Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. n nieuwe Japon r IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3521 WOENSDAG 20 MAART 1929 44ste JAARGANG Eerst kijken ASTHMA ABDIJSIROOP Gemeenteraad. Het huisje aan den Zeedijk W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Zelfs AKKER'* Voorde Borst Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND b( vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDF RLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 ceat per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die beslaan. Adverteutiën worden Ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur. OM DE GOEDE ZEDEN. De vorige week werd er in de Tweede Ka mer een vinnig debat gevoerd over de vraag of in de Ziektewet moet worden opgenomen uitkeering bij het ongehuwde moederschap. Van socialistische zijde werd er sterk op aan gedrongen ook ongehuwde moeders recht op uitkeering te geven. Met name dë socialiste Suze Groeneweg hield hier een warm pleidooi voor. Met kracht drong zij op uitkeering wegens zwangerschap en bevaling ook aan ongehuwde arbeidsters aan. En deswege werd haar door haar fractie- genooten een groote ovatie gebracht. Gelukkig stond de rechterzijde aaneengesloten hier tegenover. Ons Anti-Rev. Kamerlid Mr. Heemskerk wees er op dat men zich niet mag verzekeren tegen geldelijke gevolgen van daden in strijd met de goede zeden. Wonderlijk is dat Ds. Lingbeek, leider der bferv. Geref. Staatspartij hier over stag ging en zich aan de zijde van links schaarde. Het Volk bracht hem hiervoor hulde Moest dit feit al niet voldoende zijn om zich af te vragen ben ik wel op den goeden weg IN GROOTE STIJL. Onze partijleider, de heer Colijn hield de vo rige week in de Eerste Kamer bij de algemeene beschouwingen over de begrooting een rede, die perspectief opent. De vragen die zich vanzelf voordoen, nu de verkiezingen in 't zicht komen, werden hier be sproken. Onze partijleider is niet erg best te spreken over het bestuur van 't huidige extra-parlemen tair kabinet, en wees met name op de uitbrei ding van het aantal goedkoope Zondagstreinen en openstelling van postkantoren op Zondag. Het was een rede in groote stijl, waaruit we h^t volgende, handelende over de Christelijke grondslagen van ons volksleven, overnemen De Minister-President heeft vanmorgen in zijn rede terecht gezegd, dat historisch ons volksleven gevormd is door den invloed van het Christendom, en in dien zin kan men zeg gen, dat het Nederlandsche volk een Chris telijke natie is. Aan die waarheid wordt niet tekort gedaan door de omstandigheid, dat een niet onbelangrijk deel van het Nederlandsche volk met het Christelijk geloof heeft gebro ken, want ook dat volksdeel leeft in zijn da- gelijksch leven toch veelszins naar de traditie van het Christendom. Het is nog altijd zoo dat de Christelijke levenswaarden in ons land hun stempel drukken op en hechtheid geven aan ons maatschappelijk leven. En een voort gaande ondermijning van die levenswaarden is dus een bedrijging van wat ik niet aarzel te noemen de heilige goederen van ons volk. Dat de overheid een bewarende taak te ver vullen heeft voor het behoud van die goe deren en daarom, binnen de grenzen van ha^r rechtmatig gezag, verplicht is op te treden tegen de ontbindende krachten die trachten ons die goederen te ontrooven, is naar Anti revolutionaire overtuiging een vaststaand feit. Ik zeide zooeven binnen de grenzen van het rechtmatig gezag der Overheid. Dat woord is niet van mij, het is een woord van Groen van Prinsterer. De Overheid kan na- - tuurlijk niet alles, en mag ook niet alles. De Overheid