Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. n nieuwe mantel j ft IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3537 WOENSDAG 15 MEI 1929 44ste JAARGANG Gemeenteraad. w B w Het huisje aan den Zeedijk Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Eén krachtige antirevolutionaire partij. Deze Courant verschfnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bl vooruitbetaling, BUITENLAND bl vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER: SOMMELSDIJK Tclef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zi beslaan, Advertentien worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. WAAROM DAT VERZWEGEN? Ds. Barth schrijft in „De Banier" een arti keltje over de Gebroeders Erskine, de beide Schotsche predikers, die ook in ons land heden ten dage nog zoo gaarne door ons Gerefor meerde Volk gelezen worden. Het is een sympathiek stukje, waaraan echter iets ontbreekt, dat juist voor onzen tijd zoo heel leerzaam is. Wel zegt Ds. B. „Gods Kerk in Schotland werd wreed verdrukt. Men moest zich onder werpen aan de willekeur en de tyrannie der Overheid, die over de Kerk wilde heerschen en het Koningschap van Christus wilde te niet doen. Maar dat kon niet. Dat gedoogde men niet. En daarom kwam men samen in huizen of in het eenzame veld onder den blooten hemel." Wat aan dit stukje ontbreekt, is de erkenning dat ook de Schotsche Gereformeerden slacht offers zijn geworden van de dwaling van art. 36 der Geloofsbelijdenis. Ook daar toch werd het recht der Overheid inzake de Kerk en de belijdenis beleden. Maar toen de Overheid het z.g. „patronaats- recht" herstelde, weigerde Ebenezer Erskine den eed ten aanzien van dit recht der Overheid af te leggen. En Prof. Bavinck zegt in zijn voorrede op „de levensgeschiedenis en werken van de Ge broeders Erskine", dat Ebenezer Erskine het bij dit negatief protest niet liet. Toen hij in 1733 als president van de Synode een predi katie moest houden, handelde hij over den steen, die door de bouwlieden verworpen was en stelde in het licht, dat het patronaatsrecht, evenals allerlei andere bepalingen, in strijd wa ren met het Koningschap van Christus over Zijn Kerk en met het recht, dat Christus aan de gemeente geschonken had om haar eigen leeraar te beroepen, Ook de Schotsche Kerkgeschiedenis is zulk een leerzaam voorbeeld om ons te doen zien, dat we niet den weg van art. 36 op moeten Het ligt voor de hand, dat wij van alle moeilijkheden, die daar met het vraagstuk van saamwerking en wat daarmede weer verband houdt, aan den dag komen, bevrijd zouden zijn, indien wij één zoo sterke meerderheidsgroep in het parlement vertegenwoordigd zagen, dat zij alleen kon regeeren. Wanneer die meerderheidsgroep onverdeeld Roomsch ware, zou ons land Roomsch geregeerd waren. Ware die groep sociaal-democratisch, dan zou ons land sociaal-democratisch worden geregeerd en in dien een Protestantsche partij het tot zoodanige aaneengesloten sterkte bracht, zoo zou zij regeeren. Het ligt ook al weer ia de consequentie van ons huidige kiesstelsel, dat die kiezersgroep, welke 50 plus 1 weet te bereiken en bij voor keur nog met een grooter of kleiner getal weet te overschrijden, regeert, of althans de regeering in handen neemt. Het is echter een anderev raag, of zulk een meerderheidspartij zich zelf lang zou kunnen handhaven in de regeering. Dat hangt voor alles af van de beginselen van zulk een partij en van het partijkarakter, dat daarmee saamhangt, en deze zijn wel van zoodanige beteekenis, dat het voor een partij, die de meerderheid verwierf en aan de regeering kwam, om zich als regeerende partij staande te houden noodig kan zijn, dat zij haar begin selen ten eenenmale verloochent en van karakter verandert. Denken wij ons in, dat een