Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES No. 3532 ZATERDAG 27 APRIL 1929 44ste JAARGANG EERSTE BLAD. Valsche Eenheid. Op den Uitkijk. Uit de Pers. wolzijde [•ensplnne- de wol- bg eenigs- int geheel he stoffen W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. BH by ©ris» ia JLfliP 1 F^P.WSELHOUWER - M7HAKTO5»t TERPENTIJN verlaagd in prijs II ld. pmiddellijk likt is. In- ken sedert foduct ge- Irugsteund Istoffabrik yereldkun- I overtuigd I te hebben derzoekin- narkt, het |>1 niet be- goed- bruikelijke thts geen ooper. Dit landigheid, |e worden, onder dat aande ma de weverij en niet piet slechts oplevert, tezamen :n worden |fen, welke het dra- werden laar reeds (regelmatig lonze ver- Ind te zijn Inigingmid- leeren wa pen artikel re- Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco pet post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zl beslaan. Advertentien worden ingewacht tot DiNSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, AFZON «al •ten broer, het rt reeds zullen Leiden hervat, I Een vast, telkens terugkeerend ver schijnsel is, dat wanneer Antirevolutio nairen hun beginselen op het publieke levensterrein openbaren, men van links hun het verwijt maakt„Gij brengt scheuring in ons volksleven, ge ver breekt de nationale eenheid". Reeds Groen van Prinsterer werd dezen grief toegevoegd. En Dr. Kuyper moest ook telken ma le hooren, dat hij een kunstmatige anti these in ons nationaal volksleven schiep, ons volk in twee helften ver deelde en de nationale eenheid brak. En wie in onze dagen optreedt in antirevolutionaire lijn, het pleit voert voor Christelijke organisatie, meewerkt tot stichting en instandhouding van de Christelijke school, hoort hetzelfde ver wijt: „Gij breekt de nationale eenheid en dies is uw optreden anti-nationaal". Echter het tegendeel is waar. Dat is reeds te bewijzen door de aandacht te vestigen op den persoon van mannen als Groen en Kuyper. Niemand zal tegenspreken, dat zij partijmannen waren. En niemand, die onbevooroordeeld ziet, zal tegenspreken, dat ze tevens ook nationale figuren zijn geweest. Juist dank zij hun partij-politiek wa ren ze nationale figuren bij uitnemend heid. Een paradox Slechts schijnbaar Kuyper heeft in de dagen van zijn eerste optreden in het politieke leven den jare 1869 eens geschreven over de: „eenvormigheid vloek van het moderne leven". Hij wijst op de zucht naar eenvor migheid, die uitkomt in geheel het mo derne leven. Hij zegt: „Alles moet weg vallen, wegvallen het verschil in bouw trant, wegvallen het verschil in leef tijd, wegvallen het verschil van kunne, wegvallen het verschil van kleeding, wegvallen het verschil der volkstalen". En dan ziet hij die zucht naar een vormigheid zich ook openbaren in den regeeringsvorm. Het geheele land wil men overspannen met een web van een vormige mazen, waarvan alle draden bewogen worden door een, alle macht in zich opslurpend, centralistisch mon ster. En dan merkt hij zoo fijn op „Keert zoo bij elk staatkundig vraag stuk steeds datzelfde pleit der eenvor migheid terug, die eenvormigheid, ze blijft ook dan nog een kanker, dien we moeten uitsnijden, als we ten slotte op het vraagstuk van den ganschen staat, op de vraag naar onze onafhan kelijkheid komen. De eenvormigheid van het Caesarisme is onze buitenland- sche, de eenvormigheid van het Cos- mopolitisme onze binnenlandsche vij and, die te zamen, in noodlottigen bond ons volksbestaan bedreigen. Bestrijding dier eenvormigheid is dus