Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
s9oIhA
BESTEVA»
II
In hei brandpunt
Sstelhï
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3526
ZATERDAG 6 APRIL 1929
44STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Christelijk.
Op den LJitkifk*
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
óen heerlgk zachte <?euriqe melanoe
saamoesteld aan de hand van een
ruim honderdjapiöeervarinö.met
verwerking van -uitsluitend volrqpe
tabakken.
Av.D.BlQGELAARXfjO^RQOSEHDAAL
II
i
Deze Courant verschat eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- vooruitbetaling,
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef, Interc. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENST A AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zi] beslaan,
Adverteatiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
99
99
Een merkwaardig, doch eeuwenoud
verschijnsel is, dat wanneer de Chris
telijke waarheid gepropageerd en ge
leerd wordt, er altijd genoeg menschen
zijn, die de Christelijke waarheid in
Naam van den Christus willen
tegengaan en loochenen.
Misschien ligt de oorzaak van dit
zonderlinge verschijnsel wel in het feit,
dat de Christelijke levensgedachte voor
den oppervlakkigen beschouwer veel
paradoxaals bevat.
Prof. v. d. Vlugt zei eens in de
Tweede Kamer tot Dr. Kuyper ..Gij
tioet Uw godsdienst niet op de pu-
lieke markt brengen, ge bederft er het
staatsrecht en 4;en godsdienst mede.
„Want", zeide hij, „Gods verbor
gen omgang vinden zielen daar Zijn
vrees in woont."
Oppervlakkig gezien is de actie op
Christelijk terrein in strijd met de
Christelijke waarheid, die in het ver
borgene beleden en gediend moet wor
den.
Doch hier hebt ge voor den onge-
loovige de paradox.
Hij ziet op dezen éénen tekst -een
uit zijn verband gerukt psalmwoord
en blijft in gebreke te letten op de al
zijdigheid van het waarachtig Chris
ten dom, dat niet duldt dat de God van
hemel en aarde, de Souvereine Heer-
scher van al wat is, slechts in het ver
borgene zou worden beleden en ge
diend. Het zou een kleine moeite zijn
een stroom van Bijbelwoorden op te
sommen, die uitdrukkelijk te kennen
geven, dat hemel, zee en aarde ver
plicht en geroepen zijn om zich te bui
gen voor den Heiland der wereld en
dat niet slechts in 't verborgene van
het bidvertrek, maar openlijk in gansch
de levensopenbaring, op elk terrein des
levens.
Is de H. Schrift dan een boek met
paradoxen
Volsterkt niet
Hier is de hoogste, want G o d d e-
1 ij k e logica.
Hier is de ware, want Goddelijke
eenheid en volmaaktheid.
Het is den tegenstanders echter niet
om de waarheid der H. Schrift te
doen, het is hen te doen om de Chris
telijke levensopenbaring te fnuiken en
daarom maakt hij gebruik van schrift
woorden, zonder te letten op hun eigen
lijke beteekenis, noch op hun diepen
zin en samenhang met andere schrift
gedeelten, die oppervlakkig gezien
er een paradox van maken.
Wat zou de ongeloovige mensch
geven om de waarheid der Heiliqe
Schrift
Hij is slechts de gebrekkige copie
van den vader der leugenen, den Satan
die precies dezelfde methode gebruikte,
ten opzichte van den Christus bij de
verzoeking in de Woestijn. Ook hij
kwam toen met het woord: „daar staat
geschreven", schijnbaar speelde
hij de Schriften tegen den Goddelijken
Vervuiler der Schriften uit
Een brutaliteit, waarvoor Satanische
driestheid vereischt wordt
Christus ging echter met hem niet
redeneeren over de beteekenis der aan
gehaalde Schriftuurplaatsen. Daarvoor
staat het Woord van God te hoog.
Doch Christus laat het„daar staat
wederom geschreven" hooren. Hij ge
bruikt Schriftplaatsen, die oppervlak
kig gezien lijnrecht tegenover de door
oatan geciteerde woorden staan. 4
c ^aa*- dus het Woord van
God als paradox zien aan den
n i e t-Christen, en daarmee snoert hij
den tegenstander den mond.
