aniMngviiet
Hang IS, ffdam
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
teelt is
meer!
elderij
Antirevolutionair
Orgaan
LEI DIRKSLIUID
Hing tegen 13.-
IN HOC SIGNO VINCES
Keurig zittend Haar
FEUILLETON
No, 3541
WOENSDAG 29 MEI 1929
44ste JAARGANG
peroord
B edachtzaamheid
Het huisje aan den Zeedijk
o\
ornkuikens
929 modellen
I nu nog CON-
N af voor
1000 K.G.
iddelharnis
U als zoovelen die
en bij ons hun
dden kochten. Wij
ooie Eiken Huis-
egen billijken prijs,
derd ruime keuze,
a Kapok, 37,—.
t adres.
g tot verbe-
faet Rundvee
rflakkee
oeree.
kt de stier
Vaan III
W. BOEKHOVEN A ZONEN
lichtzinnig of zonderling?
J>\
J2
fiwntl/At,,
af te geven
per stuk
I Juni voor 50 cent
voor 25 cent
arley Davidson»,
oren, vindt U in
30 Motoren,
nd en daarbij nog
d voor Uw land,
in17273
eubelen en vierkante
Badstoelen,
bekleed en onbekleed
zooals Papierman»
Is. Ook verkrijgbaar
d, Middclharnis.
?one goede afstamming
gifte en vet.
te Sommelsdijk.
werd op de district»
1 met een premie k f SO.
HET BESTUUR
Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden Iranc per post f 1.- bl vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLI.KE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJX
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan.
Advertentiên worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
A lie stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlënen verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers.
Het dagblad „De Banier'' doet voor het
weekblad „De Banier' niet onder
Werd eerst éénmaal per week kolom aan
kolom tegen de A. R. partij ten strijde getrok
ken en zonder kieskeurigheid in het gebruik
der middelen getracht eigen kiezerscorps ten
koste van het A. R. corps te vermeerderen,
thans wordt deze methode, die met alle chris
telijke ethiek in flagranten strijd is, zesmaal
per week toegepast.
Enfin, de S. G. P. kan niet anders.
Het is een parasiet plant, die leven moet ten
koste der A. R. partij. Op eigen beenen kan ze
niet staan en daarom slingert ze zich om den
stam van den A. R. boom en zuigt daaruit de
levenssappen in zich op.
Het is niet doenlijk op al de scheidpartijen
en lasterpraatjes van „De Banier" in te gaan.
Op den duur wordt het vervelend. En ten slotte
is het toch ook een feit, dat ze niet anders kan.
Het is voor haar het „to be or not to be"
het te zijn of niet te zijn. Staakt ze haar felle
actie tegen de A. R. partij, dan zakt ze onher
roepelijk als een leege zak in elkaar. Dat is nu
eenmaal het lot van d'en,' parasiet.
Toch komen zoo nu en dan van die dingetjes
in „De Banier" voor, waarop we het antwoord
niet schuldig mogen blijven.
Zoo in het blad van 22 Mei, waar A. J. K.
de parlementaire historie releveert en schrijvend
over de Novembergebeurtenissen van 1925 de
vraag stelt
„Was het niet in hooge mate zonderling,
dat met deze wetenschap tóch een Ministerie
gevormd werd Een Ministerie, waarvan men
wist, dat het slechts enkele weken kon be
staan 7"
En dan meent hij, dat er thans ook weer
vrees bij de rechtsche kiezers is, dat ook thans
na de stembus weer op lichtzinnige wijze met
•het landsbelang gehandeld zal worden.
Was het optreden van het Kabinet-Colijn in
1925 zonderling 1
Volgens de S. D. A. P. in die dacjen, wel.
Maar er werd toch ook anders over gedacht.
„Het Vaderland" schreef b.v.: „De Katho
lieken vinden thans om opportunistische redenen,
dat niet een der hunnen formateur moet worden:
de Christel-Historischen hebben niemand, sinds
de heer De Geer, zooals bij de Vlootwet bleek,
niet op de volgzaamheid van eigen partij kan re
kenen, zoo is er niemand dan de heer Colijn."
