Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
n nieuwe
Japon r
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3521
WOENSDAG 20 MAART 1929
44ste JAARGANG
Eerst
kijken
ASTHMA
ABDIJSIROOP
Gemeenteraad.
Het huisje aan den Zeedijk
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Zelfs
AKKER'*
Voorde Borst
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND b( vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDF RLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 ceat per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die beslaan.
Adverteutiën worden Ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur.
OM DE GOEDE ZEDEN.
De vorige week werd er in de Tweede Ka
mer een vinnig debat gevoerd over de vraag
of in de Ziektewet moet worden opgenomen
uitkeering bij het ongehuwde moederschap.
Van socialistische zijde werd er sterk op aan
gedrongen ook ongehuwde moeders recht op
uitkeering te geven.
Met name dë socialiste Suze Groeneweg
hield hier een warm pleidooi voor. Met kracht
drong zij op uitkeering wegens zwangerschap
en bevaling ook aan ongehuwde arbeidsters
aan. En deswege werd haar door haar fractie-
genooten een groote ovatie gebracht.
Gelukkig stond de rechterzijde aaneengesloten
hier tegenover.
Ons Anti-Rev. Kamerlid Mr. Heemskerk wees
er op dat men zich niet mag verzekeren tegen
geldelijke gevolgen van daden in strijd met de
goede zeden.
Wonderlijk is dat Ds. Lingbeek, leider der
bferv. Geref. Staatspartij hier over stag ging
en zich aan de zijde van links schaarde.
Het Volk bracht hem hiervoor hulde
Moest dit feit al niet voldoende zijn om zich
af te vragen ben ik wel op den goeden weg
IN GROOTE STIJL.
Onze partijleider, de heer Colijn hield de vo
rige week in de Eerste Kamer bij de algemeene
beschouwingen over de begrooting een rede, die
perspectief opent.
De vragen die zich vanzelf voordoen, nu de
verkiezingen in 't zicht komen, werden hier be
sproken.
Onze partijleider is niet erg best te spreken
over het bestuur van 't huidige extra-parlemen
tair kabinet, en wees met name op de uitbrei
ding van het aantal goedkoope Zondagstreinen
en openstelling van postkantoren op Zondag.
Het was een rede in groote stijl, waaruit we
h^t volgende, handelende over de Christelijke
grondslagen van ons volksleven, overnemen
De Minister-President heeft vanmorgen in
zijn rede terecht gezegd, dat historisch ons
volksleven gevormd is door den invloed van
het Christendom, en in dien zin kan men zeg
gen, dat het Nederlandsche volk een Chris
telijke natie is. Aan die waarheid wordt niet
tekort gedaan door de omstandigheid, dat een
niet onbelangrijk deel van het Nederlandsche
volk met het Christelijk geloof heeft gebro
ken, want ook dat volksdeel leeft in zijn da-
gelijksch leven toch veelszins naar de traditie
van het Christendom. Het is nog altijd zoo
dat de Christelijke levenswaarden in ons land
hun stempel drukken op en hechtheid geven
aan ons maatschappelijk leven. En een voort
gaande ondermijning van die levenswaarden
is dus een bedrijging van wat ik niet aarzel te
noemen de heilige goederen van ons volk.
Dat de overheid een bewarende taak te ver
vullen heeft voor het behoud van die goe
deren en daarom, binnen de grenzen van ha^r
rechtmatig gezag, verplicht is op te treden
tegen de ontbindende krachten die trachten
ons die goederen te ontrooven, is naar Anti
revolutionaire overtuiging een vaststaand feit.
Ik zeide zooeven binnen de grenzen van
het rechtmatig gezag der Overheid. Dat
woord is niet van mij, het is een woord van
Groen van Prinsterer. De Overheid kan na-
- tuurlijk niet alles, en mag ook niet alles.
De Overheid heeft naar Antirevolutionaire
overtuiging in de consciëntie der onderdanen
een grens te erkennen van haar macht. En
niet alleen dat, de Overheid heeft ook reke
ning te houden met de in den loop der jaren
geheel gewijzigde socioliogische structuur van
ons maatschappelijk leven. De geestelijke uni
formiteit van ons volksleven, die vroeger be
stond, is sinds lang teloor gegaan, en dat
heeft ongetwijfeld ook invloed op de grens,
aan de Overheidstaak te dien aanzien te
stellen. Maar met inachtneming van die twee
grenzen staat het voor ons vast, dat de
Overheid geroepen is op te treden tegen de
ontbindende factoren, die in ons volksleven
openbaar worden.
