ECULE UB
UIT HET WOORD J
MS
mleenbank
C. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
de Winter
PREDIKBEURTEN
BS KERKELIJK LEVEN SSB
SSSSS ALLERLEI SSSSS
leent gelden aan leden
pCt. 's-jaars. Ze neemt
egen 3,84 pCt. 's-jaars,
:t-leden. Voorschotten
gelijks aangevraagd
een der leden van he'
legenheid tot inbreng'
aling van gelden eiken
"'ildagauonavanfi-BUf
den kassier D. JOPPe
DIJK. 29569
ONDER REDACTIE VAN MH—a^—
vïiddelharnis"
ielharnis i
'erdam i
legplaats VAN
noemde stoom')
t dienst te
terdam is
OMPJES
wasch is
ILWEISS"
OP ZONDAG 21 APRIL 1929
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
&AKTE
ïID
I
RHIS—SOmmELSDIJH"
n VOOR DEN ZONDAG ~i
3MBOOTDIENST
lotterdam m via ïlaapiiol^
STREGELINO
de 7 OCTOBER 1928,
dag en Dinsdag V. Middel
r.m. A. Vlaardingen 7.(
otterdam 8.00 v.m.
n (beh. Zon» Feestdagen)'
larnis 6.40 v.m. A. Vlaardin
A. Rotterdam 10.00 v.a
).20 v.m.4
ig en Dinsdag V. Rotterdai
Vlaardingen 3.00 n.m.f(S
mis 5.30 n.m.
n(beh. Zon< Feestdagen)'
naf 10 Februari,
3.00 n.m. V. Vlaardinget
V. Brielle 2.25 n.m.
rnis 6.20 n.m.
vember t/m 9 Februari,
i 2.15 n.m. V. Vlaardingen
A. Middelharnis 5.30 n.m
liting op den trein van 7.21
v.m. van Vlaardingen.
sluiting op den trein var
9.42 v.m. van Vlaardin ea
iting op den trein van 14.40
en 14.51 (2.51 n.m.) te
sluiting op den trein van
.m.) en 15.51 (3.51 n.m.Jtf
rdingen overstappen.
:rdag 1.25 n.m.
lagen ztfn te beschouwen
2e Paaschdag, Hemelvaartsdag
ag en de beide Kerstdagen
verband met Kerstmis en
weekmarkt op een anderen
sdag wordt gehouden, zal
be dienst op dien dagge'
lover de Reederijsirsat
het behandelen
:h« en Strykinrichting
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, 's av. Ds. van Ameide. ,s
Middelharnis, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van
Sommelsdijk (H.A.) en 's av. 6 uur Ds. Zandt
van Delft (collecte).
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Den Bommel, v.m. leesdienst en n.m. dhr. van
Yperen van Herkingen.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Wal van
Dirksland (Doop) en 's av. 6 u. Ds. Rappard
van Dinteloord.
Langstraat, v.m. 9.30 uur dhr. Vetter.
Oude Tonge, v.m. Ds. Vlasblom en n.m. de
heer Vetter van Langstraat.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur Ds.
Zandt van Delft.
Dirksland v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur
Ds. v. 'd. Wal (Voorber. H. A.)
Herkingen, v.m, 9.30 en 's av. 6 uur de heer
van Yperen.
Melissant, n.m. 2 uur Ds. Vlasblom van Oude
Tonge (H.
Goedereede, r. m. 2 uur de heer Bouman van
Stellendam.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Polhuijs
van Stad aan 't Haringvliet.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Veen van St.
Anna Parochie.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Den Bommel, v.m. en n.m. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. en n.m. leesdienst.
Stellendam, vun. en 's av. leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.m. en "s av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst in de hulpkerk.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen( v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
STICHTELIJKE OVERDENKING
aseaaisan gss bbsbbebbbbbbb
HET VERLORENE GEZOCHT.
„En dat Hij is van Cefas gezien,
daarna1 Cor. 15 5a.
De goede Herder stelt Zijn leven voor de
schapen.
Dat prediken ons de lijdensweken.
Zij verkondigen ons tevens, dat de Heiland
door dit plaatsbekleedend sterven, den schapen
tot een deur wordt, opdat zij daardoor ingaan
en uitgaan en weide vinden.
