ECULE UB UIT HET WOORD J MS mleenbank C. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur de Winter PREDIKBEURTEN BS KERKELIJK LEVEN SSB SSSSS ALLERLEI SSSSS leent gelden aan leden pCt. 's-jaars. Ze neemt egen 3,84 pCt. 's-jaars, :t-leden. Voorschotten gelijks aangevraagd een der leden van he' legenheid tot inbreng' aling van gelden eiken "'ildagauonavanfi-BUf den kassier D. JOPPe DIJK. 29569 ONDER REDACTIE VAN MH—a^— vïiddelharnis" ielharnis i 'erdam i legplaats VAN noemde stoom') t dienst te terdam is OMPJES wasch is ILWEISS" OP ZONDAG 21 APRIL 1929 SCHETSEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS &AKTE ïID I RHIS—SOmmELSDIJH" n VOOR DEN ZONDAG ~i 3MBOOTDIENST lotterdam m via ïlaapiiol^ STREGELINO de 7 OCTOBER 1928, dag en Dinsdag V. Middel r.m. A. Vlaardingen 7.( otterdam 8.00 v.m. n (beh. Zon» Feestdagen)' larnis 6.40 v.m. A. Vlaardin A. Rotterdam 10.00 v.a ).20 v.m.4 ig en Dinsdag V. Rotterdai Vlaardingen 3.00 n.m.f(S mis 5.30 n.m. n(beh. Zon< Feestdagen)' naf 10 Februari, 3.00 n.m. V. Vlaardinget V. Brielle 2.25 n.m. rnis 6.20 n.m. vember t/m 9 Februari, i 2.15 n.m. V. Vlaardingen A. Middelharnis 5.30 n.m liting op den trein van 7.21 v.m. van Vlaardingen. sluiting op den trein var 9.42 v.m. van Vlaardin ea iting op den trein van 14.40 en 14.51 (2.51 n.m.) te sluiting op den trein van .m.) en 15.51 (3.51 n.m.Jtf rdingen overstappen. :rdag 1.25 n.m. lagen ztfn te beschouwen 2e Paaschdag, Hemelvaartsdag ag en de beide Kerstdagen verband met Kerstmis en weekmarkt op een anderen sdag wordt gehouden, zal be dienst op dien dagge' lover de Reederijsirsat het behandelen :h« en Strykinrichting NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, 's av. Ds. van Ameide. ,s Middelharnis, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van Sommelsdijk (H.A.) en 's av. 6 uur Ds. Zandt van Delft (collecte). Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Den Bommel, v.m. leesdienst en n.m. dhr. van Yperen van Herkingen. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Wal van Dirksland (Doop) en 's av. 6 u. Ds. Rappard van Dinteloord. Langstraat, v.m. 9.30 uur dhr. Vetter. Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. de heer Vetter van Langstraat. Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur Ds. Zandt van Delft. Dirksland v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. v. 'd. Wal (Voorber. H. A.) Herkingen, v.m, 9.30 en 's av. 6 uur de heer van Yperen. Melissant, n.m. 2 uur Ds. Vlasblom van Oude Tonge (H. Goedereede, r. m. 2 uur de heer Bouman van Stellendam. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Polhuijs van Stad aan 't Haringvliet. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Veen van St. Anna Parochie. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. en n.m. leesdienst. Stellendam, vun. en 's av. leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland, v.m. en "s av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst in de hulpkerk. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen( v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. Van de overige gemeenten geen opgaaf. STICHTELIJKE OVERDENKING aseaaisan gss bbsbbebbbbbbb HET VERLORENE GEZOCHT. „En dat Hij is van Cefas gezien, daarna1 Cor. 15 5a. De goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen. Dat prediken ons de lijdensweken. Zij verkondigen ons tevens, dat de Heiland door dit plaatsbekleedend sterven, den schapen tot een deur wordt, opdat zij daardoor ingaan en uitgaan en weide vinden. Door het bloed des eeuwigen Testaments