Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
n nieuwe
mantel j ft
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3537
WOENSDAG 15 MEI 1929
44ste JAARGANG
Gemeenteraad.
w B w
Het huisje aan den Zeedijk
Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Eén krachtige
antirevolutionaire partij.
Deze Courant verschfnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bl vooruitbetaling,
BUITENLAND bl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEEFSTER:
SOMMELSDIJK
Tclef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege
DIENST AANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zi beslaan,
Advertentien worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
WAAROM DAT VERZWEGEN?
Ds. Barth schrijft in „De Banier" een arti
keltje over de Gebroeders Erskine, de beide
Schotsche predikers, die ook in ons land heden
ten dage nog zoo gaarne door ons Gerefor
meerde Volk gelezen worden.
Het is een sympathiek stukje, waaraan echter
iets ontbreekt, dat juist voor onzen tijd zoo
heel leerzaam is.
Wel zegt Ds. B. „Gods Kerk in Schotland
werd wreed verdrukt. Men moest zich onder
werpen aan de willekeur en de tyrannie der
Overheid, die over de Kerk wilde heerschen
en het Koningschap van Christus wilde te niet
doen. Maar dat kon niet. Dat gedoogde men
niet. En daarom kwam men samen in huizen
of in het eenzame veld onder den blooten
hemel."
Wat aan dit stukje ontbreekt, is de erkenning
dat ook de Schotsche Gereformeerden slacht
offers zijn geworden van de dwaling van art. 36
der Geloofsbelijdenis.
Ook daar toch werd het recht der Overheid
inzake de Kerk en de belijdenis beleden.
Maar toen de Overheid het z.g. „patronaats-
recht" herstelde, weigerde Ebenezer Erskine den
eed ten aanzien van dit recht der Overheid af
te leggen.
En Prof. Bavinck zegt in zijn voorrede op
„de levensgeschiedenis en werken van de Ge
broeders Erskine", dat Ebenezer Erskine het
bij dit negatief protest niet liet. Toen hij in
1733 als president van de Synode een predi
katie moest houden, handelde hij over den steen,
die door de bouwlieden verworpen was en
stelde in het licht, dat het patronaatsrecht,
evenals allerlei andere bepalingen, in strijd wa
ren met het Koningschap van Christus over
Zijn Kerk en met het recht, dat Christus aan
de gemeente geschonken had om haar eigen
leeraar te beroepen,
Ook de Schotsche Kerkgeschiedenis is zulk
een leerzaam voorbeeld om ons te doen zien,
dat we niet den weg van art. 36 op moeten
Het ligt voor de hand, dat wij van alle
moeilijkheden, die daar met het vraagstuk van
saamwerking en wat daarmede weer verband
houdt, aan den dag komen, bevrijd zouden zijn,
indien wij één zoo sterke meerderheidsgroep in
het parlement vertegenwoordigd zagen, dat zij
alleen kon regeeren.
Wanneer die meerderheidsgroep onverdeeld
Roomsch ware, zou ons land Roomsch geregeerd
waren. Ware die groep sociaal-democratisch,
dan zou ons land sociaal-democratisch worden
geregeerd en in dien een Protestantsche partij
het tot zoodanige aaneengesloten sterkte bracht,
zoo zou zij regeeren.
Het ligt ook al weer ia de consequentie van
ons huidige kiesstelsel, dat die kiezersgroep,
welke 50 plus 1 weet te bereiken en bij voor
keur nog met een grooter of kleiner getal weet
te overschrijden, regeert, of althans de regeering
in handen neemt.
Het is echter een anderev raag, of zulk een
meerderheidspartij zich zelf lang zou kunnen
handhaven in de regeering.
Dat hangt voor alles af van de beginselen
van zulk een partij en van het partijkarakter,
dat daarmee saamhangt, en deze zijn wel van
zoodanige beteekenis, dat het voor een partij,
die de meerderheid verwierf en aan de regeering
kwam, om zich als regeerende partij staande
te houden noodig kan zijn, dat zij haar begin
selen ten eenenmale verloochent en van karakter
verandert.
Denken wij ons in, dat een sociaal-democra
tische partij zoodanige positie verwierf, dat zij
aan het bewind kwam, dan zou spoedig blijken,
dat zij naar haar beginselen niet regeeren kan.
Zij is immers naar haar opzet een klasse-partij,
komt slechts voor de belangen van een klasse
op en heeft als zoodanig geen oog voor het
organisch karakter van de saamleving.
