Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3532
ZATERDAG 27 APRIL 1929
44ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Valsche Eenheid.
Op den Uitkijk.
Uit de Pers.
wolzijde
[•ensplnne-
de wol-
bg eenigs-
int geheel
he stoffen
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
BH
by ©ris» ia JLfliP
1
F^P.WSELHOUWER - M7HAKTO5»t
TERPENTIJN verlaagd in prijs
II
ld.
pmiddellijk
likt is. In-
ken sedert
foduct ge-
Irugsteund
Istoffabrik
yereldkun-
I overtuigd
I te hebben
derzoekin-
narkt, het
|>1 niet be-
goed-
bruikelijke
thts geen
ooper. Dit
landigheid,
|e worden,
onder dat
aande ma
de weverij
en niet
piet slechts
oplevert,
tezamen
:n worden
|fen, welke
het dra-
werden
laar reeds
(regelmatig
lonze ver-
Ind te zijn
Inigingmid-
leeren wa
pen artikel
re-
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco pet post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zl beslaan.
Advertentien worden ingewacht tot DiNSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
AFZON
«al
•ten broer, het
rt reeds zullen
Leiden hervat,
I
Een vast, telkens terugkeerend ver
schijnsel is, dat wanneer Antirevolutio
nairen hun beginselen op het publieke
levensterrein openbaren, men van links
hun het verwijt maakt„Gij brengt
scheuring in ons volksleven, ge ver
breekt de nationale eenheid".
Reeds Groen van Prinsterer werd
dezen grief toegevoegd.
En Dr. Kuyper moest ook telken ma
le hooren, dat hij een kunstmatige anti
these in ons nationaal volksleven
schiep, ons volk in twee helften ver
deelde en de nationale eenheid brak.
En wie in onze dagen optreedt in
antirevolutionaire lijn, het pleit voert
voor Christelijke organisatie, meewerkt
tot stichting en instandhouding van de
Christelijke school, hoort hetzelfde ver
wijt: „Gij breekt de nationale eenheid
en dies is uw optreden anti-nationaal".
Echter het tegendeel is waar.
Dat is reeds te bewijzen door de
aandacht te vestigen op den persoon
van mannen als Groen en Kuyper.
Niemand zal tegenspreken, dat zij
partijmannen waren.
En niemand, die onbevooroordeeld
ziet, zal tegenspreken, dat ze tevens
ook nationale figuren zijn geweest.
Juist dank zij hun partij-politiek wa
ren ze nationale figuren bij uitnemend
heid.
Een paradox
Slechts schijnbaar
Kuyper heeft in de dagen van zijn
eerste optreden in het politieke leven
den jare 1869 eens geschreven
over de: „eenvormigheid vloek van
het moderne leven".
Hij wijst op de zucht naar eenvor
migheid, die uitkomt in geheel het mo
derne leven. Hij zegt: „Alles moet weg
vallen, wegvallen het verschil in bouw
trant, wegvallen het verschil in leef
tijd, wegvallen het verschil van kunne,
wegvallen het verschil van kleeding,
wegvallen het verschil der volkstalen".
En dan ziet hij die zucht naar een
vormigheid zich ook openbaren in den
regeeringsvorm. Het geheele land wil
men overspannen met een web van een
vormige mazen, waarvan alle draden
bewogen worden door een, alle macht
in zich opslurpend, centralistisch mon
ster. En dan merkt hij zoo fijn op
„Keert zoo bij elk staatkundig vraag
stuk steeds datzelfde pleit der eenvor
migheid terug, die eenvormigheid, ze
blijft ook dan nog een kanker, dien
we moeten uitsnijden, als we ten slotte
op het vraagstuk van den ganschen
staat, op de vraag naar onze onafhan
kelijkheid komen. De eenvormigheid
van het Caesarisme is onze buitenland-
sche, de eenvormigheid van het Cos-
mopolitisme onze binnenlandsche vij
and, die te zamen, in noodlottigen bond
ons volksbestaan bedreigen. Bestrijding
dier eenvormigheid is dus strijden voor
het vaderland."
Hier hebt ge de oplossing van deze
schijnbare paradoy.