strijden voor het vaderland." Hier hebt ge de oplossing van deze schijnbare paradoy. Partij kiezen ter wille van ons na tionaal volksbestaan.. Precies zoo dacht ook Groen van Prinster er over. Duidelijk teekent ons dat Prof. Fa- bius in het schitterend gedenkboek on zer partij: „Schrift en Historie", waar i) schrijft over „Groen van Prinsterer nvS,r staatkundige Partijen". bius wiJ'st er op, dat reeds Rous seau bezwaar tegen partijen had, om- at ze een belemmering vormen in het oen uitkomen van de eenheid van den volkswil. Ook Groen he eft tegen de vrees voor partijvorming en partijpolitiek moeten strijden. In 1862 zei hij in de Tweede Kamer: „Men heeft gezegd: „ik ben geen partij man", ik wèl. In den beginselstrijd, die Europa en Nederland verdeelt, heb ik eene keus gedaan, aan beginselen heb ik mijn leven gewijd." En tegenover Thorbecke, die niets van partijen hebben moest, zei Groen: „Hij schijnt te vergeten, dat op geen gebied van menschelijk bedrijf bewe ging zonder partijschap ontstaat en dat de grootste uitkomsten steeds de prijs van den heftigsten partijstrijd zijn ge weest. Niet de worsteling van partijen hield ons tegen. Zij zou het nieuwe levensbeginsel hebben geoefend en versterkt, indien hoofd en karakter om te regeeren bij eenige partij, of bij den volkszin over het algemeen waren te vinden geweest". Groen durfde den naam „partijman" op zijn persoon toe te passen Dies schreef hij„Aangesloten bij een P a r t ijVoor een historieschrij ver, zegt men, een radicaal gebrek „Veeleer, naar ik acht, een onmis baar vereischte. „Het moge paradox schijnen, doch het is waar. Onpartijdig kan hij alleen zijn, die partij kiest. Wat toch is te verstaan. Wie partij kiest, vraagt in de eerste plaats niet naar personen, maar naar beginselen. Wie partijdig is, handelt vlak omgekeerd." Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat Groen zijn sanctie gaf aan alles wat in groepjes te hoop liep. Hij waarschuwt tegen partijschappen, die zich groepee- ren rondom een belang, zonder .dieper beginsel, tegen coterieën, die haar sa menhang meer vinden in personen, dan in een beginsel, tegen factiën, die aan wat zij nastreven, het Vaderland op offeren. Groen vraagt naar een partij, gefun deerd in een beginsel. En in dien zin is Groen ruim van hartDan wil hij zelfs coalitie met iedereen, die het goe de wil. En daarom kende Groen in dieperen zin eigenlijk slechts twee partijen, n.l. die van de Revolutie en die van het Evangelie. Hij zegt: „de eene, die onder velerlei wijzigingen de Re- volutïeleer in beoefening brengtde andere, welke haar onder alle vormen en wijzigingen bestrijdt." En later in zijn laatste levensjaren herhaalt Groen het nog eens: „Inderdaad bestaan er in ons land slechts twee partijen; de gene, die zich gaarne bij uitstek de liberale partij noemt, maar eerder den naam van radicale verdient en de andere, de antirevolutio nair e." Een woord, dat velen in onze dagen, die scheuring en splitsing genegen zijn en zich gaarne op Groen beroepen, in gedachten mogen houden Als wij als antirevolutionaire partij optreden en krachtens ons beginsel scheiden wat niet samen hoort, be hoeven we ons niet bevreesd te maken, dat we anti-nationaal zijn Het verwijt geldt veeleer hen, die leven uit de leuze eener valsche een heid. De uniformiteit, vrucht der Revolu- tie~i4ee, waardoor men komen wil tot eenheidsworst en eenheidsschool, alles uit de hand van „vadertje Staat" en waaraan ons nationaal volksbestaan den dood sterft, is de