandsch spreek woord zegt: men moet het vuile linnen binnens huis wasschen. Dat spreekwoord bevat een schat van levenswijsheid Werd er maar wat meer naar gehandeld 1 Inzake de huwelijkswetgeving wil men eigen gekozen wegen gaan. En men denkt, dat door scheiding het ongeluk uit het leven wordt weg geruimd, maar dat is niet waar; ook al gaan man en vrouw eigen weg, dan ziet men vaak, dat het ongeluk hen vervolgt. Het kan ook niet anders, want God zegt het in Zijn Woord. Wie van Zijn paden afwijkt heeft smart op smart te vreezen. Wij hebben het huwelijk te zien zooals Gods Woord dat ons leert, n.l. als een instelling Gods. En God zegt: hetgeen Ik samen voeg, scheide de mensch niet. Wie trouwt moet getrouwd blijven, en de mensch moet met zijn donkere uren, ook de donkere uren van zijn huwelijksleven, tot God gaan. Bij Hem is alleen hulp en wijsheid te bekomen. En in dien weg is het ware geluk te verkrijgen. Het Gezag en het Recht in het huwelijksleven komen dus van God en in de huwelijkswetgeving hebben wij ons daar naar te richten. De nationale ontwapening. Als tweede punt noemt spr. de nationale ont wapening. Het is voornamelijk een verkiezingsleuze der S. D. A. P. De nationale ontwapening is het reclame-artikel voor onze dagen. Hoe hebben wij daar tegenover te staan Wij belijden, dat het Gezag en het Recht uit God is. En God draagt in verschillende kringen van het menschelijke leven van Zijn Gezag over. Zoo is er Gezag in het huisgezin, Gezag in de familie, Gezag in de gemeente, Gezag in de provincie, Gezag in den Staat, en er is Gezag in eiken kring, waarin het leven zich openbaart, b.v. in de maatschappij, in de school, in de wetenschap, in de kunst. En iedere Gezags- kring heeft tot taak om het Recht dat uit God is te handhaven. Dat is ook de roeping van de landsoverheid. God heeft aan een volk een historie gegeven, een eigen landgebied, een nationaal bestaan, met een eigen taal en eigen zeden. En het is een eisch Gods, dat de Overheid, die over dat volk gesteld is, dat volksbestaan handhaaft en be schermt voor aanranding van buiten. Want wan neer een ander volk het zou bestaan om met de macht die het heeft het Recht te schenden en alzoo zou trachten een ander volk te dwingen om van hetgeen waar God het over gesteld heeft afstand te doen, dan heeft de Overheid van dat bedreigde volk niet slechts het recht, maar den plicht om die rechtsverkrachtende macht te keeren. En wanneer een Overheid hierin nalatig zou zijn, dan heeft het volk de roeping om die Overheid tot de orde te roepen en op haar plicht te wijzen. Het Recht eischt dat, en dat Recht heeft de Overheid en een volk te handhaven. Van uit dit standpunt heb ben wij de kwestie der volksweerbaarheid te bezien. Dit is het punt, dat in 't. geding is. Ook het vraagstuk der weerbaarheid moet bezien worden in het licht van het Gezags- en Rechts beginsel dat we kennen uit Gods Woord. Wie zich niet laat leid'en door dat beginsel komt op dwaalwegen, die komt tot de menschelijke dwaasheid, die schept zich een onwezenlijke illusie, en staat telkens weer voor nieuwe teleur stellingen. Gods Woord is een vaste basis, het is de hoogste realiteit, want het geeft ons het hoogste Gezag, dat Recht is, terwijl alle men schelijke gezag, dat zich hieraan niet onderwerpt, in wezen onrecht is. