aniMngviiet Hang IS, ffdam voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. teelt is meer! elderij Antirevolutionair Orgaan LEI DIRKSLIUID Hing tegen 13.- IN HOC SIGNO VINCES Keurig zittend Haar FEUILLETON No, 3541 WOENSDAG 29 MEI 1929 44ste JAARGANG peroord B edachtzaamheid Het huisje aan den Zeedijk o\ ornkuikens 929 modellen I nu nog CON- N af voor 1000 K.G. iddelharnis U als zoovelen die en bij ons hun dden kochten. Wij ooie Eiken Huis- egen billijken prijs, derd ruime keuze, a Kapok, 37,—. t adres. g tot verbe- faet Rundvee rflakkee oeree. kt de stier Vaan III W. BOEKHOVEN A ZONEN lichtzinnig of zonderling? J>\ J2 fiwntl/At,, af te geven per stuk I Juni voor 50 cent voor 25 cent arley Davidson», oren, vindt U in 30 Motoren, nd en daarbij nog d voor Uw land, in17273 eubelen en vierkante Badstoelen, bekleed en onbekleed zooals Papierman» Is. Ook verkrijgbaar d, Middclharnis. ?one goede afstamming gifte en vet. te Sommelsdijk. werd op de district» 1 met een premie k f SO. HET BESTUUR Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden Iranc per post f 1.- bl vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLI.KE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJX Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z| beslaan. Advertentiên worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. A lie stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlënen verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers. Het dagblad „De Banier'' doet voor het weekblad „De Banier' niet onder Werd eerst éénmaal per week kolom aan kolom tegen de A. R. partij ten strijde getrok ken en zonder kieskeurigheid in het gebruik der middelen getracht eigen kiezerscorps ten koste van het A. R. corps te vermeerderen, thans wordt deze methode, die met alle chris telijke ethiek in flagranten strijd is, zesmaal per week toegepast. Enfin, de S. G. P. kan niet anders. Het is een parasiet plant, die leven moet ten koste der A. R. partij. Op eigen beenen kan ze niet staan en daarom slingert ze zich om den stam van den A. R. boom en zuigt daaruit de levenssappen in zich op. Het is niet doenlijk op al de scheidpartijen en lasterpraatjes van „De Banier" in te gaan. Op den duur wordt het vervelend. En ten slotte is het toch ook een feit, dat ze niet anders kan. Het is voor haar het „to be or not to be" het te zijn of niet te zijn. Staakt ze haar felle actie tegen de A. R. partij, dan zakt ze onher roepelijk als een leege zak in elkaar. Dat is nu eenmaal het lot van d'en,' parasiet. Toch komen zoo nu en dan van die dingetjes in „De Banier" voor, waarop we het antwoord niet schuldig mogen blijven. Zoo in het blad van 22 Mei, waar A. J. K. de parlementaire historie releveert en schrijvend over de Novembergebeurtenissen van 1925 de vraag stelt „Was het niet in hooge mate zonderling, dat met deze wetenschap tóch een Ministerie gevormd werd Een Ministerie, waarvan men wist, dat het slechts enkele weken kon be staan 7" En dan meent hij, dat er thans ook weer vrees bij de rechtsche kiezers is, dat ook thans na de stembus weer op lichtzinnige wijze met •het landsbelang gehandeld zal worden. Was het optreden van het Kabinet-Colijn in 1925 zonderling 1 Volgens de S. D. A. P. in die dacjen, wel. Maar er werd toch ook anders over gedacht. „Het Vaderland" schreef b.v.: „De Katho lieken vinden thans om opportunistische redenen, dat niet een der hunnen formateur moet worden: de Christel-Historischen hebben niemand, sinds de heer De Geer, zooals bij de Vlootwet bleek, niet op de volgzaamheid van eigen partij kan re kenen, zoo is er niemand dan de heer Colijn." Ook het „Utrechtsch Dagblad" achtte con tinuïteit in de leiding van 's lands financiën noodig. Prof, de Louter noemde het een „ge lukkige oplossing", dat tot Kabinetsformateur werd geroepen „een lid der in ons volksleven zoo diep