is echter deze groote Herder der schapen uit de dooden wedergebracht, opdat Hij ze in hunne verstrooiing zou opzoeken en vergaderen. Hij beantwoordt daarin volkomen aan de schoone teekening gegeven in Ezechiël 34 „Ge lijk een herder zijne kudde opzoekt, ten dage als hij in het midden der verspreide schapen is, al- zoo zal Ik Mijne schapen opzoeken en Ik zal ze redden uit alle plaatsen, waarheen zij ver strooid zijn, ten dage der wolken en der don kerheid. Het verlorene zal Ik zoeken en het wegge drevene zal Ik wederbrengen en het gebrokene zal Ik verbinden en het kranke zal Ik sterken. Ik zal een eenigen Herder over hen verwek ken en Hij zal hen weiden, namelijk Mijnen knecht DavidDie zal ze weiden en Die zal hun tot een Herder zijn." Alzoo de profetie van den goeden Herder, aangeduid met den typischen naam van den herder-koning David. En gelijk een herder, die hart heeft voor zijn kudde en niet enkel den wol der schapen begeert, zijn opmerkzaam oog laat gaan, niet alleen over de kudde als geheel, maar ook zijn volle aandacht schenkt aan ieder schaap af zonderlijk en dat ook weer niet alleen aan het sterke, krachtige, uitmuntende, waardevolle, maar ook aan het zwakke, het gebrokene, zoo zien wij den goeden Herder bezig, niet alleen den ganschen kring der discipelen of de vijf honderd geloovigen zich te vergaderen, maar Zich met teedere opzoekende liefde te wijden aan het gevallene, het afgedwaalde. Het weggedrevene is zelfs in het bijzonder het voorwerp van liefderijke zorjj van den Her der. Het verst gedoolde wordt zelfs het eerst op gezocht. Hoor slechts in onzen tekstEn is van Cefas gezien, daarna van de twaalven. Cefas Zoo noemt de apostel Paulus zijn medeapos tel Het is de nieuwe naam door de Heere zelf hem gegeven, toen hij, door zijn broeder An dreas het eerst tot Jezus werd geleid. Zooals een menschenkenner soms een verbor gen aanleg ontdekt bij het kind, en een bijzon dere ontwikkeling daarvan voorziet, zoo ziet de Heere in de ziel van dezen Simeon, den zoon van Jonas, een nieuw levensbeginsel, dat straks tot heerlijke, krachtige ontplooiing zal komen. Alleen het zal blijken niet een soort natuur lijke aanleg te wezen tot Simon's eigen natuur behoorende, maar het zal zich openbaren als juist niet van hem zeiven en daarom geen re den tot zelfgenoegzaamheid gevend. Het is een nieuw levensbeginsel, nu echter nog zeer verborgen en met zeer veel onzuivers vermengd, gelijk gouderts in een klomp aarde. En gelijk dit laatste door wassching, reiniging, ja door loutering met vuur moet uitgezuiverd en van vuil en onreinheid ontdaan worden, zoo moet ook door den smeltkroes der beproe ving heen de nieuwe mensch zich openbaren maar dan zoo dat alle eigen roem uitgesloten is. Zoo spreekt dezelfde apostel Petrus en ook van uit zijn eersten zendbrief,- die in zoo menig opzicht het gelouterde beeld van dezen discipel vertoont. Hij ziet ook in de levende kerke, waartoe hij zich richt, hetzelfde geschieden als in zijn eigen levenhoe ook zij namelijk, „we een weinig tijds, (zoo het noodig is) bedroefd worden door menigerlei verzoekingen, opdat de beproe ving huns geloofs, die veel kostelijker is dan des gouds, hetwelk vergaat en door het vuur be proefd wordt, bevonden zou worden te zijn tot lof en eer en heerlijkheid in de openbaring van Jezus Christus." „Leid ons niet in verzoeking", zoo klinkt het in het allervolmaakste gebed. En toch is de beproeving noodzakelijk, en dat des te meer, naar mate dit gebed verzuimd wordt en men meent in eigen kracht tegen de verzoekingen en beproevingen