Partij kiezen ter wille van ons na
tionaal volksbestaan..
Precies zoo dacht ook Groen van
Prinster er over.
Duidelijk teekent ons dat Prof. Fa-
bius in het schitterend gedenkboek on
zer partij: „Schrift en Historie", waar
i) schrijft over „Groen van Prinsterer
nvS,r staatkundige Partijen".
bius wiJ'st er op, dat reeds Rous
seau bezwaar tegen partijen had, om-
at ze een belemmering vormen in het
oen uitkomen van de eenheid van den
volkswil.
Ook Groen he eft tegen de vrees voor
partijvorming en partijpolitiek moeten
strijden.
In 1862 zei hij in de Tweede Kamer:
„Men heeft gezegd: „ik ben geen partij
man", ik wèl. In den beginselstrijd, die
Europa en Nederland verdeelt, heb ik
eene keus gedaan, aan beginselen heb
ik mijn leven gewijd."
En tegenover Thorbecke, die niets
van partijen hebben moest, zei Groen:
„Hij schijnt te vergeten, dat op geen
gebied van menschelijk bedrijf bewe
ging zonder partijschap ontstaat en dat
de grootste uitkomsten steeds de prijs
van den heftigsten partijstrijd zijn ge
weest. Niet de worsteling van partijen
hield ons tegen. Zij zou het nieuwe
levensbeginsel hebben geoefend en
versterkt, indien hoofd en karakter om
te regeeren bij eenige partij, of bij den
volkszin over het algemeen waren te
vinden geweest".
Groen durfde den naam „partijman"
op zijn persoon toe te passen
Dies schreef hij„Aangesloten bij
een P a r t ijVoor een historieschrij
ver, zegt men, een radicaal gebrek
„Veeleer, naar ik acht, een onmis
baar vereischte.
„Het moge paradox schijnen, doch
het is waar. Onpartijdig kan hij
alleen zijn, die partij kiest. Wat toch
is te verstaan. Wie partij kiest, vraagt
in de eerste plaats niet naar personen,
maar naar beginselen. Wie partijdig is,
handelt vlak omgekeerd."
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat
Groen zijn sanctie gaf aan alles wat in
groepjes te hoop liep. Hij waarschuwt
tegen partijschappen, die zich groepee-
ren rondom een belang, zonder .dieper
beginsel, tegen coterieën, die haar sa
menhang meer vinden in personen, dan
in een beginsel, tegen factiën, die aan
wat zij nastreven, het Vaderland op
offeren.
Groen vraagt naar een partij, gefun
deerd in een beginsel. En in dien zin
is Groen ruim van hartDan wil hij
zelfs coalitie met iedereen, die het goe
de wil.
En daarom kende Groen in dieperen
zin eigenlijk slechts twee partijen, n.l.
die van de Revolutie en die van
het Evangelie. Hij zegt: „de eene,
die onder velerlei wijzigingen de Re-
volutïeleer in beoefening brengtde
andere, welke haar onder alle vormen
en wijzigingen bestrijdt." En later in
zijn laatste levensjaren herhaalt Groen
het nog eens: „Inderdaad bestaan er
in ons land slechts twee partijen; de
gene, die zich gaarne bij uitstek de
liberale partij noemt, maar eerder den
naam van radicale verdient en
de andere, de antirevolutio
nair e."
Een woord, dat velen in onze dagen,
die scheuring en splitsing genegen zijn
en zich gaarne op Groen beroepen, in
gedachten mogen houden
Als wij als antirevolutionaire partij
optreden en krachtens ons beginsel
scheiden wat niet samen hoort, be
hoeven we ons niet bevreesd te maken,
dat we anti-nationaal zijn
Het verwijt geldt veeleer hen, die
leven uit de leuze eener valsche een
heid.
De uniformiteit, vrucht der Revolu-
tie~i4ee, waardoor men komen wil tot
eenheidsworst en eenheidsschool, alles
uit de hand van „vadertje Staat" en
waaraan ons nationaal volksbestaan
den dood sterft, is de vloek van het
moderne leven.