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat wij niet mogen medewerken om het internationale Recht te bestellen en vast te leggen en langs dien weg den gruwzam'en' oorlog te bestrijden. Wij behoeven van de ontwapenaars niet te leeren hoe vreeselijk de oorlog is Want ook dat leert Gods Woord ons. Maar dat Woord leert ons ook, dat we niet langs den weg der rechtsver krachting, dat is langs den weg der eenzijdige ontwapening, aan de gruwelijkheden van den oorlog kunnen ontkomen. Wij moeten daar langs den weg van het Recht voor strijden. En daarom zijn we voor internationale beperking en zelfs -ontwapening. Nu zijn er ook weer menschen van Christelijk levensbeginsel, die dit standpunt niet innemen. Die redeneeren zoo: Gods Woord leert ons, dat we altijd zullen hooren van oor logen en geruchten van oorlogen en daarom deugt de geest van Genève niet. Dat gaat tegen het Woord van God in. Is dat waar vraagt spr. Neen, dat is niet waar Gods Woord leert ons ook, dat er tot het einde der wereld dronkenschap zal zijn. Moeten we niet tegen dronkenschap strijden Wie durft dat zeggen Gods Woord leert ook, dat er tot het einde der wereld diefstal zal zijn, mogen we nu niet tegen den diefstal strijden Wie durft dat zeggen Qods Woord leert ons, dat er tot aan het einde der wereld oorlogen 'eri geruchten van oorlogen zullen zijn, mogen en moeten we nu niet den oorlog bestrijden Wie dat zegt, dwaalt Dan wijst spr. op de tegenstelling tusschen de Sociaal-democratie ten onzent en die in het buitenland. Bij ons willen de Sociaal-democraten nationale ontwapening, maar er is geen buiten- landsche socialist die er toe komt. Wij zijn hier de zwarte schapen, of liever schapen zijn we niet, maar zwart zijn we toch wel, maar buitenlandsche socialisten wordt de hand gereikt, al komen die niet langs den zelfden weg maar dan toch in hun conclusie tot dezelfde slotsom. Dat is een grievend on recht, dat ons wordt aangedaan. Dat is een meten met twee maten. Een onwaarachtige hou ding 1 In Duitschland, in België, in Engeland denken de Socialisten aan geen ontwapening en hier wordt het tot een hoofdpunt van het verkiezingsprogram gemaakt en die het er niet mee eens zijn, worden voor alles uitgemaakt Maar de Anti-Rev. Partij gaat daar niet mee mede. Wij eerbiedig'eri het Goddelijk Gezag en buigen ons voor het Goddelijk Recht, ook inzake de landsweerbaarheid Het Staatspensioen. Een ander ount van het Socialistisch ver kiezingsprogram is het Staatspensioen. Ook hier is het vraagstuk van het Gezag en het Recht dat uit God is in het geding. Waarom verzetten wij, anti-revoltionairen, te gen het staatspensioen Omdat wij het beginsel, dat daaraan ten grondslag ligt, verwerpen. Dit beginsel achten wij niet een goed, in zijn toepassing heil aan brengend, maar een slecht, in zijne werking heilloos beginsel. Het is de roeping van de maatschappij, van de maatschappelijke Organen en kringen, van de menschen ieder naar eigen mate, om in samen werking in de stoffelijke behoeften ook voor den dag des ouderdoms te voorzien. Die roeping moet worden gehandhaafd. Bij het niet of onvoldoende erkennen van deze roe ping, bij het niét gehoorzamen aan deze roeping in de maatschappij, moet de Overheid haar niet overnemen, maar met behulp van de wetgeving tot hare erkenning en tot een leven in gehoor zaamheid aan haar nopen. De taak des volks mag en kan ook niet met blijvend goed resultaat op de schouders van de Overheid worden gelegd. Het ingrijpen' van de Overheid in het maat schappelijk leven moet steeds bedoelen de wer king van de gezonde levensbeginselen in dat leven weer op te wekken, te bevorderen, te versterken, te verzekeren als dit mogelijk is. De mensch moet uit de opbrengst van zijn arbeid kunnen leven niet alleen in den tijd waarin hij werken kan, maar ook in den dag des ouderdoms. Daarom moet alle kracht worden ingespannen om die opbrengst daarvoor toerei kend te doen zijn. Daarom