Nu zal ik dit punt niet in den breede ont
wikkelen, maar ik wil op enkele onderdeelen
daarvan de aandacht vestigen. En dan moeten
wij inzonderheid den eisch stellen, dat de
Overheid wake voor de handhaving van het
gezag en. de ondergraving en ondermijning
van dat gezag, die op zoovele wijzen open
baar wordt; ook dikwijls in schijnbaar buiten
de zaak staande aangelegenheden. Voor mij
ligt b.v. in het streven naar verzwakking van
de maritale macht in het huwelijk wel degelijk
een element van ondergraving van het gezag
in het algemeen; zoo ook in de beknotting
van het ouderlijk gezag, die in de wetgeving
soms aan den dag komt. Daarom meen ik,
dat elk Kabinet, dat gevormd wordt na de
verkiezingen, zijn bijzondere aandacht zal
hebben te wijden aan dat vraagstuk.
In de tweede plaats noem ik, ter toelichting
van mijn gedachte op dit punt, de zorg voor
de handhaving van ons huwelijksrecht en
van de belangen van het gezin. Na het vele
ROTTERDAM, Hoogstraat, hook Spui
DEN HAAG, Alléén „Modehuis"-Hofweg 6
voortreffelijke, dat door den Minister-Presi
dent dezen morgen over de gaafheid vair het
huwelijk is gezegd, heb ik daar niet veel meer
over op te merken en kan ik mij dus zeer
beperken.
Dat is zeker, dat, waar de huwelijksband
gaaf wordt gehouden, waar het gezinsleven
bloeit, waar de huiselijke haard in eere wordt
gehouden, daar heeft men een krachtig bol
werk tegen al die ontbindende krachten, die
op ons volksleven zoo schadelijk inwerken.
Daarom wil de antirevolutionaire groep, dat
er aan ons huwelijksrecht niet worde getornd,
met uitzondering dan van dit eene punt, dat
wij wenschen een bestrijding, een beteugeling
van de leugen in onze rechtspraak, die in
zoo sterke mate juist ons huwelijksrecht helpt
ondergraven. En ook wenschen wij, dat reke
ning zal worden gehouden in de wetgeving
met de belangen van het gezin en dan wil
ik inzonderheid hierbij wijzen op de finan-
cieele wetgeving, opdat de belangen van de
groote gezinnen in de financieele wetgeving
tot haar recht komen.
En eindelijk als derde toelichting tot wat
ik bedoelde, wil ik wijzen op de invloeden,
die in onze dagen zoo verderfelijk werken,
ook op de jeugd, van buiten af, in den vorm
van een soms uitermate wuft tooneel, in den
vorm van allerlei publieke dansgelegenheden
e. d. Ik meen, dat de Overheid ook in dit
opzicht tot taak heeft, om tegen te staan
die invloeden, die in zoo ontstellende mate
er toe bijdragen om het leven van het volk
te ontwrichten, om het te doen afglijden van
de hechte grondslagen waarop het naar onze
Christelijke overtuiging behoort te rusten.
Het is genoeg om deze enkele punten te
noemen, ten einde aan te geven de richting,
die ik op het oog heb en die naar mijn oordeel
door de Regeering behoort te worden ge
volgd, zoowel in haar wetgeving als in haar
bestuurstaak. De Regeering kan en moet
werkzaam zijn tot bewaring van de Christe
lijke grondslagen, waarop ons volksleven
rust. Een Kabinet, dat die roeping zou ver-
waarloozen, zou in het algemeen op den steun
der Antirevolutionaire groep niet kunnen
rekenen.
DE A.R. PARTIJ BEREID TOT STEUN.
Uit de rede van den heer Colijn blijkt, dat
de A.R. partij weer bereid is om mee te heioen
aan positieven arbeid.
Het oefenenen van kritiek is gemakkelijker,
en de rol van oppositie-partij, waarbij meestal
niets gedaan wordt dan afbreken, belooft door
gaans grooter populariteit. Doch er moet ge
regeerd worden.