Ook het „Utrechtsch Dagblad" achtte con
tinuïteit in de leiding van 's lands financiën
noodig. Prof, de Louter noemde het een „ge
lukkige oplossing", dat tot Kabinetsformateur
werd geroepen „een lid der in ons volksleven
zoo diep gewortelde anti-revolutionaire partij".
En Dr. Colenbrander schreef: „De sterkste man
van rechts behoort op te treden en het kabaal
daartegen van de zijde der S.D.A.P. gemaakt,
kan men ad acta leggenHet is dus
slechts de vraag, wie de taak het best aan kan.
De heer Colijn moge niet een geheel en al
schoon boekje medebrengen, maar hij heeft zich
in de gelegenheid gesteld fouten te begaan, om
dat hij groote dingen ondernam. Noch de heer
Kooien, noch de heer De Geer zijn in dit op
zicht met hem te vergelijken. Het zou in de
coalitie een groote fout zijn thans een Kabinet-
Colijn onmogelijk te maken, en het niet-optreden
daarvan ware zeker niet in 's lands belang."
Ten slotte is ook leerzaam wat de heer No-
lens in de Tweede Kamer na de crisis hierover
zeide: „Dat de heer Colijn de opdracht heeft
aanvaard, daarvoor is hij in de eerste plaats
zelf verantwoordelijk, dat is zijn zaak. Wat mij
betreft, ik was hem daarvoor toen zeer dank
baar, ook al omdat de geschikte manrien voor
een dergelijke positie in ons land in geen en-*
kele partij zoo heel groot zijn. Maar de mo
tieven, die hem aanleiding kunnen hebben ge
geven om zich beschikbaar te stellen, en ande
ren om hen( daartoe aan te wijzen, kunnen
b.v. zijn geweest, dat de werkzaamheden van
het Kabinet-Ruys, sinds Colijn daarin als Mi
nister van Financiën was opgenomen, zich om
zijn persoon hadden geconcentreerd en dat van
hem waren uitgegaan de maatregelen tot nood
zakelijk herstel van het financieel eVen'wicht,
waarvoor hij natuurlijk den steun noodig had
van zijn ambtgenooten en van de, gelukkig in
die dagen bij die moeilijke zaken nog vast aan
eengesloten rechterzijde; misschien ook, dat de
verkiezingsstrijd van links zich hoofdzakelijk
tegen hem gericht had en dat voortzetting en
behoud van het financieel evenwicht in de
eerste jaren nog op den voorgrond zou staan;
misschien ook (wat mogelijk ook wel aan
leiding kan hebben gegeven bij andere gelegen
heden tot d'eri wensch van het aanblijven van
ook andere Ministers) dat indien het mogelijk
werd ten gevolge van het door zijn beleid als
Minister van Financiën hersteld financieel even
wicht gedeeltelijk terug te komen op maatrege
len, die door den drang der omstandigheden
waren genomen, dat het best kon geschieden
juist door die personen, onder wier belêid die
maatregelen ik noem b.v. de salarisvermin
dering en belastingverhooging waren ge
nomen. Daarmede meen ik te hebben aange
toond, dat het optreden van Colijn als Kabinets
formateur in Juli, 'en later als voorzitter van
den Ministerraad, niet berustte op gefantaseerde
gronden, maar op degelijke motieven."
Wanneer we dergelijke oordeelvellingen be
luisteren, moet voor ons toch wel komen vast
te staan, dat er in 1925 nóch bij den heer
Colijn, nóch bij de A. R. partij van lichtzinnig
heid sprake is geweest.
Het optreden van het Kabinet-Colijn was noch
lichtzinnig noch zonderling, maar naar het oor
deel van hoogstaande mannen van verschillende
richtingen het eenige gegeven na de stembus
uitslag van 1925. En dat de heer Colijn dat
aanvaard heeft, was een daad van moed.
