üéJI
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden
I
M
Antirevolutionair
Voor allen die Sukkelen
IN HOC SIGNO VINCES
Rede van den heer Schouten
te Middelharnis.
liiMt's LaxeertaDieiien
No. 3545
WOENSDAG 12 JUNI 1929
44ste JAARGANG
Dr. J. SEVERIJN
wm
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Het Gezag - Het Recht - De Huwelijkswetgeving
De Ontwapening - Het Staatspensioen - De S.G.P.
en de verzekering - De Overheid in haar con
sciëntie gebonden - Bouwen, Strijden, Breken.
r na afloop
er ook een
en.
<J is door de
telly met de
minuten. De
orestatie.
heelt zich hei
r. Ie ril: Dr. P.
Dudok v. Heel,
1. i». r. dr. R,
Koopmans,
Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN A ZONEN
SOMMELSDIJX
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
AdvertentlSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur
NUMMER EEN VAN DE LIJST.
In ons blad van heden geven wij de namen
van de candidatenlijst, zooals die is samengesteld
door den Kamerkieskring Dordrecht.
Op deze lijst zal ieder Anti-Revolutionair,
D.V. 3 Juli a.s. zijn stem hebben uit te brengen
en wel op nummer één, Dr. J. Severijn, Ned.
Herv. predikant te Dordrecht.
Dr. Severijn is in ons gewest geen onbekende!
Reeds enkele maïen trad Zijn Eerwaarde voor
de A. R. partij op Flakkee op en in de eerst
volgende dagen zal hij, zoo de Heere wil, op
verscheidene plaatsen van het eiland het woord
voeren om de Anti-Revolutuionaire beginselen
zooals zij door de A. R. partij beleden en uit
gedragen worden, uiteen te zetten.
Wij hopen, dat velen van deze gelegenheid
gebruik zullen maken.
Het zal in breeden kring kunnen medewerken
Jkm misverstandi dat er in de laatste jaren met
zoo kwistige hand wordt uitgestrooid, op te
heffen en ons volk te doen zien, dat de A. R.
partij niet is, wat men van een zijde, die vooral
nu aan onzen kant moest staan, bij voorkeur
er van belieft te maken.
Dr. Severijn is een man van principieele Anti-
Revolutionaire beginselen, een man, die de Ge
reformeerde waarheid van ganscher harte is
toegedaan. Allen op Flakkee, die leven uit het
zelfde Gereformeerde beginsel, waaruit de Anti-
Rev. beginselen opgekomen'zijn, stemmen dan
ook op
NUMMER EÉN VAN DE A. R. LIJST:
Ned. Herv. Pred. te Dordrecht.
EEN PRINCIPIEEL BETOOG.
We hebben in ons blad van hed'en een breed
voerig verslag opgenomen van de rede, die de
heer Schouten, ons bekend Kamerlid, de vorige
week in Middelharnis gehouden heeft.
Zooals we immer van hem gewend zijn, be
vatte ook deze rede een principieel betoog. De
heer Schouten laat ons de vraagstukken van
ons politieke leven zien in het licht van het
groote beginsel waaruit wij leven moeten.
Wij wekken onze lezers op deze rede te lezen
en er in de verkiezingsdagen hun winst mede
te doen.
Tegenover allerlei dwalingen is het noodig,
dat we het rotsvaste beginsel, dat de basis is
van ons staatkundige leven, propageeren onder
ons volk.
Vrijdagavond werd in Rehoboth te Middel
harnis door de A. R. Kiesvereeniging aldaar een
openbare vergadering gehouden onder leiding
van den heer M. Gjdeon.
De zaal was goed bezet.
Het Gezag en het Recht.
Na een kort openingswoord verkreeg de heer
J. Schouten, lid der Tweede Kamer, het woord,
om zijn rede te houden, getiteld: „Bouwen, Strij
den, Breken."
De heer Schouten begon met er op te wijzen,
dat in den politieken strijd ons Nederlandsche
volk in tweer ichtingen uitéén gaat. Als de vraag
gesteld wordt: „Vanwaar komt het Gezag, van
waar komt het Recht dan worden daar twee
antwoorden op gegeven. En al naar dit ant
woord luidt staat men aan de rechter- of aan
de linkerzijde van ons politieke leven.