Door het bloed des eeuwigen Testaments is
echter deze groote Herder der schapen uit de
dooden wedergebracht, opdat Hij ze in hunne
verstrooiing zou opzoeken en vergaderen.
Hij beantwoordt daarin volkomen aan de
schoone teekening gegeven in Ezechiël 34 „Ge
lijk een herder zijne kudde opzoekt, ten dage als
hij in het midden der verspreide schapen is, al-
zoo zal Ik Mijne schapen opzoeken en Ik zal
ze redden uit alle plaatsen, waarheen zij ver
strooid zijn, ten dage der wolken en der don
kerheid.
Het verlorene zal Ik zoeken en het wegge
drevene zal Ik wederbrengen en het gebrokene
zal Ik verbinden en het kranke zal Ik sterken.
Ik zal een eenigen Herder over hen verwek
ken en Hij zal hen weiden, namelijk Mijnen
knecht DavidDie zal ze weiden en Die zal
hun tot een Herder zijn."
Alzoo de profetie van den goeden Herder,
aangeduid met den typischen naam van den
herder-koning David.
En gelijk een herder, die hart heeft voor
zijn kudde en niet enkel den wol der schapen
begeert, zijn opmerkzaam oog laat gaan, niet
alleen over de kudde als geheel, maar ook zijn
volle aandacht schenkt aan ieder schaap af
zonderlijk en dat ook weer niet alleen aan het
sterke, krachtige, uitmuntende, waardevolle,
maar ook aan het zwakke, het gebrokene, zoo
zien wij den goeden Herder bezig, niet alleen
den ganschen kring der discipelen of de vijf
honderd geloovigen zich te vergaderen, maar
Zich met teedere opzoekende liefde te wijden
aan het gevallene, het afgedwaalde.
Het weggedrevene is zelfs in het bijzonder
het voorwerp van liefderijke zorjj van den Her
der.
Het verst gedoolde wordt zelfs het eerst op
gezocht.
Hoor slechts in onzen tekstEn is van Cefas
gezien, daarna van de twaalven.
Cefas
Zoo noemt de apostel Paulus zijn medeapos
tel
Het is de nieuwe naam door de Heere zelf
hem gegeven, toen hij, door zijn broeder An
dreas het eerst tot Jezus werd geleid.
Zooals een menschenkenner soms een verbor
gen aanleg ontdekt bij het kind, en een bijzon
dere ontwikkeling daarvan voorziet, zoo ziet de
Heere in de ziel van dezen Simeon, den zoon
van Jonas, een nieuw levensbeginsel, dat straks
tot heerlijke, krachtige ontplooiing zal komen.
Alleen het zal blijken niet een soort natuur
lijke aanleg te wezen tot Simon's eigen natuur
behoorende, maar het zal zich openbaren als
juist niet van hem zeiven en daarom geen re
den tot zelfgenoegzaamheid gevend.
Het is een nieuw levensbeginsel, nu echter
nog zeer verborgen en met zeer veel onzuivers
vermengd, gelijk gouderts in een klomp aarde.
En gelijk dit laatste door wassching, reiniging,
ja door loutering met vuur moet uitgezuiverd
en van vuil en onreinheid ontdaan worden,
zoo moet ook door den smeltkroes der beproe
ving heen de nieuwe mensch zich openbaren
maar dan zoo dat alle eigen roem uitgesloten is.
Zoo spreekt dezelfde apostel Petrus en ook
van uit zijn eersten zendbrief,- die in zoo menig
opzicht het gelouterde beeld van dezen discipel
vertoont.
Hij ziet ook in de levende kerke, waartoe hij
zich richt, hetzelfde geschieden als in zijn eigen
levenhoe ook zij namelijk, „we een weinig
tijds, (zoo het noodig is) bedroefd worden
door menigerlei verzoekingen, opdat de beproe
ving huns geloofs, die veel kostelijker is dan des
gouds, hetwelk vergaat en door het vuur be
proefd wordt, bevonden zou worden te zijn tot
lof en eer en heerlijkheid in de openbaring van
Jezus Christus."
„Leid ons niet in verzoeking", zoo klinkt het
in het allervolmaakste gebed.