Zoodra zij echter gaat regeeren staat zij
voor een werkelijkheid, die zich nu eenmaal
niet in het kader van een theorie laat dringen,
waarin zij niet past.
En nu staan haar twee wegen open: le die
van de partijdictatuur, welke met geweld tracht
op te dringen aan de natie, wat het partij-
idealisme heeft uitgedacht. In dat geval zal het
zwaard moeten beslissen ten spijt van de
schoonste profetiën van vrede en recht. Zulk
een dictatuur zal echter na langer of korter
tijd aan haar eigen ongerechtigheid sterven.
Een tweede weg is een meer parlementaire,
waarbij men allengs water in den wijn doet
en de partijidealen laat varen ter wille van
een beleid, dat meer overeenkomt met de wer
kelijkheid en niet rekent met een klasse, maar
met een volk in zijn verschillende geledingen.
Het is duidelijk, dat zulk een beleid de partij
idealisten niet bevredigen kan en dat de regen
ten van hen allereerst worden aangevallen als
verraders van de beginselen en wat dies meer
zij. Deze eenmaal zoo vooruitstrevende regenten
zullen zich genoopt vinden dezelfde maatregelen
tegen de protesteerende en rebelleerende uiters
ten toe te passen, welke zij vroeger gelaakt
hebben, toen zij een toenmalige regeering be
stookten.
Doch ook in dezen weg zal het duidelijk
worden, dat een partijprogram nog geenszins
een fundament voor een regeeringsprogram biedt
en dat er partijen kunnen zijn, die mogen wen-
schen, dat zij nimmer aan de regeering komen,
wijl dan de bedriegelijkheid, ondeugdelijkheid
en machteloosheid der beginselen aan den dag
treedt.,
De ervaring van deze dingen kan echter de
natie duur te staan komen en kost niet zelden
burgerbloed. Men zij daarom nuchter en over-
wege wel, wat men doet, als men de macht
van eenige partij versterkt, die misschien
schoone idealen predikt en in het eind dreigt
met den dood, verwarring sticht en het gemeene-
best in groot gevaar brengt.
Wanneer een partij niet kan inlossen, wat
zij belooft, waartoe zal men haar steunen
En indien haar beginselen naar een partijdic
tatuur voeren, die voor enkelen yoordeel en
voor de natie als geheel benauwdheid belooft,
wie zal dan met een vrije en goede consciëntie
zijn stem aan haar geven
Het beginselprogram der antirevolutionaire
partij lijdt niet aan zulke euvelen, zoodat het
niet een hecht fundament voor een regeerings
program zou kunnen zijn. Het zoekt niet de
belangen van een partij of een klasse eenzijdig
te bevorderen. Integendeel, zich steunende op
de ordeningen, welke God de Heere aan het
leven zet, zoekende die te betrachten en de
natuur der dingen te verstaan in het licht der
openbaring, poogt zij de roeping van het Chris
tenvolk te verstaan temidden van het volle
leven der natie.
Zij begeert in dat leven op te komen voor
de gehoorzaamheid aan de goddelijke orde en
neemt daarbij in acht op het leven als geheel
in zijn ganschen organischen samenhang.
Indien het haar beschoren werd alleen te
regeeren, zou zij daartoe in staat zijn, tot zegen
der natie, zonder krenking der van God be
volen rechten en vrijheden der natie. Zij belijdt
een God en Heere als Souverein en Schepper,
die Zijn volk Israël vermaant om te bedenken,
dat zij vreemdelingen en knechten zijn geweest
in Egypteland.
Zij droomt niet van allerlei idealen, welke
op deze aarde geen vervulling zullen zien en
zal nimmer het zwaard dienstbaar maken aan
utopiën van den menschelijken geest, zoo lang
zij aan het Woord Gods trouw blijft.
Met vrijmoedigheid mogen wij strijden voor
een beginselvaste en krachtige antirevolutionaire
partij om met vertrouwen te dienen ook in de
roeping der Overheid, zoo God wil.
Het is daarom te betreuren, dat ons belijdend
volk niet in één antirevolutionaire partij optrekt
en dat het den antirevolutionairen strijd ver
zwakt door onderlinge verdeeldheid.
En men meene niet, dat zucht naar de macht
ons dit in de pen geeft, als begeerden wij voor
haar de meerderheid en de alleenheerschappij.