De heer Colijn zei hiervan
Voor zoover ik kan zien, bestaat de mo
gelijkheid, om tot een parlementair Kabinet
te komen, op het oogenblik alleen maar, wan
neer die steun gezocht wordt bij de groepen
der voormalige Coalitie. Van andere groepen
scheidt ons eens soms diepgaand verschil in
levensbeginselen, maar oo op menig punt van
zakelijken aard gaan wij uiteen. En waar wij,
zooals ik in den aanvang van mijn rede ge
zegd heb, aan een normaal parlementair Ka
binet de voorkeur geven, daar behoef ik thans
niet uitdrukkelijk meer te constateeren, dat
de Antirevolutionairen bereid zijn, mits re
kening worde gehouden met de groote be
langen van land en volk, zooals wij die zien,
de mogelijkheid van steun aan zulk een Ka
binet te zijner tijd ernstig in overweging te
nemen.
DE DEPUTATENDAGEN.
We krijgen ditmaal twee Deputatendagen.
Dinsdag 2 en Woensdag 3 April.
Het meer zakelijk gedeelte wordt op den
eersten dag behandeld en de tweede dag is ge
wijd aan de herdenkingsure van het vijftigjarig
bestaan der georganiseerde A.R. partij.
De heer Colijn spreekt de deputatenrede uit
en 's namiddags zal, zoo de Heere wil, tot ons
volk gesproken worden door Prof. Fabius en
Prof. Visscher.
Kunt ge het beter wenschen
Als andere middelen gefaald
hebben Uw Asthma-aan-
vallen minder benauwd en
minder veelvuldig te maken,
wend U dan in vertrouwen
tot het middel, waarop nog
zelden te vergeefs een beroep is
gedaan bij ziekten der luchtwegen:
Vergadering van den Raad der gemeente
DEN BOMMEL op Vrijdag 15 Maart
des nam. om 2 uur.
De Voorzitter, burgemeester Brouwer, opent
de vergadering met gebed, leest de notulen,
die worden goedgekeurd.
Mededeeling wordt gedaan van enkele in
gekomen stukken.
De kas van den gemeenteontvanger is nage
zien en in orde bevonden. In kas was 2121.62.
Ged. Staten berichten, dat zij de goedkeuring
der begrooting verdaagd en later, dat zij haar
goedgekeurd hebben. Eveneens berichten zij
de goedkeuring van het besluit der secretaris
benoeming. Eveneens het combineeren van deze
functie met dien van gemeente-ontvanger.
Ingekomen is het verslag der commissie tot
wering van schoolverzuim.
Het comité tot inzameling van gelden voor
de slachtoffers aan den Hoek van Holland dankt
de ingezetenen voor het geschonken bedrag en
bericht, dat de mildelijk toegevloeide bedragen
het mogelijk maken, den weduwen een weekgeld
te verzekeren, gelijk aan het bedrag, dat de
slachtoffers op het oogenblik van hun dood
verdienden.
Op het verzoek van T. Kreeft om verlaging
van hondenbelasting, wordt afwijzend beschikt,
omdat bedoelde hond losloopt.
De afdeeling Den Bommel van de Zuid-Ho'l.
vereeniging „Het Groene Kruis" vraagt om ver
betering van de bergruimte, waarin het mate
riaal dier afdeeling wordt opgeborgen.
De VOORZITTER deelt medel dat B. en
W. gemeend hebben over deze zaak geen prae-
advies te moeten uitbrengen, doch de beslissing
zonder meer in handen van den Raad te moeten
leggen.
De heer LOKKER vraagt of de toestand der
bergruimte wel zoo erg is als in genoemd adres
geteekend wordt. Spr. is er wezen zien, doch
vond het er nog al droog. En aan de muizen,
waarover geklaagd wordt, is toch wel wat te
doen.
De heer ROSMOLEN meent, dat waar vocht
is, geen muizen komen. Dus dat rijmt niet.
Spr. vraagt hoe of B. en W. er over denken.
De heer JONGELING meent, dat het Groene
Kruis en de gemeente twee afzonderlijke licha
men zijn. Hoewel het Groene Kruis ook een
zeer nuttige instelling is, dient het voor zich
zelf te zorgen. Spr. is het met den heer Lok
ker eens, dat de toestand er niet zoo erg is.