En toch is de beproeving noodzakelijk, en
dat des te meer, naar mate dit gebed verzuimd
wordt en men meent in eigen kracht tegen de
verzoekingen en beproevingen bestand te zijn.
Zoo was het Petrus gegaan.
Hij meende de proef te kunnen doorstaan.
Hij laat na de drievoudige waarschuwing in
acht te nemen „Waakt en bidt, opdat gij niet
in verzoeking komt."
Nu, dan wordt hij ook in de beproeving ge
leid.
En wat bleef daarin van hem over
Niets zouden wij zéggen en wij zouden geen
hope meer voor dezen discipel hebben durven
koesteren, als met het verhaal van Petrus' ver
loochening zijn levensboek afgesloten geworden
ware.
Toch is er iets overgebleven.
Juist datgene, was Christus in hem gezien
had, toen Hij hem den naam Cefas gafdat
gene, wat juist niet van Simon was, maar van
Christus en dat de Heere daarom, als een deel
van Zichzelve, als een lid van Zijn lichaam,
niet verloren kon laten gaan.
Hij laat niet varen de werken Zijner handen.
Zijn werk zal zich evenzeer onoverwinnelijk en
levend en krachtig openbaren als Hijzelve,
Die den dood zelf heeft verslonden tot overwin
ning.
Christus is ook beproefd.
Hij heeft de pers alleen getreden, den drink
beker geledigd, het heete vuur van den toorn
Gods tegen de zonde doorstaan, zonder eenigs-
zins verteerd te worden.
De Overste der wereld is gekomen, maar had
aan Hem niets.
Deze Heilige heeft de verderving niet gezien
en kon ook van den dood niet gehouden worden.
Dat predikt de opstanding.
Nu is deze Petrus de eerste onder de disci
pelen, dien de Heere opzocht.
„Simon, Simon", zoo had de Heere hem
waarschuwend aangesproken.
Vergeefs
En toch zal hij Cefas, de Rotsman, de eer
steling onder de apostelen worden, omdat zijn
leven, de rijkste openbaring zal zijn van men-
schelijke zwakheid en goddelijke genade.
„Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet
ophoude", zoo had de Heere er aan toege
voegd.
Uw geloof. Dat was het werk Gods. Alleen,
datgene wat uit God is overwint de wereld
en dat is de overwinning, die de wereld over
wint, namelijk ons geloof.
„Opdat de beproeving uws geloofs bevonden
worde te zijn tot rlof en eere en heerlijkheid
in de openbaring van Jezus Chris-
t u s".
Het is het vuur, dat Satan wil uitblusschen,
maar dat door de verborgen werking des Hee-
ren onderhouden wordt.
Satan werpt water, de Heere stort in 't ver
borgen olie er in, opdat het, schoon kwijnend
soms, niet verga.
Er staat weinig over de ontmoeting van den
Heere met Petrus opgeteekend. Niet meer dan
het feit als zoodanig.
Het behoeft ook niet. Eenerzijds is het van
groote teederheid, wat daar is geschied, dat de
Schrift deze ontmoeting als het ware voor den
oningewijde omsluiert.
Anderzijds zal het hem, die iets kent van
Gods verborgen omgang met zijn door schuld
besef verbroken en verslagen volk, niet moeilijk
vallen zich in te denken, wat deze ontmoeting
voor Petrus moet geweest zijn.
Nu niet meer de zieldoordringenden blik vol
teeder verwijt, als in Kajafas' paleis.
Voor den bitterlijk weenende geen striemende
veroordeeling.
Veeleer de opheffing der handen met het
teeken der nagelen, dat spreekt van de over
name, en daardoor van de wegname, van de
billijke straf op de ontrouw van het afgedwaalde
schaap, door den Herder zeiven.
Hij heelt gebrokenen van harte.
De versterking van het leven, dat sterven
zoude, door de verschijning van den Levens-
vorst.
De opstanding des Heeren is de grondslag
der levende hope.
Voor hem, die het hem toebetrouwde pand
zelf niet had kunnen bewaren, nu in den op-
gestanen Heiland en in Zijne verschijning, het
zekere onderpand, dat Hij, die het leven be
waard had, zelfs in den dood en die de sleu
telen heeft der hel en des doods, ook het leven
der Zijnen bewaart.
Niemand zal ze uit Zijne hand rukken.
