Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden, IN HOC SIGNO VINCES Sproeten komen vroeg in FEUILLETON No. 3519 WOENSDAG 13 MAART 1929 44STE JAARGANG fEeen wonden Kloo®terhal®em Het huisje aan den Zeedijk W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad Is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. het voorjaar, koop tijdig een pot Sprutol. Bij alle Drogisten. Land- en Tuinbouw. ,Geen goud zoo goed'' door Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zfl beslaan. Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. V AANSTOOTELIJKE BARMHARTIG HEID, In de altijd lezenswaardige rubriek „Onder de Menschen" in de N. R. Ct. schrijft de heer Brusse zijn bevindingen onder de menschen die getroffen werden door de ramp met de red dingsboot aan den Hoek. Aan Hoek van Holland had de schrijver ge hoord van de dankbaarheid van weduwen en weezen voor de stoffelijke bewijzen van deel neming in hunne ellende. Maar als dan gewe zen is op de wenschelijkheid van een verzeke ring, die zij konden beschouwen als een deel van hun rechtmatig loon, dan volgt de klacht dat de liefdadigheid niet altijd in den meest kieschen vorm werd getoond. De schrijver hoor de aan den Hoek „Vooral wanneer de aansporing daartoe ook wel eens gebeurt in een vorm, dien de rouwende gezinnen aanstootelijk vinden, zoc- als bijvoorbeeld het bericht, in hun couranten A gelezen, dat in eenigerlei wereldsch Haagsch Hotel te hunnen voordeele zou worden feest gevierd, gebanketteerd en gedanst." Niet alleen in de Hofstad houdt men er der gelijke liefdadigheidspraktijken op na. Ook in onze streek werd comedie gespeeld en gedanst „ten bate der slachtoffers" We hebben er reeds meer op gewezen dat dit een soort barmhartigheid is, die den betrok kenen wreed moet aandoen, een barmhartigheid waaruit de ziel, dat is het mede-lijden weg :s. „EEN MISDADIG BEDRIJF". In het 1.1. verschenen nummer van het Maand blad der vereen. „Tegen de Kwakzalverij", komt een artikel voor onder bovenstaand op schrift. Een moeder van drie kinderen zag tegen de zwangerschap van de vierde op en kocht in een z.g. Sanitaswinkel voor 10 een fleschje vocht kier "bevordering van regelmatigen bloedsom loop". Een zeer ernstige ziekte was het gevolg en eerst toen de arts toevallig achter de oor zaak. kwam was redding nog mogelijk. De laatste zinsnede van het artikeltje luidt „Men had hier eene arme vrouw voor veel geld een gevaarlijk middel verkocht en bij haar verwachtingen opgewekt, die niet tot vervul ling zijn gekomen. Zei ik te veel, toen ik hier boven schreef: „een misdadig bedrijf „Een misdadig bedrijf". Geen woord te veel gezegd. En niet minder misdadig is het bedrijf van allerlei dag- en weekbladen die deze lugubere praktijken in de hand werken door het plaat sen van de advertenties dezer „sanitas'-winkeis. Ze zijn niet minder verantwoordelijk voor de geestelijke en lichamelijke ellende die er het gevolg van zijn. HET INTERNATIONAAL SOCIALISME. Dat internationalisme is voor onze Neder- landsche S.D.A.P. altijd een heet hangijzer. De buitenlandsche socialisten veroorloven zich n.l. de vrijheid anders over verschillende dingen te denken dan de geestverwante Hol landers. Daar hebt ge de ontwapening b.v. Het Volk constateerde de vorige week zeer terecht dat hetgeen uit de oorlogsverdrag-pu blicatie overbleef was het feit dat de Belgi sche socialisten anders denken over ontwape ning dan de Hollandsche S.D.A.P. Nu wordt wel getracht, zij het op sophistische manier om de positie van die Belgische socia listen te redden, maar daarmede wordt het feit niet weggenomen. De Voorwaarts wordt nu lastig gevallen