sociaal-democra tische partij zoodanige positie verwierf, dat zij aan het bewind kwam, dan zou spoedig blijken, dat zij naar haar beginselen niet regeeren kan. Zij is immers naar haar opzet een klasse-partij, komt slechts voor de belangen van een klasse op en heeft als zoodanig geen oog voor het organisch karakter van de saamleving. Zoodra zij echter gaat regeeren staat zij voor een werkelijkheid, die zich nu eenmaal niet in het kader van een theorie laat dringen, waarin zij niet past. En nu staan haar twee wegen open: le die van de partijdictatuur, welke met geweld tracht op te dringen aan de natie, wat het partij- idealisme heeft uitgedacht. In dat geval zal het zwaard moeten beslissen ten spijt van de schoonste profetiën van vrede en recht. Zulk een dictatuur zal echter na langer of korter tijd aan haar eigen ongerechtigheid sterven. Een tweede weg is een meer parlementaire, waarbij men allengs water in den wijn doet en de partijidealen laat varen ter wille van een beleid, dat meer overeenkomt met de wer kelijkheid en niet rekent met een klasse, maar met een volk in zijn verschillende geledingen. Het is duidelijk, dat zulk een beleid de partij idealisten niet bevredigen kan en dat de regen ten van hen allereerst worden aangevallen als verraders van de beginselen en wat dies meer zij. Deze eenmaal zoo vooruitstrevende regenten zullen zich genoopt vinden dezelfde maatregelen tegen de protesteerende en rebelleerende uiters ten toe te passen, welke zij vroeger gelaakt hebben, toen zij een toenmalige regeering be stookten. Doch ook in dezen weg zal het duidelijk worden, dat een partijprogram nog geenszins een fundament voor een regeeringsprogram biedt en dat er partijen kunnen zijn, die mogen wen- schen, dat zij nimmer aan de regeering komen, wijl dan de bedriegelijkheid, ondeugdelijkheid en machteloosheid der beginselen aan den dag treedt., De ervaring van deze dingen kan echter de natie duur te staan komen en kost niet zelden burgerbloed. Men zij daarom nuchter en over- wege wel, wat men doet, als men de macht van eenige partij versterkt, die misschien schoone idealen predikt en in het eind dreigt met den dood, verwarring sticht en het gemeene- best in groot gevaar brengt. Wanneer een partij niet kan inlossen, wat zij belooft, waartoe zal men haar steunen En indien haar beginselen naar een partijdic tatuur voeren, die voor enkelen yoordeel en voor de natie als geheel benauwdheid belooft, wie zal dan met een vrije en goede consciëntie zijn stem aan haar geven Het beginselprogram der antirevolutionaire partij lijdt niet aan zulke euvelen, zoodat het niet een hecht fundament voor een regeerings program zou kunnen zijn. Het zoekt niet de belangen van een partij of een klasse eenzijdig te bevorderen. Integendeel, zich steunende op de ordeningen, welke God de Heere aan het leven zet, zoekende die te betrachten en de natuur der dingen te verstaan in het licht der openbaring, poogt zij de roeping van het Chris tenvolk te verstaan temidden van het volle leven der natie. Zij begeert in dat leven op te komen voor de gehoorzaamheid aan de goddelijke orde en neemt daarbij in acht op het leven als geheel in zijn ganschen organischen samenhang. Indien het haar beschoren werd alleen te regeeren, zou zij daartoe in staat zijn, tot zegen der natie, zonder krenking der van God be volen rechten en vrijheden der natie. Zij belijdt een God en Heere als Souverein en Schepper, die Zijn volk Israël vermaant om te bedenken, dat zij vreemdelingen en knechten zijn geweest in Egypteland. Zij droomt niet van allerlei idealen, welke op deze aarde geen vervulling zullen zien en zal nimmer het zwaard dienstbaar maken aan utopiën van den menschelijken geest, zoo lang zij aan het Woord Gods trouw blijft. Met