Wij doen het wijste dat Goddelijke
voorbeeld te volgen.
Met den tegenstander van de God
delijke Waarheid valt over de majesteit
der Goddelijke Waarheid niet te dis
puteeren, wijl het hem niet om de
W a a r h e i d te doen is.
Wanneer wij in het staatsrecht voor
de ordinantiën Gods opkomen, wordt
ons voor de voeten geworpen: „Is dat
Christelijk Gods verborgen om
gang is slechts het ware
Wanneer wij op allerlei terrein de
Christelijke levensgedachte propagee-
ren, heet het: „Is dat Christelijk Gij
zaait tweedracht
Wanneer wij Scholen met den Bijbel
stichten, is het weer precies hetzelfde
woord„Is dat Christelijk Gij zijt
twistziek en breekt de eenheid des
volks
Het zijn oude klanken
En ook nu doen ze opgeld, demon-
streerend de schamele armoe van den
tegenstander van het Christelijk on
derwijs
Maar het blijft niet bij deze armoe
dige bestrijding.
De fanatici komen al spoedig uit den
hoek
En als deze aan het woord zijn, blijkt
klaar, dat het den ongeloovige niet te
doen is om Gods Woord te verdedigen
als hij vraagt: „Is dat Christelijk
maar dat hij in den grond der zaak niet
anders is dan de groote vijand van al
wat naar de Christelijke levensgedach
te zweemt.
De vorige week lazen wij in ons
Vrijzinnig zusterblad „Onze Eilanden
een ingezonden stuk, waarin
dit fanatieke en vijandige karakter dui
delijk naar voren treedt.
Het was van den volgenden inhoud
CHRISTELIJK.
Zoo heeft men dan Middelharnis een Chr.
U.L.O. school ondergeschoven. Men moet
achteraf werkelijk het delicaat vernuft be
wonderen van de christenen zoo handig
als zij de gelegenheid hebben uitgebuit dat
een paar schoolhoofden gekibbeld hebben,
op zichzelf natuurlijk een onverkwikkelijk
feit; maar, visschen in troebel water is ge
oorloofd voor de goede zaak. Welk een
moraal Mohammed predikte tenminste nog
om z n geloof te vuur en te zwaard te ver
breiden, hij kwam dus openlijk ten strijde.
Doch de christelijken niet, alles met de stille
trom en op kousje
Zouden dezulken toch eigenlijk wel weten
wat christelijk beteekent Beteekent dat niet:
in navolging van Christus Dus uw naaste,
ja zelfs uw vijand liefhebben Beteekent dat
niet: de penningskes der armen, weduwen en
weezen goed beheeren en de huichelaars uit
den tempel drijven Beteekent dat niet: „gij
zult niet begeeren en gij zult niet dorsten
naar goud of macht en geen tweedracht
zaaien, dus ook geen godsdiensthaat?"
Moet men niet om te bidden in zijn bin
nenkamer gaan in plaats van op pleinen en
'i straten te loopen met een door goud versierd
kerkboek op den buik, het hoofd naar be
neden en het oog schuin links naar achteren
Is hoogmoed ook niet één der hoofdzonden
in de Christelijke Leer
Is het echter geen pure hoogmoed, als er
een of andere vereeniging wordt opgericht
en men roept daarnaast dadelijk een z.g.
christelijke in het leven, als zoude deze dan
de eigenschappen bezitten, welke de Chris
telijke Leer voorschrijft Men behoeft waar
lijk geen scherp waarnemer te zijn om te
constateeren, dat er een geest rondwaart van
het zuiverste Farizeeërschap.
En summa summarum Waartoe die chr.
U.L.O. school Als er een massa, b.v. 50
of 60 leerlingen rondliepen en wachtten op
die school, neen, men draait de zaak om
om een chr. U.L.O. school te hebben, gaat
men met alle middelen het vereischte aantal
leerlingen bij elkaar trommelen. Doch, dat
zij dan ook de consequentie dragen en zélf
de kosten betalen. P.