De VOORZITTER antwoordt, dat, hoewel
het twee afzonderlijke lichamen zijn, de ge
meente zijdelings toch wel zedelijk verplicht is
het Groene Kruis te steunen. Het is een nuttige
instelling, waar zoo noodig iedere ingezetene
van profiteert. Spr. vindt het op bedoelde plaats
eigenlijk geen geschikte gelegenheid om het
materiaal te bergen. Er zou eigenlijk een af
zonderlijk gebouwtje voor opgezocht moeten
worden. Maar de kosten zijn wat hoog.
Wethouder MAST zegt, dat er veel van af
hangt, hoe de kas der vereeniging er bij staat.
De gemeente zou eigenlijk toch ook een ge
bouwtje moeten hebben voor besmettelijke zie
ken. Wanneer hier een vreemde schipper in de
haven komt met een besmettelijke zieke, weet
men niet waar zulk een patiënt te bergen. Even
zoo staat het met zwervers en wat dies meer
zij. Wanneer deze zaken te combineeren waren,
was men ineens uit den brand. Misschien kan
het Groot-Armbestuur ook wat doen. Wanneer
men in de vorstperiode naar deze bergplaats is
wezen zien, was het er natuurlijk wel droog,
waar was het toen niet droog Maar de grond
geeft vocht op en het dak is lek, en dat is geen
toestand voor berging van Groene Kruis-ma-
teriaal.
De heer ROSMOLEN vraagt of de magazijn
meester wel voldoende toezicht houdt.
De VOORZITTER gelooft, dat het Groene
Kruis wel genegen zal zijn een gedeelte van de
rente voor een nieuw gebouwtje te betalen.
De heer JONGELING wijst er nog eens op,
dat het hier twee aparte lichamen geldt. Als
de gemeente wat bouwt, moet zij er alleen baas
over blijven.
De VOORZITTER antwoordt, dat het de
bedoeling is, het als eigendom van de gemeente
te houden.
door
H. ZEEBERG.
54)
,,'t Wordt al wonderlijker. Hoe ben je dan
tot een veranderd inzicht gekomen
,,'k Heb gezien, papa, wat het christendom
werkelijk beteekent. Niet het naam-christendom
waarop u smaalt, maar het echte. En toen wilde
ik er meer van weten en ben ik aan het onder
zoeken gegaan. Zoo kwam ik ook bij den do-
miné en ook in de kerk. Nu ik weer thuis ben,
zou ik graag ook naar de kerk gaan, want ik
voel mij niet rustig, 'k Heb zoo'n onvrede".
Werkelijk met belangstelling'zat de architect
te luisteren. Dat had hij nu heelemaal niet ver
wacht. Verbazend, dat kind was nu al ruim
drie weken thuis en zij had er met hem nog
niet over gesproken 1
„Gek, dat je mij er nooit iets van verteld
hebt, Lia," merkte hij op.
„Ikik durfde het niet", stamelde Lia.
„Je durfdet nietJe behoeft toch voor mij
waarlijk niet bang te zijn, is het wel vroeg hij.
„Neen, dat niet. Maar ik wist, dat u van
den godsdienst het liefst niet spreken wilde."
„Daar heb je gelijk in. Ik wilde wel, dat je
er niet over begonnen waart, want het dient
tot niets. Maar nu begrijp ik toch niet, waarom
je dan nu wel met mij er over begonnen bent."
„Papa, zooals nu kan het niet langer, 'k Heb
alles verloren, wat ik bij Grootmoeder gevonden
heb. 'k Heb geen vrede, ik ben niet gerust. Ik
doe hier niet, wat ik moet doen."
„Bijvoorbeeld vroeg de architect verbaasd.
„Ik bid niet. En ik lees niet in den bijbel.
En ik ga niet naar de kerk. En ik heb aan dat
alles toch behoefte."
Mijnheer Van Meersma wist eigenlijk niet,
wat hij doen moest of denken: uitvaren en zijn
dochter flink de les lezen over haar dweperijen
of medelijden met haar hebben en haar heur
gang maar laten gaan.
Hij deed geen van beide, maar zeide op
neerslachtigen toon: ,,'k Wou, dat ik je nooit
toestemming had gegeven, daar heen te gaan.
Dan hadden we deze ellende ook niet gehad.