Zij worden in de kracht Gods bewaard, tot
de erfenis, die voor hen bewaard wordt.
Zóó mag Petrus den naam van Cefas dragen,
niet omdat hij onwankelbaar en vast staat in
eigen kracht, maar omdat hij gegrond is op
den Rots der eeuwen, Wiens werk volkomen is.
Zóó ontvangt hij genade en het Apostelschap.
Genade voor hem, dus ook voor anderen.
Zoo weidt de kudde onder den Opperherder,
de schapen, ja zelfs de lammeren.
Hij die getwist had om den voorrang
Zoo wordt hij zelf gesteld over de verstrooide
vreemdelingen, en roept hen toe: „Gij waart
als dwalende schapen, maar nu zijt gij bekeerd
tot den Herder en Opziener uwer zielen".
Zoo wordt hij in het bijzonder als voorwerp
van de opzoekende liefde, die zich tot hem
het eerst richtte, een troostrijk voorbeeld voor
allen, die, als hij, bitterlijk weenen, over hunne
ontrouw en ongeloovigheid.
In Petrus' voorbeeld zien wij, hoe de Heere,
daar, waar waarlijk rouw is, sieraad geeft voor
asch, vreugdeolie voor treurigheid en een ge
waad des lofs voor een benauwden geest.
Hen om 't slibberen van hun voet niet ver
werpt, maar opvangt in Zijnen sterken arm.
In 't bijzonder een boodschap voor hen.
Zoodat zij instemmen met den psalmdichter
Als ik, omringd door tegenspoed,
Bezwijken moet,
Schenkt Gij mij leven
Is 't, dat mijns vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand
Zal redding geven.
De Heer is zoo getrouw als sterk
Hij zal Zijn werk
Voor mij volenden
Verlaat niet wat Uw hand begon,
O Levensbron
Wil bijstand zenden.
D. C. v. d. W.
DE OMGEKEERDE WERELD.
Het gezin is de cel waaruit het volksleven,
maar ook het kerkelijk leven zich ontwikkelt.
Ook dit laatste.
De genade staat boven de natuur, is er on
afhankelijk van, maar doet haar, in zooverre
zij schepping Gods is, niet teniet.
De kinderdoop geeft daarvoor het krachtigste
bewijs.
In dat gezin is de man door God gezet als
het hoofd.
Hij is in de eerste plaats verantwoordelijk
voor de leiding van het gezinsleven, voor de
opvoeding der kinderen met het oog op hun
plaats straks in het maatschappelijk leven.
Verantwoordelijk ook in de eerste plaats voor
de opvoeding der kinderen, overeenkomstig de
belofte bij den doop der kinderen gedaan, met
betrekking op het onderwijzen in de leer der
godzaligheid.
De vrouw moge meer het talent van het teer-
gevoelend moederhart ontvangen hebben, de
man kreeg de gave van het leidende verstand,
het denkende hoofd.
Hij heeft daarin niet slechts de onderwijzer
zijner kinderen te zijn, maar ook de leidsman
zijner vrouw.
Ons huwelijksformulier, maar al te weinig
in gebruik in deze streek, verstaat het ook
alzoo, wanneer het den man zijn taak uiteen
zettende, zegt: „opdat gij haar naar uw ver
mogen verstandig leidende, zoudt onder
wijzen, troosten en beschermengelijk
Christus het Hoofd, de w ij s h e i d, troost en
bijstand Zijner gemeente is."
En Paulus vermaant, dat de vrouwen, in
plaats van in de gemeente met onvrouwelijke
vrijpostigheid het woord te voeren, zoo zij iets
willen leeren, tehuis hare eigene mannen vra
gen (1 Cor. 14 35).
Is het onder ons niet vaak juist het omge
keerde.
Schijnt het niet vaak alsof man en vrouw
een andere arbeidsverdeeling hebben getroffen,
waarin de man zich alleen om het onderwijs
met het oog op de maatschappelijke bestemming
der kinderen bekommert, dit zelfs vaak door
zettend met schade voor het geestelijk element
en dat hij dan aan de vrouw maar overlaat
te zien, wat zij van de godsdienstige opvoeding
der kinderen terecht brengt.