bestand te zijn. Zoo was het Petrus gegaan. Hij meende de proef te kunnen doorstaan. Hij laat na de drievoudige waarschuwing in acht te nemen „Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt." Nu, dan wordt hij ook in de beproeving ge leid. En wat bleef daarin van hem over Niets zouden wij zéggen en wij zouden geen hope meer voor dezen discipel hebben durven koesteren, als met het verhaal van Petrus' ver loochening zijn levensboek afgesloten geworden ware. Toch is er iets overgebleven. Juist datgene, was Christus in hem gezien had, toen Hij hem den naam Cefas gafdat gene, wat juist niet van Simon was, maar van Christus en dat de Heere daarom, als een deel van Zichzelve, als een lid van Zijn lichaam, niet verloren kon laten gaan. Hij laat niet varen de werken Zijner handen. Zijn werk zal zich evenzeer onoverwinnelijk en levend en krachtig openbaren als Hijzelve, Die den dood zelf heeft verslonden tot overwin ning. Christus is ook beproefd. Hij heeft de pers alleen getreden, den drink beker geledigd, het heete vuur van den toorn Gods tegen de zonde doorstaan, zonder eenigs- zins verteerd te worden. De Overste der wereld is gekomen, maar had aan Hem niets. Deze Heilige heeft de verderving niet gezien en kon ook van den dood niet gehouden worden. Dat predikt de opstanding. Nu is deze Petrus de eerste onder de disci pelen, dien de Heere opzocht. „Simon, Simon", zoo had de Heere hem waarschuwend aangesproken. Vergeefs En toch zal hij Cefas, de Rotsman, de eer steling onder de apostelen worden, omdat zijn leven, de rijkste openbaring zal zijn van men- schelijke zwakheid en goddelijke genade. „Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude", zoo had de Heere er aan toege voegd. Uw geloof. Dat was het werk Gods. Alleen, datgene wat uit God is overwint de wereld en dat is de overwinning, die de wereld over wint, namelijk ons geloof. „Opdat de beproeving uws geloofs bevonden worde te zijn tot rlof en eere en heerlijkheid in de openbaring van Jezus Chris- t u s". Het is het vuur, dat Satan wil uitblusschen, maar dat door de verborgen werking des Hee- ren onderhouden wordt. Satan werpt water, de Heere stort in 't ver borgen olie er in, opdat het, schoon kwijnend soms, niet verga. Er staat weinig over de ontmoeting van den Heere met Petrus opgeteekend. Niet meer dan het feit als zoodanig. Het behoeft ook niet. Eenerzijds is het van groote teederheid, wat daar is geschied, dat de Schrift deze ontmoeting als het ware voor den oningewijde omsluiert. Anderzijds zal het hem, die iets kent van Gods verborgen omgang met zijn door schuld besef verbroken en verslagen volk, niet moeilijk vallen zich in te denken, wat deze ontmoeting voor Petrus moet geweest zijn. Nu niet meer de zieldoordringenden blik vol teeder verwijt, als in Kajafas' paleis. Voor den bitterlijk weenende geen striemende veroordeeling. Veeleer de opheffing der handen met het teeken der nagelen, dat spreekt van de over name, en daardoor van de wegname, van de billijke straf op de ontrouw van het afgedwaalde schaap, door den Herder zeiven. Hij heelt gebrokenen van harte. De versterking van het leven, dat sterven zoude, door de verschijning van den Levens- vorst. De opstanding des Heeren is de grondslag der levende hope. Voor hem, die het hem toebetrouwde pand zelf niet had kunnen bewaren, nu in den op- gestanen Heiland en in Zijne verschijning, het zekere onderpand, dat Hij, die het leven be waard had, zelfs in den dood en die de sleu telen heeft der hel en des doods, ook het leven der Zijnen bewaart. Niemand zal ze uit