Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. nManle^ costume I IN HOC SIGNO VINCES PI IRO L FEUILLETON No. 3535 WOENSDAG 8 MEI 1929 44ste JAARGANG Het huisje aan den Zeedijk li a Fa. W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. is- Land- en Tuinbouw. Het toestel ging g daarop, waar- Beide vliegers VT SINCLAIR. air. die „wegens loordeeld was tot (heeft zich bij de lid om zijn straf lien van verweer, left uitgeput, om Ift hij zich in het |en. wien deze straf buws al een man filosofisch in de 1GD. onder verdachte Bernard-zieken- fen, werd een on- r licht bracht, dat bndenseerde melk De toestand van fstig. TOPZIENERS. voorgeleid J. J„ Ier), verdacht van |eweer te hebben ïers Steffens en verden. Deze Courant verschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1,— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bi vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEEFSTER: SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege DIENST A AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die ai beslaan. Adverteutlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. R WILLEM KLOO jiheid van zijn 70st |djze gehuldigd in echtpaar Kloos na ran Wely's huls. Ia. bracht voor eenigen bia, dat door Indian telling van hun aloude rd. OF ZE OOK OP DE HOOGTE ZIJN „Onze Eilanden" heeft de laatste weken haar kolommen beschikbaar gesteld aan menschen, die om allerlei persoonlijke motieven behoefte gevoelen door middel van de pers persoonlijke hatelijkheden en valschheden te lanceeren. We gaan dat stilzwijgend voorbij, gedachtig aan het woord van Huygens: „die 't schriklijkst zwijgth, heeft allerbest geseyt" Dr. v. O. die redenen heeft hatelijkheden over den heer Blokhuis uit te storten, vlecht zijn persoonlijke beleedigingen samen met zijn ge schrijf over de Middelharnissche schoolkwestie onder het opschrift „Ditjes en Datjes". Als een bewijs hoe volslagen onbekend Dr. v. O. met die schoolkwestie is en desniettemin zich er een oordeel over vormt, blijke uit het volgende „Alhier is opgericht een Hervormde school- vereeniging op G.G." enz. Dus, indien ik goed lees, dan wil dat zeggen, een Neder- landsch Hervormde schoolvereeniging op ge- •i reformeerden grondslag liever gezegdi en duidelijker uitgedrukt, een vereeniging met de Hervormde vlag in top, maar met gerefor meerde geloofsbelijdenisonder deze vlag wil men dus zieltjes kaperen voor de gerefor meerde kerk en deze laatste uitbreiden. Niet genoeg dus, trucs te gebruiken, valsche hand- teekeningen op de lijst te plaatsen enz. enz. neen, onder een valsche vlag willen ze zeilen, en dan schamen ze zich nog niet. Waarom niet liever eerlijk met de kleur voor den dag gekomen en de gereformeerde vlag .uitgesto ken Wat geeft dat tenslotte De opzet is al valsch, hoe kan van deze zoogenaamde vereeniging nog iets goeds komen, en hoe zou God het werk dezer vereeniging in valschheid en onoprechtheid geboren kunnen zegenen Wij hebben in dit frappante stukje enkele woorden vet gedrukt. Men zegt dat Dr. v. O. Roomsch Priester ge weest is en uit overtuiging Protestant geworden Mocht dit zoo zijn dan raden we hem aan nog wat studie van de protestantsche kerken te maken, dan zal hij er wellicht achter komen dat het mogelijk is een Hervormde Vereeniging te stichten die nochtans desniettegenstaande een gereformeerde belijdenis heeft 1 Of die vrijzinnige heeren ook op de hoogte zijn met ons kerkelijk leven 1 En desondanks matigen ze zich aan het ver nietigend oordeel te vellen over den wensch van ouders die hun kinderen in hun geloof wen- ,l; schen op