heeft naar Antirevolutionaire overtuiging in de consciëntie der onderdanen een grens te erkennen van haar macht. En niet alleen dat, de Overheid heeft ook reke ning te houden met de in den loop der jaren geheel gewijzigde socioliogische structuur van ons maatschappelijk leven. De geestelijke uni formiteit van ons volksleven, die vroeger be stond, is sinds lang teloor gegaan, en dat heeft ongetwijfeld ook invloed op de grens, aan de Overheidstaak te dien aanzien te stellen. Maar met inachtneming van die twee grenzen staat het voor ons vast, dat de Overheid geroepen is op te treden tegen de ontbindende factoren, die in ons volksleven openbaar worden. Nu zal ik dit punt niet in den breede ont wikkelen, maar ik wil op enkele onderdeelen daarvan de aandacht vestigen. En dan moeten wij inzonderheid den eisch stellen, dat de Overheid wake voor de handhaving van het gezag en. de ondergraving en ondermijning van dat gezag, die op zoovele wijzen open baar wordt; ook dikwijls in schijnbaar buiten de zaak staande aangelegenheden. Voor mij ligt b.v. in het streven naar verzwakking van de maritale macht in het huwelijk wel degelijk een element van ondergraving van het gezag in het algemeen; zoo ook in de beknotting van het ouderlijk gezag, die in de wetgeving soms aan den dag komt. Daarom meen ik, dat elk Kabinet, dat gevormd wordt na de verkiezingen, zijn bijzondere aandacht zal hebben te wijden aan dat vraagstuk. In de tweede plaats noem ik, ter toelichting van mijn gedachte op dit punt, de zorg voor de handhaving van ons huwelijksrecht en van de belangen van het gezin. Na het vele ROTTERDAM, Hoogstraat, hook Spui DEN HAAG, Alléén „Modehuis"-Hofweg 6 voortreffelijke, dat door den Minister-Presi dent dezen morgen over de gaafheid vair het huwelijk is gezegd, heb ik daar niet veel meer over op te merken en kan ik mij dus zeer beperken. Dat is zeker, dat, waar de huwelijksband gaaf wordt gehouden, waar het gezinsleven bloeit, waar de huiselijke haard in eere wordt gehouden, daar heeft men een krachtig bol werk tegen al die ontbindende krachten, die op ons volksleven zoo schadelijk inwerken. Daarom wil de antirevolutionaire groep, dat er aan ons huwelijksrecht niet worde getornd, met uitzondering dan van dit eene punt, dat wij wenschen een bestrijding, een beteugeling van de leugen in onze rechtspraak, die in zoo sterke mate juist ons huwelijksrecht helpt ondergraven. En ook wenschen wij, dat reke ning zal worden gehouden in de wetgeving met de belangen van het gezin en dan wil ik inzonderheid hierbij wijzen op de finan- cieele wetgeving, opdat de belangen van de groote gezinnen in de financieele wetgeving tot haar recht komen. En eindelijk als derde toelichting tot wat ik bedoelde, wil ik wijzen op de invloeden, die in onze dagen zoo verderfelijk werken, ook op de jeugd, van buiten af, in den vorm van een soms uitermate wuft tooneel, in den vorm van allerlei publieke dansgelegenheden e. d. Ik meen, dat de Overheid ook in dit opzicht tot taak heeft, om tegen te staan die invloeden, die in zoo ontstellende mate er toe bijdragen om het leven van het volk te ontwrichten, om het te doen afglijden van de hechte grondslagen waarop het naar onze Christelijke overtuiging behoort te rusten. Het is genoeg om deze enkele punten te noemen, ten einde aan te geven de richting, die ik op het oog heb en die naar mijn oordeel door de Regeering behoort te worden ge volgd, zoowel in haar wetgeving als in haar bestuurstaak. De Regeering kan en moet werkzaam zijn tot bewaring van de Christe lijke grondslagen, waarop ons volksleven rust. Een Kabinet, dat die roeping zou