Men kan zeggen: het Gezag is uit den mensch,
het Gezag komt uit den mensch op, en de
mensch bepaalt den aard van het Gezag en
het gebied waarover het Gezag zich uitstrekt.
Wie zoo redeneeren gaan dan verder en zeggen:
de mensch is dus souverein en heeft Gezag
°Ve£ .^ichze'v.e> maar omdat er in den staat
eenheid van Gezag moet zijn, omdat niet ieder
het éiezag over de gemeenschap uitoefenen kan,
worden er Gezagsdragers gekozen, die als last
hebbers van het volk, het Gezag uitoefenen
onder controle van het volk en wanneer die
lasthebbers niet naar genoegen van het volk
dat gezag uitoefenen, dan worden ze een keer
gewaarschuwd, maar helpt dat niet, dan worden
er anderen gekozen, die in naam van het volk
1 Gezag uitoefenen.
Evenzoo staat het met het Recht. Als ook het
Recht uit den mensch is, dan bepaalt ook den
mensch wat het recht zijn zal en bepaalt hij
j het karakter en den aard van het Recht.
Uit dit beginsel leven de partijen der linker-
zijde. De Liberalen, de Vrijzinnig-Democraten,
I de Sociaal-Democraten, de Communisten en de
I Plattelanders van de groep Braat.
Maar er is ook een ander beginsel. Een be-
I ginsel, dat ons zegt, dat het Gezag en het Recht
uit God is, dat God is de Schepper van alle
schepsel en van alle ding dat het aanzijn heeft,
'en dat dus God is de Souvereine Heerscher
over Hemel en aarde en dat Hij het Gezag
heeft en het karakter van het Recht bepaalt.
Uit dat beginsel leeft de Anti-Rev. Partij en
van uit dat beginsel beziet zij de staatkunde en
de politiek en de vraagstukken, die zich op deze
terreinen voordoen.
Als spr. enkele dingen zal bespreken, dan
wenscht hij dat te doen bij het licht van dit
beginsel.
De Huwelijkswetgeving.
En dan is daar allereerst onze Huwelijks
wetgeving. Het is opmerkelijk, dat men ter lin
kerzijde daarover thans - in de stembusdagen
niet spreekt. Zou het soms komen, omdat
men voelt, dat de beginselen, die m'en aan onze
huwelijkswetgeving te grondslag leggen wil, geen
aanklank vinden in onze volksziel, dat de
groote massa van ons volk aan die verderfelijke
beginselen nog niet aan wil. En' dat men denkt:
laat dat voorloopig nog maar rusten, dat komt
later wel weer terecht, als de stembus ge
sloten is In elk geval in deze stembus-cam
pagne hoort men er niet over. En toch moet
er over gesproken worden; want het betreft hier
één der gewichtigste belangen van ons volks
leven. Links zegt men, dat onze huwelijkswet
geving verouderd is, dat de bepalingen te streng
zijn en dat de band tusschen man en vrouw
losser gemaakt moet worden. Wanneer man
en vrouw meenen, dat langer samenleven niet
gewenscht is, dan heeft niemand het recht om
ze te dwingen langer samen te blijven. Men
gevoelt: dit spruit voort uit het beginsel, dat
het Gezag en het Recht uit den mensch is. Nu
zijn er twee bepalingen in onze huwelijkswet
geving, waarop echtscheiding mogelijk is, het
eene is overspel en het andere is kwaadwillige
verlating. Men vindt dat te weinig, wanneer een
echtpaar scheiden wil, mag de wetgever het geen
belemmeringen in den weg leggen. De mensch
is immers souverein Evenzoo maakt men be
zwaar tegen een andere bepaling van de hu
welijkswetgeving, n.l. dat de man is het hoofd
der echtvereeniging en dat de vrouw verplicht
is hem te volgen, dat de man bepaalt de plaats
der woning en dat waar de man woont ook de
plaats is waar de vrouw woont. Dat vindt
men een dwang op de vrouw leggen, zij moet
het recht hebben om zelf te kiezen waar zij
wonen zal. Maar dan staat men voor de prac-
tische moeilijkheid: hoe moet het als de man
en de vrouw het samen hierover niet eens zijn
Men zegt: dan moet een hoogstaand mensch,
een kantonrechter of een burgemeester (een
dominee wordt niet genoemd, die zijn in die
kringen waar men zulke denkbeelden verkondigt
dan ook meestal niet zoo geliefd) de zaak be
slissen. Anderen vinden het te erg om het wel
en wee in de hand van een man te leggen en
willen éen commissie voor deze aangelegenhe
den benoemen. Matrr dan moet een echtpaar,
dat het samen niet vinden kan, hun intiemste
aangelegenheden naar buiten uitdragen, dan
moet een vreemde weten wat er aan de binnen
zijde van het intieme huwelijksleven afspeelt,
dan moet de vuile wasch buiten gehangen
worden.