Zijne hand rukken. Zij worden in de kracht Gods bewaard, tot de erfenis, die voor hen bewaard wordt. Zóó mag Petrus den naam van Cefas dragen, niet omdat hij onwankelbaar en vast staat in eigen kracht, maar omdat hij gegrond is op den Rots der eeuwen, Wiens werk volkomen is. Zóó ontvangt hij genade en het Apostelschap. Genade voor hem, dus ook voor anderen. Zoo weidt de kudde onder den Opperherder, de schapen, ja zelfs de lammeren. Hij die getwist had om den voorrang Zoo wordt hij zelf gesteld over de verstrooide vreemdelingen, en roept hen toe: „Gij waart als dwalende schapen, maar nu zijt gij bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen". Zoo wordt hij in het bijzonder als voorwerp van de opzoekende liefde, die zich tot hem het eerst richtte, een troostrijk voorbeeld voor allen, die, als hij, bitterlijk weenen, over hunne ontrouw en ongeloovigheid. In Petrus' voorbeeld zien wij, hoe de Heere, daar, waar waarlijk rouw is, sieraad geeft voor asch, vreugdeolie voor treurigheid en een ge waad des lofs voor een benauwden geest. Hen om 't slibberen van hun voet niet ver werpt, maar opvangt in Zijnen sterken arm. In 't bijzonder een boodschap voor hen. Zoodat zij instemmen met den psalmdichter Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven Is 't, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De Heer is zoo getrouw als sterk Hij zal Zijn werk Voor mij volenden Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron Wil bijstand zenden. D. C. v. d. W. DE OMGEKEERDE WERELD. Het gezin is de cel waaruit het volksleven, maar ook het kerkelijk leven zich ontwikkelt. Ook dit laatste. De genade staat boven de natuur, is er on afhankelijk van, maar doet haar, in zooverre zij schepping Gods is, niet teniet. De kinderdoop geeft daarvoor het krachtigste bewijs. In dat gezin is de man door God gezet als het hoofd. Hij is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de leiding van het gezinsleven, voor de opvoeding der kinderen met het oog op hun plaats straks in het maatschappelijk leven. Verantwoordelijk ook in de eerste plaats voor de opvoeding der kinderen, overeenkomstig de belofte bij den doop der kinderen gedaan, met betrekking op het onderwijzen in de leer der godzaligheid. De vrouw moge meer het talent van het teer- gevoelend moederhart ontvangen hebben, de man kreeg de gave van het leidende verstand, het denkende hoofd. Hij heeft daarin niet slechts de onderwijzer zijner kinderen te zijn, maar ook de leidsman zijner vrouw. Ons huwelijksformulier, maar al te weinig in gebruik in deze streek, verstaat het ook alzoo, wanneer het den man zijn taak uiteen zettende, zegt: „opdat gij haar naar uw ver mogen verstandig leidende, zoudt onder wijzen, troosten en beschermengelijk Christus het Hoofd, de w ij s h e i d, troost en bijstand Zijner gemeente is." En Paulus vermaant, dat de vrouwen, in plaats van in de gemeente met onvrouwelijke vrijpostigheid het woord te voeren, zoo zij iets willen leeren, tehuis hare eigene mannen vra gen (1 Cor. 14 35). Is het onder ons niet vaak juist het omge keerde. Schijnt het niet vaak alsof man en vrouw een andere arbeidsverdeeling hebben getroffen, waarin de man zich alleen om het onderwijs met het oog op de maatschappelijke bestemming der kinderen bekommert, dit zelfs vaak door zettend met schade voor het geestelijk element en dat hij dan aan de vrouw maar overlaat te zien, wat zij van de godsdienstige opvoeding der kinderen terecht brengt. „Daar bekommer ik mij nooit over, daar gaat mijn vrouw over", zoo kan men soms uit den mond