moet hij spaarzaam leven, moet uit de opbrengst van zijn arbeid afgezonderd worden voor den ouden dag. De geheele of gedeelte voorziening in de stoffe lijke behoeften van den tijd des ouderdoms door middel van verzekering handhaaft deze gedach te, maakt de naleving van dezen regel voor ge draging mogelijk. Het goede en mooie van ver zekering is juist daarin gelegen, dat zij in staat stelt gezamenlijk, gemeenschappelijk te zorgen voor datgene, waarvoor in den regel door de persoon op zichzelf niet, zeker niet voldoende kan worden gezorgd, dat zij de gelegenheid opent om in de samenwerking te zorgen voor de voor ziening in de stoffelijke behoeften van den ou derdom. Leeft de maatschappij naar deze levenswet niet en worden dientengevolge allerlei wanver houdingen in de samenleving gevonden, dan is het de plicht der Overheid de gehoorzaamheid aan deze levenswet door hare wetgeving te be vorderen, desnoods af te dwingen. Vandaar ook de wetgeving inzake de ouder- domsverzekering. Het staatspensioen neemt die roeping van de schouders der maatschappij der menschen af en legt haar op de schouders der Overheid. Het staatspensioen verzwakt de werking der verantwoordelijkheid van de menschen om te zorgen voor den ouden dag. Het staatspensioen bevordert de spaarzaam heid niet, integendeel het stelt menigmaal eene premie op het niet spaarzaam leven. Wie spaar zaam geleefd heeft en zorgend werkzaam ge weest is voor den ouden dag ontvangt vaak geen „pensioen" en moet bovendien nog be talen voor het staatspensioen ook van den ver kwister wie niet spaarzaam geleefd heeft krijgt het wel. Het staatspensioen verscheurt den band tus schen het arbeidzaam leven en het ontvangen van ouderdomspensioen. Of men al of niet, al of niet voldoende gearbeid heeft, doet er niet toe, men ontvangt de gratis uitkeering uit de staatskas. Het ouderdomspensioen, verkregen als vrucht van verzekering, helpt in staat stellen om in den dag des ouderdoms te leven uit de opbrengst van den arbeid. Het staatspensioen is de bedeeling van den behoeftige uit de staatskas. Het staatspensioen is de slechte vrucht van een valsch beginsel, de uitkomst van de aanvaarding van het stelsel der wanhoop; het neemt de fout uit de samen leving niet weg, maar sanctioneert die zonde en wentelt de gevolgen af op den Staat. Ds. Kersten en Staatspensioen. Uit een debat in de Tweede Kamer heeft de leider der S. G. P. gezegd, dat als de Kerk te kort schiet, dan de Overheid maar moet zor gen. Hij noemde dat „staatsarmenzorg". Maar staatsarmenzorg en staatspensioen zijn in den diepsten grond twee woorden voor de zelfde zaak. En wie staatspensioen bestrijdt moet ook staatsarmenzorg bestrijden. Wie het staats pensioen verwerpt en in de plaats daarvan tot leniging van den stoffelijken nood in den dag des ouderdoms desnoods de staatsarmenzorg zooals Ds. Kersten in de Kamer gezegd heeft - aanvaardt, die aanvaardt wat hij zegt te ver werpen en verwerpt wat hij zegt te willen be houden. Niet de staats-, de overheidsarmenzorg, maar de armenzorg door Kerk en particulieren moet onder ons in eere zijn. Echter is zij alleen in eere, als wij onze taak ten aanzien van de armen zoo verrichten, dat zij uit de armoede worden opgeheven, als wij zoo werkzaam zijn, dat wij de armoede helpen bestrijden, maar bovenal helpen voorkomen. Ds. Kersten en de verzekering. Wij kiezen voor de ouderdomsverzekering. Ds. Kersten zegt op het verkiezingspad, dat hij tegen de verzekering is, maar zijn beginsel program zegt er geen woord van. Hoe komt dat Spr. kan zich voorstellen, dat een pas opgerichte partij zijn beginselprogram niet