En dat moet niet. Een oud-Hollandsch spreek
woord zegt: men moet het vuile linnen binnens
huis wasschen. Dat spreekwoord bevat een
schat van levenswijsheid Werd er maar wat
meer naar gehandeld 1
Inzake de huwelijkswetgeving wil men eigen
gekozen wegen gaan. En men denkt, dat door
scheiding het ongeluk uit het leven wordt weg
geruimd, maar dat is niet waar; ook al gaan
man en vrouw eigen weg, dan ziet men vaak,
dat het ongeluk hen vervolgt. Het kan ook niet
anders, want God zegt het in Zijn Woord. Wie
van Zijn paden afwijkt heeft smart op smart
te vreezen. Wij hebben het huwelijk te zien
zooals Gods Woord dat ons leert, n.l. als een
instelling Gods. En God zegt: hetgeen Ik samen
voeg, scheide de mensch niet. Wie trouwt moet
getrouwd blijven, en de mensch moet met zijn
donkere uren, ook de donkere uren van zijn
huwelijksleven, tot God gaan. Bij Hem is alleen
hulp en wijsheid te bekomen. En in dien weg
is het ware geluk te verkrijgen.
Het Gezag en het Recht in het huwelijksleven
komen dus van God en in de huwelijkswetgeving
hebben wij ons daar naar te richten.
De nationale ontwapening.
Als tweede punt noemt spr. de nationale ont
wapening.
Het is voornamelijk een verkiezingsleuze der
S. D. A. P. De nationale ontwapening is het
reclame-artikel voor onze dagen.
Hoe hebben wij daar tegenover te staan
Wij belijden, dat het Gezag en het Recht uit
God is. En God draagt in verschillende kringen
van het menschelijke leven van Zijn Gezag
over. Zoo is er Gezag in het huisgezin, Gezag
in de familie, Gezag in de gemeente, Gezag in
de provincie, Gezag in den Staat, en er is Gezag
in eiken kring, waarin het leven zich openbaart,
b.v. in de maatschappij, in de school, in de
wetenschap, in de kunst. En iedere Gezags-
kring heeft tot taak om het Recht dat uit God is
te handhaven.
Dat is ook de roeping van de landsoverheid.
God heeft aan een volk een historie gegeven,
een eigen landgebied, een nationaal bestaan, met
een eigen taal en eigen zeden. En het is een
eisch Gods, dat de Overheid, die over dat volk
gesteld is, dat volksbestaan handhaaft en be
schermt voor aanranding van buiten. Want wan
neer een ander volk het zou bestaan om met
de macht die het heeft het Recht te schenden
en alzoo zou trachten een ander volk te dwingen
om van hetgeen waar God het over gesteld
heeft afstand te doen, dan heeft de Overheid
van dat bedreigde volk niet slechts het recht,
maar den plicht om die rechtsverkrachtende
macht te keeren. En wanneer een Overheid
hierin nalatig zou zijn, dan heeft het volk de
roeping om die Overheid tot de orde te roepen
en op haar plicht te wijzen. Het Recht eischt
dat, en dat Recht heeft de Overheid en een
volk te handhaven. Van uit dit standpunt heb
ben wij de kwestie der volksweerbaarheid te
bezien. Dit is het punt, dat in 't. geding is. Ook
het vraagstuk der weerbaarheid moet bezien
worden in het licht van het Gezags- en Rechts
beginsel dat we kennen uit Gods Woord. Wie
zich niet laat leid'en door dat beginsel komt op
dwaalwegen, die komt tot de menschelijke
dwaasheid, die schept zich een onwezenlijke
illusie, en staat telkens weer voor nieuwe teleur
stellingen. Gods Woord is een vaste basis, het
is de hoogste realiteit, want het geeft ons het
hoogste Gezag, dat Recht is, terwijl alle men
schelijke gezag, dat zich hieraan niet onderwerpt,
in wezen onrecht is.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat wij niet
mogen medewerken om het internationale Recht
te bestellen en vast te leggen en langs dien