vloek van het moderne leven. Wij voeren partijpolitiek, breken de valsche eenheid en zoeken samenbin ding met die eensgezind zijn, en open baren aldus in ons volksbestaan een pluriformiteit, waarin karakter en type zich vertoonen. Want het is zooals Fabius ons laat hooren van Merkel die tegenover Rous seau s valsche eenheidsleuze opmerkte: dat indien men in de van elkaar ver schillende stroomingen schrapt alles, waarin zij tegenover elkaar staan men niet overhoudt een algemeenen wil (zooals Rousseau dacht), maar1 een niets, den stilstand van het leven." En de historie der vorige eeuw heeft ons geleerd, dat bij gebrek aan partij vorming, uit dat „niet", uit dien „stil stand", het individualisme opkomt, dat dien valschen eenheidsvorm verwringt naar individualistischen willekeur dus voert tot tyrannie. Wij verwerpen dus alle valsche eenheid. En wij aanvaarden de partijgroepee- ring, niet uit zucht tot verdeeldheid en nationale tweedracht, doch juist omdat in ons het besef ingeworteld is, dat door een zuiver partijleven, opkomend uit een diep levensbeginsel, de natio nal e veerkracht gestaald en het natio naal volksbestaan geadeld wordt „Er gebeuren toch dingen, die wij niet ver klaren kunnen", hoorde ik onlangs in een ge zelschap zeggen. De spreker doelde hiermede op geheimzin nigheden, die on- en bijgeloovige menschen doen denken aan spokerij, hekserij en wat dies meer zij. 't Was 's avonds na tien uur en er werd opgemerkt: „dat zal je altijd zien, na tienen 's avonds komen de spookgeschiedenissen voor den dag En inderdaad kwam er heel wat voor den dag. Dingen, die in den kring, waarin ik ver toefde, nu wel niet als daadwerkelijk-zintuigelijk waarneembaar aanvaard werden, maar waarbij bleek, dat ze toch in onze „verlichte twintigste eeuw" nog bij vele menschen óók bij men schen waarvan men het niet verwachten zou geloof vinden. Inderdaad is dat zoo. Vooral in plattelandsstreken en in eenvoudige kringen worden soms nog de gekste dingen als gebeurde feiten opgedischt. Dan hoort men van klopgeschiedenissen, vreemde geluiden op bepaalde uren, verplaat sing van voorwerpen zonder dat een sterveling er de hand in heeft, openen van vensters of deuren in het nachtelijk uur en wat dies meer zij. Het spreekt vanzelf, dat dit bijgeloof is, dat nog onder ons volk, en zelfs onder ons Chris tenen voortleeft en dus zondig is. „Maar", vraagt men, „als men nu 90 van al wat er verteld en gefantaseerd wordt afdoet, resten er dan nog niet 10 dat waarheid bevat en toegeschreven moet worden aan door ons menschelijk verstand onverklaarbare ver schijnselen Ik geloof het niet, en ik kan er niet aan gelooven, en ik mag er niet aan gelooven, want het is een aanranding van het geloof aan de voorzienigheid Gods en waar het waarachtig Christendom ingang vindt en beleden wordt, sterft dit bijgeloof onverbiddelijk uit. Het geloof aan hekserij en tooverij en allerlei vreemde dingsigheidjes is aan de menschelijke natuur niet vreemd, en het is zeer goed ver klaarbaar, dat in de nog donkere middeleeuwen de hekserij en de jammerlijke heksenprocessen welig bloeiden, evengoed als het logisch te ver klaren is, dat het heidendom in veel ergere mate en zelfs in onzen tijd nog volop onder den druk- kenden last van het'pijnigend bijgeloof gebogen gaat. Juist dezer dagen stond er weer een gruwelijk staaltje van dat bijgeloof uit onze Archipel in de dagbladen te lezen. Op de kleine Soenda-eilanden Bali leefden twee jongens met hun grootmoeder in één huis. Beide