Het stuk spreekt voor zichzelf
Ook hier weer de vraag „Is dat
Christelijk
De oude argumentatie in al haar
naakte armoe en armoedige naaktheid.
Waarom zwijgt men niet liever dan
op deze onbeholpen en fanatieke wijze
op te treden
Intusschen de voormannen van 't
Godsdienstloos onderwijs gaan er in
voor. Is het wonder, dat de napraters
een soortgelijk geluid laten hooren
Klaas de Vries, de groote propagan
dist van het openbaar onderwijs, ver
telde nog kort geleden, dat de open
bare school de „eenige ware Christe
lijke school" was Een pastoor had het
gezegd
Met zulke praatjes tracht men de
goé-gemeente om den tuin te leiden.
Men geeft den indruk, alsof men nog
wat om het „ware" Christendom geeft!
En terwijl men z.g. het pleit voert
voor dat „ware Christendom", gluurt
de leelijke haat tegen al wat nog in
verband staat met de Christelijke waar
heid door de plooien van het vrome
kleed, dat men zich heeft omgeworpen!
Het verstandigste is met deze heeren
maar niet over het ware Christendom
te praten.
Laat hen maar in den waan, dat het
Christendom een groote paradox, een
groote ongerijmdheid is.
Christus ging ons in deze manier van
bestrijding voor.
En als deze heeren dan bazelen van:
„Is dat Christelijk en als ze jamme
ren over de onchristelijke verdeeldheid
die onder het volk gezaaid wordt en
over de tweedracht waaruit geen chris
telijke liefde spreekt, laat dan ons eenig
antwoord maar zijn
Daar staat geschreven: „Ik ben niet
gekomen om vrede te brengen op de
aarde, maar het zwaard."
En daar staat wederom geschreven:
„Ik ben gekomen om vuur op de aarde
te werpen."
En laat hen dan de schouders over
de paradox dezer waarheid maar op
halen eens zal de waarheid dezer
paradox ook door hen gezien worden
„Het mooie is d'r af."
Zoo hoort men dikwijls klagen.
Vroeger onder het oude kiesstelsel
toen was 't de moeite waard om er aan mee te
doenIeder district had z'n eigen candidaat,
en die werd tegen den candidaat van de tegen
partij uitgespeeld.
Dat was wat anders
B.v. in 1901
De ouderen herinneren 't zich wel.
Reeds de inzet bij de prov. staten verkiezing
was toen zoo moedgevend. Zuid-Holland was
„om" gegaan.
De liberalen waren geslagen.
En toen districtsgewijze de uitslagen binnen
kwamen uit honderd deel en van het land, steeg
het enthousiasme ten top
Psalmen werden er gezongen op de pleinen
voor dè nieuwsbureaux. 't Wilhelmus en Da
Costa's strijdzang, ze daverden door de straten.
En ten slotte kwam het bericht, dat in Tiet-
jerksteradeel Troelstra door Talma geslagen
was
De klap op de vuurpijl
Ja, toen was het anders.
Er was meer vuur, lang voor den dag der
verkiezingen.
Ieder district vocht zijn eigen strijd uit.
En dat bracht animo en meeleven en mee
strijden.
Toch heeft het kiesstelsel niet alle schuld.
Er komt meer bij.
De strijd ging tegen een heerschenden en in
't begin tegen een overmachtigen vijand.
Het liberalisme regeerde onbeperkt.
En dat bracht den schoolstrijd.
En rechts stond een man als Kuyper aan
het roer, die de volksziel begreep en tot haar
sprak.
En men bedenke, dat het niet van overwin
ning tot overwinning gegaan is.
Het was vallen en opstaan.
Wel hadden we reeds direct na de grond
wetsherziening van 1887 een rechts kabinet-
Mackay, dat eenige verlichting in den school
strijd bracht, maar daarna is nog gevolgd een
linksch ministerie-Roël-v. Houten en een mini-
sterie-Goeman-Borgesius. En na het ministerie-
Kuyper volgde weer een liberaal ministerie-
De Meester. En na het kabinet-Heemskerk,
kregen we Cort v. d. Linden.