te voeden. Gelukkig dat wij met onze scholen niet aan de Nederlandsche „Vrijzinnigheid" afhankelijk r?i zijn 1 x DE SCHOOLSTRIJD NIET UIT. De heer Schut komt in „Onze Eilanden" vertellen, dat wat Links betreft de schoolstrijd uit is, want dat bij Liberalen en Sociaal-De mocraten „eerbiediging van anderer overtuiging, erkenning en handhaving van de gelijkstelling tusschen het openbaar en het bijzonder onder wijs" bestaat. Hij gaat zelfs verder en verklaart, dat de liberalen op onderwijsgebied „den polsslag van den tijd gevoeld hebben" en dat de sociaal democraten „het recht van de anderen om de kinderen in hun geest op te voeden" erkennen. Men zou zoo vragen: waarvoor hebben de rechtsche partijen dan toch wel tachtig jaar lang moeten strijden 1 Is heel die schoolstrijd maar een fictie geweest Zijn de millioenen guldens door ons christenvolk meestal een- voudigen doelloos geofferd Hebben die duizenden onderwijzers voor niets de verdrukking gekozen boven de vleeschpotten der openbare school Als men leest wat de heer Schut schrijft zou men het zoo denken De werkelijkheid is echter wel iets anders 1 We herinneren er slechts aan wat Prof. Krabbe (waarlijk niet een der onzen) schreef: „Met de schoolwet van 1889 wordt haar afgod (de afgod der liberale partij) de neutrale Over- heidsschool verbrijzeld en den eersten stap gezet op den weg naar de vrije school. Dit is een andere vrijheid dan die, welke het liberale staatsbeleid in het vizier had, een v r ij h e i d van hoogere orde, voor de bemachtiging waarvan niet de liberale, maar de anti-revol utionaire part ij een his- torischen strijd heeft gestreden. (Wij spatieeren, Red.) Aan den gevoerden strijd der Rechtsche par tijen is het te danken, dat wij in 1889 erken ning der bizondere scholen kregen met recht op subsidie, en Prof. Diepenhorst zegt in zijn werk „Onze Strijd in de Staten-Generaal" „Voor de liberale partij tot schande en voor onze volksontwikkeling tot nadeel is het feit, dat na de beslissing ten principhle meer dan dertig jaren moesten verloopen, vóór eerlijk en loyaal aan de bijzondere school werd gegeven hetgeen haar van rechtswege uit macht werd onthouden. Als in den positie-oorlog in het Westen moest om eiken voet gronds bloedig worden gestreden." En nu moge men een zoetsappige uitspraak van den heer Troelstra citeeren over de dagen van het Ministerie-Kuyper, maar feit is, dat toen het Ministerie-Kuyper trachtte om de door de wet vastgestelde minima der onderwijzers salarissen ten laste van het Rijk te brengen, liberalen en socialisten hiertegen fel geageerd hebben en zonder één uitzondering tegenstemden. Alle mooie praatjes van de linksche heeren van vandaag vlakken het zwarte zondenregister van die dagen niet uit 1 Diezelfde vijandschap tegen de bijzondere school openbaarde Links onder het Ministerie- Heemskerk, toen deze door zijn „Bouwwette- ken" de bijdrage in de kosten voor school lokalen verhoogde. Ook toen brachten liberalen en sociaal-democraten in vereend gelid het tegen uit 1 De geschiedenis van den schoolstrijd bewijst, dat de gelijkstelling van onderwijs aan links afgeperst is en dat zij zonder den strijd der Rechtschen voor hun goed recht, nooit of te nimmer het „recht der ouders om hun kin deren in hun geest op te voeden" en dan na tuurlijk zonder finantieele offers, zouden erkend hebben. En het zou niet zwaar vallen om met hetgeen Links na de schoolwet van 1920 gedaan heeft, te illustreeren, dat de erkenning van dat recht hun nog steeds niet goed af gaat. Denken we slechts aan het amendement-Westerman en Dresselhuys, dat ten