vrijmoedigheid mogen wij strijden voor een beginselvaste en krachtige antirevolutionaire partij om met vertrouwen te dienen ook in de roeping der Overheid, zoo God wil. Het is daarom te betreuren, dat ons belijdend volk niet in één antirevolutionaire partij optrekt en dat het den antirevolutionairen strijd ver zwakt door onderlinge verdeeldheid. En men meene niet, dat zucht naar de macht ons dit in de pen geeft, als begeerden wij voor haar de meerderheid en de alleenheerschappij. Wij gelooven, dat de kracht van het beginsel niet aan het getal hangt en dat ook een anti revolutionaire minderheid zegenrijken arbeid kan verrichten voor de natie. Doch ook bij de huidige partijverdeeling, die een rechter- en een linkerzijde stelt en een saamwerking gebiedt om tot een parlementair kabinet te geraken, zou het vraagstuk der saam werking aan de rechterzijde zooveel bezwaren, die daartegen worden ingebracht, wegnemen, indien het protestantsche volk van positieve belijdenis één antirevolutionaire partij vormde. Wie zich rekenschap van de dingen geeft zal dat verstaan. De verdeeldheid van het protestantsche volk kan de bezwaren tegen parlementaire saam werking slechts wegnemen door een saamwer king ter rechterzijde geheel onmogelijk te maken. De aaneensluiting van het volk, dat den revolutionairen geest bestrijden wil, geeft niet alleen op zichzelf meer kracht, maar zal ook bij saamwerking den eisch der beginselen met meer kracht in de schaal leggen en zijn recht op de leiding kunnen laten gelden. Daarom geve een iegelijk acht op deze din gen en streve naar de toenadering en de eenheid van allen, die naar den regel des geloofs be- geeren te wandelen, welke ook de eenheid en gemeenschap gebiedt. Dr. SEVERIJN. VERSLAG van de vergadering van den gemeenteraad van SOMMELSDIJK op Vrijdag 10 Mei 1929, des nam. 2.30 u. Tegenwoordig 10 leden. Afwezig is de heer Van der Veer wegens ongesteldheid. De notulen van twee vorige vergaderingen worden na voorlezing onveranderd vastgesteld. De VOORZITTER doet meaedeeling van de volgende ingekomen stukken Een brief van Ged. Staten houdende bericht van verdaging hunner beslissing op het raads besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling van het beheer der gemeenschappelijke gasfabriek van Middelharnis en Sommelsdijk. Een brief van denzelfden berichtende, dat de bijdrage voor deze gemeente in de kosten van den Keuringsdienst van Waren voor het keuringsgebied Dordrecht voor 1929 is vast gesteld op 7507.52. Een raadsbesluit tot uitgifte van bouwterrein in erfpacht aan P. van Loon is door Ged. Staten goedgekeurd teruggezonden, eveneens een raads besluit tot wijziging der gemeentebegrooting '28. Een afschrift van een brief van Ged. Staten, gericht aan het gemeentebestuur van Middel harnis, waarin zij berichten van oordeel te zijn, dat de kosten voor het maken van een wissel plaats in de haven van Sommelsdijk ten laste van het gemeenschappelijke gasbedrijf moet wor den gebracht. De door het gemeentebestuur van Middelharnis gevraagde goedkeuring der be grooting van de fabriek, welke door den Raad van Sommelsdijk werd geweigerd, wordt ook door Ged. Staten niet gegeven. Ged. Staten verzoeken het gemeentebestuur van Middelhar nis te bevorderen, dat een nieuwe begrooting wordt opgemaakt, waarop de gelden voor den aanleg van een wisselplaats voorkomen. De kosten daarvan worden door den hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat geraamd op 75000.