weg den gruwzam'en' oorlog te bestrijden. Wij
behoeven van de ontwapenaars niet te leeren
hoe vreeselijk de oorlog is Want ook dat leert
Gods Woord ons. Maar dat Woord leert ons
ook, dat we niet langs den weg der rechtsver
krachting, dat is langs den weg der eenzijdige
ontwapening, aan de gruwelijkheden van den
oorlog kunnen ontkomen. Wij moeten daar langs
den weg van het Recht voor strijden. En daarom
zijn we voor internationale beperking en zelfs
-ontwapening. Nu zijn er ook weer menschen
van Christelijk levensbeginsel, die dit standpunt
niet innemen. Die redeneeren zoo: Gods Woord
leert ons, dat we altijd zullen hooren van oor
logen en geruchten van oorlogen en daarom
deugt de geest van Genève niet. Dat gaat tegen
het Woord van God in. Is dat waar vraagt
spr. Neen, dat is niet waar Gods Woord
leert ons ook, dat er tot het einde der wereld
dronkenschap zal zijn. Moeten we niet tegen
dronkenschap strijden Wie durft dat zeggen
Gods Woord leert ook, dat er tot het einde der
wereld diefstal zal zijn, mogen we nu niet tegen
den diefstal strijden Wie durft dat zeggen
Qods Woord leert ons, dat er tot aan het einde
der wereld oorlogen 'eri geruchten van oorlogen
zullen zijn, mogen en moeten we nu niet den
oorlog bestrijden Wie dat zegt, dwaalt
Dan wijst spr. op de tegenstelling tusschen
de Sociaal-democratie ten onzent en die in het
buitenland. Bij ons willen de Sociaal-democraten
nationale ontwapening, maar er is geen buiten-
landsche socialist die er toe komt.
Wij zijn hier de zwarte schapen, of liever
schapen zijn we niet, maar zwart zijn we toch
wel, maar buitenlandsche socialisten wordt de
hand gereikt, al komen die niet langs den
zelfden weg maar dan toch in hun conclusie
tot dezelfde slotsom. Dat is een grievend on
recht, dat ons wordt aangedaan. Dat is een
meten met twee maten. Een onwaarachtige hou
ding 1 In Duitschland, in België, in Engeland
denken de Socialisten aan geen ontwapening
en hier wordt het tot een hoofdpunt van het
verkiezingsprogram gemaakt en die het er niet
mee eens zijn, worden voor alles uitgemaakt
Maar de Anti-Rev. Partij gaat daar niet mee
mede. Wij eerbiedig'eri het Goddelijk Gezag en
buigen ons voor het Goddelijk Recht, ook inzake
de landsweerbaarheid
Het Staatspensioen.
Een ander ount van het Socialistisch ver
kiezingsprogram is het Staatspensioen.
Ook hier is het vraagstuk van het Gezag en
het Recht dat uit God is in het geding.
Waarom verzetten wij, anti-revoltionairen, te
gen het staatspensioen
Omdat wij het beginsel, dat daaraan ten
grondslag ligt, verwerpen. Dit beginsel achten
wij niet een goed, in zijn toepassing heil aan
brengend, maar een slecht, in zijne werking
heilloos beginsel.
Het is de roeping van de maatschappij, van
de maatschappelijke Organen en kringen, van de
menschen ieder naar eigen mate, om in samen
werking in de stoffelijke behoeften ook voor
den dag des ouderdoms te voorzien.
Die roeping moet worden gehandhaafd. Bij
het niet of onvoldoende erkennen van deze roe
ping, bij het niét gehoorzamen aan deze roeping
in de maatschappij, moet de Overheid haar niet
overnemen, maar met behulp van de wetgeving
tot hare erkenning en tot een leven in gehoor
zaamheid aan haar nopen.
De taak des volks mag en kan ook niet met
blijvend goed resultaat op de schouders van de
Overheid worden gelegd.
Het ingrijpen' van de Overheid in het maat
schappelijk leven moet steeds bedoelen de wer
king van de gezonde levensbeginselen in dat
leven weer op te wekken, te bevorderen, te
versterken, te verzekeren als dit mogelijk is.