doel had de tot stand gekomen pacificatie, neergelegd in onze Grondwet, te saboteeren en de Chr. scholen te bemoeilijken. Denken we slechts aan het voorstel-Gerhard, dat beoogde de gemeentebe sturen de bevoegdheid te geven niet slechts op I formeele, doch ook op materieele gron den een Chr. school te weigeren En dan de geest in het linksche kamp buiten de Kamer 1 Het zou niet moeilijk zijn een bloemlezing bij een te brengen van linksche uitspraken in hooge re en lagere regionen gedaan, waaruit de felle haat tegen het christelijk onderwijs ons tegen- laait En hoe kan het ook anders Zonder den strijd der Rechtsche partijen zou Links nooit tot erkenning der Chr. school ge komen zijn. De pacificatie ten onzent is vrucht van den schoolstrijd. De christelijke school en-haar erkenning door den Staat is een principe, dat lijnrecht tegenover het liberale en sociaal-democratische beginsel staat. Dit Linksche beginsel toch is opgekomen uit het rationalisme, uit het beginsel, dat slechts waarde toekent aan hetgeen is gebouwd op de zuivere rede en het menschelijk verstand, en de Godsopenbaring voor het publieke leven ver werpt. Vandaar 'de eisch der z.g. „neutraliteit" voor het publieke leven, een liberale zelfverblinding en -verheffing, die zich pas weer duidelijk de monstreerde, door het uitsluitend radio-gebruik voor het, „neutrale liberalisme" op te eischen. Daarin openbaart zich precies hetzelfde be ginsel. In ons land kreeg de linksche geest nog geen kans om zich onbelemmerd te openbaren. Om dien geest te leeren kennen, moet men derhalve naar het buitenland zien. Let b.v. maar eens op wat de sociaal-democraten na den Re- volutiestorm van 1918 in Duitschland op schoolgebied deden. Daar openbaart zich het streven dezer richting, waartegen gelukkig door de Duische christenouders paraat verzet is ge rezen. En nu moge de S.D.A.P. ten onzent schermen met haar bekende „Groninger motie" en wijzen op haar onderwijs-rapport, wij hebben dit alles te zien in het licht van den schoolstrijd ten onzent. En ten slotte blijkt ook uit deze offi- cieele stukken( dat de finantieele gelijkstelling voor de S.D.A.P. niet allereerst een eisch van Recht is, doch dat doelmatigheidsover wegingen domineeren. Wil men het socialistisch streven uit het onderwijs-rapport der S.D.A.P. leeren kennen, dan diene men te letten op den grondslag waarop dat heele rapport is opgebouwd. En dien grondslag is, dat van sociaal-democratisch standpunt de opvoeding moet worden gezien als een zaak der gemeenschap, als wier vertegen woordigster de Overheid optreedt. De ouders verrichten hun taak der opvoeding dus eigenlijk in dienst der gemeenschap. Dit is een pricipieele uitspraak, die in haar consequenties leiden moet tot vernietiging van de vrijheid van onderwijs, evenals deze prin- cipieele Revolutie-idee leiden moet tot vernie tiging van elke vrije handeling van den individu. En daarom is de schoolstrijd niet uit We herinneren nog eens aan het schoone boek van Prof. Diepenhorst, waar hij zegt „De geest van haar, die de kinderen onzes volks tracht te vormen tot sierlijke leden van Christus' gemeente, gaat lijnrecht in tegen den geest dezer eeuw. De Christelijke school zal worden bestookt en bestreden, omdat zij gefun deerd is op het Woord van Hem, van Wien Simeon getuigde: „Ziet, deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israal, en tot een teeken, dat wedersproken zal worden"." ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spui DEN HAAG, Alléén „Modehuis"-Hofweg 6 Doorzitten bij Wielrijden (Nadruk verboden). Controle-onderzoek aan de Rijksproefstations. Wij hebben te Wageningen een proefstation voor veevoederonderzoek, een ander voor zaad controle, terwijl er een derde is te Maastricht voor het onderzoek van meststoffen. Berede neerde verslagen zijn thans uitgebracht over het onderzoek van monsters in het tijdvak 1 Juni '27 tot 1 Juni '28. Ditmaal enkele grepen omtrent het veevoeder onderzoek. Het aantal monsters bedroeg 6566, dat was 1242 meer dan in 't vorige verslagjaar. Het aantal monsters 1 ij n- k o e k en -meel van voldoende zuiverheid bedroeg ruim 93 procent. Als vreemde bestand- deelen werden gevonden: grondnotenmeel, se- sammeel, cocosmeel, cacaokoekenmeel, grond- notendoppen, tarwestof en opveegsel. In 3 werd Ricinus aangetroffen, in 2 schimmel, in één levende mijten. Van de 25 monsters raap koek waren er 5 van onvoldoende zuiverheid, één z.g. raapkoek bleek koolzaadkoek te zijn met veel tarwebrandsporen. Er werden 222 monsters pluimveevoeder ingezonden, waaronder zeer minderwaardige mengsels, b.v. één met 11 pet. zand, een ander met allerlei doppen, een 4-tal met veel mijten, 2 met schim mel en mijten, enz. In de practijk -zoo zegt het verslag wordt veelal te groote beteekenis toegekend aan het cijfer, dat men in gemengd pluimveevoeder voor de verteerbaarheid der eiwitachtige stoffen vindt., -In ander g e- mengd veevoeder kwamen herhaaldelijk bestanddeelen voor, die weinig of geen voeder- waarde hebben. Zoo werden rijstdoppen aan getroffen in 22 momnsters (tot 18 pet. toe), grondnotendoppen in 7 monsters (tot 24 pCt. toe), boekweitdoppen in 3 monsters, gerstekaf in 1 monster, zand in 5 monsters. Twee monsters werden afgekeurd als „niet frisch en gezond" wegens de aanwezigheid van schimmel, en 6 andere om de vele levende mijten. Het rapport vermeldt voorts een aantal voorbeelden van gemengde voedermiddelen, die voor een groot deel bestonden uit bestanddeelen met weinig of geen voederwaarde. Door de con troleurs van den opsporingsdienst wer- iSTIGE BONDSKAN- een nieuw kabinet Is vaardigde Ernst Stree- [skanselicr de opvolg®r Ernst Streeruwitz. dooc H. ZEEBERG. 64) De vrouw van den architect staarde met tra nen, die in de oogen brandden, op het wasbleeke gelaat van Annie, om dan in luid snikken uit te barsten. .,^a^ huwelijk had nooit moeten plaats vinden riep zij. „En het is alleen mijn schuld!" Lia, geheel ontzet, had toch nog de tegen woordigheid van geest, haar moeder eau de cologne aan te bieden. Tegelijkertijd kwam de verpleegster, het hartbrekende gesnik hoorend, het vertrek binnen. 11 Mevrouw", zeide zij, „wees u nu kalm. u behoeft nog niet het ergste te vreezen. Het is het verstandigst, dat u voorloopig heengaat en uitrust van de vermoeiende reis. U kunt hier niets aanvangen." De zachte, kalmeerende stem oefende wel eenigen invloed uit. Willoos liet Mevrouw Van Meersma zich wegleiden, om beneden opnieuw hartroerend te gaan snikken. Wat de verpleegster niet kon bevroeden, wis ten de architect en Lia maar al te wek het knagende, pijnigende zelfverwijt sprak hier een beteekenisvol woord mede. „Het is alles mijn schuld", herhaalde Me- V® Meersma tot drie-, viermaal toe. „IK had dit huwelijk niet moeten bewerken." "j i^'rm', Marie", suste de architect en hij egde liefdevol de hand op haar schouder, iets wat Lia nog nooit had gezien. „Kom, kom, Marie, er is geen aanleiding, om zoo je zelf te beschuldigen. Annie heeft het toch ook gewild „Umdat ik er zoo op aandrong, Alex. O, praat er niet van. 