^. Mocht de Raad van Middelharnis ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spui DEN HAAG, Alléén „Modehuis"-Hofweg 6 weigeren het noodige crediet beschikbaar te stellen, dan zal het geschil door Ged. Staten aan H. M. de Koningin worden voorgedragen ter beslissing, De VOORZITTER constateert, dat de raad van Middelharnis nu een uitspraak zal moeten doen of ze in den zin van de beslissing van Ged. Staten wil medewerken. Zoo niet, dan zal de Kroon moeten beslissen. Mededeeling wordt verder gedaan van een proces-verbaal van opneming van kas en boeken van den gemeente-ontvanger. De heer L. Hokke bericht wegens vertrek naar elders op te houden raadslid te zijn. Bericht van den voorzitter van het hoofd stembureau betreffende de benoeming van A. Roetman tot raadslid, intusschen in een vorige vergadering reeds als zoodanig geïnstalleerd. Bericht van den heer S. van Nimwegen, dat hij zijne benoeming tot plaatsvervangend lid van de Commissie van Beheer voor de gemeente lijke gasfabriek aanneemt. De Inspecteur van de Posterijen en Telegrafie te Dordrecht deelt mede geen termen aanwezig te achten tot verplaatsing van de brievenbus, zooals was verzoent. Door A. de Mooij en A. Troost wordt ge vraagd het leggen van een rioleering in de Oost-Krakeelstraat, om daarop hunne wo ningen te kunnen aansluiten. Door den ge meente-opzichter worden de kosten daarvan ge raamd op 260. De VOORZITTER stelt voor dit stuk aan te houden tot een volgende vergadering. Aldus wordt besloten. De heer J. L. A. Thielman vraagt ontslag als lid der Schoolcommissie wegens vertrek naar elders. Dit verslag wordt eervol verleend. Het bestuur der afd. Goeree en Overflakkee der Hollandsche Maatschappij van Landbouw verzoekt aan eene oproeping voor sollicitanten voor een te benoemen hoofd der openbare lagere school te willen toevoegen, dat de bevoegdheid tot het geven van land- en tuinbouwonderwijs voorkeur bij benoeming geeft. De VOORZITTER deelt mede, dat B. en W. met dit verzoek rekening zouden willen houden als het eenmaal zoo ver is. Tot nog toe is geen oproeping van sollicitanten kunnen worden ge plaatst, omdat eerst 51 wachtgelders moesten worden aangeschreven. Ten slotte bleek, dat er maar een bij was, die in aanmerking kon komen voor een benoeming. Er is evenwel een bezwaar aan verbonden, omdat de bedoelde persoon op leeftijd is. De Inspecteur van het lager onderwijs» is het met B. en W. eens, dat deze persoon niet voor een benoeming in aanmerking komt. De Minister is evenwel van oordeel, dat die onderwijzer dan maar voorloo- pig tijdelijk moet worden benoemd, dan kan men zien of hij bevalt. B. en W. zijn echter van meening daartoe niet verplicht te zijn, omdat de bedoelde onderwijzer niet als hoofd eener school op wachtgeld is gesteld. Daarover wordt nu nog correspondentie gevoerd. De heer LE COMTE zegt, dat de zaak van de akte landbouwkunde toch reeds vroeger is besproken. De heer MIJS deelt mede, dat het bestuur der afdeeling nog eens den nadruk op deze aangelegenheid leggen wilde. Het gerucht gaat, dat de heer Pen zich in den komenden winter niet meer beschikbaar zal stellen voor het geven dot» H. ZEEBERG. 66) „Laten wij daarover voorloopig niet spreken, Annie hoorde hij zijn vrouw zeggen, met een door tranen verstikte stem. „Als je heelen^al beter bent, kunnen wij daarover wel eens praten." „Maar ik wil niet meer terug. Dat is een helsch leven Theo is toch niet hier in huis 7" „Neen, neen", haastte zich Mevrouw Van Meersma te zeggen. „Waar is hij dan „Wij weten het piet, Annie." „U weet het wel. Maar ik wil niets meer met hem te maken hebben, hoor. 