De mensch moet uit de opbrengst van zijn
arbeid kunnen leven niet alleen in den tijd
waarin hij werken kan, maar ook in den dag
des ouderdoms. Daarom moet alle kracht worden
ingespannen om die opbrengst daarvoor toerei
kend te doen zijn. Daarom moet hij spaarzaam
leven, moet uit de opbrengst van zijn arbeid
afgezonderd worden voor den ouden dag. De
geheele of gedeelte voorziening in de stoffe
lijke behoeften van den tijd des ouderdoms door
middel van verzekering handhaaft deze gedach
te, maakt de naleving van dezen regel voor ge
draging mogelijk. Het goede en mooie van ver
zekering is juist daarin gelegen, dat zij in staat
stelt gezamenlijk, gemeenschappelijk te zorgen
voor datgene, waarvoor in den regel door de
persoon op zichzelf niet, zeker niet voldoende
kan worden gezorgd, dat zij de gelegenheid opent
om in de samenwerking te zorgen voor de voor
ziening in de stoffelijke behoeften van den ou
derdom.
Leeft de maatschappij naar deze levenswet
niet en worden dientengevolge allerlei wanver
houdingen in de samenleving gevonden, dan is
het de plicht der Overheid de gehoorzaamheid
aan deze levenswet door hare wetgeving te be
vorderen, desnoods af te dwingen.
Vandaar ook de wetgeving inzake de ouder-
domsverzekering.
Het staatspensioen neemt die roeping van de
schouders der maatschappij der menschen af en
legt haar op de schouders der Overheid.
Het staatspensioen verzwakt de werking der
verantwoordelijkheid van de menschen om te
zorgen voor den ouden dag.
Het staatspensioen bevordert de spaarzaam
heid niet, integendeel het stelt menigmaal eene
premie op het niet spaarzaam leven. Wie spaar
zaam geleefd heeft en zorgend werkzaam ge
weest is voor den ouden dag ontvangt vaak
geen „pensioen" en moet bovendien nog be
talen voor het staatspensioen ook van den ver
kwister wie niet spaarzaam geleefd heeft
krijgt het wel.
Het staatspensioen verscheurt den band tus
schen het arbeidzaam leven en het ontvangen
van ouderdomspensioen. Of men al of niet, al
of niet voldoende gearbeid heeft, doet er niet
toe, men ontvangt de gratis uitkeering uit de
staatskas.
Het ouderdomspensioen, verkregen als vrucht
van verzekering, helpt in staat stellen om in
den dag des ouderdoms te leven uit de opbrengst
van den arbeid.
Het staatspensioen is de bedeeling van den
behoeftige uit de staatskas. Het staatspensioen
is de slechte vrucht van een valsch beginsel,
de uitkomst van de aanvaarding van het stelsel
der wanhoop; het neemt de fout uit de samen
leving niet weg, maar sanctioneert die zonde en
wentelt de gevolgen af op den Staat.
Ds. Kersten en Staatspensioen.
Uit een debat in de Tweede Kamer heeft de
leider der S. G. P. gezegd, dat als de Kerk
te kort schiet, dan de Overheid maar moet zor
gen. Hij noemde dat „staatsarmenzorg".
Maar staatsarmenzorg en staatspensioen zijn
in den diepsten grond twee woorden voor de
zelfde zaak. En wie staatspensioen bestrijdt moet
ook staatsarmenzorg bestrijden. Wie het staats
pensioen verwerpt en in de plaats daarvan tot
leniging van den stoffelijken nood in den dag
des ouderdoms desnoods de staatsarmenzorg
zooals Ds. Kersten in de Kamer gezegd heeft -
aanvaardt, die aanvaardt wat hij zegt te ver
werpen en verwerpt wat hij zegt te willen be
houden. Niet de staats-, de overheidsarmenzorg,
maar de armenzorg door Kerk en particulieren
moet onder ons in eere zijn. Echter is zij alleen
in eere, als wij onze taak ten aanzien van de
armen zoo verrichten, dat zij uit de armoede
worden opgeheven, als wij zoo werkzaam zijn,
dat wij de armoede helpen bestrijden, maar
bovenal helpen voorkomen.
Ds. Kersten en de verzekering.
Wij kiezen voor de ouderdomsverzekering.