van een huisvader hooren. In zeer, zeer vele gevallen zou de huisvader ook deerlijk verlegen zijn, als de vrouw, de aan wijzing van den apostel opvolgende, zich tot hen wendde om leiding en voorlichting in zaken het godsdienstige leven betreffende. Zal hij niet vaak, zeer vaak beschaamd moe ten zijn met zijn onkunde, als hij zich ten minste nog schaamt over de verwaarloozing van zijn taak, die als hoofd des gezins van Godswege op hem rust. Wij hopen, dat, als er huisvaders zijn, die dit lezen en zich te dezen opzichte schuldig kennen, zij volmondig hunne verplichting zullen erkennen, als in de Schrift hun opgelegd en dat zij bij een bloot erkennen het niet zullen laten. Trouwens waar zijn de jonge mannen, die de catechisatie bezoeken met het doel om be kwaamheid voor hunne toekomstige taak te verwerven. Schrijver dezes ziet zeker vijfmaal zooveel meisjes van den leeftijd boven 16 jaar als jon gens van denzelfden leeftijd zij zich ter cate chisatie en heeft van vele gezinnen de over tuiging, dat slechts door den invloed der vrouw nog eenige aandacht geschonken wordt aan een opvoeding, die in meer of min verwijderd verband staat tot de eeuwige belangen van het kind, dat toch ook een onsterfelijke ziel te ver liezen heeft. Ernstige misstand in onze gemeenten, waar zij, die vaak voor 's Heeren aangezicht bij de bediening van den H. Doop zoo geheel anders beloofden, zich wel eens op mogen bezinnen. En in het licht van de gezinsorde, naar Bij- belschen eisch, noemen wij dezen toestand toch niet ten onrechte de omgekeerde wereld. Het worde der gemeente tot schuld. VAN DEN BOMMEL door Ds. G. VAN DER ZEE. 't Is allicht al te voorwerpelijk, hetgeen ook blijkt uit de algemeene deelname aan het Heilig Avondmaal, zelfs is daarnaar een vraag van gecensureerde leden. Aan den anderen kant is het ook weer prijzenswaardig, daar men de wet Gods en eigen plichten voorop stelde. Zoo kwam het b.v. bij den proponent Carolus Segaar niet op om een beroep naar Den Bommel te willen ontvangen, daar hij aan de hoorders zeide reeds te Benthuizen beroepen te zijn. Een andere proponent De Buk schreef ons preekverzoek af, met prop. De Koning slaagde het ook al niet, en Jac. Schelvisvanger te Maas- landsche sluis (Maassluis) stelde ons ook teleur en werd daarna predikant te Ouddorp. Petrus van Zarn wou hier niet komen, (hij was als proponent tevens rector aan een school te Rhenen), maar ook de kerkeraad ging niet in op David van der Hamme, die zichzelf aan bood. Wilh. Sweerts kwam preeken en zag het dorp nooit meer. Maar deze zeven tegenslagen maakten den kerkeraad moediger dan ooit te voren. Zeven keer te laag gemikt, nu maar voor de achtste keer flink hoog, en ziet, zij beriepen, (men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt) niemand minder dan ALEXANDER COMRIE van Woubrugge 1 Dit geschiedde 34 Juni 1748; de brief werd persoonlijk den 16den overhandigd en daar Comrie ons niet op sleeptouw wilde houden, bedankte hij vriendelijk per brief, reeds den dag daarna: 19 Juni. Dat was dus spoedig beklonken. Daar dook 21 Juli een sollicitant op, Herman Aalberts, predikant te Assen en ommelanden, hij verzocht hier „op sollicitatie" te mogen prediken, doch hoe is het gewone verloop Het lukte niet. Den Bommel liet de zaak Assen rusten Een week te voren was hier n.l. een proponent geweest, Arnoldus van der Palm, uit 's-Hertogenbosch, die met veel genoegen hier zijn gaven getoond had, en het beroep kreeg. De Schoolmeester Joh. van Weel sloot eenige dagen de school, daar hij het beroep ging bezorgen. De proponent nam