OPMERKELIJKE UITSPRAAK!
Troelstra, de man, die zooveel voor de
S. D. A. P. deed en er langfen tijd de ziel van
was, kan geen actieven dienst meer verrichten.
Naar hij pas schreef is zijn gezondheidstoestand
van dien aard, dat men hem gerust als voor
goed buiten gevecht gesteld kan beschouwen.
Toch leeft hij nog mee en zijn één Mei-
boodschap in „Het Volk" gepubliceerd getuigt
er van.
In deze één Mei-boodschap komt echter een
opmerkelijke uitspraak voor.
Troelstra zegt toch daarin
„Nog nooit is de invloed van het kapi
talisme zoo groot geweest als thans, het is
alsof het in en na den oorlog tot nieuwe
kracht is herboren, ondanks alle door u ver
overde verbeteringen, ondanks algemeen kies
recht en de vele andere sociale hervormingen,
waarvoor wij hebben gestreden.''
Is dat niet een volkomen veroordeeling van
de Marxistische theorie, die er immers van uit
gaat dat met de groei van het Socialisme de
inzinking van het kapitalisme gelijken tred zal
houden
Hetgeen Troelstra hier dan ook constateert
is niet moedgevend voor de S. D. A. P.
Het Kapitalisme tot nieuwe 'kracht herboren
Het houdt in een vernietigende uitspraak over
de Socialistische theorie
Daar zijn er in onze dagen, die zoeken de
antirevolutionaire kracht te breken door allerlei
verdeeldheid te zaaien.
Wij wezen reeds op de afzonderlijke groe
peering van de Christelijk-Historische partij, die
sedert haar afzondering toch telkens weer met
de A. R. partij 'eii met de R. K. Staatspartij
saamwerkte.
Wij betreuren die afzondering daarom te
meer, wijl zij bleek ten slotte niet een nieuwe
protestantsche hoofdmacht te vormen, die het
overgroote meerendeel der positief belijdende
Nederlanders verzamelde. Ware dit geschied,
welaan, de afzondering ware gerechtvaardigd
door de geschiedenis en de oude A. R. partij
ware uitgeleefd.
Doch nu bleef de laatste nog het grootere
deel van het volk, dat vancouds haar aanhing,
behouden en wel een volk, dat zich grootendeels
kenmerkt door zijn liefde voor het oud-vaderlijk
geloof.
De vrucht der afzondering is thans gebleken.
In stede van één antirevolutionaire partij met
één gemeenschappelijke afvaardiging naar de
Staten-Geenraal, kwamen twee groepen met al
den aanhang der verdeeling. Het protestantsche
volk viel in tweeën.
In verband met het stelsel voor evenredige
vertegenwoordiging bracht dit allerlei nadeelige
gevolgen mede. De toestand in Raden en Staten
wordt niet bepaald door de vraag: hoe veel
mannen telt de vertegenwoordiging der Protes
tantsche bevolking, zooals dit zou zijn, indien
wij één antirevolutionaire partij hadden be
waard, maar hoeveel zijn er der A. R. partij
en hoeveel der Chr. Hist, partij, enz.
De partijbelangen stellen die vragen en wie
van de partijbelangen uitgaat, ondervindt, dat
de verdeeldheid schaadt. Stel, dat men bij be
noemingen van die belangen uitgaat, wat door
den belangenstrijd wordt bevorderd.
Stel, dat de belanghebbende partijen zijn ver
deeld als volgt: 3 A.R., 3 Chr. Hist., 4 R. Ka
tholiek. Wie geldt nu het meest Iemand zal
zeggen: wel de R. Katholieken. En spreek nu
eens tegen.
Maar, indien nu 3 A. R„ en 3 Chr. Hist,
eens waren gebleven 5 of 6 mannen van een
antirevolutionaire partij, zoo is toch duidelijk,
dat het Protestantsch belang voor ging
Zie daar nu de vrucht der verdeeldheid bij
een stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
Hoeveel strijd en moeite wordt daardoor ge
zaaid en hoeveel zecjen en kracht verspild.