'k Heb er nu genoeg van." Langzaam was de architect naderbij getreden. „Theo is niet meer in Utrecht, Annie", zeide hij, haar hand vattend. „Hij is in het buiten land. Wij weten niet waar." „Dan is het goed, papa. Dan blijf ik nu thuis. Wat de menschen zeggen kan mij niet schelen. Iko, neen, het is vreeselijk De oogen, die even geschitterd hadden, ver loren haar glans weer. Over het gelaat streek weer een waas. De toestand van volslagen apathie was weergekeerdHet drietal ont zette zich er over. „Roep gauw de verpleegster, Lia", beval mijnheer Van Meersma. „Zij is op den corri dor. De ervaren verzorgster van zenuwpatiënten stelde hen gerust. k Had niet anders verwacht, mijnheer. Wees u maar blij over het voorgevallene. Het was een gunstig teeken. Het was een bewijs, dat het bewustzijn niet geheel weg is. Wacht u au maar af, wat de dokter zal zeggen." „Maar u weet er toch ook wel iets van drong Mevrouw Van Meersma aan. „Wat denkt u „Ik verwacht, mevrouw, dat deze toestand weer eenigen tijd duren zal. Maar vermoedelijk krijgen wij dan. weer een herhaling. Mogelijk bij tusschenpoozen. Doch ik weet het ook niet. Er is niet één patiënt gelijk aan den ander. De dokter Er werd gescheld. „Daar is de dokter vermoedelijk al. 'k Zal hem even ^jaan halen", zeide mijnheer Van Meersma, om spoedig daarop weer te keeren met den medicus, wien hij haastig het verloop had verteld., Maar nu stond de dokter weer, als den vori- gen keer, bij een patiënte, die volkomen onver schillig voor haar omgeving daar neerlag. „Jammer, dat ik het gesprek niet heb kunnen meemaken", zeide hij, toen hij zich alles haar fijn had laten vertellen. „Wij kunnen dat ook niet helpen, dokter", verontschuldigde mevrouw Van Meersma zich. „Het ging alles zoo haastig in zijn werk. Wij hebben u onmiddellijk geroepen." „O, ik verwijt niemand iets", zeide de ander haastig. „Er is niets aan te veranderen. Wij kunnen geen ijzer met handen breken. Intusschen is dit verschijnsel moedgevend, dat staat vast." „Dacht u, dat het spoedig weerkeert 7" vroeg de architect, hoewel hij feitelijk wel begreep, dat de medicus daarop ook geen afdoend ant woord zou kunnen geven. „Er valt niets van te zeggen, mijnheer Van Meersma", zeide deze dan ook. „Voor het oo- genblik kan ik niets doen. U roept mij maar zoo spoedig mogelijk, al was het midden in den nacht. Ons streven moet zijn, indien dat maar eenigszins mogelijk is, haar aandacht af te leiden van het gebeurde. U hebt het nu zelf meegemaakt:-zij begint er over; zij gaat tobben en de oude toestand keert weer. Dat nu moeten wij zien te voorkomen." „Dat is niet zoo eenvoudig, dokter", merkte de architect op. „Ik ben dat volmaakt met u eens, mijnheer Van Meersma. Tóch moet ons streven daarop gericht zijn. En u allen moet daartoe meewerken, 'k Had dan ook gaarne, dat u zich voorloopig hield aan wat ik nu ga zeggen." De specialiteit zweeg even. „Kijk eens", zei hij dan, „wat ik verg is voor u niet gemakkelijk. Maar u begrijpt, dat ik den eisch niet zou stellen, als ik er geen heil in zag." „Natuurlijk niet, dokter. Wat verlangt u vroeg de architect. „Naar alle waarschijnlijkheid krijgen wij, vroeg of laat, een herhaling. Dat moet trouwens. Anders gaat het verkeerd. Wanneer nu de ver pleegster bemerkt, dat er weer eenig bewustzijn komt, moet niemand uwer in het vertrek zijn en er ook niet komen. Het is schijnbaar een harde eisch, maar die lijkt mij noodzakelijk. Zij mag geen bekenden zien. Natuurlijk word ik dan onmiddellijk geroepen, 'k Hoop, dat ik dan op tijd kan zijn. Wij zullen dan verder zien. De zuster zal ik straks voor dat geval orders geven. U belooft mij, niet hier te zullen komen 7" „Als u dat noodzakelijk oordeelt, zal het ge beuren, dokter", zeide mevrouw Van Meersma. ,,'t Is zuiver een proef, mevrouw. Het is best mogelijk, dat de uitwerking nihil is. Er valt niets van te zeggen. Maar u begrijpt levendig: wanneer zij niemand uwer ziet, dan bestaat de kans, dat zij met de zuster en eventueel ook met mij, ook over iets anders spreekt. En dan hebben wij heel veel gewonnen. Laat ons dit in elk geval eens probeeren." „Het is in orde, dokter", merkte mijnheer Van Meersma op. „Wij hebben ons maar te on derwerpen aan uw