het aan, en werd als zestiende predikant aan onze gemeente ver bonden door Ds. Gaveel van Nieuwe Tonge op 24 November 1748. (Wordt vervolgd). BBflB IBB am a BB BBBB BB XXXVII. Door het schielijk vertrek van Ds. de Haan, die van alle predikanten tot nog toe hier het kortste gestaan heeft, n.l. 9 maanden en 8 dagen, was de kerkeraad wederom bezwaard met het moeizame, kostbare en omslachtige beroepings- werk. Wij achten de formaliteiten nu genoegzaam bekend, en deelen thans alleen mede, dat het na het kortstondig verblijf van Ds. de Haan niet zoo gemakkelijk ging. Had onze gemeente een slechten naam ge kregen Wie weet het Maar wat tot heden toe nooit gebeurd was, geschiedde thans: wij kregen het ééne bedankje op het andere. Het is wel eigenaardig te zien voor de ge zindheid dier dagen hoe een verkiezing tot kerkeraadslid of beroeping door den kerkeraad steeds werd opgevolgd, en door den betrokken persoon werd geacht als een stem des Heeren sprekende door den Kerkeraad. DEN BOMMEL.* In verband met het op treden van den Eerw. Heer A. H. van Yperen des n.m. om 2 uur, zal de Zondagsschool D.V. a.s. Zondag worden gehouden des voorm. van 11.15 tot 12.15 uur. Abusievelijk liet de kerke raad j.l. Zondagmorgen afkondigen, dat zij des avonds zou worden gehouden. NIEUWE TONGE. Heden avond zal de Kerkeraad en het Kiescollege der Ned. Herv. Gem. alhier een vergadering houden tot het beroepen van een predikant. Vermoedelijk zal een beroep worden uitgebracht op Ds. Dekker van Bleiswijk. GOEDEREEDE. Tot onderwijzer aan de Bijzondere school is benoemd de heer A. P. de Bree van Vlissingen. OUDDORP. Bij de Herv. Gemeente alhier is als predikant beroepen Ds. W. L. Mulder te Voorthuizen. Ten gevolge van de groote stijging van het aantal leerlingen op de Christelijke school op 1 Mei, bij verplichte invoering van het zevende leerjaar, kan nu reeds tot het aan stellen van een tiende onderwijzer of onderwij zeres worden overgegaan, mits deze genomen wordt uit een door den Minister van Onderwijs verschafte lijst van wachtgelders (sters). ZUIDLAND. Donderdag 25 April a.s., des avonds 7 uur, hoopt in de voormalige Bewaar school alhier op te treden Ds. J. W. van Ree, Chr. Geref. predikant te Barendrecht. De heer J. L. Lekkerkerker is herbenoemd als voorzitter van de Oudercommissie der O.L. School. HONDERDSTE GEBOORTEDAG Prof. Dr. J. H. GUNNING. Naar ons werd medegedeeld, zal van Prof. Dr. J. H. Gunning, wiens honderdste geboorte dag volgende maand herdacht wordt, diens hoofdwerk „Blikken in de Openbaring", hetwelk sinds tal van jaren is uitverkocht, nu een tweede onveranderde herdruk verschijnen bij N.V. J. M. Bredée's Boekhandel en Uitgvers-Mij. te Rotterdam. HET GODSDIENSTONDERWIJS. In de Christelijke school staat het godsdienst onderwijs in het centrum, de Heilige Schrift is er de grondslag van onderwijs en opvoeding. Telkens wordt gewezen op den Bijbel als het boek, dat ons leert de herkomst des levens, de grondslag van onderwijs en opvoeding, richten en voortbewegen, om te beantwoorden aan het doel, waartoe het den mensch is ge geven. Het Bijbelsch onderwijs wordt dan het levend middelpunt, waar de andere vakken zich omheen groepeeren. Degelijke en grondige kennis van de Bijbelsche geschiedenis moet wor den aangebracht; opdat de jeugd teerkost mee krijgt op de levensreis. Dat is zoo noodig in onzen oppervlakkigen tijd, waarin velen zich tevreden stellen met ondiepe kennis. Na de jaren, waarin Kuyper en Bavinck door hun rijkdom van geschriften den toon aan gaven en aller aandacht werd gespannen voor de