't Is heel lief van je, maar ik ben de schuld. Te laat heb ik bemerkt, dat er niet de minste toegenegenheid was tusschen die twee". Mijnheer Van Meersma werd inwendig toch nijdig, ondanks deze droeve situatie: zijn vrouw had het kunnen weten, watZij wist het; hij had het haar meermalen gezegd. Evenwel zweeg hij nu maar, omdat hij op recht met haar te doen had, nu dit lijden over haar gekomen was. Te meer, ómdat hij nog niet alles gezegd had: de huisarts had het hoofd geschud en, op zijn verzoek, hem onomwonden te kennen gegeven, dat, naar zijn meening, hoop op herstel, volledig herstel, vrijwel uitgesloten was, al was het gewenscht over eenigen tijd enkele specialiteiten te raadplegen, in ieder ge val een zenuwarts. Neen, de architect vertelde dat maar niet, althans voorloopig verzweeg hij het. Het was vroeg genoeg, als de dokter het zélf vertelde. En dat oogenblik kwam reeds den volgen den morgen, toen hij zijn gewone visitie maakte en daarna tegenover Mevrouw Van Meersma, de architect was er niet, kwam te zitten, die hem uiteraard alle inlichtingen vroeg. De kundige arts was zeer voorzichtig in zijn uitlatingen, maar vleide toch ook niet met een ijdele hoop. „Mijnheer heeft u gister het een en ander verteld Het is zeer droevig, maar dat eene is wel te overkomen. Het is niet zoo erg, als ik aanvankelijk dacht, al is het meer dan ver schrikkelijk, dat uw dochter, althans voorloopig dragen moet de gevolgen van mijnheer Van Zeggelens ongebonden levenswijze, vroeger. U hebt de oude Mevrouw Van Zeggelen nog niet gesproken „Neen, nog niet", antwoordde Mevrouw Van Meersma, „eerlijk gezegd had ik er de kracht en den moed niet toe. Zij weet vermoedelijk ook niet, dat ik terug ben." „Val haar niet hard", verzocht de dokter. „Zij heeft als een radelooze in mijn spreekkamer gezeten, eergister. Dat had zij nooit van haar zoon kunnen denken. En ontzettend was haar angst. Maar groot haar medelijden met uw doch ter, die door haar zoon bedrogen is." „Ik kan het mij indenken, omdat ik haar al jaren ken. Ik denk er dan ook niet aan haar hard te vallen." „Dat doet mij groot genoegen. Vrij zeker belt zij mij vanmiddag op. Kan ik zeggen, dat u terug is Of „Ik zal haar straks zelf bellen en vragen, of zij vanmiddag hierheen komt. Maar laat ons nu verder over Annie spreken. Ik sta doods angsten uit, sinds ik dat kind zóó terugvind. En dat in enkele weken tijds." „Het is inderdaad verbazend snel gegaan", bevestigde de arts. „althans de laatste dagen. Uit uitlatingen van uw man heb ik wel be grepen, dat gij allen eenige weken geleden on gerust waart. Wanneer ik toen was geraad pleegd „Zij wilde geen dokter. Lia heeft twee dagen vóór ons vertrek nog met haar er over ge sproken. Maar zij zeide: een dokter kan mij toch niet helpen." „Zeker, mevrouw, ik weet dat wel en verwijt dan ook niets. Ik constateer alleen maar, dat deze catastrophe vermoedelijk niet zou ge komen zijn, waneer uw dochter, mevrouw Van Zeggelen, mij tijdig had geraadpleegd. Overi gens baat napleiten niet. Wij staan nu voor het geval. Zooals ik opmerkte: met het ééne komt het wel in orde; daarop kunt gij gerust zijn. Erger is het gesteld met het zenuwgestel van uw dochter, 'k Heb er reeds met uw man over gesproken, dat dezer dagen een zenuwarts moet worden geraadpleegd. Ik zou er, indien u dat goed vindt, gaarne zélf bij zijn Mevrouw Van Meersma knikte. „Juist. En dan moet den specialiteit alles, voorzoover u dat maar eenigszins mogelijk is, worden verteld. Niet de minste kleinigheid, hoe schijnbaar gering ook, mag worden verzuimd. Het is mogelijk, dat deztó specialiteit een andere diagnose stelt dan ik...