gewortelde anti-revolutionaire partij". En Dr. Colenbrander schreef: „De sterkste man van rechts behoort op te treden en het kabaal daartegen van de zijde der S.D.A.P. gemaakt, kan men ad acta leggenHet is dus slechts de vraag, wie de taak het best aan kan. De heer Colijn moge niet een geheel en al schoon boekje medebrengen, maar hij heeft zich in de gelegenheid gesteld fouten te begaan, om dat hij groote dingen ondernam. Noch de heer Kooien, noch de heer De Geer zijn in dit op zicht met hem te vergelijken. Het zou in de coalitie een groote fout zijn thans een Kabinet- Colijn onmogelijk te maken, en het niet-optreden daarvan ware zeker niet in 's lands belang." Ten slotte is ook leerzaam wat de heer No- lens in de Tweede Kamer na de crisis hierover zeide: „Dat de heer Colijn de opdracht heeft aanvaard, daarvoor is hij in de eerste plaats zelf verantwoordelijk, dat is zijn zaak. Wat mij betreft, ik was hem daarvoor toen zeer dank baar, ook al omdat de geschikte manrien voor een dergelijke positie in ons land in geen en-* kele partij zoo heel groot zijn. Maar de mo tieven, die hem aanleiding kunnen hebben ge geven om zich beschikbaar te stellen, en ande ren om hen( daartoe aan te wijzen, kunnen b.v. zijn geweest, dat de werkzaamheden van het Kabinet-Ruys, sinds Colijn daarin als Mi nister van Financiën was opgenomen, zich om zijn persoon hadden geconcentreerd en dat van hem waren uitgegaan de maatregelen tot nood zakelijk herstel van het financieel eVen'wicht, waarvoor hij natuurlijk den steun noodig had van zijn ambtgenooten en van de, gelukkig in die dagen bij die moeilijke zaken nog vast aan eengesloten rechterzijde; misschien ook, dat de verkiezingsstrijd van links zich hoofdzakelijk tegen hem gericht had en dat voortzetting en behoud van het financieel evenwicht in de eerste jaren nog op den voorgrond zou staan; misschien ook (wat mogelijk ook wel aan leiding kan hebben gegeven bij andere gelegen heden tot d'eri wensch van het aanblijven van ook andere Ministers) dat indien het mogelijk werd ten gevolge van het door zijn beleid als Minister van Financiën hersteld financieel even wicht gedeeltelijk terug te komen op maatrege len, die door den drang der omstandigheden waren genomen, dat het best kon geschieden juist door die personen, onder wier belêid die maatregelen ik noem b.v. de salarisvermin dering en belastingverhooging waren ge nomen. Daarmede meen ik te hebben aange toond, dat het optreden van Colijn als Kabinets formateur in Juli, 'en later als voorzitter van den Ministerraad, niet berustte op gefantaseerde gronden, maar op degelijke motieven." Wanneer we dergelijke oordeelvellingen be luisteren, moet voor ons toch wel komen vast te staan, dat er in 1925 nóch bij den heer Colijn, nóch bij de A. R. partij van lichtzinnig heid sprake is geweest. Het optreden van het Kabinet-Colijn was noch lichtzinnig noch zonderling, maar naar het oor deel van hoogstaande mannen van verschillende richtingen het eenige gegeven na de stembus uitslag van 1925. En dat de heer Colijn dat aanvaard heeft, was een daad van moed. OPMERKELIJKE UITSPRAAK! Troelstra, de man, die zooveel voor de S. D. A. P. deed en er langfen tijd de ziel van was, kan geen actieven dienst meer verrichten. Naar hij pas schreef is zijn gezondheidstoestand van dien aard, dat men hem gerust als voor goed buiten gevecht gesteld kan beschouwen. Toch leeft hij nog mee en zijn één Mei- boodschap in „Het Volk" gepubliceerd getuigt er van. In deze één Mei-boodschap komt echter een opmerkelijke uitspraak voor. Troelstra zegt toch daarin „Nog nooit is de invloed van het kapi talisme zoo groot geweest als thans, het is alsof het in en na den oorlog tot nieuwe kracht is herboren, ondanks alle door u ver overde verbeteringen, ondanks algemeen kies recht en de vele andere sociale hervormingen, waarvoor wij hebben