Breng daarbij nu in rekening, dat men met
de verbrokkeling doorgaat en aan kleine par
tijen zijn stem geeft. De Protestantsche ver-
tegenwooriging wordt nogmaals gedeeld. Naast
de R. Katholieke vertegenwoordiging, die in
bovenstaand voorbeeld 4 blijft, komt b.v.
2 A. R„ 2 Chr. Hist., 1 S. 'G. P., 1 H. G. S.
als Protestantsche vertegenwoordiging.
Nu weer het stelsel van evenredigheid en
de evenredige verdeeling. Het resultaat is nu,
dat de even sterk gebleven R. Katholieke groep
naar verhouding veel sterker werd en aan be
lang won.
Aan wie nu de schuld Aan Rome Omdat
Rome niet verdeeld werd, maar één bleef
Of is de toenemende beteekenis van de R. K.
groep alleen te danken aan dé kiezers, die zich
allengs van de A. R. partij ging'eh afzonderen
om ondergeschikte zaken en belangen van par
tijen en beginselen
Men heeft niet gelet op het groote gevaar,
dat schuilt in het stelsel der evenredige ver
tegenwoordiging onder toepassing van het al
gemeen kiesrecht. Deze vrucht van de revolutie
kan voor het antirevolutionaire volk vooreerst
slechts op één wijze worden bestreden, n.l. door
aaneensluiting tot één antirevolutionaire partij.
Doet het Protestantsche volk dat niet, dan wordt
het verteerd niet door Rome, maar door de
vrucht der revolutie, die het veronachtzaamde
gebruikte tot verdeeldheid van de Protestantsche
macht.
Ook in de Staten-Generaal komt die vrucht
der revolutie aan den dag.
Het is niet te hoog berekend, indien wij
onderstellen, dat één antirevolutionaire partij in
ons vaderland 25 zetels in de Tweede Kamer
kon bezettien. Zulk een eenheid zou wellicht
nog meerdere Protestanten bewegen om die
partij te steunen en het lijkt ons niet onwaar
schijnlijk, dat het aantal varieeerde tusschen
25 en 30 en dus van gelijke sterkte ongeveer
als de R. K. Staatspartij.
Thans staan naast de 30 R. Katholieke ver
tegenwoordigers 13 A. R„ 11 Chr. Hist., 2
S. G. P., 1 H. G. S„ tezamen wel 27, maar
dit brengt niet een overeenkomstig gewicht in
de schaal.
Nu komt weer de evenredigheid, het partij
belang en zooveel meer. De 30 R. K. Staats
partij staan weer verre bovenaan. Niet omdat
er niet een ederisterk aantal Protestanten is,
maar omdat zij verdeeld zijn.
Als men zoo nu en dan des morgens slechts een
weinig Purol even tusschen de handen wrijft,
dan wordt dit bij het uitstrijken door de
haren, onmiddellijk daarin opgenomen en het
gevolg hiervan is dat fla het kammen Uw
haar den geheelen dag keurig blijft zitten.
Aan wie de schuld Aan den Roomschen
Of aan de Protestanten
Men spreekt van de geweldige macht van
Rome en waardoor is Rome machtig Door
de verdeeldheid van het Protestantisme.
Wie het kiezersvolk opwekt tot vorming van
kleine partijen om Rome's macht te verzwakken,
werkt juist aan de versterking van Rome, ook
al wint de R. Kath. Staatspartij geen enkelen
zetel er bij.
Men predikt afkeer van samenwerking en
Roomsch gevaar, maar men versterkt de positie
van de R. K. Staatspartij met iedere stem, die
men wint, dank zij het kiesstelsel 'en de even
redige vertegenwoordiging.
