Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden,
IN HOC SIGNO VINCES
Sproeten komen vroeg in
FEUILLETON
No. 3519
WOENSDAG 13 MAART 1929
44STE JAARGANG
fEeen wonden
Kloo®terhal®em
Het huisje aan den Zeedijk
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad Is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
het voorjaar, koop tijdig een pot
Sprutol. Bij alle Drogisten.
Land- en Tuinbouw.
,Geen goud
zoo goed''
door
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zfl beslaan.
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
V AANSTOOTELIJKE BARMHARTIG
HEID,
In de altijd lezenswaardige rubriek „Onder
de Menschen" in de N. R. Ct. schrijft de heer
Brusse zijn bevindingen onder de menschen die
getroffen werden door de ramp met de red
dingsboot aan den Hoek.
Aan Hoek van Holland had de schrijver ge
hoord van de dankbaarheid van weduwen en
weezen voor de stoffelijke bewijzen van deel
neming in hunne ellende. Maar als dan gewe
zen is op de wenschelijkheid van een verzeke
ring, die zij konden beschouwen als een deel
van hun rechtmatig loon, dan volgt de klacht
dat de liefdadigheid niet altijd in den meest
kieschen vorm werd getoond. De schrijver hoor
de aan den Hoek
„Vooral wanneer de aansporing daartoe
ook wel eens gebeurt in een vorm, dien de
rouwende gezinnen aanstootelijk vinden, zoc-
als bijvoorbeeld het bericht, in hun couranten
A gelezen, dat in eenigerlei wereldsch Haagsch
Hotel te hunnen voordeele zou worden feest
gevierd, gebanketteerd en gedanst."
Niet alleen in de Hofstad houdt men er der
gelijke liefdadigheidspraktijken op na.
Ook in onze streek werd comedie gespeeld
en gedanst „ten bate der slachtoffers"
We hebben er reeds meer op gewezen dat
dit een soort barmhartigheid is, die den betrok
kenen wreed moet aandoen, een barmhartigheid
waaruit de ziel, dat is het mede-lijden weg :s.
„EEN MISDADIG BEDRIJF".
In het 1.1. verschenen nummer van het Maand
blad der vereen. „Tegen de Kwakzalverij",
komt een artikel voor onder bovenstaand op
schrift.
Een moeder van drie kinderen zag tegen de
zwangerschap van de vierde op en kocht in een
z.g. Sanitaswinkel voor 10 een fleschje vocht
kier "bevordering van regelmatigen bloedsom
loop". Een zeer ernstige ziekte was het gevolg
en eerst toen de arts toevallig achter de oor
zaak. kwam was redding nog mogelijk.
De laatste zinsnede van het artikeltje luidt
„Men had hier eene arme vrouw voor veel
geld een gevaarlijk middel verkocht en bij haar
verwachtingen opgewekt, die niet tot vervul
ling zijn gekomen. Zei ik te veel, toen ik hier
boven schreef: „een misdadig bedrijf
„Een misdadig bedrijf".
Geen woord te veel gezegd.
En niet minder misdadig is het bedrijf van
allerlei dag- en weekbladen die deze lugubere
praktijken in de hand werken door het plaat
sen van de advertenties dezer „sanitas'-winkeis.
Ze zijn niet minder verantwoordelijk voor de
geestelijke en lichamelijke ellende die er het
gevolg van zijn.
HET INTERNATIONAAL
SOCIALISME.
Dat internationalisme is voor onze Neder-
landsche S.D.A.P. altijd een heet hangijzer.
De buitenlandsche socialisten veroorloven
zich n.l. de vrijheid anders over verschillende
dingen te denken dan de geestverwante Hol
landers.
Daar hebt ge de ontwapening b.v.
Het Volk constateerde de vorige week zeer
terecht dat hetgeen uit de oorlogsverdrag-pu
blicatie overbleef was het feit dat de Belgi
sche socialisten anders denken over ontwape
ning dan de Hollandsche S.D.A.P.
Nu wordt wel getracht, zij het op sophistische
manier om de positie van die Belgische socia
listen te redden, maar daarmede wordt het feit
niet weggenomen.
De Voorwaarts wordt nu lastig gevallen door
een harer lezers over dezelfde zaak met de
Duitsche socialisten die óók van geen nationale
ontwapening Weten Willen.
Deze lezer weet er geen weg meer mee en
eindigt zijn stuk met de volgende wanhopige
vraag
„Misschien zou het dan ook wel aanbeveling
verdienen, indien men voorloopig geen „Voor
lichtende" artikelen over ontwapening meer jn
de „Voorwaarts" schreef en onze leiders eerst
eens trachtten met zichzelf en onderling tot
klaarheid te komen. Het komt me voor, dat
niet alleen bij mij op bedoeld punt duisterheid
heerscht."