door een harer lezers over dezelfde zaak met de Duitsche socialisten die óók van geen nationale ontwapening Weten Willen. Deze lezer weet er geen weg meer mee en eindigt zijn stuk met de volgende wanhopige vraag „Misschien zou het dan ook wel aanbeveling verdienen, indien men voorloopig geen „Voor lichtende" artikelen over ontwapening meer jn de „Voorwaarts" schreef en onze leiders eerst eens trachtten met zichzelf en onderling tot klaarheid te komen. Het komt me voor, dat niet alleen bij mij op bedoeld punt duisterheid heerscht." En de Voorwaarts kronkelt zich al in de zelfde wonderlijke bochten als Het Volle om er nog iets van terecht te brengen. Uit alles blijkt dat het in Holland zoo hoog geloofde principe „wapenloosheid' 'in het bui tenland onder de S.D.A.P.ers geen genade kan vinden. Terecht schreef de Maasbode, dat de „Duit sche Kameraden" het even best zullen bedoe len als de Belgische en de Engelsche en de Russische, maar geen van allen maken zij toch zeker wapens om er spek mee te schieten, doch om er vijanden mee te dooden. En dat feit gooit het Nederlandsch principe der S.D.A.P. die ons volk de wapenen wil af nemen, als internationaal beginsel omver. DE TWEEDE KAMERLEDEN BRAAT, Mr. VAN RAPPARD, Dr. LOVINK EN DE FISCUS. Het Tweede Kamerlid Braat heeft in Maart 1928 en later nog eens, vragen aan den Minister van Finantiën gesteld, welke verband hielden met het optreden van de belastingambtenaren tegenover de boeren. Voor zoover buitenstaan ders dit kunnen beoordeelen, hebben deze vra gen weinig succes opgeleverd. Waar de oorzaak hiervan zit, laten wij in het midden, doch voor ons staat vast, dat de heer Braat een onderwerp naar voren heeft ge bracht, dat voor ons boeren van groot belang is. Er gebeuren rare dingen bij den fiscus, al thans als het gaat tegen de boeren. Men vraagt zich wel eens af of de belastinginspecteurs niet vergeten zijn, dat ook boeren het recht en de plicht hebben, belasting te betalen naar het inkomen, dat zij werkelijk hebben weten te verdienen. Er worden dikwijls aanslagen op gelegd, die nergens op lijken. Doch -nu is het zeer moeilijk om hierover voor ieder geval een juist oordeel uit te spreken. In sommige streken hebben verschillende land bouwers getracht belasting te ontduiken, dit maakt de belastingambtenaren wantrouwend en brengt hen er toe streng op te treden. Dit streng optreden behoort echter niet in te houden, dat zij nu eiken boer maar volgens getallen gaan aanslaan, die veel te hoog zijn, zooals helaas wel eens geschiedt. Zoodanig optreden is wel erg gemakkelijk, maar niet juist en niet redelijk. Men moet hier intusschen met voorzichtigheid oordeelen. Dit vooropstellende weten wij uit ervaring, dat er door den fiscus wel eens opgetreden wordt op eene wijze, die met elk begrip van recht in strijd is. Het verwondert ons dan ook niet, dat de vragen van den heer Braat gevolgd zijn door vragen der Tweede Kamerleden Mr. v. Rappard en dr. Lovink. Er moet hier van hoogerhand worden ingegrepen. Het recht der boeren om belasting te betalen naar het werkelijk inkomen, wordt door den fiscus ondermijnd, is al geducht ondermijnd en als dat zoo nog een tijdje door gaat, dan is er van dat recht niets meer over. Toen de boeren geen boek bielden zeide de fiscus, dat hij daaraan moest beginnen. Aan hooge eischen behoefde zoo'n boekhouding niet te voldoen, als de fiscus maar gelegenheid had om er eenige gegevens uit te putten en eenige kijk te krijgen op het genoten inkomen. Zonder eenige administratie hangt alles zoo in de lucht, want de eene boer haalt 5000 winst uit zijn bedrijf en de andere 5000 verlies. Nu houden