Nog eens, wie de bittere vruchten van dit
stelsel der revolutie wil bestrijden, moet ver
staan, dat het euvel, dat men door verdeeldheid
slechts verergerde, wordt overwonnen door de
eenheid.
Het overwicht wordt aan de R. K. Staats
partij geschonken, door hen, die het Protes
tantsche volk, den ouden antirevolutionairen
stam, splijten. Het volk, dat bij de belijdenis
leeft, is antirevolutionair en als het zich daarbij
houdt en in zijn geheel antirevolutionair stemt,
is het in getal zoo sterk als de R. K. Staats
partij.
Wie zou dan nog durven beweren, dat de
grondslagen van ons volksleven' in gevaar wa
ren, indien zulk een; gemeenschap en kracht
ons belijdende volk bezielden
Wie zou dan bezwaar maken tegen een
accoord voor saamwerking om de revolutie te
bestrijden
Een ieder zij hier bedachtzaam.
„Of wat koning, gaande naar den krijg, orr^
tegen een anderen koning te slaan, zit niet
eerst neder en beraadslaagt, of hij machtig is
met tienduiz'erid te ontmoeten dengene, die met
twintigduizend tegen hem komt (Luc. 14 31).
Het geloof is machtiger dan het getal en
daoc
H. ZEEBERG.
68)
„Dat moet je niet zeggen, Marie", zeide hij
liefdevol. „Het geval ligt er nu eenmaal toe."
„Ik had naar je moeten luisteren", zeide zij.
„Je hebt, al was het dan sarcastisch, mij ge
waarschuwd voor Theo van Zeggelen."
„Omdat ik hem een fat en een nietsnut vond.
Maar dit had ik niet kunnen denken. Wees ver
standiger, Marie. En laat ons daarover niet
meer praten. Er is nu goede hoop, dat het in
orde komt met Annie. Natuurlijk wordt dan
het huwelijk zoo spoedig mogelijk ontbonden.
Er is alle reden tot echtscheiding. Dan is die
zaak aan den kant."
„Je spreekt er gemakkelijk over, Alex. Maar
voor mij is het niet zoo eenvoudig."
„Annie verwijt jou toch niets Het was toch
ook haar vrije wil Zij wilde toch ook een
goed huwelijk doen en schitteren Neen, neen,
je komt met al die zelfverwijten niets verder.
Laat ons de zaak als afgedaan beschouwen.
Dat is veel verstandiger. En voor het vervolg
beter uit onze oogen kijken."
Met opzet sprak hij van „wij" en „onze", hoe
wel de werkelijkheid was, dat hij er zich niet
mede bemoeid had, omdat zijn vrouw en dochter
toch haar gang gingen. Zij voelde dat dan ook
zeer wel.
„Het is heel lief van je, Alex, om mede de
schuld op je te nemen. Maar het is geheel
buiten jou omgegaan. Ik heb niet goed ge
handeld."
Hij werd verteederd door haar oprecht-be-
rouwvollen toon van spreken. Spontaan trok
hij zijn vrouw naar zich toe, wie de tranen in
de oogen sprongen.
„Wij raakten al verder van elkaar af, Marie",
zeide hij en het was hem, of hem een brok in
de keel schoot.
„Ja, en dat was mijn schuld", snikte zij.
„Ook de mijne mede. Ik trad niet goed op."
„Jij hebt geen schuld, Alex. Ik wilde schitte
ren en uitgaan en pret maken. Het beteekent
alles niets. Ik heb er mijn dochter bijna mede
in den dood gejaagd. Als het nu toch maar
niet zoover komt."
„Tut, tot, Marie", suste hij. „Zóó moet je
nu niet gaan spreken. Het gaat nu goed met
Annie."
„Wij willen het hopen", zeide zij op somberen
toon. „Maar laat ons eerst eens de gevolgen
afwachten. Het kan een kwestie van jaren zijn,
a 1 s het nog goed wordt. En ik ben de hoofd
schuldige. O, Alex, het kan mij zoo pijnigen
Annie heeft geen schuld. Ik heb haar geheel
in mijn geest geleid, zóó, dat zij precies werd
als ik. Met Lia zou het ook zoo gegaan zijn,
wanneer zij verleden winter niet anders ware
geworden. En ik, domoor, was daarover nog
al ontstemdTerwijl zij het verstandigst van
ons drieën was."