En de Voorwaarts kronkelt zich al in de
zelfde wonderlijke bochten als Het Volle om
er nog iets van terecht te brengen.
Uit alles blijkt dat het in Holland zoo hoog
geloofde principe „wapenloosheid' 'in het bui
tenland onder de S.D.A.P.ers geen genade kan
vinden.
Terecht schreef de Maasbode, dat de „Duit
sche Kameraden" het even best zullen bedoe
len als de Belgische en de Engelsche en de
Russische, maar geen van allen maken zij toch
zeker wapens om er spek mee te schieten, doch
om er vijanden mee te dooden.
En dat feit gooit het Nederlandsch principe
der S.D.A.P. die ons volk de wapenen wil af
nemen, als internationaal beginsel omver.
DE TWEEDE KAMERLEDEN BRAAT,
Mr. VAN RAPPARD, Dr. LOVINK
EN DE FISCUS.
Het Tweede Kamerlid Braat heeft in Maart
1928 en later nog eens, vragen aan den Minister
van Finantiën gesteld, welke verband hielden
met het optreden van de belastingambtenaren
tegenover de boeren. Voor zoover buitenstaan
ders dit kunnen beoordeelen, hebben deze vra
gen weinig succes opgeleverd.
Waar de oorzaak hiervan zit, laten wij in
het midden, doch voor ons staat vast, dat de
heer Braat een onderwerp naar voren heeft ge
bracht, dat voor ons boeren van groot belang
is. Er gebeuren rare dingen bij den fiscus, al
thans als het gaat tegen de boeren. Men vraagt
zich wel eens af of de belastinginspecteurs niet
vergeten zijn, dat ook boeren het recht en de
plicht hebben, belasting te betalen naar het
inkomen, dat zij werkelijk hebben weten te
verdienen. Er worden dikwijls aanslagen op
gelegd, die nergens op lijken.
Doch -nu is het zeer moeilijk om hierover
voor ieder geval een juist oordeel uit te spreken.
In sommige streken hebben verschillende land
bouwers getracht belasting te ontduiken, dit
maakt de belastingambtenaren wantrouwend en
brengt hen er toe streng op te treden. Dit streng
optreden behoort echter niet in te houden, dat
zij nu eiken boer maar volgens getallen gaan
aanslaan, die veel te hoog zijn, zooals helaas
wel eens geschiedt. Zoodanig optreden is wel
erg gemakkelijk, maar niet juist en niet redelijk.
Men moet hier intusschen met voorzichtigheid
oordeelen.
Dit vooropstellende weten wij uit ervaring,
dat er door den fiscus wel eens opgetreden
wordt op eene wijze, die met elk begrip van
recht in strijd is.
Het verwondert ons dan ook niet, dat de
vragen van den heer Braat gevolgd zijn door
vragen der Tweede Kamerleden Mr. v. Rappard
en dr. Lovink. Er moet hier van hoogerhand
worden ingegrepen. Het recht der boeren om
belasting te betalen naar het werkelijk inkomen,
wordt door den fiscus ondermijnd, is al geducht
ondermijnd en als dat zoo nog een tijdje door
gaat, dan is er van dat recht niets meer over.
Toen de boeren geen boek bielden zeide de
fiscus, dat hij daaraan moest beginnen. Aan
hooge eischen behoefde zoo'n boekhouding niet
te voldoen, als de fiscus maar gelegenheid had
om er eenige gegevens uit te putten en eenige
kijk te krijgen op het genoten inkomen. Zonder
eenige administratie hangt alles zoo in de lucht,
want de eene boer haalt 5000 winst uit zijn
bedrijf en de andere 5000 verlies.
Nu houden zeer veel boeren boek, de in
komsten blijken laag te zijn en dat is waar
schijnlijk niet erg prettig voor den fiscus. De
eischen, welke deze aan de boekhouding stelt
stijgen, het mag geen bedrijfsboekhouding meer
zijn, ook de huishouding moet er in, want men
wil het kasbeloop zien. Vele boeren zijn niet
in staat boek te houden, andere zijn niet in
staat, hetzij door gezinsomstandigheden of an
derszins, de kas bij te houden en zieter
zijn inspecteurs der belasting, die bij dezulken
wantrouwen gaan vooropstellen en gaan aan
slaan volgens „normen".
Elke poging om het werkelijk inkomen te be
palen is bij deze inspecteurs zoek, neen sterker,
met alle mogelijke middelen trachten zij hun
aanslag volgens de norm te handhaven. Bij
een boer zonder boekhouding is dat al erg ge
makkelijk, bij een boer met boekhouding zon
der kas is het iets moeilijker. Maar geen nood,
er is wel iets op die boekhouding aan te mer
ken hoe piet-luttig ook. Natuurlijk legt het
slachtoffer zich niet steeds bij dit streven naar
een aanslag volgens norm neer en brengt de
zaak voor den Raad van Beroep. Tegenover
dezen Raad beweert dan de inspecteur in de
eerste plaats, dat de uitkomst veel te laag is,
gezien de berekening volgens zijn norm en in
de tweede plaats, dat toch in een boekhouding
zonder kas geknoeid kan zijn en zij dus geen
bewijskracht kan bezitten.