zeer veel boeren boek, de in komsten blijken laag te zijn en dat is waar schijnlijk niet erg prettig voor den fiscus. De eischen, welke deze aan de boekhouding stelt stijgen, het mag geen bedrijfsboekhouding meer zijn, ook de huishouding moet er in, want men wil het kasbeloop zien. Vele boeren zijn niet in staat boek te houden, andere zijn niet in staat, hetzij door gezinsomstandigheden of an derszins, de kas bij te houden en zieter zijn inspecteurs der belasting, die bij dezulken wantrouwen gaan vooropstellen en gaan aan slaan volgens „normen". Elke poging om het werkelijk inkomen te be palen is bij deze inspecteurs zoek, neen sterker, met alle mogelijke middelen trachten zij hun aanslag volgens de norm te handhaven. Bij een boer zonder boekhouding is dat al erg ge makkelijk, bij een boer met boekhouding zon der kas is het iets moeilijker. Maar geen nood, er is wel iets op die boekhouding aan te mer ken hoe piet-luttig ook. Natuurlijk legt het slachtoffer zich niet steeds bij dit streven naar een aanslag volgens norm neer en brengt de zaak voor den Raad van Beroep. Tegenover dezen Raad beweert dan de inspecteur in de eerste plaats, dat de uitkomst veel te laag is, gezien de berekening volgens zijn norm en in de tweede plaats, dat toch in een boekhouding zonder kas geknoeid kan zijn en zij dus geen bewijskracht kan bezitten. Dan gebeurt het, dat de Raad van Beroep de stellige bewering van inspecteur dat z'n norm een werkelijk en goed gemiddelde is ge looft, den boer niet gelooft, ook al legt deze z'n heele hebben en houden op tafel en beslist, dat de boekhouding zonder kas geen bewijs kracht heeft en dus het inkomen van dien boer is geweest, zooals de norm van den inspecteur die aangeeft. Naar de ons bekende gegevens kan het al dus voorkomen, dat volgens de „norm" een Denk niet gering over beenwonden. Bij den last komt het gevaar, wanneer ze niet zorgvuldig worden behandeld. Akker's Klooster!;alsem op de wonde, verzacht de pijn, bevordert de vorming van nieuwe weefsels en werkt ontsmettend. Akker's boer een inkomen heeft van 5000, doch dat hij in werkelijkheid een inkomen heeft van 300 en volgens de gegevens, aan boekhoudingen en landbouwkundige berekeningen ontleend, op zoo'n bedrijf zoowel een verlies geleden zou kunnen zijn van 2000 als een winst gemaakt kan zijn van 3000 (doch niet van 5000). De uitspraak, dat een boekhouding zonder kas geen bewijskracht heeft, is een middel voor de inspecteurs, die dit wapen dagelijks willen ge bruiken (de meesten staan er te hoog voor), om het gros van den boerenstand bet vel over de ooren te halen. De bevoegdheid om met normen te werken, waarvan zij de bereke ning niet openbaar behoeven te maken, geeft gelegenheid tot misbruik en wordt dan ook misbruikt. Alleen aan het feit, dat het corps van inspecteurs vele hoogstaande per sonen telt, is het te danken, dat in vele streken van machtsmisbruik van den fiscus weinig wordt vernomen. Wij dienen den fiscus te loven en bij te staan in zijn strijd tegen belastingontduiking, wij dienen den fiscus te bestrijden in zijn stre ven het recht van de boeren, om belasting te betalen naar het werkelijk inkomen, te onder mijnen. En de vragen van het Tweede Kamer lid Van Rappard en inzonderheid die van dr. Lovink over de normen, hebben deze strek king. Met belangstelling zien wij de beant woording door den Minister van Financiën tegemoet. (Algem. Ned. Landbouwblad). T. P. H. Woordelijk overgenomen uit het „Drentsch Landbouwblad" van 7 Februari 1929 VEE OP AFBETALING 2 Onlangs zijn in onze Provincie enkele verga deringen gehouden, waarbij o.m. bovenstaand onderwerp werd behandeld. De