beginselen, die zij met hun zeldzame talenten blootlegden en uitdroegen, is er een tijd ge komen, dat men meer vraagt naar mystiek. Hier en daar openbaart zich een dogmatisch indiffe rentisme, dat weieens is aangemerkt als reactie tegen het proclameeren van beginselen. Er is een zucht om des trakke belijndheid los te laten. Mede door den omgang met andersdenkenden helt men soms over naar het subjectivistisch standpunt en vraagt meer naar beleving, dan naar het belijden. De Christelijke school moet daaraan niet toegeven. Men zoekt dan het Christelijk gehalte van het onderwijs in de persoonlijkheid van den onder wijzer. Als hij maar een oprecht Christen is, dan komt het wel terecht, ook met het gods dienstonderwijs, door den stillen invloed, die van hem uitgaat. Nu is de persoonlijkheid van den docent van vitale beteekenis voor het Chris telijk onderwijs. Daarop mag niet worden af gedongen. Maar de innerlijke overtuiging moet zich openbaren in een getuigen, anders schiet hij tekort in zijn roeping. Daarom blijft het dagelijksch gebed en het godsdienstonderwijs het intregeerend deel van het Christelijk on derwijs. Het geestelijk zoowel als het lichamelijk leven moeent dagelijks gevoed worden. Men eet niet als men daaraan behoefte heeft, maar zet zich op geregelde en vaste tijden aan den maaltijd. Wie dat verzuimt, benadeelt zijn gezondheid. Evenmin mag men de geestelijke behoeften ver- waarloozen. Als men die regelmaat in het re- ligieuse leven miskent, zal het zieleleven daar onder lijden. Gewoonten kunnen leiden tot vor melijkheid, maar ze behoeven dat niet noodwen dig en de onderwijzer heeft daar tegen te waken door zijn voorbeeld en een levendige voor dracht. Christus ging naar Zijn gewoonte op den Sabbath naar de Synagoge. De tijdgeest met zijn anti-Bijbelsche wereldbe-1 schouwing dringt overal door. Daarom is het noodig, dat het godsdienstonderwijs op onze scholen geen onzuiver geluid geeft Het moet de religie aan de jeugd voorstellen als het hoog ste goed. Dat is voor den docent een zware en ook een teere zaak. De lagere en ook de middel bare school heeft met een moeilijken leeftijd te doen, als in de jaren van de puberteit het ka rakter zich vormt. Daarbij komt, dat onze scho len niet enkel worden bezocht door leerlingen uit positief christelijke gezinnen. De geest des tijds bereikt ook hen, die zich tot dusverre hielden aan de traditie en daardoor min of meer beveiligd waren. Tot die traditie behoort ook het geloof in de inspiratie van den Bijbel, dat elk woord der Heilige Schrift waarheid is. Wan neer die traditie breekt wordt het geloof in den Bijbel geschokt. Op de lagere school hoorden de kinderen de geschiedenis van Jona. De onderwijzer vertelde met warmte en overtuiging en bij geen leerlingen kwam eenigen twijfel op. Maar later leerden ze, dat het keelgat van den walvisch zoo nauw is dat er onmogelijk een man door kan en deze kennis botst met de'traditioneele waarheid van Jona en den visch. Zoo licht sluipt dan de twij fel binnen. Veel hangt dan af van den tact van den docent. Hij moet het voorbeeld geven van den man, die eerlijk en onbevangen den Bijbel leest en onderzoekt met de begeerte Gods Woord te leeren verstaan en in het geloof, dat het waarlijk Gods Woord is, al kan hij niet alles doorgronden en verklaren, omdat hij weet en belijdt, dat zijn verstand door de zonde verduis terd is. Daarbij moet hij zijn leven versieren met een christelijken wandel. De docent behoeft de moeilijkheden, waarvoor de Heilige Schrift ons plaatst, niet te verbergen. Hij laat ze voor wat ze