ver- waarloozen, zou in het algemeen op den steun der Antirevolutionaire groep niet kunnen rekenen. DE A.R. PARTIJ BEREID TOT STEUN. Uit de rede van den heer Colijn blijkt, dat de A.R. partij weer bereid is om mee te heioen aan positieven arbeid. Het oefenenen van kritiek is gemakkelijker, en de rol van oppositie-partij, waarbij meestal niets gedaan wordt dan afbreken, belooft door gaans grooter populariteit. Doch er moet ge regeerd worden. De heer Colijn zei hiervan Voor zoover ik kan zien, bestaat de mo gelijkheid, om tot een parlementair Kabinet te komen, op het oogenblik alleen maar, wan neer die steun gezocht wordt bij de groepen der voormalige Coalitie. Van andere groepen scheidt ons eens soms diepgaand verschil in levensbeginselen, maar oo op menig punt van zakelijken aard gaan wij uiteen. En waar wij, zooals ik in den aanvang van mijn rede ge zegd heb, aan een normaal parlementair Ka binet de voorkeur geven, daar behoef ik thans niet uitdrukkelijk meer te constateeren, dat de Antirevolutionairen bereid zijn, mits re kening worde gehouden met de groote be langen van land en volk, zooals wij die zien, de mogelijkheid van steun aan zulk een Ka binet te zijner tijd ernstig in overweging te nemen. DE DEPUTATENDAGEN. We krijgen ditmaal twee Deputatendagen. Dinsdag 2 en Woensdag 3 April. Het meer zakelijk gedeelte wordt op den eersten dag behandeld en de tweede dag is ge wijd aan de herdenkingsure van het vijftigjarig bestaan der georganiseerde A.R. partij. De heer Colijn spreekt de deputatenrede uit en 's namiddags zal, zoo de Heere wil, tot ons volk gesproken worden door Prof. Fabius en Prof. Visscher. Kunt ge het beter wenschen Als andere middelen gefaald hebben Uw Asthma-aan- vallen minder benauwd en minder veelvuldig te maken, wend U dan in vertrouwen tot het middel, waarop nog zelden te vergeefs een beroep is gedaan bij ziekten der luchtwegen: Vergadering van den Raad der gemeente DEN BOMMEL op Vrijdag 15 Maart des nam. om 2 uur. De Voorzitter, burgemeester Brouwer, opent de vergadering met gebed, leest de notulen, die worden goedgekeurd. Mededeeling wordt gedaan van enkele in gekomen stukken. De kas van den gemeenteontvanger is nage zien en in orde bevonden. In kas was 2121.62. Ged. Staten berichten, dat zij de goedkeuring der begrooting verdaagd en later, dat zij haar goedgekeurd hebben. Eveneens berichten zij de goedkeuring van het besluit der secretaris benoeming. Eveneens het combineeren van deze functie met dien van gemeente-ontvanger. Ingekomen is het verslag der commissie tot wering van schoolverzuim. Het comité tot inzameling van gelden voor de slachtoffers aan den Hoek van Holland dankt de ingezetenen voor het geschonken bedrag en bericht, dat de mildelijk toegevloeide bedragen het mogelijk maken, den weduwen een weekgeld te verzekeren, gelijk aan het bedrag, dat de slachtoffers op het oogenblik van hun dood verdienden. Op het verzoek van T. Kreeft om verlaging van hondenbelasting, wordt afwijzend beschikt, omdat bedoelde hond losloopt. De afdeeling Den Bommel van de Zuid-Ho'l. vereeniging „Het Groene Kruis" vraagt om ver betering van de bergruimte, waarin het mate riaal dier afdeeling wordt opgeborgen. De VOORZITTER deelt medel dat B. en W. gemeend hebben over deze zaak geen prae- advies te moeten uitbrengen, doch de beslissing zonder meer in handen van den Raad te moeten leggen. De heer LOKKER vraagt of de toestand der bergruimte wel zoo erg is als in genoemd adres geteekend wordt. Spr. is er wezen zien, doch vond het er nog al droog. En aan de muizen, waarover geklaagd wordt, is toch wel wat te doen. De heer ROSMOLEN meent, dat