jongens overleden korten tijd na el kander, zonder dat een bijzondere doodsoorzaak was aan te wijzen. Van zelf leverde dit stof op voor talrijke gesprekken in de kampong, zonder dat eenige opheldering werd verkregen. Zooals te doen gebruikelijk is, werd een doekoen (me dicijnman) in den arm genomen om de boven natuurlijke machten aan te wijzen, die dezen dood op hun geweten hadden. Deze had al spoedig een oplossing van het raadsel gevon den; zijn uitspraak luidde, dat een vrouw, die met een gebrekkige hand geboren was, den dood op haar geweten had, doordat zij behekst was. Niets natuurlijker, dan dat de „geteekende" de grootmoeder der beide knapen bleek te zijn; niets natuurlijker ook, dan dat alle dessagenooten overtuigd waren, dat de duivel uit het lichaam dezer oude vrouw met man en macht verdreven moest worden. Voor de kapitale som van dertig ringgits (30 rijksdaalders) werd al spoedig ie mand bereid gevonden, die dit zaakje zou op knappen. Met behulp van anderen werd de vrouw de armen op den rug gebonden, waarna de duivelbanning op krachtdadige wijze werd aangevat. Met groot geweld sloeg de onverlaat haar in het gezicht, trapte haar tegen den buik, ja worgde haar ten slotte. Hiermede meende hij zijn taak tot ieders voldoening te hebben volbracht. Drie dagen werd het lijk in huis gehouden, waarna vergunning tot begraven werd aangevraagd. De poenggawa (het districtshoofd) vond het verdacht, dat deze begrafenis gedu rende de nachtelijke uren zou plaats vinden; hij stelde een nader onderzoek in, wat tot gevolg had, dat de bovenomschreven wandaden aan het licht kwamen. De bedrijvers van deze laffe misdaad zijn onmiddellijk in hechtenis genomen en zullen hun gerechte straf niet ontgaan. Dat dit geval niet op zichzelf staat, bewijst het verhaal, dat ons dezer dagen ter oore kwam. In de dessa Soean-Kidoel, een aan zee gelegen plaatsje in het district Blahbatie, bevindt zich de poera (tempel) Soekaoewih. In de geheele streek staat deze poera bekend als een uit gelezen plaats, waar slechte geesten uitgeban nen kunnen worden. Regelmatig kwam het voor, dat iemand, aan wiens zuiverheid van geest getwijfeld werd, daarheen gebannen werd om van zijn booze kwelgeesten verlost te worden. De ongelukkige, wien dat te beurt viel, was verplicht, daar gedurende één maand en zes dagen te blijven. Wie dien voorgeschreven ter mijn daar had doorgebracht, was van alle smet ten vrij gebleken, doch herhaalde malen moet het voorgekomen zijn, dat lang voor het af- loopen van dezen termijn de betrokkenen spoor loos verdwenen waren. Een nader onderzoek zal nu moeten uitwijzen, wie in deze boven natuurlijke verdwijning de hand hebbben gehad. Zulke dingen zijn onder de heidenen geen uitzonderingen, maar regel. Dat vloeit voort uit hun geloof aan goede en kwade geesten meer kwade dan goede En een andere verzoening dan door eigen offerande kennen ze niet, want ze kennen het Christendom niet, den eenigen godsdienst, die den mensch zaligheid en vrijmaking van de banden der hel uit loutere genade predikt. Zendelingen vertellen het ons dan ook telkens weer, dat het Christendom van de blinde hei denen, wier oogen geopend werden, andere men schen maakt. De angst voor de kwade geesten, die een ban op hun leven legt, wijkt en maakt plaats voor levensblijheid, die van hun gezich ten straalt. Dat tot in en zelfs na de middeleeuwen ook in Europa het heksengeloof voortleefde, moet verklaard worden uit het feit, dat de Roomsche kerkleer het vrijwel in bescherming