„Inderdaad", zeide hij. „Ik heb het in haar
geprezen, dat zij anders werd. Het deed mij
goed. Alleen spijt het mij, dat zij van ginds
terugkeerde met die bekrompen denkbeelden,
niettegenstaande ik haar nog gewaarschuwd had.
Wat moet dat nu weer voor een moeite geven."
„Het zal geen moeite geven, Alex. Als wij
den raad van den dokter slechts opvolgen en
haar niet tegenwerken. Doen wij dat wel, dan
is ons leed met haar niet te overzien."
„Zij is anders niet kwaad."
„O neen, heel geduldig. In overeenstemming
met haar karakter, dat weet je ook wel. Maar
zij lijdt, ik verzeker het je,"
„Ik begrijp er niets van", bekende hij open
hartig. „Het lijkt mij de bespottelijkheid zelf,
om daarover te tobben."
Zij gaf geen antwoord hierop. Allereerst al,
omdat zij de gevoelens, die haar ook nu be
stormden, niet onder woorden brengen kon,
maar ook, omdat met haar man hierover niet
te praten viel. Zij, van jongsaf opgevoed in
een omgeving, waar met den godsdienst wel
werd gerekend, al had zij dien vaarwel gezegd,
kon iets begrijpen van Lia's zielestrijd.
„Maar intusschen", vervolgde hij, „zitten wij
met het geval. Denkt de dokter, dat het haar
kwaad zal doen, als wij haar beletten, in dat
opzicht haar gang te gaan
„Het zal funest werken, Alex. Hij voorziet
overspanning. En dan krijgen wij met Lia iets
dergelijks als met Annie. Laat ons dat toch
voorkomen, als het in onze macht ligt."
In haar stem lag zulk een smeektoon, dat hij
milder gestemd werd.
„Maar, stel, dat wij haar heur gang laten
gaan, wat verhoudingen krijgen wij dan in huis
hier Dat moet immers tot botsingen leiden
vroeg hij, toch weer weifelend.
„Met die botsingen loopt het zoo'n vaart niet,
Alex. Natuurlijk zal Lia niet alles doen, wat
wij doen. Maar dat geschiedde feitelijk al lang
niet meer, dat weet je. En bovendien, Alex, ik
heb wat geleerd. Zooals vroeger wordt het niet
meer."
„Daar ben ik blij om", zei hij uit den grond
van zijn hart. „Dat leven stond mij ook tegen."
„Het zal anders worden."
„Toch niet zooals Lia, hoop ik. Wees jij nu
alsjeblieft verstandig, Marie
„Ik spreek daarover niet, Alex. Dat oude is
voorbij. Het keert niet weer. Het is ook niets
vpor mij. Maar daarom ben ik niet meer van
plan te leven, zooals de laatste jaren. De ge
schiedenis met Annie is er een gevolg van.
'k Heb leergeld betaald."
Vol verbazing luisterde hij naar deze beken
tenis, die spontaan uitgesproken werd. Hij vroeg
zich af, hoe het mogelijk was, dat zijn vrouw
in zoo korte spanne tijds radicaal was ver
anderd.
„'Ik zal dankbaar zijn", zeide hij na een
oogenblik van stilte, „als het leven weer terug
keert, zooals de eerste jaren van ons huwelijk,
Marie. Wij hadden toen goed ons brood, maar
meer niet. Is dat, als het er op aankomt, niet
veel beter dan de rijkdom van thans
betoogde zij met ingehouden hartstocht. „Dat
brengt alleen maar ellende, zooals wij nu zien.