waar vocht is, geen muizen komen. Dus dat rijmt niet. Spr. vraagt hoe of B. en W. er over denken. De heer JONGELING meent, dat het Groene Kruis en de gemeente twee afzonderlijke licha men zijn. Hoewel het Groene Kruis ook een zeer nuttige instelling is, dient het voor zich zelf te zorgen. Spr. is het met den heer Lok ker eens, dat de toestand er niet zoo erg is. De VOORZITTER antwoordt, dat, hoewel het twee afzonderlijke lichamen zijn, de ge meente zijdelings toch wel zedelijk verplicht is het Groene Kruis te steunen. Het is een nuttige instelling, waar zoo noodig iedere ingezetene van profiteert. Spr. vindt het op bedoelde plaats eigenlijk geen geschikte gelegenheid om het materiaal te bergen. Er zou eigenlijk een af zonderlijk gebouwtje voor opgezocht moeten worden. Maar de kosten zijn wat hoog. Wethouder MAST zegt, dat er veel van af hangt, hoe de kas der vereeniging er bij staat. De gemeente zou eigenlijk toch ook een ge bouwtje moeten hebben voor besmettelijke zie ken. Wanneer hier een vreemde schipper in de haven komt met een besmettelijke zieke, weet men niet waar zulk een patiënt te bergen. Even zoo staat het met zwervers en wat dies meer zij. Wanneer deze zaken te combineeren waren, was men ineens uit den brand. Misschien kan het Groot-Armbestuur ook wat doen. Wanneer men in de vorstperiode naar deze bergplaats is wezen zien, was het er natuurlijk wel droog, waar was het toen niet droog Maar de grond geeft vocht op en het dak is lek, en dat is geen toestand voor berging van Groene Kruis-ma- teriaal. De heer ROSMOLEN vraagt of de magazijn meester wel voldoende toezicht houdt. De VOORZITTER gelooft, dat het Groene Kruis wel genegen zal zijn een gedeelte van de rente voor een nieuw gebouwtje te betalen. De heer JONGELING wijst er nog eens op, dat het hier twee aparte lichamen geldt. Als de gemeente wat bouwt, moet zij er alleen baas over blijven. De VOORZITTER antwoordt, dat het de bedoeling is, het als eigendom van de gemeente te houden. door H. ZEEBERG. 54) ,,'t Wordt al wonderlijker. Hoe ben je dan tot een veranderd inzicht gekomen ,,'k Heb gezien, papa, wat het christendom werkelijk beteekent. Niet het naam-christendom waarop u smaalt, maar het echte. En toen wilde ik er meer van weten en ben ik aan het onder zoeken gegaan. Zoo kwam ik ook bij den do- miné en ook in de kerk. Nu ik weer thuis ben, zou ik graag ook naar de kerk gaan, want ik voel mij niet rustig, 'k Heb zoo'n onvrede". Werkelijk met belangstelling'zat de architect te luisteren. Dat had hij nu heelemaal niet ver wacht. Verbazend, dat kind was nu al ruim drie weken thuis en zij had er met hem nog niet over gesproken 1 „Gek, dat je mij er nooit iets van verteld hebt, Lia," merkte hij op. „Ikik durfde het niet", stamelde Lia. „Je durfdet nietJe behoeft toch voor mij waarlijk niet bang te zijn, is het wel vroeg hij. „Neen, dat niet. Maar ik wist, dat u van den godsdienst het liefst niet spreken wilde." „Daar heb je gelijk in. Ik wilde wel, dat je er niet over begonnen waart, want het dient tot niets. Maar nu begrijp ik toch niet, waarom je dan nu wel met mij er over begonnen bent." „Papa, zooals nu kan het niet langer, 'k Heb alles verloren, wat ik bij Grootmoeder gevonden heb. 