Wij gelooven, dat de kracht van het beginsel
niet aan het getal hangt en dat ook een anti
revolutionaire minderheid zegenrijken arbeid kan
verrichten voor de natie.
Doch ook bij de huidige partijverdeeling, die
een rechter- en een linkerzijde stelt en een
saamwerking gebiedt om tot een parlementair
kabinet te geraken, zou het vraagstuk der saam
werking aan de rechterzijde zooveel bezwaren,
die daartegen worden ingebracht, wegnemen,
indien het protestantsche volk van positieve
belijdenis één antirevolutionaire partij vormde.
Wie zich rekenschap van de dingen geeft
zal dat verstaan.
De verdeeldheid van het protestantsche volk
kan de bezwaren tegen parlementaire saam
werking slechts wegnemen door een saamwer
king ter rechterzijde geheel onmogelijk te maken.
De aaneensluiting van het volk, dat den
revolutionairen geest bestrijden wil, geeft niet
alleen op zichzelf meer kracht, maar zal ook
bij saamwerking den eisch der beginselen met
meer kracht in de schaal leggen en zijn recht
op de leiding kunnen laten gelden.
Daarom geve een iegelijk acht op deze din
gen en streve naar de toenadering en de eenheid
van allen, die naar den regel des geloofs be-
geeren te wandelen, welke ook de eenheid en
gemeenschap gebiedt.
Dr. SEVERIJN.
VERSLAG van de vergadering van den
gemeenteraad van SOMMELSDIJK op
Vrijdag 10 Mei 1929, des nam. 2.30 u.
Tegenwoordig 10 leden. Afwezig is de heer
Van der Veer wegens ongesteldheid.
De notulen van twee vorige vergaderingen
worden na voorlezing onveranderd vastgesteld.
De VOORZITTER doet meaedeeling van de
volgende ingekomen stukken
Een brief van Ged. Staten houdende bericht
van verdaging hunner beslissing op het raads
besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke
regeling van het beheer der gemeenschappelijke
gasfabriek van Middelharnis en Sommelsdijk.
Een brief van denzelfden berichtende, dat
de bijdrage voor deze gemeente in de kosten
van den Keuringsdienst van Waren voor het
keuringsgebied Dordrecht voor 1929 is vast
gesteld op 7507.52.
Een raadsbesluit tot uitgifte van bouwterrein
in erfpacht aan P. van Loon is door Ged. Staten
goedgekeurd teruggezonden, eveneens een raads
besluit tot wijziging der gemeentebegrooting '28.
Een afschrift van een brief van Ged. Staten,
gericht aan het gemeentebestuur van Middel
harnis, waarin zij berichten van oordeel te zijn,
dat de kosten voor het maken van een wissel
plaats in de haven van Sommelsdijk ten laste
van het gemeenschappelijke gasbedrijf moet wor
den gebracht. De door het gemeentebestuur van
Middelharnis gevraagde goedkeuring der be
grooting van de fabriek, welke door den Raad
van Sommelsdijk werd geweigerd, wordt ook
door Ged. Staten niet gegeven. Ged. Staten
verzoeken het gemeentebestuur van Middelhar
nis te bevorderen, dat een nieuwe begrooting
wordt opgemaakt, waarop de gelden voor den
aanleg van een wisselplaats voorkomen. De
kosten daarvan worden door den hoofdingenieur
van den Provincialen Waterstaat geraamd op
75000.^. Mocht de Raad van Middelharnis
ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spui
DEN HAAG, Alléén „Modehuis"-Hofweg 6
weigeren het noodige crediet beschikbaar te
stellen, dan zal het geschil door Ged. Staten
aan H. M. de Koningin worden voorgedragen
ter beslissing,
De VOORZITTER constateert, dat de raad
van Middelharnis nu een uitspraak zal moeten
doen of ze in den zin van de beslissing van
Ged. Staten wil medewerken. Zoo niet, dan zal
de Kroon moeten beslissen.
Mededeeling wordt verder gedaan van een
proces-verbaal van opneming van kas en boeken
van den gemeente-ontvanger.
De heer L. Hokke bericht wegens vertrek
naar elders op te houden raadslid te zijn.
Bericht van den voorzitter van het hoofd
stembureau betreffende de benoeming van A.
Roetman tot raadslid, intusschen in een vorige
vergadering reeds als zoodanig geïnstalleerd.