uitnoodigin- gen tot bijwoning dezer vergaderingen, gingen uit van een Vennootschap, genaamd „De Ver- trouwensveehandel" te Amersfoort. Aanvankelijk ging het ons evenals het, naar wij veronderstellen, vele onzer lezers gegaan zal zijn bij lezing van bovenstaand opschrift wij betwijfelden, of deze zaak voor onze vee houders nuttig zou kunnen zijn, zelfs meenden wij, dat het koópen van vee op afbetaling, in 't algemeen gesproken, ^ou moeten worden ont raden. Ook meenden wij aanvankelijk, dat het door de huurkoopers bij het aangaan der over eenkomst te teekenen contract, wel zoodanig zou zijn gesteld, dat zij voor zware verplichtin gen zouden komen te staan. Na het aanhooren der uiteenzettingen en de gedachtenwisseling in één der bovenbedoelde vergaderingen, alsook na kennismaking van de ons sindsdien ter inzage gezonden stukken, is ons evenwel gebleken, dat, voor zoover wij een en ander thans kunnen beoordeelen, bo venbedoelde aanvankelijke meeningen, niet ge heel juist zijn geweest. Zeker: er zijn gelukkig nog tal van veehouders in onze Provincie, die aankoopen van vee vlot kunnen doen uit eigen middelen. Er zijn er ook, die wanneer momenteel de eigen middelen ontoereikend mochten zijn, voldoende crediet hebben bij boerenleenbanken, of andere instellingen of particulieren om even tueel noodige aankoopen van goed bedrijfsvee te kunnen financieren. Maar zouden er ook niet zijn die, vooral in de tegenwoordige, minder gunstige tijden, niet in zoo goede omstandig heden verkeeren Juist dezulken zonden ge baat kunnen zijn door credietverleeningen op hun roerende inventaris; zij zouden geholpen kunnen worden door het koopen van vee op afbetaling. Voornoemde Vertrouwensveehandel nu streeft er naar, hen hiervoor de gelegenheid te geven. De aan te koopen dieren kunnen voor den koop bezichtigd worden, waardoor vaste prijzen zijn gesteld. Degenen, die contant willen betalen, kunnen dat doen binnen 8 dagen na den koop, opdat zij zich in dien tijd kunnen vergewissen van de juistheid der mededeelingen omtrent de aangekochte dieren, door verkoopers gedaan. Overigens kunnen soliede personen de dieren in huurkoop krijgen, mits zij J4 gedeelte van de koopsom direct betalen. Het restant kan worden afbetaald in 6 of 10 maandelijksche termijnen, onder bijbetaling van 5 pCt. rente van het netto uitstaande bedrag. Na betaling van den laatsten termijn, gaat het dier in eigen dom 'van den huurkooper over. Plaatsruimte belet ons, thans verdere mede deelingen omtrent het huurkoop-contract te doen. Wel willen wij verklaren, dat wij in geen H. ZEEBERG. 53) Lia voelde een steek door haar hart gaan. Toen zij bij grootmoeder was, wilde mama de brieven, die zij naar huis schreef, niet eens le zen, al had zij het dan in stilte gedaan De architect had intusschen het epistel van Annie ook gelezen, om het dan aan Lia te geven. Deze moest mama gelijk geven vormeiijker kon het al niet. Het leek wel een zakenbriefje. Per saldo werd alleen medegedeeld, dat zij zich kostelijk amuseerde en dat zij morgen, dat was dus vandaag, naar de Rivière gingen. Niet al leen werd niets gezegd van Theo, maar zijn naam werd niet eens genoemd. Tersluiks keek Lia haar moeder aan. Deze was, tegen haar gewoonte, in diep gepeins ver zonken. Het was op haajr gelaat te lezen, dat de h'ief van Annie haar maar matig beviel. „Wat is er Marie vroeg de architect. „Je kunt toch moeilijk een ellenlangen brief ver wachten „Ellenlang dat is weer wat anders. Dat ver lang ik ook niet. Maar dit is wel heel simpel. We weten niet eens hoe Theo het maakt. Hoe kan Annie toch zoo onattent zijn „Onze schoonzoon maakt het best. Reken