Wij voeren partijpolitiek, breken de
valsche eenheid en zoeken samenbin
ding met die eensgezind zijn, en open
baren aldus in ons volksbestaan een
pluriformiteit, waarin karakter en
type zich vertoonen.
Want het is zooals Fabius ons laat
hooren van Merkel die tegenover Rous
seau s valsche eenheidsleuze opmerkte:
dat indien men in de van elkaar ver
schillende stroomingen schrapt alles,
waarin zij tegenover elkaar staan
men niet overhoudt een algemeenen wil
(zooals Rousseau dacht), maar1 een
niets, den stilstand van het leven."
En de historie der vorige eeuw heeft
ons geleerd, dat bij gebrek aan partij
vorming, uit dat „niet", uit dien „stil
stand", het individualisme opkomt, dat
dien valschen eenheidsvorm verwringt
naar individualistischen willekeur
dus voert tot tyrannie.
Wij verwerpen dus alle valsche
eenheid.
En wij aanvaarden de partijgroepee-
ring, niet uit zucht tot verdeeldheid en
nationale tweedracht, doch juist omdat
in ons het besef ingeworteld is, dat
door een zuiver partijleven, opkomend
uit een diep levensbeginsel, de natio
nal e veerkracht gestaald en het natio
naal volksbestaan geadeld wordt
„Er gebeuren toch dingen, die wij niet ver
klaren kunnen", hoorde ik onlangs in een ge
zelschap zeggen.
De spreker doelde hiermede op geheimzin
nigheden, die on- en bijgeloovige menschen doen
denken aan spokerij, hekserij en wat dies
meer zij.
't Was 's avonds na tien uur en er werd
opgemerkt: „dat zal je altijd zien, na tienen
's avonds komen de spookgeschiedenissen voor
den dag
En inderdaad kwam er heel wat voor den
dag.
Dingen, die in den kring, waarin ik ver
toefde, nu wel niet als daadwerkelijk-zintuigelijk
waarneembaar aanvaard werden, maar waarbij
bleek, dat ze toch in onze „verlichte twintigste
eeuw" nog bij vele menschen óók bij men
schen waarvan men het niet verwachten zou
geloof vinden.
Inderdaad is dat zoo.
Vooral in plattelandsstreken en in eenvoudige
kringen worden soms nog de gekste dingen als
gebeurde feiten opgedischt.
Dan hoort men van klopgeschiedenissen,
vreemde geluiden op bepaalde uren, verplaat
sing van voorwerpen zonder dat een sterveling
er de hand in heeft, openen van vensters of
deuren in het nachtelijk uur en wat dies meer zij.
Het spreekt vanzelf, dat dit bijgeloof is, dat
nog onder ons volk, en zelfs onder ons Chris
tenen voortleeft en dus zondig is.
„Maar", vraagt men, „als men nu 90 van
al wat er verteld en gefantaseerd wordt afdoet,
resten er dan nog niet 10 dat waarheid
bevat en toegeschreven moet worden aan door
ons menschelijk verstand onverklaarbare ver
schijnselen
Ik geloof het niet, en ik kan er niet aan
gelooven, en ik mag er niet aan gelooven, want
het is een aanranding van het geloof aan de
voorzienigheid Gods en waar het waarachtig
Christendom ingang vindt en beleden wordt,
sterft dit bijgeloof onverbiddelijk uit.
Het geloof aan hekserij en tooverij en allerlei
vreemde dingsigheidjes is aan de menschelijke
natuur niet vreemd, en het is zeer goed ver
klaarbaar, dat in de nog donkere middeleeuwen
de hekserij en de jammerlijke heksenprocessen
welig bloeiden, evengoed als het logisch te ver
klaren is, dat het heidendom in veel ergere mate
en zelfs in onzen tijd nog volop onder den druk-
kenden last van het'pijnigend bijgeloof gebogen
gaat.
Juist dezer dagen stond er weer een gruwelijk
staaltje van dat bijgeloof uit onze Archipel
in de dagbladen te lezen.
Op de kleine Soenda-eilanden Bali
leefden twee jongens met hun grootmoeder in
één huis.