Bericht van den heer S. van Nimwegen, dat
hij zijne benoeming tot plaatsvervangend lid van
de Commissie van Beheer voor de gemeente
lijke gasfabriek aanneemt.
De Inspecteur van de Posterijen en Telegrafie
te Dordrecht deelt mede geen termen aanwezig
te achten tot verplaatsing van de brievenbus,
zooals was verzoent.
Door A. de Mooij en A. Troost wordt ge
vraagd het leggen van een rioleering in de
Oost-Krakeelstraat, om daarop hunne wo
ningen te kunnen aansluiten. Door den ge
meente-opzichter worden de kosten daarvan ge
raamd op 260.
De VOORZITTER stelt voor dit stuk aan
te houden tot een volgende vergadering. Aldus
wordt besloten.
De heer J. L. A. Thielman vraagt ontslag
als lid der Schoolcommissie wegens vertrek
naar elders. Dit verslag wordt eervol verleend.
Het bestuur der afd. Goeree en Overflakkee
der Hollandsche Maatschappij van Landbouw
verzoekt aan eene oproeping voor sollicitanten
voor een te benoemen hoofd der openbare lagere
school te willen toevoegen, dat de bevoegdheid
tot het geven van land- en tuinbouwonderwijs
voorkeur bij benoeming geeft.
De VOORZITTER deelt mede, dat B. en W.
met dit verzoek rekening zouden willen houden
als het eenmaal zoo ver is. Tot nog toe is geen
oproeping van sollicitanten kunnen worden ge
plaatst, omdat eerst 51 wachtgelders moesten
worden aangeschreven. Ten slotte bleek, dat
er maar een bij was, die in aanmerking kon
komen voor een benoeming. Er is evenwel een
bezwaar aan verbonden, omdat de bedoelde
persoon op leeftijd is. De Inspecteur van het
lager onderwijs» is het met B. en W. eens,
dat deze persoon niet voor een benoeming in
aanmerking komt. De Minister is evenwel van
oordeel, dat die onderwijzer dan maar voorloo-
pig tijdelijk moet worden benoemd, dan kan
men zien of hij bevalt. B. en W. zijn echter van
meening daartoe niet verplicht te zijn, omdat
de bedoelde onderwijzer niet als hoofd eener
school op wachtgeld is gesteld. Daarover wordt
nu nog correspondentie gevoerd.
De heer LE COMTE zegt, dat de zaak van
de akte landbouwkunde toch reeds vroeger is
besproken.
De heer MIJS deelt mede, dat het bestuur
der afdeeling nog eens den nadruk op deze
aangelegenheid leggen wilde. Het gerucht gaat,
dat de heer Pen zich in den komenden winter
niet meer beschikbaar zal stellen voor het geven
dot»
H. ZEEBERG.
66)
„Laten wij daarover voorloopig niet spreken,
Annie hoorde hij zijn vrouw zeggen, met een
door tranen verstikte stem. „Als je heelen^al
beter bent, kunnen wij daarover wel eens
praten."
„Maar ik wil niet meer terug. Dat is een
helsch leven Theo is toch niet hier in huis 7"
„Neen, neen", haastte zich Mevrouw Van
Meersma te zeggen.
„Waar is hij dan
„Wij weten het piet, Annie."
„U weet het wel. Maar ik wil niets meer met
hem te maken hebben, hoor. 'k Heb er nu
genoeg van."
Langzaam was de architect naderbij getreden.
„Theo is niet meer in Utrecht, Annie", zeide
hij, haar hand vattend. „Hij is in het buiten
land. Wij weten niet waar."
„Dan is het goed, papa. Dan blijf ik nu thuis.
Wat de menschen zeggen kan mij niet schelen.
Iko, neen, het is vreeselijk
De oogen, die even geschitterd hadden, ver
loren haar glans weer. Over het gelaat streek
weer een waas. De toestand van volslagen
apathie was weergekeerdHet drietal ont
zette zich er over.
„Roep gauw de verpleegster, Lia", beval
mijnheer Van Meersma. „Zij is op den corri
dor.
De ervaren verzorgster van zenuwpatiënten
stelde hen gerust.
k Had niet anders verwacht, mijnheer. Wees
u maar blij over het voorgevallene. Het was
een gunstig teeken. Het was een bewijs, dat
het bewustzijn niet geheel weg is. Wacht u au
maar af, wat de dokter zal zeggen."