er maar op. Dat reizen en trekken is een kolfje naar zijn hand", spotte mijnheer van Meersma. Het stond Lia meer en meer tegen, dat papa altijd in dezen toonaard over Theo sprak. Zake lijk was zij het wel met zijn beschouwing eens. Maar het ging toch niet aart, om er steeds zoo over. te spreken Dan had papa maar anders moeten optreden indertijd, zijn gezag moeten laten gelden en tegen de verbintenis ageeren. Zoo was het niet goed. En zij vond het ook niet goed. dat papa zoo cynisch tegen mama optrad. Het was ook wel wat zijn schuld, dat de verhouding niet zoo schitterend was. Op deze opmerking kon mama weer vlam vatten en dan kwamen over en weer de stekelige opmerkin gen. Maar ditmaal zweeg mevrouw Van Meersma. Het was bijna, of zij de opmerking niet ge hoord had, zoo was zij vervuld over het schrij ven van Annie. Eindelijk, de architect begreep het beter dan Lia, kwetste het haar ijdelheid wat. Daar had zij zich uitgesloofd, Annie een goede partij te bezorgen en nu werd zij zoo beloond. Na een kaart, waarop door Annie een paar regels ge krabbeld waren, kwam er nu een briefje, dat enkele regels bevatte. Het was zoo koud, als het kon. En Theo had alleen niet zelf ge schreven, al was het maar een enkel woordje, maar over hem werd zelfs niets gezegd. Het was meer dan mager. „Komaan, wij zullen maar denken, dat Annie bij haar thuiskomst zooveel meer te vertellen heeft", zeide de architect op luchtigen toon. „Er maar niet over gaan kniezen". Hij greep de courant, waarin Lia voor hun thuiskomst had zitten neuzen. Het was eenigen tijd stil, omdat ook mevrouw «Van Meersma een'courant genomen had, terwijl Lia in een boek bladerde, door een boekhande laar ter inzage gezonden. „Zeg, Lia". „Ja, papa." Candidaat H. Meinema, lees ik hier. Is dat die kennis van jou 7" „Ja, papa. Een zoon van dominé Meinema. Hij is nu klaar en wordt predikant." „O. Dat daarop nu net mijn oog valt. Kerk nieuws is anders niet bepaald mijn voorkeur. Ik geloof het wel. Die menschen komen ook in alle mogelijke gaten terecht. Maarveen, ik weet waarlijk niet waar het ligt. Wedden, dat het niet op de kaart voorkomt ,,'t Valt wat mee, papa", lachte Lia. ,,'t Ligt ergens in Zuid-Holland, 'k meen in de buurt van Woerden of Gouda. Maar wat geeft het, of het een klein dorp is. Als je maar gelukkig bent." ,,'t Is waar ook. Ik vergat, dat je zelf dat leven geleid hebt. Lieve tijd, Lia, als ik er aan denk, moet ik je nog steeds bewonderen. Er is werkelijk moed voor noodig." Lia had wel willen antwoorden: „Ik wilde, dat ik er morgen aan den dag weer heen mochtmaar zij zeide het niet. Het zou toch niet worden begrepen. Daarom hield zij, hoewel het haar moeilijk viel, den luchtigen toon van papa maar niet voor ernst en zeide glimlachend: „Als u er een week waart, zoudt u er wel anders over den ken". De architect lachte een gullen lach. ,,'k Wou liever", zeide hij dan. „Je kunt nog beter verbannen worden naar het een of ander onbewoonde eiland. Dan heb je ten minste van niemand last." Daarbij bleef het. Het was verder niet een prettige avond. Ma ma was afwezig. En mijnheer Van Meersma liep nog eens naar het kantoor. Lia was blij, toen zij naar boven kon gaan, naar haar slaapkamer. Daar las zij nog eens den brief van grootmoeder. En toen nam zij haar bijbeltje. Maar met een onvoldaan gevoel legde zij het weer weg. En het was al laat, toen zij, op van het' peinzen en piekeren, in een onrustigen slaap viel. HOOFDSTUK V. „Nu is er dan toch eindelijk een brief voor je, Lia", zeide de architeit op dien Vrijdag morgen, toen zij, na eenige „posten" een ver- geefsche reis gemaakt te hebben, weer zijn