Ds. Kersten zegt op het verkiezingspad, dat
hij tegen de verzekering is, maar zijn beginsel
program zegt er geen woord van. Hoe komt
dat Spr. kan zich voorstellen, dat een pas
opgerichte partij zijn beginselprogram niet vol
ledig heeft. Maar de partij van Ds. Kersten
bestaat nu al tien jaar en dus heeft hij tijd ge
noeg gehad om dat euvel te«,herstellen. Als het
blijkens de redevoeringen zoo een gewichtig punt
is, dan mag dat toch zeker niet in een beginsel
program ontbreken
De Anti-Rev. Partij heeft zich nimmer tegen
de verzekering zelve gekeerd, alleen teg'en den
dwang. Verzekeren is in den grond precies het
zelfde als sparen. Ongetwijfeld kan ook van
ouderdomsverzekering misbruik gemaakt wor
den, zooals van elke goede gave. Maar het recht
en den plicht om te sparen, als men daartoe
even in staat is verzekering is een anderen
met Verstoppi g of moeilijken, tragen en
onregelmatigen Stoelgang zijn
onmisbaar. Werken vlug zonder kramp of pijn.
Bij Apothekers en Drogisten. Doos 60 ct.
vorm van sparen wordt soms gruwelijk mis
bruik gemaakt. Spr. herinnert aan de gelijkenis
door den Heiland uitgesproken van den rijken
man, die schuren aan schuren trok, en akker
bij akker voegde. Deze man maakte misbruik
van het sparen, hij stelde er zijn ziel op en
meende, dat hij zich aan allen kant verzekerd
had en dat niets hem meer deeren konf maar
toen kwam het woord van God tot hem: Gij
dwaas, dezen nacht zal uw ziel van u geëischt
worden Precies zoo is het met de verzekering.
Ook hiervan kan groot misbruik gemaakt wor
den. Men kan zich aan allen kant verzekerd
hebben, tegën brand, inbraak, veeziekten, storm
en hagelslag, zoodat men geen enkele risico
meer te duchten heeft en men in zijn verdwazing
zegt: mij kan geen kwaad meer deeren. Maar
dan komt het woord van God en zegt: Gij
dwaas, in dezen nacht zal uw ziel van u ge-
eischt worden Dit kwaad kan bij verzekering
en het kan bij sparen voorkomen. Maar heeft
iemand wel eens gehoord, dat er een Christen
tegen sparen was Nooit 1 En waarom mag
men dan niet verzekeren, dat precies hetzelfde
is Net zoomin als bij het sparen heft het mis
bruik het gebruik op.
Daarom zijn wij voor de ouderdomsverzeke
ring en verwerpen het staatspensioen en de
staatsarmenzorg. Het staatspensioen ondermijnt
de christelijke grondslagen van het volksleven
en de staatsarmenzorg miskent de eischen van
recht en liefde.
Ds. Kersten en de Dordtsche
Kerkenorde.
Ten slotte wijst spr. in verband hiermede nog
op de inconsekwentie van Ds. Kersten inzake
de verzekering. Onze vaderen hebben in de
Dordtsche Kerkenorde vastgelegd, dat er door
de Kerken gezorgd moet worden voor de eme
ritus-predikanten, predikantsweduwen en wee
zen. Natuurlijk „Zorgt God ook voor de os
sen En zullen de kerken dan niet zorgen
voor de dienaren, die haar gediénd hebben
En alle kerken hebben dit tot op dezen dag
staande gehouden: de Ned. Herv. Kerk, de
Geref. Kerk en ook de Geref. Gemeente. Maar
wat is het in den grond anders dan verzekering
Mag het één wel en het andere niet
Art 3. van ons Program en wat
de Staatk. Geref. er van maken.
Art. 3 van ons Beginselprogram zegt: „Ook
op staatkundig terrein belijdt de Anti-Rev. partij
de eeuwige beginselen van Gods Woord; zoo
evenwel, dat het Staatsgezag noch rechtstreeks
noch door de uitspraak van eenige Kerk, maar
alleen in de consciëntie der Overheidspersonen,
aan de ordinantiën Gods gebonden zij."
Van St. Geref. zijde wordt hiervan gemaakt,
dat die overheidsconsciëntie wel zoo groot kan
zijn, dat er een boerenwagen in kan omkeeren.
Spr. heeft echter in een debat met Ds. Kersten
eens gevraagd of deze zich dan niet gehouden
achtte om naar zijn consciëntie te leven. Hij
antwoordde natuurlijk: ja. Zoo is het ook met
de overheid. Ons beginselprogram zegt echter