„Daar bekommer ik mij nooit over, daar gaat
mijn vrouw over", zoo kan men soms uit den
mond van een huisvader hooren.
In zeer, zeer vele gevallen zou de huisvader
ook deerlijk verlegen zijn, als de vrouw, de aan
wijzing van den apostel opvolgende, zich tot
hen wendde om leiding en voorlichting in zaken
het godsdienstige leven betreffende.
Zal hij niet vaak, zeer vaak beschaamd moe
ten zijn met zijn onkunde, als hij zich ten minste
nog schaamt over de verwaarloozing van zijn
taak, die als hoofd des gezins van Godswege
op hem rust.
Wij hopen, dat, als er huisvaders zijn, die
dit lezen en zich te dezen opzichte schuldig
kennen, zij volmondig hunne verplichting zullen
erkennen, als in de Schrift hun opgelegd en
dat zij bij een bloot erkennen het niet zullen
laten.
Trouwens waar zijn de jonge mannen, die
de catechisatie bezoeken met het doel om be
kwaamheid voor hunne toekomstige taak te
verwerven.
Schrijver dezes ziet zeker vijfmaal zooveel
meisjes van den leeftijd boven 16 jaar als jon
gens van denzelfden leeftijd zij zich ter cate
chisatie en heeft van vele gezinnen de over
tuiging, dat slechts door den invloed der vrouw
nog eenige aandacht geschonken wordt aan
een opvoeding, die in meer of min verwijderd
verband staat tot de eeuwige belangen van het
kind, dat toch ook een onsterfelijke ziel te ver
liezen heeft.
Ernstige misstand in onze gemeenten, waar
zij, die vaak voor 's Heeren aangezicht bij de
bediening van den H. Doop zoo geheel anders
beloofden, zich wel eens op mogen bezinnen.
En in het licht van de gezinsorde, naar Bij-
belschen eisch, noemen wij dezen toestand toch
niet ten onrechte de omgekeerde wereld.
Het worde der gemeente tot schuld.
VAN DEN BOMMEL
door
Ds. G. VAN DER ZEE.
't Is allicht al te voorwerpelijk, hetgeen ook
blijkt uit de algemeene deelname aan het Heilig
Avondmaal, zelfs is daarnaar een vraag van
gecensureerde leden. Aan den anderen kant is
het ook weer prijzenswaardig, daar men de
wet Gods en eigen plichten voorop stelde.
Zoo kwam het b.v. bij den proponent Carolus
Segaar niet op om een beroep naar Den Bommel
te willen ontvangen, daar hij aan de hoorders
zeide reeds te Benthuizen beroepen te zijn.
Een andere proponent De Buk schreef ons
preekverzoek af, met prop. De Koning slaagde
het ook al niet, en Jac. Schelvisvanger te Maas-
landsche sluis (Maassluis) stelde ons ook teleur
en werd daarna predikant te Ouddorp.
Petrus van Zarn wou hier niet komen, (hij
was als proponent tevens rector aan een school
te Rhenen), maar ook de kerkeraad ging niet
in op David van der Hamme, die zichzelf aan
bood. Wilh. Sweerts kwam preeken en zag
het dorp nooit meer.
Maar deze zeven tegenslagen maakten den
kerkeraad moediger dan ooit te voren. Zeven
keer te laag gemikt, nu maar voor de achtste
keer flink hoog, en ziet, zij beriepen, (men kan
nooit weten hoe een koe een haas vangt)
niemand minder dan ALEXANDER COMRIE
van Woubrugge 1 Dit geschiedde 34 Juni 1748;
de brief werd persoonlijk den 16den overhandigd
en daar Comrie ons niet op sleeptouw wilde
houden, bedankte hij vriendelijk per brief, reeds
den dag daarna: 19 Juni.
Dat was dus spoedig beklonken.
Daar dook 21 Juli een sollicitant op, Herman
Aalberts, predikant te Assen en ommelanden,
hij verzocht hier „op sollicitatie" te mogen
prediken, doch hoe is het gewone verloop
Het lukte niet. Den Bommel liet de zaak Assen
rusten Een week te voren was hier n.l. een
proponent geweest, Arnoldus van der Palm,
uit 's-Hertogenbosch, die met veel genoegen
hier zijn gaven getoond had, en het beroep
kreeg. De Schoolmeester Joh. van Weel sloot
eenige dagen de school, daar hij het beroep
ging bezorgen.