inzicht, dat spreekt vanzelf." „Ik dank u voor dat vertrouwen. Nu zou ik gaarne met de zuster alleen nog willen spreken." Lia had het vertrek reeds lang verlaten. Het moment, waarop Annie, die haar schier niet had opgemerkt, met haar moeder had gepraat, had haar machtig aangegrepen. Zij was, toen de dokter verscheen, naar beneden gevlucht, waar mevrouw Van Meersma haar vond zitten, met gevouwen handen vóór zich uitstarend, als het ware het beeld der wanhoop Zij vertelde, wat de dokter had meegedeeld, om te besluiten: „Hij verwacht er wel iets van, al kan hij zich natuurlijk vergissen. Wij zullen er het beste maar van hopen. Kom, Lia, moed kind. We lijden er allen onder, 'k Weet ook niet, hoe het moet." „Ik zou zoo gaarne willen bidden, mama, maar ik kan niet" snikte Lia opeens. „O, waar om is hier in huis nooit gebeden Waarom hebben wij dat nooit geleerd Mevrouw Van Meersma gaf geen antwoord. Opeens zonk de geheele omgeving als voor haar voeten weg, En daarvoor in de plaats kwam een kleine landarbeiderswoning, ginds, aan den zeedijk. Zij hoorde het water van de zee als het ware zacht klotsen tegen de zee wering. Zij zag haar moeder sloven. Maar zij zag ook haar vader de handen vouwen. Dan zag zij de droeve stoet, die haar vader, die arme man, naar zijn graf droeg. Dan kwam voor haar geest haar dreinen, om weg te mogen uit het dorp; de tranen van moeder; haar door zetten en het vertrekEn wat had zij nu Op dat oogenblik slaakte Lia een gil. Zij zag, hoe haar moeder in een bezwijming viel Op haar geroep verschenen de architect en de dokter, die nog niet vertrokken was. Vrij spoedig was de bezwijmde weer tot het bewustzijn gebracht. „Houd u kalm, mevrouw", waarschuwde de arts. „En verlies den moed niet. Wat vanmiddag met uw dochter voorviel, stemt inderdaad hoop vol. Wees u nu verstandig." Maar hij wist niet Het was twee dagen later, dat beide doktoren tegenover den heer en mevrouw Van Meersma zaten. Mét Annie had zich tweemaal herhaald het voorgevallene van dien middag vol emotie. De verpleegster bemerkte de aanstaande terugkeer van het bewustzijn zóó tijdig, dat de zenuw arts aanwezig kon zijn en met haar spreken. Het was hem zelfs, nu niemand der huisgenooten aanwezig was zij zaten vol spanning be neden het was hem zelfs gelukt, haar aan dacht, die maar op dat eene gericht was, voor eenige oogenblikken af te leiden, al kwam Annie er dan ook spoedig weer op terug. Zij had daarop gesmeekt, haar moeder te mogen zien, maar de arts had haar aan het verstand weten te brengen, dat het beter voor haar was, hoe haar moeder wegbleef; zij moest de zuster en hem maar gehoorzamen, dan zou zij spoedig herstellen, en dan was dat oude voorbij. Annie bleef beide malen langer bij bewustzijn dan daarvoor. „LI brengt mij niet terug op den Maliesingel had zij gevraagd, herhaaldelijk. En de dokter had almaar verzekerd: „Daar is geen sprake van. Het komt best in orde. Denk er maar niet aan." Natuurlijk begreep hij wel, dat dit gemakke lijker was gezegd dan gedaan. Hij zag wel het tobben van zijn patiënte, die langzamerhand weer in haar apathische houding verviel. Maar hij was niet ontevreden over de proef, die overigens inspanning had gekost. En thans spraken zij over de verdere ge dragslijn, die gevolgd zou moeten worden, om zoo mogelijk, tot een goed resultaat te komen. „Mijn vermoeden is bewaarheid; uw dochter moet tot andere gedachten komen. Er moet af leiding zijn. Vandaar, dat ik u adviseer, haar uit de ouderlijke woning te doen", herhaalde de specialiteit, terwijl de huisarts bevestigend knikte. (Wordt vervolgd). Hebt U het complete boekwerk bij de Uitgeefster dezes al besteld Het kost vóór de verschijning 2.25, daar na 2.90 per stuk.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1