Het wisselde telkens en telkens om.
Dat was wel de groote schaduwzijde van
het oude kiesstelsel.
Na invoering van de evenredige vertegen
woordiging zijn de verfioudingen meer stabiel
geworden.
De partijen hebben zich meer ingegraven.
Het is een positie-oorlog geworden.
Iedere partij weet nu ten naaste bij waarop
zij rekenen kan.
Vroeger was het een balanceeren met zwakke
districten en telkens gingen duizenden bij dui
zenden stemmen verloren.
Nu legt elke stem gewicht in de schaal.
De techniek is dus veel zuiverder.
En ook de stabiliteit, die hierdoor verkregen
is, zal er ongetwijfeld het hare toe bijgedragen
hebben, dat de geestdrift en het enthousiasme
is ingezonken.
Men weet zoo ongeveer waar men aan toe
is. En groote verschuivingen zijn eerst op lange
termijn te verwachten.
Maar toch, bij dit alles vergete men niet,
dat de politieke strijd in het laatst der vorige
en het begin van deze eeuw een ander karakter
droeg.
Een betrekkelijk jonge A. R. partij had den
strijd aangebonden tegen een oude en machtige
liberale partij, die schier een eeuw onbeperkt
geheerscht had.
En dat die rechterzijde nu aan het roer zou
komen
Dat was iets ongekends, iets ongehoords.
Dat denkbeeld wilde er bij de liberalen eerst
niet in, dat was een ergernis, die niet verkropt
kon worden.
Spot en verguizing waren het gevolg.
Hoe kón rechts nu regeeren
Openlijk werd gezegd, dat ze er de mannen
niet voor hadden.
De spotternij en de verguizing, die onze men
schen ten deel vielen, maakte den strijd scherp.
En daarom vooral ook was er een meeleven
en meestrijden, omdat men het onrecht zoo goed
voelde, dat aangedaan werd.
Daarom die groote jubel in 1901.
Daarom ook die rouw onzer menschen in
1905, toen links met een meerderheid uit de
bus kwam.
Het festijn der vrijzinnigheid was toen ge
weldig.
De haat en vijandschap openbaarde zich toen
onbeschaamd.
De vrijzinnigheid jubelde haar triumfen uit in
een lied, dat door een liberaal weekblad was
in elkaar gezet. Het is teekenend voor de gees
ten uit die dagen
Wien Neêrlandsch bloed door de aad'ren vloeit,
Van slavensmetten vrij.
Wiens hart voor ware vrijheid gloeit,
Breng' uit zijn stem als wij
Hij sluit met ons, vereend van zin,
Den bent belust op buit,
Bram Kuyper's coalitie-troep,
Van de Regeering uit
Wie niet wil bukken onder 't juk
Van Kuyper's dwingelandij,
Wie niet terug wil naar den tijd
Van priesterheerschappij,
Wid niet wil buigen voor den wil
Van „Rome" en van „Dordt",
Zorg' dat dien immoreelen Bond,
De kracht gebroken wordt
Wie niet den dood der Volksschool wil,
Wie dogmatiek niet duldt,
Wie niet door bijgeloof den geest
Van 't volk wil zien omhuld,
Wie wars is van gewetensdwang,
Wie secte-scholen haat,
Die werpe thans den Monster-Bond
Uit 't Binnenhof op straat
Wie door den Clerus heel het land
Niet wil zien kaal geplukt,
Wie door de „Zwarte Bende" zich
Niet gansch wil zien verdrukt,
Gooi 't zuur verdiend belastinggeld
Der Kerk niet in den schoot
Doch wijd' Calvijn en Loyola
Den „politieken dood
Ons bonst het hart, ons kookt het bloed,
Bij 't denken aan 't geval,
Dat ons de clericale bend'
Opnieuw regeeren zal
Maakt, kiezers, Kuyper's scheldwoord U
Van, „Paganist" dus waard,
En werpt het „Christelijk" bewind,
Met eenen smak ter aard'
Beschermt, o kiezersNeérlands grond,
Waarop onze adem gaat
De plek, waar onze wieg op stond,
Waar eens op graf op staat.