Beide jongens overleden korten tijd na el
kander, zonder dat een bijzondere doodsoorzaak
was aan te wijzen. Van zelf leverde dit stof op
voor talrijke gesprekken in de kampong, zonder
dat eenige opheldering werd verkregen. Zooals
te doen gebruikelijk is, werd een doekoen (me
dicijnman) in den arm genomen om de boven
natuurlijke machten aan te wijzen, die dezen
dood op hun geweten hadden. Deze had al
spoedig een oplossing van het raadsel gevon
den; zijn uitspraak luidde, dat een vrouw, die
met een gebrekkige hand geboren was, den
dood op haar geweten had, doordat zij behekst
was. Niets natuurlijker, dan dat de „geteekende"
de grootmoeder der beide knapen bleek te zijn;
niets natuurlijker ook, dan dat alle dessagenooten
overtuigd waren, dat de duivel uit het lichaam
dezer oude vrouw met man en macht verdreven
moest worden. Voor de kapitale som van dertig
ringgits (30 rijksdaalders) werd al spoedig ie
mand bereid gevonden, die dit zaakje zou op
knappen. Met behulp van anderen werd de
vrouw de armen op den rug gebonden, waarna
de duivelbanning op krachtdadige wijze werd
aangevat. Met groot geweld sloeg de onverlaat
haar in het gezicht, trapte haar tegen den buik,
ja worgde haar ten slotte. Hiermede meende
hij zijn taak tot ieders voldoening te hebben
volbracht. Drie dagen werd het lijk in huis
gehouden, waarna vergunning tot begraven werd
aangevraagd. De poenggawa (het districtshoofd)
vond het verdacht, dat deze begrafenis gedu
rende de nachtelijke uren zou plaats vinden;
hij stelde een nader onderzoek in, wat tot gevolg
had, dat de bovenomschreven wandaden aan het
licht kwamen. De bedrijvers van deze laffe
misdaad zijn onmiddellijk in hechtenis genomen
en zullen hun gerechte straf niet ontgaan.
Dat dit geval niet op zichzelf staat, bewijst
het verhaal, dat ons dezer dagen ter oore kwam.
In de dessa Soean-Kidoel, een aan zee gelegen
plaatsje in het district Blahbatie, bevindt zich
de poera (tempel) Soekaoewih. In de geheele
streek staat deze poera bekend als een uit
gelezen plaats, waar slechte geesten uitgeban
nen kunnen worden. Regelmatig kwam het voor,
dat iemand, aan wiens zuiverheid van geest
getwijfeld werd, daarheen gebannen werd om
van zijn booze kwelgeesten verlost te worden.
De ongelukkige, wien dat te beurt viel, was
verplicht, daar gedurende één maand en zes
dagen te blijven. Wie dien voorgeschreven ter
mijn daar had doorgebracht, was van alle smet
ten vrij gebleken, doch herhaalde malen moet
het voorgekomen zijn, dat lang voor het af-
loopen van dezen termijn de betrokkenen spoor
loos verdwenen waren. Een nader onderzoek
zal nu moeten uitwijzen, wie in deze boven
natuurlijke verdwijning de hand hebbben gehad.
Zulke dingen zijn onder de heidenen geen
uitzonderingen, maar regel.
Dat vloeit voort uit hun geloof aan goede en
kwade geesten meer kwade dan goede En
een andere verzoening dan door eigen offerande
kennen ze niet, want ze kennen het Christendom
niet, den eenigen godsdienst, die den mensch
zaligheid en vrijmaking van de banden der hel
uit loutere genade predikt.
Zendelingen vertellen het ons dan ook telkens
weer, dat het Christendom van de blinde hei
denen, wier oogen geopend werden, andere men
schen maakt. De angst voor de kwade geesten,
die een ban op hun leven legt, wijkt en maakt
plaats voor levensblijheid, die van hun gezich
ten straalt.