zijn en stelt ze niet zwaarwichtiger voor dan ze werkelijk zijn. Wanneer hij ernstige en biddende studie maakt van het godsdienstonderwijs, dan zal hem het licht opgaan over menige duistere plaats. Hij moet doordrongen zijn van den hoogen ernst die bij zijn onderwijs past, omdat hijzelf het goede Woord Gods heeft gesmaakt. De leerlingen mo gen gerust vragen, ook al moet hij soms het ant woord schuldig blijven. De docent heeft te getuigen. De leerling be hoeft vastheid, hij ziet uit naar een houvast en dat moet hij vinden in Gods Woord. Buiten den '.ring van huis en school werken allerlei verleidende krachten op hen in, want de zuig kracht van het moderne leven is groot. Hij wordt geplaatst voor de keuze tusschen God en Zijn dienst en de wereld met haar zondeslaver- nij. De autoriteit, waarmee de docent hem dringt tot de goede keuze, heeft door den zegen des Heeren effect, wanneer died rang opkomt uit hartelijke liefde tot den leerling. Onze kinderen kunnen niet altijd in de kinder kamer blijven. Wij houden ze zoolang mogelijk buiten de aanraking van het wereldsche leven. Het christelijk huisgezin en de christelijke school doen ook dienst als geestelijke quarantaine. Maar toch ze moeten in de wereld verkeeren en daar is het moeilijk te blijven bij het geloof van de kinderkamer. De kinderziel komt er in verwarring en het hart in opstand tegen de raad selen des levens. De wereld verwijst de bijbel verhalen naar het rijk der fabelen en noemt het dwaasheid de dingen die men niet ziet te stellen boven de dingen die men ziet. We kunnen ze niet vasthouden, maar wel opdragen aan den Heere met het gebed, dat Hij hen bewaart van den bodie. De docent moet een open oog hebben voor de gemoedsgesteldheid waarin de leerling verkeert en zich kunnen inleven in de moeilijkheden waar mee deze tobt. Een leerling had op school ge leerd, dat de energie van het heelal standvastig en onvernietigbaar is. Hij kon die stelling niet rijmen met wat de Heilige Schrift leert omtrent den jongsten dag, het oordeel en de voleinding aller dingen. Met zijn bezwaren wendde hij zich tot een wetenschappelijk man, die bekend stond als een evangeliebelijder. Hij kreeg eenvoudig ten antwoord: Mijn weten en mijn gelooven staan los naast elkaar en ik zorg er voor, dat ze elkaar niet raken dat is het voorzichtigst en ik raad je dat ook te doen. Zoo'n antwoord snijdt elke ver dere redeneering over de verhouding tusschen gelooven en weten af en bevredigt allerminst. Nu zal misschien, wie wel bereid is op zulke vragen in te gaan, er niet altijd een afdoend ant woord op weten te vinden. Dat is best mogelijk en dan is het beter het antwoord schuldig te blij ven dan er maar wat van te maken of botweg verdere vragen af te wijzen. Ook is het niet tactvol den twijfelaar te beschuldigen van onge loof en gebrek aan eerbeid voor den Bijbel. Laat de docent aandringen op ernstige studie van Gods Woord en dat zelf ook doen. De Bijbel is geen handboek der natuurkunde, ook geen wetboek, maar getuigt van de groot heid en de heerlijkheid Gods. En zijn liefde in Christus tot zondaren. In de Heilige Schrift lig gen voorts de beginselen van alle terreinen des levens. Geïnspireerd door God zelf en door den Heiligen Geest ingegeven, is de Bijbel onfeilbaar voor het doel, waartoe hij van God is gegeven. Daarop moet de docent den nadruk leggen, daar van moet hij den leerling doordringen. Dan treedt hij den leerling met vriendelijkheid tege moet als deze komt met vragen van twijfel. Wordt vervolgd,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 9