gestreden.'' Is dat niet een volkomen veroordeeling van de Marxistische theorie, die er immers van uit gaat dat met de groei van het Socialisme de inzinking van het kapitalisme gelijken tred zal houden Hetgeen Troelstra hier dan ook constateert is niet moedgevend voor de S. D. A. P. Het Kapitalisme tot nieuwe 'kracht herboren Het houdt in een vernietigende uitspraak over de Socialistische theorie Daar zijn er in onze dagen, die zoeken de antirevolutionaire kracht te breken door allerlei verdeeldheid te zaaien. Wij wezen reeds op de afzonderlijke groe peering van de Christelijk-Historische partij, die sedert haar afzondering toch telkens weer met de A. R. partij 'eii met de R. K. Staatspartij saamwerkte. Wij betreuren die afzondering daarom te meer, wijl zij bleek ten slotte niet een nieuwe protestantsche hoofdmacht te vormen, die het overgroote meerendeel der positief belijdende Nederlanders verzamelde. Ware dit geschied, welaan, de afzondering ware gerechtvaardigd door de geschiedenis en de oude A. R. partij ware uitgeleefd. Doch nu bleef de laatste nog het grootere deel van het volk, dat vancouds haar aanhing, behouden en wel een volk, dat zich grootendeels kenmerkt door zijn liefde voor het oud-vaderlijk geloof. De vrucht der afzondering is thans gebleken. In stede van één antirevolutionaire partij met één gemeenschappelijke afvaardiging naar de Staten-Geenraal, kwamen twee groepen met al den aanhang der verdeeling. Het protestantsche volk viel in tweeën. In verband met het stelsel voor evenredige vertegenwoordiging bracht dit allerlei nadeelige gevolgen mede. De toestand in Raden en Staten wordt niet bepaald door de vraag: hoe veel mannen telt de vertegenwoordiging der Protes tantsche bevolking, zooals dit zou zijn, indien wij één antirevolutionaire partij hadden be waard, maar hoeveel zijn er der A. R. partij en hoeveel der Chr. Hist, partij, enz. De partijbelangen stellen die vragen en wie van de partijbelangen uitgaat, ondervindt, dat de verdeeldheid schaadt. Stel, dat men bij be noemingen van die belangen uitgaat, wat door den belangenstrijd wordt bevorderd. Stel, dat de belanghebbende partijen zijn ver deeld als volgt: 3 A.R., 3 Chr. Hist., 4 R. Ka tholiek. Wie geldt nu het meest Iemand zal zeggen: wel de R. Katholieken. En spreek nu eens tegen. Maar, indien nu 3 A. R„ en 3 Chr. Hist, eens waren gebleven 5 of 6 mannen van een antirevolutionaire partij, zoo is toch duidelijk, dat het Protestantsch belang voor ging Zie daar nu de vrucht der verdeeldheid bij een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Hoeveel strijd en moeite wordt daardoor ge zaaid en hoeveel zecjen en kracht verspild. Breng daarbij nu in rekening, dat men met de verbrokkeling doorgaat en aan kleine par tijen zijn stem geeft. De Protestantsche ver- tegenwooriging wordt nogmaals gedeeld. Naast de R. Katholieke vertegenwoordiging, die in bovenstaand voorbeeld 4 blijft, komt b.v. 2 A. R„ 2 Chr. Hist., 1 S. 'G. P., 1 H. G. S. als Protestantsche vertegenwoordiging. Nu weer het stelsel van evenredigheid en de evenredige verdeeling. Het resultaat is nu, dat de even sterk gebleven R. Katholieke groep naar verhouding veel sterker werd en aan be lang won. Aan wie nu de schuld Aan Rome Omdat Rome niet verdeeld werd, maar één bleef Of is de toenemende beteekenis van de R. K. groep alleen te danken aan dé kiezers, die zich allengs van de A. R. partij ging'eh afzonderen om ondergeschikte zaken en belangen van par tijen en beginselen Men heeft niet gelet op het groote gevaar, dat schuilt in het stelsel der evenredige ver tegenwoordiging onder toepassing van het al gemeen kiesrecht. Deze vrucht van de revolutie kan voor het antirevolutionaire volk vooreerst slechts op één wijze worden bestreden, n.l. door aaneensluiting tot één antirevolutionaire partij. Doet het Protestantsche volk dat niet, dan