Dat tot in en zelfs na de middeleeuwen ook
in Europa het heksengeloof voortleefde, moet
verklaard worden uit het feit, dat de Roomsche
kerkleer het vrijwel in bescherming nam. Want
ook Rome kent aan de macht des duivels een
groote plaats toe. Vandaar, dat door kruistee
kenen, wijwater enz. de onbeperkte macht van
Satan op ongewijd terrein bezworen moest wor
den. De vermenschelijkte uitbeelding van Satan
werkte ook aan het bijgeloof mee. Satan met
bokkepooten en horens op den kop, deed veel
kwaad op allerlei terrein Zelfs Pausen hebben
dan ook meegewerkt om het heksengeloof te
I
BRAMD5PIRI1VS#IffP§( T
TERPrmyti.LYaoiJ^M *8 -?
CR.EOUt1,ÏOUTZVJUR|lüf Hi 1
AMMOtilfXK ÊhI. fSsMiB
«COLDKO&Pü -IV
Potje Boenwas vullen k 10 cent
Prima per ons 20 cent
Alle Schoonmaakartikelen ala steeds
zeer voordeelig.
verbreiden en de heksenprocessen te bevorde
ren. Ter verzachting zij opgemerkt, dat men
in de middeleeuwen niet het licht over de gees
telijke dingen bezat, dat we nu kennen. En daar
om kwam ook in Protestantsche landen het
heksengeloof voor.
Eerst in de achttiende eeuw is dit bijgeloof
gaan kwijnen.
Alleen helder inzicht in Gods Woord over
wint het bijgeloof.
Elk ander wapen faalt» er tegen. De onge-
loovige moderne wereld glimlacht wel mede
lijdend over het heksengeloof der middeleeuwen,
maar het schijnt haar nog te ontgaan, dat ze
bezig is zichzelf weer aan het bijgeloof over
te geven. Gelukspoppetjes en -Beestjes moeten
den modernen mensch beveiligen tegen booze
geesten die in hun leven ingrijpen kunnen en wie
let op wat in hyper-moderne kringen omgaat,
ziet dat het- bijgeloof den moderne mensch al
veel verder afgevoerd heeft' dan hijzelf wel
belijden wil.
En toch kan bet niet anders, voor ieders
besef leeft klaar het besef van onzichtbare mach
ten, en wie de Heilige Schrift, die ons den weg
in de geesteswereld wijst, loslaat, bindt zich
onder het juk van het bijgeloof, van het
„noodlot", zooals het vaak onbestemd ge
noemd wordt. Er is den mensch nu eenmaal
iets ingeschapen, waarvan hij zich niet ontdoen
kan en dat hem bij dag en nacht influistert: er
is meer dan gezien kan worden.
Maar wie belijdt, Christen te zijn, sta af
van al wat naar bijgeloof zweemt.
Ondervindt ge iets bijzonders, onder zo ek
het dan.
'k Herinner me uit m'n jeugd, dat ergens in
de stad waar we woonden een winkelpand leeg
stond. En daar „spookte" het. Verschillende
avonden zag 't er voor dien leegen winkel zwart
van 't volk. Er was achter op de plaats, die
door een alkoof heen te zien was, een wezen
gezien, met vurige oogen, mond en neus. Toen
het wat al te erg liep bemoeide de politie er
zich mee en later kwam uit, dat buurjongens
over de schutting klauterden en in een uitge
holde knolraap een brandende kaars hadden
gezet. Die knolraap hadden ze in den vorm
van een dooshoofd uitgesneden en die lieten
ze enkele malen aan een touw bewegingen ma
ken. Dat gaf als het heel donker was een vreemd
verschijnsel.
En daarom „spookte" het er
'k Weet nog wel, dat de eigenaar van dien
winkel er een schadepost aan had, want 't win
kelhuis dat spoedig „spookhuis" heette in heel
die buurt bleef lang leeg staan
Onderzoek de dingen en ge zult zien, dat
het een spookachtige kat, een windvlaag, een
tochtstroom en dergelijke dingen meer is, maar
geen „spooksel".
Ik moet bekennen, dat het soms niet meevalt,
om er op uit te gaan. Wanneer je vrouw ie
in 't hartje van een kouden nacht er op uit
stuurt, zooals ik eens hoorde vertellen, omdat
ze zich ongerust maakt over een deur, die op
geheimzinnige wijze open en dicht gedaan wordt,
en dan blijkt, dat de wind opgestoken is en de
deur doet piepen, valt dat niet mee. Je bent
er meestal niet op gekleed en onder de dekens
is het om dien tijd meestal wel zoo behagelijk
als op den kouden vloer
Of er dan heelemaal niets van die spook
geschiedenissen waar is
Nogmaals: ik geloof er niets van.