„Maar u weet er toch ook wel iets van
drong Mevrouw Van Meersma aan. „Wat denkt
u
„Ik verwacht, mevrouw, dat deze toestand
weer eenigen tijd duren zal. Maar vermoedelijk
krijgen wij dan. weer een herhaling. Mogelijk
bij tusschenpoozen. Doch ik weet het ook niet.
Er is niet één patiënt gelijk aan den ander.
De dokter
Er werd gescheld.
„Daar is de dokter vermoedelijk al. 'k Zal
hem even ^jaan halen", zeide mijnheer Van
Meersma, om spoedig daarop weer te keeren
met den medicus, wien hij haastig het verloop
had verteld.,
Maar nu stond de dokter weer, als den vori-
gen keer, bij een patiënte, die volkomen onver
schillig voor haar omgeving daar neerlag.
„Jammer, dat ik het gesprek niet heb kunnen
meemaken", zeide hij, toen hij zich alles haar
fijn had laten vertellen.
„Wij kunnen dat ook niet helpen, dokter",
verontschuldigde mevrouw Van Meersma zich.
„Het ging alles zoo haastig in zijn werk. Wij
hebben u onmiddellijk geroepen."
„O, ik verwijt niemand iets", zeide de ander
haastig. „Er is niets aan te veranderen. Wij
kunnen geen ijzer met handen breken. Intusschen
is dit verschijnsel moedgevend, dat staat vast."
„Dacht u, dat het spoedig weerkeert 7" vroeg
de architect, hoewel hij feitelijk wel begreep,
dat de medicus daarop ook geen afdoend ant
woord zou kunnen geven.
„Er valt niets van te zeggen, mijnheer Van
Meersma", zeide deze dan ook. „Voor het oo-
genblik kan ik niets doen. U roept mij maar
zoo spoedig mogelijk, al was het midden in
den nacht. Ons streven moet zijn, indien dat
maar eenigszins mogelijk is, haar aandacht af
te leiden van het gebeurde. U hebt het nu zelf
meegemaakt:-zij begint er over; zij gaat tobben
en de oude toestand keert weer. Dat nu
moeten wij zien te voorkomen."
„Dat is niet zoo eenvoudig, dokter", merkte
de architect op.
„Ik ben dat volmaakt met u eens, mijnheer
Van Meersma. Tóch moet ons streven daarop
gericht zijn. En u allen moet daartoe meewerken,
'k Had dan ook gaarne, dat u zich voorloopig
hield aan wat ik nu ga zeggen."
De specialiteit zweeg even.
„Kijk eens", zei hij dan, „wat ik verg is voor
u niet gemakkelijk. Maar u begrijpt, dat ik den
eisch niet zou stellen, als ik er geen heil in
zag."
„Natuurlijk niet, dokter. Wat verlangt u
vroeg de architect.
„Naar alle waarschijnlijkheid krijgen wij,
vroeg of laat, een herhaling. Dat moet trouwens.
Anders gaat het verkeerd. Wanneer nu de ver
pleegster bemerkt, dat er weer eenig bewustzijn
komt, moet niemand uwer in het vertrek zijn en
er ook niet komen. Het is schijnbaar een harde
eisch, maar die lijkt mij noodzakelijk. Zij mag
geen bekenden zien. Natuurlijk word ik dan
onmiddellijk geroepen, 'k Hoop, dat ik dan op
tijd kan zijn. Wij zullen dan verder zien. De
zuster zal ik straks voor dat geval orders geven.
U belooft mij, niet hier te zullen komen 7"
„Als u dat noodzakelijk oordeelt, zal het ge
beuren, dokter", zeide mevrouw Van Meersma.
,,'t Is zuiver een proef, mevrouw. Het is best
mogelijk, dat de uitwerking nihil is. Er valt
niets van te zeggen. Maar u begrijpt levendig:
wanneer zij niemand uwer ziet, dan bestaat de
kans, dat zij met de zuster en eventueel ook
met mij, ook over iets anders spreekt. En dan
hebben wij heel veel gewonnen. Laat ons dit
in elk geval eens probeeren."
„Het is in orde, dokter", merkte mijnheer
Van Meersma op. „Wij hebben ons maar te on
derwerpen aan uw inzicht, dat spreekt vanzelf."
„Ik dank u voor dat vertrouwen. Nu zou ik
gaarne met de zuster alleen nog willen spreken."