wordt het verteerd niet door Rome, maar door de vrucht der revolutie, die het veronachtzaamde gebruikte tot verdeeldheid van de Protestantsche macht. Ook in de Staten-Generaal komt die vrucht der revolutie aan den dag. Het is niet te hoog berekend, indien wij onderstellen, dat één antirevolutionaire partij in ons vaderland 25 zetels in de Tweede Kamer kon bezettien. Zulk een eenheid zou wellicht nog meerdere Protestanten bewegen om die partij te steunen en het lijkt ons niet onwaar schijnlijk, dat het aantal varieeerde tusschen 25 en 30 en dus van gelijke sterkte ongeveer als de R. K. Staatspartij. Thans staan naast de 30 R. Katholieke ver tegenwoordigers 13 A. R„ 11 Chr. Hist., 2 S. G. P., 1 H. G. S„ tezamen wel 27, maar dit brengt niet een overeenkomstig gewicht in de schaal. Nu komt weer de evenredigheid, het partij belang en zooveel meer. De 30 R. K. Staats partij staan weer verre bovenaan. Niet omdat er niet een ederisterk aantal Protestanten is, maar omdat zij verdeeld zijn. Als men zoo nu en dan des morgens slechts een weinig Purol even tusschen de handen wrijft, dan wordt dit bij het uitstrijken door de haren, onmiddellijk daarin opgenomen en het gevolg hiervan is dat fla het kammen Uw haar den geheelen dag keurig blijft zitten. Aan wie de schuld Aan den Roomschen Of aan de Protestanten Men spreekt van de geweldige macht van Rome en waardoor is Rome machtig Door de verdeeldheid van het Protestantisme. Wie het kiezersvolk opwekt tot vorming van kleine partijen om Rome's macht te verzwakken, werkt juist aan de versterking van Rome, ook al wint de R. Kath. Staatspartij geen enkelen zetel er bij. Men predikt afkeer van samenwerking en Roomsch gevaar, maar men versterkt de positie van de R. K. Staatspartij met iedere stem, die men wint, dank zij het kiesstelsel 'en de even redige vertegenwoordiging. Nog eens, wie de bittere vruchten van dit stelsel der revolutie wil bestrijden, moet ver staan, dat het euvel, dat men door verdeeldheid slechts verergerde, wordt overwonnen door de eenheid. Het overwicht wordt aan de R. K. Staats partij geschonken, door hen, die het Protes tantsche volk, den ouden antirevolutionairen stam, splijten. Het volk, dat bij de belijdenis leeft, is antirevolutionair en als het zich daarbij houdt en in zijn geheel antirevolutionair stemt, is het in getal zoo sterk als de R. K. Staats partij. Wie zou dan nog durven beweren, dat de grondslagen van ons volksleven' in gevaar wa ren, indien zulk een; gemeenschap en kracht ons belijdende volk bezielden Wie zou dan bezwaar maken tegen een accoord voor saamwerking om de revolutie te bestrijden Een ieder zij hier bedachtzaam. „Of wat koning, gaande naar den krijg, orr^ tegen een anderen koning te slaan, zit niet eerst neder en beraadslaagt, of hij machtig is met tienduiz'erid te ontmoeten dengene, die met twintigduizend tegen hem komt (Luc. 14 31). Het geloof is machtiger dan het getal en daoc H. ZEEBERG. 68) „Dat moet je niet zeggen, Marie", zeide hij liefdevol. „Het geval ligt er nu eenmaal toe." „Ik had naar je moeten luisteren", zeide zij. „Je hebt, al was het dan sarcastisch, mij ge waarschuwd voor Theo van Zeggelen." „Omdat ik hem een fat en een nietsnut vond. Maar dit had ik niet kunnen denken. Wees ver standiger, Marie. En laat ons daarover niet meer praten. Er is nu goede hoop, dat het in orde komt met Annie. Natuurlijk wordt dan het huwelijk zoo spoedig mogelijk ontbonden. Er is alle reden tot echtscheiding. Dan is die zaak aan den kant." „Je spreekt er gemakkelijk over, Alex. Maar voor mij is het niet zoo eenvoudig." „Annie verwijt jou toch niets Het was toch ook haar vrije wil Zij wilde toch ook een goed huwelijk doen en schitteren Neen, neen, je komt met al die zelfverwijten niets verder. Laat ons de zaak als afgedaan beschouwen. Dat is veel verstandiger. En voor het vervolg beter uit