„Maar de duivel heeft toch ook macht
hoor ik zeggen.
Ja —dat heeft hij, maar als Satan gaat spoken,
behoeven we niet meer bang voor hem te zijn.
Als hij gaat spoken is-tie zijn duivelscb ka
rakter kwijt. Een duivel met horens en boks-
pooten is de gevaarlijkste duivel niet, zei Ds.
Schilder eens, en zoo is het ook met een duivel
die spookt
Laat ons wat dat betreft gerust zijn, of beter
laat ons niet zoo gering van Satan denken, dat
hij zich vernederen zou om ons met wat spo
kerij bang te maken. Daarvoor is hij een veel
te groote geest, 't Is Satan niet om geheim
zinnige kloppartijen en bewegingen en geluiden,
maar 't is hem om onze ziel te doen, en hij is
te geweldig van conceptie en een te groote
genie, dan dat hij zich met zulke beuzelingen,
die niet dienstig zijn aan het door hem gestelde
doel, zou afgeven.
Er zijn streken in ons land, vooral platte
landsstreken, waar het bijgeloof nog welig tiert.
Dat bewijst, dat het zuivere Christendom nog
niet die plaats inneemt, die het behoort in te
nemen. Waar een leven is bij Gods Woord,
een leven van strijd tegen de zonde, een leven
in het licht van de kennis van Gods Woord,
sterft alle bijgeloof zijn natuurlijken dood.
UITKIJK.
De „Vrije Westfries" schrijft
OOK WIJ SCHULDIG.
Het socialisme kwijnt, doch de sociaal-demo
cratische partijen groeien in binnen- en buiten
land.
Het socialisme kwijnt. Verdwenen is het on-
omstootelijke geloof in de ijzeren wetten van
Marx. Wetenschappelijk is het Marxisme on
houdbaar gebleken. Practisch evenzeer, gelijk
Rusland bewijst. Allerlei instituten, die op dit
stelsel waren opgebouwd, zijn achterwaarts ge
weken. Waar is de sterke drang tot sociali
satie die voorheen in de S. D. A. P. leefde
Idealisten in de S. D. A. P. wenden zich nu
naar het religieus socialisme. Nobele geesten
treft men in deze kringen aan. Menschen die
meenen dat door geestelijke ontwaking en
zedelijke opvoeding de maatschappij veranderd
worden kan, zoodat er voortaan niet meer om
winst doch ter voorziening van behoeften zal
worden gearbeid. Doch de masa wordt door
het religieus socialisme niet gegrepen. Daarvoor
is het te vaag en heeft het te weinig geestelijken
inhoud.
Het socialisme kwijnt.
Doch de sociaal-democratische partijen groei
en.
Ook in Nederland. Daar wordt wel eens
verlies geleden, en de groei is niet meer zoo
snel als hij tijdens den oorlog was, maar toch
ziet men een gestadig stijgend aantal sociaal
democraten in de vertegenwoordigende col
leges.
Kwijning en groei tegelijk. Eigenaardige te
genstelling.
Die de vraag doet rijzen uit welke oorzaak
zoovelen zich voegen bij de S. D. A. P.
Daar is ten eerste de traditie. Ook de Sociaal
democraat steunt hier reeds op. Vroeger gold
een arbeider als 'buitennissig, als een „Prinzi-
pienreiter", wanneer hij rood stemde. Tegen
woordig is het bij de ongeloovige arbeiders regel
Er groeit een geslacht op welks ouders en fa
milie rood stemt. Vanzelf doet men het dan ook.
Niet te onderschatten is hier de invloed van de
moderne vakbeweging. Wie daarin eenmaal is
verzeild geraakt, komt er als vanzelf toe rood
te stemmen. Het is langzamerhand zoo gewor
den, dat de niet positief geloovige arbeider en
kleine ambtenaar zich op de Sociaal-Democra
tie voelt aangewezen.
li