De proponent nam het aan, en werd als
zestiende predikant aan onze gemeente ver
bonden door Ds. Gaveel van Nieuwe Tonge
op 24 November 1748.
(Wordt vervolgd).
BBflB
IBB
am
a
BB BBBB BB
XXXVII.
Door het schielijk vertrek van Ds. de Haan,
die van alle predikanten tot nog toe hier het
kortste gestaan heeft, n.l. 9 maanden en 8 dagen,
was de kerkeraad wederom bezwaard met het
moeizame, kostbare en omslachtige beroepings-
werk.
Wij achten de formaliteiten nu genoegzaam
bekend, en deelen thans alleen mede, dat het
na het kortstondig verblijf van Ds. de Haan
niet zoo gemakkelijk ging.
Had onze gemeente een slechten naam ge
kregen Wie weet het Maar wat tot heden
toe nooit gebeurd was, geschiedde thans: wij
kregen het ééne bedankje op het andere.
Het is wel eigenaardig te zien voor de ge
zindheid dier dagen hoe een verkiezing tot
kerkeraadslid of beroeping door den kerkeraad
steeds werd opgevolgd, en door den betrokken
persoon werd geacht als een stem des Heeren
sprekende door den Kerkeraad.
DEN BOMMEL.* In verband met het op
treden van den Eerw. Heer A. H. van Yperen
des n.m. om 2 uur, zal de Zondagsschool D.V.
a.s. Zondag worden gehouden des voorm. van
11.15 tot 12.15 uur. Abusievelijk liet de kerke
raad j.l. Zondagmorgen afkondigen, dat zij
des avonds zou worden gehouden.
NIEUWE TONGE. Heden avond zal de
Kerkeraad en het Kiescollege der Ned. Herv.
Gem. alhier een vergadering houden tot het
beroepen van een predikant. Vermoedelijk zal
een beroep worden uitgebracht op Ds. Dekker
van Bleiswijk.
GOEDEREEDE. Tot onderwijzer aan de
Bijzondere school is benoemd de heer A. P.
de Bree van Vlissingen.
OUDDORP. Bij de Herv. Gemeente alhier
is als predikant beroepen Ds. W. L. Mulder
te Voorthuizen.
Ten gevolge van de groote stijging van
het aantal leerlingen op de Christelijke school
op 1 Mei, bij verplichte invoering van het
zevende leerjaar, kan nu reeds tot het aan
stellen van een tiende onderwijzer of onderwij
zeres worden overgegaan, mits deze genomen
wordt uit een door den Minister van Onderwijs
verschafte lijst van wachtgelders (sters).
ZUIDLAND. Donderdag 25 April a.s., des
avonds 7 uur, hoopt in de voormalige Bewaar
school alhier op te treden Ds. J. W. van
Ree, Chr. Geref. predikant te Barendrecht.
De heer J. L. Lekkerkerker is herbenoemd
als voorzitter van de Oudercommissie der O.L.
School.
HONDERDSTE GEBOORTEDAG
Prof. Dr. J. H. GUNNING.
Naar ons werd medegedeeld, zal van Prof.
Dr. J. H. Gunning, wiens honderdste geboorte
dag volgende maand herdacht wordt, diens
hoofdwerk „Blikken in de Openbaring", hetwelk
sinds tal van jaren is uitverkocht, nu een tweede
onveranderde herdruk verschijnen bij N.V.
J. M. Bredée's Boekhandel en Uitgvers-Mij. te
Rotterdam.
HET GODSDIENSTONDERWIJS.
In de Christelijke school staat het godsdienst
onderwijs in het centrum, de Heilige Schrift is
er de grondslag van onderwijs en opvoeding.
Telkens wordt gewezen op den Bijbel als het
boek, dat ons leert de herkomst des levens,
de grondslag van onderwijs en opvoeding,
richten en voortbewegen, om te beantwoorden
aan het doel, waartoe het den mensch is ge
geven. Het Bijbelsch onderwijs wordt dan het
levend middelpunt, waar de andere vakken
zich omheen groepeeren. Degelijke en grondige
kennis van de Bijbelsche geschiedenis moet wor
den aangebracht; opdat de jeugd teerkost mee
krijgt op de levensreis. Dat is zoo noodig in
onzen oppervlakkigen tijd, waarin velen zich
tevreden stellen met ondiepe kennis.