„Wij hadden niet zoo rijk moeten worden",
Het is nooit genoeg. Altijd wil men maar meer,
méér. Het werd in mij als een hartstocht, om
Annie te doen trouwen met Theo van Zegge
len, opdat zij toch maar een goede partij zou
doen, opdat zij zou schitteren. O, hoe kort
zichtig is het geweest. Dit is het einde. Het is
een straf, Alex."
Het klonk alles als muziek in de ooren van
den man, die de laatste jaren, geheel tegen zijn
wil, naast zijn vrouw had geleefd, juist, omdat
zij streefde naar wat zij nu zat te veroordeelen.
„Ik ben dankbaar, Marie. Laat het worden
als vroeger. Het kan best, ook al zijn wij rijk.
En nu Lia nog, liefste. Zeg mij, wat er met
haar gebeuren moet. Ik vermoed, dat je het
wel weet."
„Laat haar naar moeder gaan, Alex", smeekte
zij.
Weer zat de architect voor een raadsel: in
jaren was de moedernaam niet over de lippen
zijner vrouw gekomenWas dit nu ook al
een gevolg van haar veranderde inzichten
Maar wijselijk vroeg hij niet nader, te meer,
omdat hij ook instantelijk het verzoek te over
wegen had.
„Het zou haar wel in het gevlei komen", glim
lachte hij.
„Het is de eenige goede oplossing, Alex. In
den kring daar voelt Lia zich voorloopig alleen
maar thuis. Het is voor haar gemoedsrust het
beste, dat zij heengaat. Zij spreekt er met geen
enkel woord over, maar je kunt aan alles mer
ken, dat zij er naar haakt. Waarom haar dan
tegengehouden, nu het in de gegeven omstandig
heden het verstandigste is, dat zij van huis
gaat
„Je hebt weinig medelijden met mij", merkte
hij op. „Je vergeet, dat ik alleen achterblijf."
„Neen vent", antwoordde zij hartelijk. „Ik
wilde, dat het anders kon. Maar je kunt in
ieder geval toch wel van 's Zaterdags tot
's Maandags naar Heerde komen."
„Ik heb er ook al over gedacht, Marie."
„Nu, doe dat dan."
„Ja, dat is een oplossing. De andere dagen
red ik mij wel. Ik denk er trouwens over, Lia
eens te gaan opzoeken, als zij daarginds is, om
met eigen oogen mij eens te overtuigen, in wat
omgeving zijn daar verkeert. Als je het ten
minste goed vindt
„Ik vind het goed", zeide zij eenvoudig. „Dus
je hebt besloten, dat zij zal gaan
„Welja", vond hij. „Je kunt het toch niet
tegenhouden. En als Lia er dan beter door
wordt, nu vooruit dan maar. Alleen hoop ik,
dat wij later in huis geen ellende er door
krijgen."
„Wees daarover maar niet ongerust. Het ligt
niet in het karakter van Lia. Maar bovendien
zoeken zulke menschen geen ruzie. Zij lijden
liever onrecht. Ik ken hen, Alex, dat weet je."
„Ja, dat weet ik", zeide hij op eigenaardigen
toon. „Alleen begrijp ik van jouw heele ver
andering niets."
Zij sloeg den arm om zijn schouder en kuste
hem, zooals het in jaren niet was geschied.
„Ik begrijp mij zelf niet goed, Alex", zeide
zij dan. „Maar maak je niet bezorgd."
Licht als een veer verliet zij het vertrek, na
gestaard door den architect, die van zijn ver
bazing in de verste verte nog niet bekomen
was
HOOFDSTUK X.
De knecht van Adriaan Blankert was in den
vroolijken zonneschijn bezig het paard voor het
rijtuig te spannen. Dien morgen had hij eerst
order gekregen o,m de tilburry te nemen, maar
in den loop van den dag was de boer van
inzicht veranderd.
(Wordt vervolgd).
Hebt U het complete boekwerk bij de Uit
geefster dezes al besteld Het kost vóór de
verschijning 2.25, daarna 2.90 per stuk.