'k Heb geen vrede, ik ben niet gerust. Ik doe hier niet, wat ik moet doen." „Bijvoorbeeld vroeg de architect verbaasd. „Ik bid niet. En ik lees niet in den bijbel. En ik ga niet naar de kerk. En ik heb aan dat alles toch behoefte." Mijnheer Van Meersma wist eigenlijk niet, wat hij doen moest of denken: uitvaren en zijn dochter flink de les lezen over haar dweperijen of medelijden met haar hebben en haar heur gang maar laten gaan. Hij deed geen van beide, maar zeide op neerslachtigen toon: ,,'k Wou, dat ik je nooit toestemming had gegeven, daar heen te gaan. Dan hadden we deze ellende ook niet gehad. Je bent veel minder dan toen je gingt. Ik be grijp je ter wereld niet meer. Er is den laatsten tijd geen land met je te bezeilen, 'k Was blij, dat je anders werd dan Annie, maar dit, neen, dit kan mij heel niet bekoren. Dan heb ik je nog liever zooals Annie. Die leeft tenminste onbezorgd en houd zich met dat gekwezel niet op. Het spijt mij vreeselijk, Lia, dat je niet naar mijn waarschuwing hebt geluisterd, 'k Had je toch gezegd niet weer te keeren met die ouderwetsche ideeën, misschien goed voor die bekrompen menschen daarginds, maar niet voor menschen, die met hun tijd meegaan." „Ik kan daaraan heusch niets doen, papa. Zooiets komt vanzelf. Ik moest onderzoeken en ben tot de overtuiging gekomen, dat een mensch zonder God niet gelukkig is. Maar nu ga ik die* meening kwijt raken. Hier in huis „Ja, je bent hier wel in een heidensche om geving", spotte hij. „Papa, spot nu niet. Het is- mij werkelijk ernst. Ik beweer niet, dat het hier een heiden sche omgeving is. Maar het is toch een feit, dat hier in huis niet met God gerekend wordt. Ik verlies hier alles weer. En dat maakt mij zoo overstuur." „Inderdaad, de laatste dagen is weinig met je aan te vangen, 'k Had niet gedacht, dat je zoo zoudt terugkomen. Anders had ik je niet laten gaan." „Ik ben blij, dat ik er geweest ben, papa", zeide Lia op zachtèn toon. „Je zoudt er zeker weer wel heen willen 7" „Ja, papa, over eenigen tijd zou ik er weer wel heen willen. Misschien werd ik dan wat sterker". „Voel je je dan zwak of ziek?" vroeg hij ongerust. „Lichamelijk niet, papa", glimlachte zij. „Maar geestelijk wel. Ik durf er niet voor uitkomen, wat ik geleerd had. Ik was bang voor u, voor mama, voor alles. En nu heb ik verloren, dat ik verkregen heb." „Als je eens met mama een buitenlandsch reisje maken gingt," opperde de architect. „Of eens ging logeeren bij oom Simon. Op de brui loft hebben de nichtjes je immers gevraagd Dat lijkt mij veel verstandiger dan al dat ge pieker over zaken betreffende den godsdienst. Dan zul je wel anders terugkeeren." „O neen, papa, ik begeer geen van beide dingen, die u opnoemt." „Maar wat ter wereld dan vroeg hij, op het punt staande echt boos te worden. Alleen het zielige gezicht van het bedroefde meisje, van wie hij zoo zielsveel hield, weerhield hem, een nijdigen uitval te doen. „Ik zou graag willen, dat ik geregeld naar de kerk kon gaan, papa. En dat ik mocht doen wat ik meen, dat moet. Ik denk wel, dat het dan heelemaal met mij in orde komt." De architect schudde het hoofd. „Dat geloof ik nu juist niet, Lia. Al dat ge pieker van niets en over niets brengt je nog veel meer van streek. Het is om je ziek te maken. Wees toch verstandiger, kind." Hij sprak op overredenden toon. Lia voelde ook wel, dat papa het goed met haar meende. En hoe gaarne zou zij hem terwille zijn. Maar het kon niet. Zij voelde zich verlicht, er over gesproken te hebben, al zag zij in, het er niet beter op gemaakt te hebben, wat hun beider goede verhouding betrof. „Kan dat niet, Lia vroeg mijnheer Van Meersma, toen zij zwijgen bleef. „Moet ik je er dan toe dwingen ,,'k Hoop niet, dat u dit laatste doet, papa zeide Lia met benepen stem. „Als het moet, ja dan moet het. Maar liever doe ik het niet. Je bent ten slotte toch geen klein kind. Ik moet nu hard aan het werk. Denk er nog eens over na. Je kunt alles van mij ge daan krijgen, dat weet je wel. Maar zulke dwaasheden moet je niet in je hoofd