Na de jaren, waarin Kuyper en Bavinck
door hun rijkdom van geschriften den toon aan
gaven en aller aandacht werd gespannen voor
de beginselen, die zij met hun zeldzame talenten
blootlegden en uitdroegen, is er een tijd ge
komen, dat men meer vraagt naar mystiek. Hier
en daar openbaart zich een dogmatisch indiffe
rentisme, dat weieens is aangemerkt als reactie
tegen het proclameeren van beginselen. Er is
een zucht om des trakke belijndheid los te laten.
Mede door den omgang met andersdenkenden
helt men soms over naar het subjectivistisch
standpunt en vraagt meer naar beleving, dan
naar het belijden. De Christelijke school moet
daaraan niet toegeven.
Men zoekt dan het Christelijk gehalte van het
onderwijs in de persoonlijkheid van den onder
wijzer. Als hij maar een oprecht Christen is,
dan komt het wel terecht, ook met het gods
dienstonderwijs, door den stillen invloed, die
van hem uitgaat. Nu is de persoonlijkheid van
den docent van vitale beteekenis voor het Chris
telijk onderwijs. Daarop mag niet worden af
gedongen. Maar de innerlijke overtuiging moet
zich openbaren in een getuigen, anders schiet
hij tekort in zijn roeping. Daarom blijft het
dagelijksch gebed en het godsdienstonderwijs
het intregeerend deel van het Christelijk on
derwijs.
Het geestelijk zoowel als het lichamelijk leven
moeent dagelijks gevoed worden. Men eet niet
als men daaraan behoefte heeft, maar zet zich
op geregelde en vaste tijden aan den maaltijd.
Wie dat verzuimt, benadeelt zijn gezondheid.
Evenmin mag men de geestelijke behoeften ver-
waarloozen. Als men die regelmaat in het re-
ligieuse leven miskent, zal het zieleleven daar
onder lijden. Gewoonten kunnen leiden tot vor
melijkheid, maar ze behoeven dat niet noodwen
dig en de onderwijzer heeft daar tegen te waken
door zijn voorbeeld en een levendige voor
dracht. Christus ging naar Zijn gewoonte op
den Sabbath naar de Synagoge.
De tijdgeest met zijn anti-Bijbelsche wereldbe-1
schouwing dringt overal door. Daarom is het
noodig, dat het godsdienstonderwijs op onze
scholen geen onzuiver geluid geeft Het moet
de religie aan de jeugd voorstellen als het hoog
ste goed. Dat is voor den docent een zware en
ook een teere zaak. De lagere en ook de middel
bare school heeft met een moeilijken leeftijd te
doen, als in de jaren van de puberteit het ka
rakter zich vormt. Daarbij komt, dat onze scho
len niet enkel worden bezocht door leerlingen
uit positief christelijke gezinnen. De geest des
tijds bereikt ook hen, die zich tot dusverre
hielden aan de traditie en daardoor min of meer
beveiligd waren. Tot die traditie behoort ook
het geloof in de inspiratie van den Bijbel, dat
elk woord der Heilige Schrift waarheid is. Wan
neer die traditie breekt wordt het geloof in den
Bijbel geschokt.
Op de lagere school hoorden de kinderen de
geschiedenis van Jona. De onderwijzer vertelde
met warmte en overtuiging en bij geen leerlingen
kwam eenigen twijfel op. Maar later leerden
ze, dat het keelgat van den walvisch zoo nauw
is dat er onmogelijk een man door kan en deze
kennis botst met de'traditioneele waarheid van
Jona en den visch. Zoo licht sluipt dan de twij
fel binnen. Veel hangt dan af van den tact van
den docent. Hij moet het voorbeeld geven van
den man, die eerlijk en onbevangen den Bijbel
leest en onderzoekt met de begeerte Gods
Woord te leeren verstaan en in het geloof, dat
het waarlijk Gods Woord is, al kan hij niet alles
doorgronden en verklaren, omdat hij weet en
belijdt, dat zijn verstand door de zonde verduis
terd is. Daarbij moet hij zijn leven versieren
met een christelijken wandel.