onze oogen kijken." Met opzet sprak hij van „wij" en „onze", hoe wel de werkelijkheid was, dat hij er zich niet mede bemoeid had, omdat zijn vrouw en dochter toch haar gang gingen. Zij voelde dat dan ook zeer wel. „Het is heel lief van je, Alex, om mede de schuld op je te nemen. Maar het is geheel buiten jou omgegaan. Ik heb niet goed ge handeld." Hij werd verteederd door haar oprecht-be- rouwvollen toon van spreken. Spontaan trok hij zijn vrouw naar zich toe, wie de tranen in de oogen sprongen. „Wij raakten al verder van elkaar af, Marie", zeide hij en het was hem, of hem een brok in de keel schoot. „Ja, en dat was mijn schuld", snikte zij. „Ook de mijne mede. Ik trad niet goed op." „Jij hebt geen schuld, Alex. Ik wilde schitte ren en uitgaan en pret maken. Het beteekent alles niets. Ik heb er mijn dochter bijna mede in den dood gejaagd. Als het nu toch maar niet zoover komt." „Tut, tot, Marie", suste hij. „Zóó moet je nu niet gaan spreken. Het gaat nu goed met Annie." „Wij willen het hopen", zeide zij op somberen toon. „Maar laat ons eerst eens de gevolgen afwachten. Het kan een kwestie van jaren zijn, a 1 s het nog goed wordt. En ik ben de hoofd schuldige. O, Alex, het kan mij zoo pijnigen Annie heeft geen schuld. Ik heb haar geheel in mijn geest geleid, zóó, dat zij precies werd als ik. Met Lia zou het ook zoo gegaan zijn, wanneer zij verleden winter niet anders ware geworden. En ik, domoor, was daarover nog al ontstemdTerwijl zij het verstandigst van ons drieën was." „Inderdaad", zeide hij. „Ik heb het in haar geprezen, dat zij anders werd. Het deed mij goed. Alleen spijt het mij, dat zij van ginds terugkeerde met die bekrompen denkbeelden, niettegenstaande ik haar nog gewaarschuwd had. Wat moet dat nu weer voor een moeite geven." „Het zal geen moeite geven, Alex. Als wij den raad van den dokter slechts opvolgen en haar niet tegenwerken. Doen wij dat wel, dan is ons leed met haar niet te overzien." „Zij is anders niet kwaad." „O neen, heel geduldig. In overeenstemming met haar karakter, dat weet je ook wel. Maar zij lijdt, ik verzeker het je," „Ik begrijp er niets van", bekende hij open hartig. „Het lijkt mij de bespottelijkheid zelf, om daarover te tobben." Zij gaf geen antwoord hierop. Allereerst al, omdat zij de gevoelens, die haar ook nu be stormden, niet onder woorden brengen kon, maar ook, omdat met haar man hierover niet te praten viel. Zij, van jongsaf opgevoed in een omgeving, waar met den godsdienst wel werd gerekend, al had zij dien vaarwel gezegd, kon iets begrijpen van Lia's zielestrijd. „Maar intusschen", vervolgde hij, „zitten wij met het geval. Denkt de dokter, dat het haar kwaad zal doen, als wij haar beletten, in dat opzicht haar gang te gaan „Het zal funest werken, Alex. Hij voorziet overspanning. En dan krijgen wij met Lia iets dergelijks als met Annie. Laat ons dat toch voorkomen, als het in onze macht ligt." In haar stem lag zulk een smeektoon, dat hij milder gestemd werd. „Maar, stel, dat wij haar heur gang laten gaan, wat verhoudingen krijgen wij dan in huis hier Dat moet immers tot botsingen leiden vroeg hij, toch weer weifelend. „Met die botsingen loopt het zoo'n vaart niet, Alex. Natuurlijk zal Lia niet alles doen, wat wij doen. Maar dat geschiedde feitelijk al lang niet meer, dat weet je. En bovendien, Alex, ik heb wat geleerd. Zooals vroeger wordt het niet meer." „Daar ben ik blij om", zei hij uit den grond van zijn hart. „Dat leven stond mij ook tegen." „Het zal anders worden." „Toch niet zooals Lia, hoop ik. Wees jij nu alsjeblieft verstandig, Marie „Ik spreek daarover niet, Alex. Dat oude is voorbij. Het keert niet weer. Het is ook niets vpor mij. Maar daarom ben ik niet meer van plan te leven, zooals de laatste jaren. De ge schiedenis met Annie is er een gevolg van. 