Treft Calvinist straks en Jezuïet
Verlammend in hun wiek,
En zorgt dus dat de stembus juicht
„Weg Kuyper en z'n kliek
Niet waar Dat is teekennend voor de libe
rale geestesgesteldheid uit die dagen
Onzerzijds werd toen de nederlaag met waar
digheid gedragen. Zelfs een blad als de N. Rott.
Crt. moest toen schrijven in verband met een
samenkomst, die de antirevolutionairen in Rot
terdam gehouden hadden
Toen werd het Wilhelmus gezongen
en zoo zouden den mannen en vrouwen in blijk
bare berusting uiteengegaan zijn. Maar de deu
ren werden gesloten gehouden tot het lied was
geëindigd. Want al wat naar manifesteeren
zweemde, moest worden vermeden. En daar
tegenin maakte het een pijnlijken indruk, dat
een groote troep andersdenkenden, dwars door
deze rustig naar huis keerende menschen heen,
de straat langs kwam hossen onder 't zingen
van een grof spotlied op den val van Dr.
Kuyper."
In de bovenzalen van het Poolsch Koffiehuis
op de beurs in Rotterdam zong de liberale elite:
„Kuyper die moet zakjes plakken, hi-ha-ho".
Maar in de Nutszaal, waren de A. R. bijeen
en daar werd het woord gehoord: „God re
geert".
Zóó was het in die dagen.
En zeker, dat meeleven en meestrijden had
iets bekoorlijks.
Maar de politieke omstandigheden brachten
dat mee.
Het liberalisme is nu verslagen.
Rechts bleef gedurende eenigen tijd achtereen
aan het bewind. De schoolstrijd is uit, en de
gedaante van het politieke leven is veranderd.
Maar als het er op aan komt leeft de oude
bezieling en liefde tot het beginsel dat is naar
den Woorde Gods nog.
Dat bewijst een samenkomst als deze week
gehouden is in Utrecht.
Onze deputatenvergadering
Waar het vijftigjarig bestaan onzer georgani
seerde Anti-Rev. partij herdacht werd
„Geen zaal Biedt ruimte voor 't getal,
Daar Uw geleed'ren samenstroomen",
zou wijlen Brummelkamp gezegd hebben
Twee zalen ei-vol waren noodig om de op-
gekomenen plaats te bieden
Daar bleek, dat de oude geestdrift en het
élan van vroeger nog bestaan
't Was reeds een zielsverkwikking om de
reis er heen mee te maken.
Toen we vér van Utrecht een station op
liepen, zagen we er al, die ook naar de bis-
schopstad togen.
En elk stationnetje bracht nieuwe toevoer,
'k Hoorde zeggen: aan de gezichten kun je
al zien, dat 't antirevolutionairen zijn
Bij het kruispunt Woerden moesten we over
stappen.
Reeds daar was het een blij weerzien van
oude bekenden, 't Was alles A.-R. wat de
klok sloeg, Dominé's, politieke kopstukken, wer
kers uit de partij ontmoetten er elkander.
En toen naar Utrecht.
De tweede en derde klassen waren overvol
gestroomd.
„Dan maar in de eerste klas wagen", hoorden
we den conducteur zeggen.
En ook in die afdeeling moesten velen zich
nog met een staanplaatsje tevreden stellen.
Binnen een kwartiertje waren we in Utrecht.
En daar kwam juist uit een andere richting
ook een trein binnen.
Dat gaf een herhaling van wat er te Woerden
had plaats gehad, maar nu op nog grootere
schaal
Handdrukken en blije gezichten, onverwachte
ontmoetingen, envrijheid en openhartigheid
tot alle onbekenden, die mee reisden en mee
liepen, want men voelde het elkander aan: „we
zijn van ééne geestesrichting, broeders".
De trams bij het station stroomden vol.