Je bent veel minder dan toen je gingt. Ik be
grijp je ter wereld niet meer. Er is den laatsten
tijd geen land met je te bezeilen, 'k Was blij,
dat je anders werd dan Annie, maar dit, neen,
dit kan mij heel niet bekoren. Dan heb ik je
nog liever zooals Annie. Die leeft tenminste
onbezorgd en houd zich met dat gekwezel niet
op. Het spijt mij vreeselijk, Lia, dat je niet
naar mijn waarschuwing hebt geluisterd, 'k Had
je toch gezegd niet weer te keeren met die
ouderwetsche ideeën, misschien goed voor die
bekrompen menschen daarginds, maar niet voor
menschen, die met hun tijd meegaan."
„Ik kan daaraan heusch niets doen, papa.
Zooiets komt vanzelf. Ik moest onderzoeken en
ben tot de overtuiging gekomen, dat een mensch
zonder God niet gelukkig is. Maar nu ga ik die*
meening kwijt raken. Hier in huis
„Ja, je bent hier wel in een heidensche om
geving", spotte hij.
„Papa, spot nu niet. Het is- mij werkelijk
ernst. Ik beweer niet, dat het hier een heiden
sche omgeving is. Maar het is toch een feit, dat
hier in huis niet met God gerekend wordt. Ik
verlies hier alles weer. En dat maakt mij zoo
overstuur."
„Inderdaad, de laatste dagen is weinig met je
aan te vangen, 'k Had niet gedacht, dat je zoo
zoudt terugkomen. Anders had ik je niet laten
gaan."
„Ik ben blij, dat ik er geweest ben, papa",
zeide Lia op zachtèn toon.
„Je zoudt er zeker weer wel heen willen 7"
„Ja, papa, over eenigen tijd zou ik er weer
wel heen willen. Misschien werd ik dan wat
sterker".
„Voel je je dan zwak of ziek?" vroeg hij
ongerust.
„Lichamelijk niet, papa", glimlachte zij. „Maar
geestelijk wel. Ik durf er niet voor uitkomen,
wat ik geleerd had. Ik was bang voor u, voor
mama, voor alles. En nu heb ik verloren, dat
ik verkregen heb."
„Als je eens met mama een buitenlandsch
reisje maken gingt," opperde de architect. „Of
eens ging logeeren bij oom Simon. Op de brui
loft hebben de nichtjes je immers gevraagd
Dat lijkt mij veel verstandiger dan al dat ge
pieker over zaken betreffende den godsdienst.
Dan zul je wel anders terugkeeren."
„O neen, papa, ik begeer geen van beide
dingen, die u opnoemt."
„Maar wat ter wereld dan vroeg hij, op
het punt staande echt boos te worden.
Alleen het zielige gezicht van het bedroefde
meisje, van wie hij zoo zielsveel hield, weerhield
hem, een nijdigen uitval te doen.
„Ik zou graag willen, dat ik geregeld naar
de kerk kon gaan, papa. En dat ik mocht doen
wat ik meen, dat moet. Ik denk wel, dat het
dan heelemaal met mij in orde komt."
De architect schudde het hoofd.
„Dat geloof ik nu juist niet, Lia. Al dat ge
pieker van niets en over niets brengt je nog
veel meer van streek. Het is om je ziek te
maken. Wees toch verstandiger, kind."
Hij sprak op overredenden toon. Lia voelde
ook wel, dat papa het goed met haar meende.
En hoe gaarne zou zij hem terwille zijn. Maar
het kon niet. Zij voelde zich verlicht, er over
gesproken te hebben, al zag zij in, het er niet
beter op gemaakt te hebben, wat hun beider
goede verhouding betrof.
„Kan dat niet, Lia vroeg mijnheer Van
Meersma, toen zij zwijgen bleef. „Moet ik je
er dan toe dwingen
,,'k Hoop niet, dat u dit laatste doet, papa
zeide Lia met benepen stem.
„Als het moet, ja dan moet het. Maar liever
doe ik het niet. Je bent ten slotte toch geen
klein kind. Ik moet nu hard aan het werk. Denk
er nog eens over na. Je kunt alles van mij ge
daan krijgen, dat weet je wel. Maar zulke
dwaasheden moet je niet in je hoofd halen.