De docent behoeft de moeilijkheden, waarvoor
de Heilige Schrift ons plaatst, niet te verbergen.
Hij laat ze voor wat ze zijn en stelt ze niet
zwaarwichtiger voor dan ze werkelijk zijn.
Wanneer hij ernstige en biddende studie maakt
van het godsdienstonderwijs, dan zal hem het
licht opgaan over menige duistere plaats. Hij
moet doordrongen zijn van den hoogen ernst die
bij zijn onderwijs past, omdat hijzelf het goede
Woord Gods heeft gesmaakt. De leerlingen mo
gen gerust vragen, ook al moet hij soms het ant
woord schuldig blijven.
De docent heeft te getuigen. De leerling be
hoeft vastheid, hij ziet uit naar een houvast en
dat moet hij vinden in Gods Woord. Buiten
den '.ring van huis en school werken allerlei
verleidende krachten op hen in, want de zuig
kracht van het moderne leven is groot. Hij
wordt geplaatst voor de keuze tusschen God en
Zijn dienst en de wereld met haar zondeslaver-
nij. De autoriteit, waarmee de docent hem dringt
tot de goede keuze, heeft door den zegen des
Heeren effect, wanneer died rang opkomt uit
hartelijke liefde tot den leerling.
Onze kinderen kunnen niet altijd in de kinder
kamer blijven. Wij houden ze zoolang mogelijk
buiten de aanraking van het wereldsche leven.
Het christelijk huisgezin en de christelijke school
doen ook dienst als geestelijke quarantaine.
Maar toch ze moeten in de wereld verkeeren
en daar is het moeilijk te blijven bij het geloof
van de kinderkamer. De kinderziel komt er in
verwarring en het hart in opstand tegen de raad
selen des levens. De wereld verwijst de bijbel
verhalen naar het rijk der fabelen en noemt het
dwaasheid de dingen die men niet ziet te stellen
boven de dingen die men ziet. We kunnen ze
niet vasthouden, maar wel opdragen aan den
Heere met het gebed, dat Hij hen bewaart van
den bodie.
De docent moet een open oog hebben voor de
gemoedsgesteldheid waarin de leerling verkeert
en zich kunnen inleven in de moeilijkheden waar
mee deze tobt. Een leerling had op school ge
leerd, dat de energie van het heelal standvastig
en onvernietigbaar is. Hij kon die stelling niet
rijmen met wat de Heilige Schrift leert omtrent
den jongsten dag, het oordeel en de voleinding
aller dingen. Met zijn bezwaren wendde hij zich
tot een wetenschappelijk man, die bekend stond
als een evangeliebelijder. Hij kreeg eenvoudig
ten antwoord: Mijn weten en mijn gelooven staan
los naast elkaar en ik zorg er voor, dat ze elkaar
niet raken dat is het voorzichtigst en ik raad je
dat ook te doen. Zoo'n antwoord snijdt elke ver
dere redeneering over de verhouding tusschen
gelooven en weten af en bevredigt allerminst.
Nu zal misschien, wie wel bereid is op zulke
vragen in te gaan, er niet altijd een afdoend ant
woord op weten te vinden. Dat is best mogelijk
en dan is het beter het antwoord schuldig te blij
ven dan er maar wat van te maken of botweg
verdere vragen af te wijzen. Ook is het niet
tactvol den twijfelaar te beschuldigen van onge
loof en gebrek aan eerbeid voor den Bijbel.
Laat de docent aandringen op ernstige studie
van Gods Woord en dat zelf ook doen.
De Bijbel is geen handboek der natuurkunde,
ook geen wetboek, maar getuigt van de groot
heid en de heerlijkheid Gods. En zijn liefde in
Christus tot zondaren. In de Heilige Schrift lig
gen voorts de beginselen van alle terreinen des
levens. Geïnspireerd door God zelf en door den
Heiligen Geest ingegeven, is de Bijbel onfeilbaar
voor het doel, waartoe hij van God is gegeven.
Daarop moet de docent den nadruk leggen, daar
van moet hij den leerling doordringen. Dan
treedt hij den leerling met vriendelijkheid tege
moet als deze komt met vragen van twijfel.
Wordt vervolgd,