Lia had het vertrek reeds lang verlaten. Het
moment, waarop Annie, die haar schier niet
had opgemerkt, met haar moeder had gepraat,
had haar machtig aangegrepen. Zij was, toen
de dokter verscheen, naar beneden gevlucht,
waar mevrouw Van Meersma haar vond zitten,
met gevouwen handen vóór zich uitstarend, als
het ware het beeld der wanhoop
Zij vertelde, wat de dokter had meegedeeld,
om te besluiten: „Hij verwacht er wel iets van,
al kan hij zich natuurlijk vergissen. Wij zullen
er het beste maar van hopen. Kom, Lia, moed
kind. We lijden er allen onder, 'k Weet ook
niet, hoe het moet."
„Ik zou zoo gaarne willen bidden, mama,
maar ik kan niet" snikte Lia opeens. „O, waar
om is hier in huis nooit gebeden Waarom
hebben wij dat nooit geleerd
Mevrouw Van Meersma gaf geen antwoord.
Opeens zonk de geheele omgeving als voor
haar voeten weg, En daarvoor in de plaats
kwam een kleine landarbeiderswoning, ginds,
aan den zeedijk. Zij hoorde het water van de
zee als het ware zacht klotsen tegen de zee
wering. Zij zag haar moeder sloven. Maar zij
zag ook haar vader de handen vouwen. Dan
zag zij de droeve stoet, die haar vader, die
arme man, naar zijn graf droeg. Dan kwam
voor haar geest haar dreinen, om weg te mogen
uit het dorp; de tranen van moeder; haar door
zetten en het vertrekEn wat had zij nu
Op dat oogenblik slaakte Lia een gil. Zij
zag, hoe haar moeder in een bezwijming viel
Op haar geroep verschenen de architect en
de dokter, die nog niet vertrokken was.
Vrij spoedig was de bezwijmde weer tot het
bewustzijn gebracht.
„Houd u kalm, mevrouw", waarschuwde de
arts. „En verlies den moed niet. Wat vanmiddag
met uw dochter voorviel, stemt inderdaad hoop
vol. Wees u nu verstandig."
Maar hij wist niet
Het was twee dagen later, dat beide doktoren
tegenover den heer en mevrouw Van Meersma
zaten.
Mét Annie had zich tweemaal herhaald het
voorgevallene van dien middag vol emotie. De
verpleegster bemerkte de aanstaande terugkeer
van het bewustzijn zóó tijdig, dat de zenuw
arts aanwezig kon zijn en met haar spreken.
Het was hem zelfs, nu niemand der huisgenooten
aanwezig was zij zaten vol spanning be
neden het was hem zelfs gelukt, haar aan
dacht, die maar op dat eene gericht was, voor
eenige oogenblikken af te leiden, al kwam Annie
er dan ook spoedig weer op terug.
Zij had daarop gesmeekt, haar moeder te
mogen zien, maar de arts had haar aan het
verstand weten te brengen, dat het beter voor
haar was, hoe haar moeder wegbleef; zij moest
de zuster en hem maar gehoorzamen, dan zou
zij spoedig herstellen, en dan was dat oude
voorbij.
Annie bleef beide malen langer bij bewustzijn
dan daarvoor.
„LI brengt mij niet terug op den Maliesingel
had zij gevraagd, herhaaldelijk.
En de dokter had almaar verzekerd: „Daar is
geen sprake van. Het komt best in orde. Denk
er maar niet aan."
Natuurlijk begreep hij wel, dat dit gemakke
lijker was gezegd dan gedaan. Hij zag wel het
tobben van zijn patiënte, die langzamerhand
weer in haar apathische houding verviel.
Maar hij was niet ontevreden over de proef,
die overigens inspanning had gekost.
En thans spraken zij over de verdere ge
dragslijn, die gevolgd zou moeten worden, om
zoo mogelijk, tot een goed resultaat te komen.
„Mijn vermoeden is bewaarheid; uw dochter
moet tot andere gedachten komen. Er moet af
leiding zijn. Vandaar, dat ik u adviseer, haar
uit de ouderlijke woning te doen", herhaalde
de specialiteit, terwijl de huisarts bevestigend
knikte.
(Wordt vervolgd).
Hebt U het complete boekwerk bij
de Uitgeefster dezes al besteld Het
kost vóór de verschijning 2.25, daar
na 2.90 per stuk.