halen. Dan zouden wij kwade vrienden worden. En dat willen jij noch ik, is het wel „O, alsjeblieft niet, papa. Dan zoju ik het nog veel moeilijker hebben". „Dat dacht ik ook. Wees daarom verstandi ger, Lia. Dan komt het best in orde". De architect wendde zich af en staarde op zijn schrijftafel, die bezaaid lag met papieren. Het was een teeken, dat hij het gesprek als ge ëindigd beschouwde. Lia verliet dan ook schier geruischloos het vertrek. Haar hart schreide. En zij voelde zich ongelukkiger dan ooit. Mijnheer Van Meersma boog zich over zijn werk. Maar het wilde niet vlotten. Telkens zag hij Lia voor zich, haar ernstig lief gelaat, dat min of meer wanhoop uitdrukte naar hem op geheven. Dat dat kind nu toch niet verstandiger was. In eenen had hij begrepen, wat er in den laatsten tijd aan schortte. Dat was niet dan pie keren. 't Was om er gek van te worden. Hoorde je niet van godsdienstwaanzin Was dit er nu een symptoom van Of was godsdienstwaan zin wat anders Hij wist het niet, maar dit beviel hem heelemaal niet. Het moest er uit. 't Was goed dat Lia anders was dan Annie, die vlinder, die geen ziertje levensernst bezat. Maar zoo, neen, dat was nu weer overslaan naar den anderen kant, naar het andere uiter ste. Dat was dweeperij, nog erger dan je in een klooster vond. Neen, neen, dat moest niet. Het moest er uit. Maar, zoo beangstte het hem, dat was gauwer gezegd dan gedaan Hij had wel eens gehoord, dat wanneer iemand een, zooals hij het noemde, een tikje van den malle molen beet had, dan kwam dat niet zoo vlug weer in orde. Meestal ging het verder. En als je er bot tegen inging, dan kwam er heelemaal niets van terecht. Het beste was maar, dat zij wat afleiding ging zoeken. Hij zou er eens met zijn vrouw over spreken. Zij moesten sa men maar eens een paar weken naar het bui tenland, dat kon voor zijn vrouw ook geen kwaad, nu zij Annie niet meer had. En dan moest Lia nog maar eens naar Rotterdam. Si mon had nogal levenslustige meisjes, die haar wel verstandiger zouden doen worden. Ja, ja, dat was de beste oplossing. Hij zou het plan doorzetten ook, zelfs al moest hij zijn vrouw er in trotseeren. Maar dat zou niet noodig zijn. Die hield wel van een buitenlandsch reisje. Ja zou hij er ook niet eens een weekje uit kun nen breken Als hij hen dan eens ging halen Wie weet, of dat vooruitzicht Lia ook niet meer verzoenen zou met zijn voornemen. Dus dacht de architect. Hij was er zoo te vreden over, dat zijn werk nu wel ging. Het voorwerp zijner overdenking was intus- schen naar haar kamer geloopen. Zij wilde al leen zijn, om den brief van dominé Meinema te lezen. Niemand mocht er bij zijn. En niemand had er mee te maken, wat de brief behelsde. Het was met schuchtere bewegingen, dat zij het couvert openscheurde. Als haar nu eens den raad werd gegeven naar de kerk te gaan en dat terwijl papa het niet wilde, wat moest zij dan doen Maar toen zij eenmaal den brief, vier zijd- jes, dicht beschreven te voorschijn had gehaald, kwam er een onstuimig verlangen, om te lezen. Het was of de predikant, dien zij had leeren hoogachten, tegenover haar zat en of zij zijn stem hoorde, zijn zachte, sympathieke stem Beste Lia. Ik ben de huiskamer ontvlucht, want het is er weer een geplaag van je welste. Enfin, dat heb ik je niet te vertellen, want je weet er alles van. Nu Hans thuis is, is het niet minder van geworden Wij praten nog dikwijls over je, zooals de meisjes je wel geschreven zullen hebben. Zij kunnen dat ook beter dan een man. Ik werd nu weer al geplaagd dat ik aan je ging schrijven. Is het niet verschrikkelijk (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1