nam. Want ook Rome kent aan de macht des duivels een groote plaats toe. Vandaar, dat door kruistee kenen, wijwater enz. de onbeperkte macht van Satan op ongewijd terrein bezworen moest wor den. De vermenschelijkte uitbeelding van Satan werkte ook aan het bijgeloof mee. Satan met bokkepooten en horens op den kop, deed veel kwaad op allerlei terrein Zelfs Pausen hebben dan ook meegewerkt om het heksengeloof te I BRAMD5PIRI1VS#IffP§( T TERPrmyti.LYaoiJ^M *8 -? CR.EOUt1,ÏOUTZVJUR|lüf Hi 1 AMMOtilfXK ÊhI. fSsMiB «COLDKO&Pü -IV Potje Boenwas vullen k 10 cent Prima per ons 20 cent Alle Schoonmaakartikelen ala steeds zeer voordeelig. verbreiden en de heksenprocessen te bevorde ren. Ter verzachting zij opgemerkt, dat men in de middeleeuwen niet het licht over de gees telijke dingen bezat, dat we nu kennen. En daar om kwam ook in Protestantsche landen het heksengeloof voor. Eerst in de achttiende eeuw is dit bijgeloof gaan kwijnen. Alleen helder inzicht in Gods Woord over wint het bijgeloof. Elk ander wapen faalt» er tegen. De onge- loovige moderne wereld glimlacht wel mede lijdend over het heksengeloof der middeleeuwen, maar het schijnt haar nog te ontgaan, dat ze bezig is zichzelf weer aan het bijgeloof over te geven. Gelukspoppetjes en -Beestjes moeten den modernen mensch beveiligen tegen booze geesten die in hun leven ingrijpen kunnen en wie let op wat in hyper-moderne kringen omgaat, ziet dat het- bijgeloof den moderne mensch al veel verder afgevoerd heeft' dan hijzelf wel belijden wil. En toch kan bet niet anders, voor ieders besef leeft klaar het besef van onzichtbare mach ten, en wie de Heilige Schrift, die ons den weg in de geesteswereld wijst, loslaat, bindt zich onder het juk van het bijgeloof, van het „noodlot", zooals het vaak onbestemd ge noemd wordt. Er is den mensch nu eenmaal iets ingeschapen, waarvan hij zich niet ontdoen kan en dat hem bij dag en nacht influistert: er is meer dan gezien kan worden. Maar wie belijdt, Christen te zijn, sta af van al wat naar bijgeloof zweemt. Ondervindt ge iets bijzonders, onder zo ek het dan. 'k Herinner me uit m'n jeugd, dat ergens in de stad waar we woonden een winkelpand leeg stond. En daar „spookte" het. Verschillende avonden zag 't er voor dien leegen winkel zwart van 't volk. Er was achter op de plaats, die door een alkoof heen te zien was, een wezen gezien, met vurige oogen, mond en neus. Toen het wat al te erg liep bemoeide de politie er zich mee en later kwam uit, dat buurjongens over de schutting klauterden en in een uitge holde knolraap een brandende kaars hadden gezet. Die knolraap hadden ze in den vorm van een dooshoofd uitgesneden en die lieten ze enkele malen aan een touw bewegingen ma ken. Dat gaf als het heel donker was een vreemd verschijnsel. En daarom „spookte" het er 'k Weet nog wel, dat de eigenaar van dien winkel er een schadepost aan had, want 't win kelhuis dat spoedig „spookhuis" heette in heel die buurt bleef lang leeg staan Onderzoek de dingen en ge zult zien, dat het een spookachtige kat, een windvlaag, een tochtstroom en dergelijke dingen meer is, maar geen „spooksel". Ik moet bekennen, dat het soms niet meevalt, om er op uit te gaan. Wanneer je vrouw ie in 't hartje van een kouden nacht er op uit stuurt, zooals ik eens hoorde vertellen, omdat ze zich ongerust maakt over een deur, die op geheimzinnige wijze open en dicht gedaan wordt, en dan blijkt, dat de wind opgestoken is en de deur doet piepen, valt dat niet mee. Je bent er meestal niet