Dan zouden wij kwade vrienden worden. En
dat willen jij noch ik, is het wel
„O, alsjeblieft niet, papa. Dan zoju ik het
nog veel moeilijker hebben".
„Dat dacht ik ook. Wees daarom verstandi
ger, Lia. Dan komt het best in orde".
De architect wendde zich af en staarde op
zijn schrijftafel, die bezaaid lag met papieren.
Het was een teeken, dat hij het gesprek als ge
ëindigd beschouwde.
Lia verliet dan ook schier geruischloos het
vertrek. Haar hart schreide. En zij voelde zich
ongelukkiger dan ooit.
Mijnheer Van Meersma boog zich over zijn
werk. Maar het wilde niet vlotten. Telkens zag
hij Lia voor zich, haar ernstig lief gelaat, dat
min of meer wanhoop uitdrukte naar hem op
geheven. Dat dat kind nu toch niet verstandiger
was. In eenen had hij begrepen, wat er in den
laatsten tijd aan schortte. Dat was niet dan pie
keren. 't Was om er gek van te worden. Hoorde
je niet van godsdienstwaanzin Was dit er nu
een symptoom van Of was godsdienstwaan
zin wat anders Hij wist het niet, maar dit
beviel hem heelemaal niet. Het moest er uit.
't Was goed dat Lia anders was dan Annie,
die vlinder, die geen ziertje levensernst bezat.
Maar zoo, neen, dat was nu weer overslaan
naar den anderen kant, naar het andere uiter
ste. Dat was dweeperij, nog erger dan je in
een klooster vond. Neen, neen, dat moest niet.
Het moest er uit. Maar, zoo beangstte het hem,
dat was gauwer gezegd dan gedaan Hij had
wel eens gehoord, dat wanneer iemand een,
zooals hij het noemde, een tikje van den malle
molen beet had, dan kwam dat niet zoo vlug
weer in orde. Meestal ging het verder. En als
je er bot tegen inging, dan kwam er heelemaal
niets van terecht. Het beste was maar, dat zij
wat afleiding ging zoeken. Hij zou er eens
met zijn vrouw over spreken. Zij moesten sa
men maar eens een paar weken naar het bui
tenland, dat kon voor zijn vrouw ook geen
kwaad, nu zij Annie niet meer had. En dan
moest Lia nog maar eens naar Rotterdam. Si
mon had nogal levenslustige meisjes, die haar
wel verstandiger zouden doen worden. Ja, ja,
dat was de beste oplossing. Hij zou het plan
doorzetten ook, zelfs al moest hij zijn vrouw
er in trotseeren. Maar dat zou niet noodig zijn.
Die hield wel van een buitenlandsch reisje. Ja
zou hij er ook niet eens een weekje uit kun
nen breken Als hij hen dan eens ging halen
Wie weet, of dat vooruitzicht Lia ook niet
meer verzoenen zou met zijn voornemen.
Dus dacht de architect. Hij was er zoo te
vreden over, dat zijn werk nu wel ging.
Het voorwerp zijner overdenking was intus-
schen naar haar kamer geloopen. Zij wilde al
leen zijn, om den brief van dominé Meinema
te lezen. Niemand mocht er bij zijn. En niemand
had er mee te maken, wat de brief behelsde.
Het was met schuchtere bewegingen, dat zij
het couvert openscheurde. Als haar nu eens den
raad werd gegeven naar de kerk te gaan en
dat terwijl papa het niet wilde, wat moest zij
dan doen
Maar toen zij eenmaal den brief, vier zijd-
jes, dicht beschreven te voorschijn had gehaald,
kwam er een onstuimig verlangen, om te lezen.
Het was of de predikant, dien zij had leeren
hoogachten, tegenover haar zat en of zij zijn
stem hoorde, zijn zachte, sympathieke stem
Beste Lia.
Ik ben de huiskamer ontvlucht, want het is
er weer een geplaag van je welste. Enfin, dat
heb ik je niet te vertellen, want je weet er
alles van. Nu Hans thuis is, is het niet minder
van geworden Wij praten nog dikwijls over
je, zooals de meisjes je wel geschreven zullen
hebben. Zij kunnen dat ook beter dan een man.
Ik werd nu weer al geplaagd dat ik aan je ging
schrijven. Is het niet verschrikkelijk
(Wordt vervolgd).