vol ledig heeft. Maar de partij van Ds. Kersten bestaat nu al tien jaar en dus heeft hij tijd ge noeg gehad om dat euvel te«,herstellen. Als het blijkens de redevoeringen zoo een gewichtig punt is, dan mag dat toch zeker niet in een beginsel program ontbreken De Anti-Rev. Partij heeft zich nimmer tegen de verzekering zelve gekeerd, alleen teg'en den dwang. Verzekeren is in den grond precies het zelfde als sparen. Ongetwijfeld kan ook van ouderdomsverzekering misbruik gemaakt wor den, zooals van elke goede gave. Maar het recht en den plicht om te sparen, als men daartoe even in staat is verzekering is een anderen met Verstoppi g of moeilijken, tragen en onregelmatigen Stoelgang zijn onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of pijn. Bij Apothekers en Drogisten. Doos 60 ct. vorm van sparen wordt soms gruwelijk mis bruik gemaakt. Spr. herinnert aan de gelijkenis door den Heiland uitgesproken van den rijken man, die schuren aan schuren trok, en akker bij akker voegde. Deze man maakte misbruik van het sparen, hij stelde er zijn ziel op en meende, dat hij zich aan allen kant verzekerd had en dat niets hem meer deeren konf maar toen kwam het woord van God tot hem: Gij dwaas, dezen nacht zal uw ziel van u geëischt worden Precies zoo is het met de verzekering. Ook hiervan kan groot misbruik gemaakt wor den. Men kan zich aan allen kant verzekerd hebben, tegën brand, inbraak, veeziekten, storm en hagelslag, zoodat men geen enkele risico meer te duchten heeft en men in zijn verdwazing zegt: mij kan geen kwaad meer deeren. Maar dan komt het woord van God en zegt: Gij dwaas, in dezen nacht zal uw ziel van u ge- eischt worden Dit kwaad kan bij verzekering en het kan bij sparen voorkomen. Maar heeft iemand wel eens gehoord, dat er een Christen tegen sparen was Nooit 1 En waarom mag men dan niet verzekeren, dat precies hetzelfde is Net zoomin als bij het sparen heft het mis bruik het gebruik op. Daarom zijn wij voor de ouderdomsverzeke ring en verwerpen het staatspensioen en de staatsarmenzorg. Het staatspensioen ondermijnt de christelijke grondslagen van het volksleven en de staatsarmenzorg miskent de eischen van recht en liefde. Ds. Kersten en de Dordtsche Kerkenorde. Ten slotte wijst spr. in verband hiermede nog op de inconsekwentie van Ds. Kersten inzake de verzekering. Onze vaderen hebben in de Dordtsche Kerkenorde vastgelegd, dat er door de Kerken gezorgd moet worden voor de eme ritus-predikanten, predikantsweduwen en wee zen. Natuurlijk „Zorgt God ook voor de os sen En zullen de kerken dan niet zorgen voor de dienaren, die haar gediénd hebben En alle kerken hebben dit tot op dezen dag staande gehouden: de Ned. Herv. Kerk, de Geref. Kerk en ook de Geref. Gemeente. Maar wat is het in den grond anders dan verzekering Mag het één wel en het andere niet Art 3. van ons Program en wat de Staatk. Geref. er van maken. Art. 3 van ons Beginselprogram zegt: „Ook op staatkundig terrein belijdt de Anti-Rev. partij de eeuwige beginselen van Gods Woord; zoo evenwel, dat het Staatsgezag noch rechtstreeks noch door de uitspraak van eenige Kerk, maar alleen in de consciëntie der Overheidspersonen, aan de ordinantiën Gods gebonden zij." Van St. Geref. zijde wordt hiervan gemaakt, dat die overheidsconsciëntie wel zoo groot kan zijn, dat er een boerenwagen in kan omkeeren. Spr. heeft echter in een debat met Ds. Kersten eens gevraagd of deze zich dan niet gehouden achtte om naar zijn consciëntie te leven. Hij antwoordde natuurlijk: ja. Zoo is het ook met de overheid. Ons beginselprogram zegt echter

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1