op gekleed en onder de dekens is het om dien tijd meestal wel zoo behagelijk als op den kouden vloer Of er dan heelemaal niets van die spook geschiedenissen waar is Nogmaals: ik geloof er niets van. „Maar de duivel heeft toch ook macht hoor ik zeggen. Ja —dat heeft hij, maar als Satan gaat spoken, behoeven we niet meer bang voor hem te zijn. Als hij gaat spoken is-tie zijn duivelscb ka rakter kwijt. Een duivel met horens en boks- pooten is de gevaarlijkste duivel niet, zei Ds. Schilder eens, en zoo is het ook met een duivel die spookt Laat ons wat dat betreft gerust zijn, of beter laat ons niet zoo gering van Satan denken, dat hij zich vernederen zou om ons met wat spo kerij bang te maken. Daarvoor is hij een veel te groote geest, 't Is Satan niet om geheim zinnige kloppartijen en bewegingen en geluiden, maar 't is hem om onze ziel te doen, en hij is te geweldig van conceptie en een te groote genie, dan dat hij zich met zulke beuzelingen, die niet dienstig zijn aan het door hem gestelde doel, zou afgeven. Er zijn streken in ons land, vooral platte landsstreken, waar het bijgeloof nog welig tiert. Dat bewijst, dat het zuivere Christendom nog niet die plaats inneemt, die het behoort in te nemen. Waar een leven is bij Gods Woord, een leven van strijd tegen de zonde, een leven in het licht van de kennis van Gods Woord, sterft alle bijgeloof zijn natuurlijken dood. UITKIJK. De „Vrije Westfries" schrijft OOK WIJ SCHULDIG. Het socialisme kwijnt, doch de sociaal-demo cratische partijen groeien in binnen- en buiten land. Het socialisme kwijnt. Verdwenen is het on- omstootelijke geloof in de ijzeren wetten van Marx. Wetenschappelijk is het Marxisme on houdbaar gebleken. Practisch evenzeer, gelijk Rusland bewijst. Allerlei instituten, die op dit stelsel waren opgebouwd, zijn achterwaarts ge weken. Waar is de sterke drang tot sociali satie die voorheen in de S. D. A. P. leefde Idealisten in de S. D. A. P. wenden zich nu naar het religieus socialisme. Nobele geesten treft men in deze kringen aan. Menschen die meenen dat door geestelijke ontwaking en zedelijke opvoeding de maatschappij veranderd worden kan, zoodat er voortaan niet meer om winst doch ter voorziening van behoeften zal worden gearbeid. Doch de masa wordt door het religieus socialisme niet gegrepen. Daarvoor is het te vaag en heeft het te weinig geestelijken inhoud. Het socialisme kwijnt. Doch de sociaal-democratische partijen groei en. Ook in Nederland. Daar wordt wel eens verlies geleden, en de groei is niet meer zoo snel als hij tijdens den oorlog was, maar toch ziet men een gestadig stijgend aantal sociaal democraten in de vertegenwoordigende col leges. Kwijning en groei tegelijk. Eigenaardige te genstelling. Die de vraag doet rijzen uit welke oorzaak zoovelen zich voegen bij de S. D. A. P. Daar is ten eerste de traditie. Ook de Sociaal democraat steunt hier reeds op. Vroeger gold een arbeider als 'buitennissig, als een „Prinzi- pienreiter", wanneer hij rood stemde. Tegen woordig is het bij de ongeloovige arbeiders regel Er groeit een geslacht op welks ouders en fa milie rood stemt. Vanzelf doet men het dan ook. Niet te onderschatten is hier de invloed van de moderne vakbeweging. Wie daarin eenmaal is verzeild geraakt, komt er als vanzelf toe rood te stemmen. Het is langzamerhand zoo gewor den, dat de niet positief geloovige arbeider en kleine ambtenaar zich op de Sociaal-Democra tie voelt aangewezen. li

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1