'k Heb leergeld betaald." Vol verbazing luisterde hij naar deze beken tenis, die spontaan uitgesproken werd. Hij vroeg zich af, hoe het mogelijk was, dat zijn vrouw in zoo korte spanne tijds radicaal was ver anderd. „'Ik zal dankbaar zijn", zeide hij na een oogenblik van stilte, „als het leven weer terug keert, zooals de eerste jaren van ons huwelijk, Marie. Wij hadden toen goed ons brood, maar meer niet. Is dat, als het er op aankomt, niet veel beter dan de rijkdom van thans betoogde zij met ingehouden hartstocht. „Dat brengt alleen maar ellende, zooals wij nu zien. „Wij hadden niet zoo rijk moeten worden", Het is nooit genoeg. Altijd wil men maar meer, méér. Het werd in mij als een hartstocht, om Annie te doen trouwen met Theo van Zegge len, opdat zij toch maar een goede partij zou doen, opdat zij zou schitteren. O, hoe kort zichtig is het geweest. Dit is het einde. Het is een straf, Alex." Het klonk alles als muziek in de ooren van den man, die de laatste jaren, geheel tegen zijn wil, naast zijn vrouw had geleefd, juist, omdat zij streefde naar wat zij nu zat te veroordeelen. „Ik ben dankbaar, Marie. Laat het worden als vroeger. Het kan best, ook al zijn wij rijk. En nu Lia nog, liefste. Zeg mij, wat er met haar gebeuren moet. Ik vermoed, dat je het wel weet." „Laat haar naar moeder gaan, Alex", smeekte zij. Weer zat de architect voor een raadsel: in jaren was de moedernaam niet over de lippen zijner vrouw gekomenWas dit nu ook al een gevolg van haar veranderde inzichten Maar wijselijk vroeg hij niet nader, te meer, omdat hij ook instantelijk het verzoek te over wegen had. „Het zou haar wel in het gevlei komen", glim lachte hij. „Het is de eenige goede oplossing, Alex. In den kring daar voelt Lia zich voorloopig alleen maar thuis. Het is voor haar gemoedsrust het beste, dat zij heengaat. Zij spreekt er met geen enkel woord over, maar je kunt aan alles mer ken, dat zij er naar haakt. Waarom haar dan tegengehouden, nu het in de gegeven omstandig heden het verstandigste is, dat zij van huis gaat „Je hebt weinig medelijden met mij", merkte hij op. „Je vergeet, dat ik alleen achterblijf." „Neen vent", antwoordde zij hartelijk. „Ik wilde, dat het anders kon. Maar je kunt in ieder geval toch wel van 's Zaterdags tot 's Maandags naar Heerde komen." „Ik heb er ook al over gedacht, Marie." „Nu, doe dat dan." „Ja, dat is een oplossing. De andere dagen red ik mij wel. Ik denk er trouwens over, Lia eens te gaan opzoeken, als zij daarginds is, om met eigen oogen mij eens te overtuigen, in wat omgeving zijn daar verkeert. Als je het ten minste goed vindt „Ik vind het goed", zeide zij eenvoudig. „Dus je hebt besloten, dat zij zal gaan „Welja", vond hij. „Je kunt het toch niet tegenhouden. En als Lia er dan beter door wordt, nu vooruit dan maar. Alleen hoop ik, dat wij later in huis geen ellende er door krijgen." „Wees daarover maar niet ongerust. Het ligt niet in het karakter van Lia. Maar bovendien zoeken zulke menschen geen ruzie. Zij lijden liever onrecht. Ik ken hen, Alex, dat weet je." „Ja, dat weet ik", zeide hij op eigenaardigen toon. „Alleen begrijp ik van jouw heele ver andering niets." Zij sloeg den arm om zijn schouder en kuste hem, zooals het in jaren niet was geschied. „Ik begrijp mij zelf niet goed, Alex", zeide zij dan. „Maar maak je niet bezorgd." Licht als een veer verliet zij het vertrek, na gestaard door den architect, die van zijn ver bazing in de verste verte nog niet bekomen was HOOFDSTUK X. De knecht van Adriaan Blankert was in den vroolijken zonneschijn bezig het paard voor het rijtuig te spannen. Dien morgen had hij eerst order gekregen o,m de tilburry te nemen, maar in den loop van den dag was de boer van inzicht veranderd. (Wordt vervolgd). Hebt U het complete boekwerk bij de Uit geefster dezes al besteld Het kost vóór de verschijning 2.25, daarna 2.90 per stuk.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1