„.," „Wij stellen anders, dat weet u, zeer veel vertrouwen in u", merkte- Mevrouw Van Meers ma op. „Zeker, zeker," haastte zich de ander te zeggen, „ik ben daarvoor zeer erkentelijk. Maar twee weten méér dan één. Mogelijk ben ik te pessimistisch." Vol schrik zag Mevrouw Van Meersma den man aan, die tegenover haar zat. „U meent toch nietvroeg zij met angst in haar stem. „Ik kan het nog niet zeggen, mevrouw. Wat ik meen, is alleen maar een vermoeden." „Kunt u mij dat niet meedeelen 7" „Liever doe ik dat niet, omdat, zooals ik reeds opmerkte, ik mij vergissen kan en u dan noodeloos ongerust zou hebben gemaakt. Laat mij mijn meening nog voor mij houden, in ieder geval tot ik consult heb gehad met een collega. Het is een zeer wonderlijk geval, dat, moet ik eerlijk bekennen, ik in mijn veeljarige praktijk nog niet heb meegemaakt, althans niet zóó. Dat doet mij te meer voorzichtig zijn, om een min of meer positieve meening uit te spreken." „Ik kan uw opvatting billijken, dokter, al valt het mij zwaar, om te blijven wachten. Wanneer dacht u, dat het consult kon plaats vinden „Het kan eiken dag, mevrouw. Het kan van daag nog. Maar mijn confrater zal stellig zeg gen: waarom hebt gij mij nu geroepen Ik wilde nog enkele dagen wachten, om het eerste ver loop eens aan te zien. Maar als u anders wilt, het is mij best." Volstrekt niet. Wij laten het aan u over." „Juist. Laat mij het dan nog enkele dagen aanzien." De arts strnid op. „En dan wil ik, hoewel ongevraagd, u ook een raad geven, mevrouw. Houd u kalm. Het geval heeft u natuurlijk ontzettend aangegrepen, maar hoed u voor overspanning. Ik zal u een kalmeerend drankje voorschrijven, terwijl u be paald iederen dag een uurtje in de buitenlucht moet, het liefst wandelen. En neem uw andere dochter mede. 'k Heb haar gezien: zij ziet er maar smalletjes uit, hoor. Dat is trouwens niet van den laatsten tijd, is het wel „Neen, dokter. Reeds vóór Annie's huwelijk trad zij al excentriek op. Zij is toen bij familie geweest, wat haar goed gedaan heeft. Maar sindsdien is het niet veel met Lia. Ik begrijp haar niet goed." „Is er iets met haar Zij kwam mij niet alleen nerveus voor, dat zou geen wonder zijn onder deze droeve omstandigheden, maar zij lijkt mij overspannen. Ik vroeg mij met eenige zorg af, of dat kruikje nog lang te water zal gaan." „Och, kunt u nog even gaan zitten Ik zou toch niet gaarne willen, dat ook zij „Kom, kom", suste de arts, gevolg gevend aan haar verzoek om weer plaats te nemen, ,,U moet niet direct het ergste denken. Het komt bij dergelijke jonge meisjes wel meer voor, dat weet u wel." „Zeker, dokter, maarmevrouw Van Meersma aarzelde even, „hier is misschien een oorzaak „Dat verandert, mevrouw. Als die kon wor den weggenomen „Dat weet ik juist niet. Zij is enkele maanden geweest bij familie van mijn kant in een klein dorp. Men is daar godsdienstig, dat wil dan zeggen, ja, hoe moet ik dat duidelijk maken... „U bedoelt, streng orthodox vorschte de dokter. „Dat is het rechte woord. En nu heeft Lia, zóó drukt mijn man zich uit, „een tikje van de mallemolen" beet gekregen. Maar", weer aar zelde de vertelsters, natuurlijk kan zij, en mijn man wil dat ook niet, zich hier niet uit leven, terwijl hij haar niet weer wil laten gaan. Ik geloof, dat zij daarover tobt, al weet ik dat ook niet met stellige zekerheid." „Hm", zeide de ander. „Ik ben u dankbaar voor deze openhartige mededeeling. Dit geval is al heel gemakkelijk op te lossen." (Wordt vervolgd). Hebt U het complete boekwerk bij de Uitgeefster dezes al besteld 1 Het kost vóór de verschijning 2.25, daar na 2.90 per stuk. J

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1