pri- vékantoor betrad. „Ik heb hem daar al op zijde gelegd. Is het soms de verwachte brief Lia had het poststempel al gezien. „Ja papa", zeide zij, „dank u wel". „Van wie is dat epistel, Lia „Van de Meinema's papa. O, als u eens. wist wat een prettig gezin dat is „Goed, kind. Als het jou een genoegen doet, met hen te correspondeeren, vooruit dan maar. Alleen zou ik wel willen, dat je wat vroolijker waart, 'k Verlies den laatsten tijd aan je. Je bent heel anders dan toen je pas terugkwaamt. Is er wat „Neen, papa, of..." stamelde Lia. „Of...?* „Ja," aarzelde zij, er is wel wat, maar u kunt mij toch niet helpen." Opeens begon Lia te schreien. De architect schrok er van. En het was met teedere stem dat hij vroeg: „Wat is er toch, kind Wat heb je toch Iets met mama gehad Zij schudde heftig van neen. ik dacht het soms. Je kunt nooit weten. Hoewel ik zeggen moet, dat ik mama heel vriendelijk voor je vindt, 'k Had het ter wereld niet gedacht." „O ja, papa, ik ben er heel dankbaar voor." „Nu, wat wil je dan meer Je hebt toch alles, wat je begeert." Lia gaf geen antwoord. Het was zoo ver bazend moeilijk, met papa te bespreken, wat haar beroerde. Je kondt het even goed tot een steenen beeld zeggen Maar dan vatte zij opeens moed. „Papa „Ja, wat heb je?" „Mag ik Zondagmorgen naar de kerk Stomverbaasd zag mijnheer Van Meersma zijn dochter aan. Op elke vraag had hij kunnen rekenen, maar deze had hij in de verste verte niet vermoed. Hij wilde een bits weigerend antwoord geven. Maar op hetzelfde oogenblik zag hij het bleeke gezicht van Lia, waarin een paar smeekoogen, die verlangend het antwoord van zijn lippen schenen te lezenHij kreeg medelijden met haar. En het bitse antwoord bleef achterwege. ,,'k Wilde voor ik weet niet wat, dat je me dit niet gevraagd had, Lia. Je weet, hoe ik daarover denk. Alles is mij wel, maar met godsdienst moet men bij mij niet aan boord komen. Die is huichelarij in mijn oogen. De meest krasse staaltjes heb ik er van ondervon den." Lia had een tegenwerping bij de hand. 't Was best mogelijk, dat haar vader zoogenaamd godsdienstige menschen had ontmoet, die ver van christelijk handelden. Maar daarnaast wa ren talloos vele echte christenen, zooals zij er varen had. Zij had evenwel op dat oogenblik niet de kracht en den moed om te gaan polemiseeren. Te meer, omdat vader toch niet te overtuigen zou zijn. Het was water naar zee dragen. „Ja, als het niet mag", aarzelde zij. „Maar ik zou het zoo gaarne willen ,,'k Zie niet in, waarvoor het noodig is, kind. De godsdienst zal je nog somberder maken, dan je al bent. Ging je daarginds geregeld naar de kerk „Eerst niet, papa." „En toen Toen hebben zij je gedwongen Hij vroeg het met een harde stem: dat zou net iets voor die christelijke menschen zijn; hun godsdienst aan een ander opdringen „Niemand heeft mij gedwongen, papa. Er werd zelfs eerst met mij er niet over gesproken. Door niemand." De architect werd wat milder gestemd: zij vielen hem mee, die wonderlijke menschen. „Zoo. Waarom ging jij dan naar de kerk Lieve help, Lia, ik zie je al gaan, om naar dat gezwets te luisteren Hoe kwam je er ter we reld bij Het meisje kreeg een kleur als vuur. Maar intusschen had zij moed gevat. „Het is geen gezwets, papa. Het is de waar heid. Ik kan het niet zeggen nog, maar het is zeker, want ik heb het ondervonden, dat je in de kerk tot rust komt. Bij den godsdienst wordt alleen, de ware vrede gevonden." „Heeft men je dat daarginds wijs gemaakt 7" „Niemand heeft mij dat wijs gemaakt, papa. Geloof mij toch. Men praatte er den eersten tijd niet eens met mij over." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1