Dan gebeurt het, dat de Raad van Beroep
de stellige bewering van inspecteur dat z'n
norm een werkelijk en goed gemiddelde is ge
looft, den boer niet gelooft, ook al legt deze
z'n heele hebben en houden op tafel en beslist,
dat de boekhouding zonder kas geen bewijs
kracht heeft en dus het inkomen van dien boer
is geweest, zooals de norm van den inspecteur
die aangeeft.
Naar de ons bekende gegevens kan het al
dus voorkomen, dat volgens de „norm" een
Denk niet gering over beenwonden. Bij
den last komt het gevaar, wanneer ze niet
zorgvuldig worden behandeld. Akker's
Klooster!;alsem op de wonde, verzacht
de pijn, bevordert de vorming van nieuwe
weefsels en werkt ontsmettend. Akker's
boer een inkomen heeft van 5000, doch dat
hij in werkelijkheid een inkomen heeft van 300
en volgens de gegevens, aan boekhoudingen en
landbouwkundige berekeningen ontleend, op
zoo'n bedrijf zoowel een verlies geleden zou
kunnen zijn van 2000 als een winst gemaakt
kan zijn van 3000 (doch niet van 5000).
De uitspraak, dat een boekhouding zonder kas
geen bewijskracht heeft, is een middel voor de
inspecteurs, die dit wapen dagelijks willen ge
bruiken (de meesten staan er te hoog voor),
om het gros van den boerenstand bet vel over
de ooren te halen. De bevoegdheid om met
normen te werken, waarvan zij de bereke
ning niet openbaar behoeven te maken,
geeft gelegenheid tot misbruik en wordt dan
ook misbruikt. Alleen aan het feit, dat het
corps van inspecteurs vele hoogstaande per
sonen telt, is het te danken, dat in vele streken
van machtsmisbruik van den fiscus weinig
wordt vernomen.
Wij dienen den fiscus te loven en bij te
staan in zijn strijd tegen belastingontduiking,
wij dienen den fiscus te bestrijden in zijn stre
ven het recht van de boeren, om belasting te
betalen naar het werkelijk inkomen, te onder
mijnen. En de vragen van het Tweede Kamer
lid Van Rappard en inzonderheid die van dr.
Lovink over de normen, hebben deze strek
king. Met belangstelling zien wij de beant
woording door den Minister van Financiën
tegemoet.
(Algem. Ned. Landbouwblad). T. P. H.
Woordelijk overgenomen uit het „Drentsch
Landbouwblad" van 7 Februari 1929
VEE OP AFBETALING 2
Onlangs zijn in onze Provincie enkele verga
deringen gehouden, waarbij o.m. bovenstaand
onderwerp werd behandeld. De uitnoodigin-
gen tot bijwoning dezer vergaderingen, gingen
uit van een Vennootschap, genaamd „De Ver-
trouwensveehandel" te Amersfoort.
Aanvankelijk ging het ons evenals het, naar
wij veronderstellen, vele onzer lezers gegaan
zal zijn bij lezing van bovenstaand opschrift
wij betwijfelden, of deze zaak voor onze vee
houders nuttig zou kunnen zijn, zelfs meenden
wij, dat het koópen van vee op afbetaling, in
't algemeen gesproken, ^ou moeten worden ont
raden. Ook meenden wij aanvankelijk, dat het
door de huurkoopers bij het aangaan der over
eenkomst te teekenen contract, wel zoodanig
zou zijn gesteld, dat zij voor zware verplichtin
gen zouden komen te staan.
Na het aanhooren der uiteenzettingen en de
gedachtenwisseling in één der bovenbedoelde
vergaderingen, alsook na kennismaking van de
ons sindsdien ter inzage gezonden stukken, is
ons evenwel gebleken, dat, voor zoover wij
een en ander thans kunnen beoordeelen, bo
venbedoelde aanvankelijke meeningen, niet ge
heel juist zijn geweest. Zeker: er zijn gelukkig
nog tal van veehouders in onze Provincie, die
aankoopen van vee vlot kunnen doen uit eigen
middelen. Er zijn er ook, die wanneer momenteel
de eigen middelen ontoereikend mochten zijn,
voldoende crediet hebben bij boerenleenbanken,
of andere instellingen of particulieren om even
tueel noodige aankoopen van goed bedrijfsvee
te kunnen financieren. Maar zouden er ook niet
zijn die, vooral in de tegenwoordige, minder
gunstige tijden, niet in zoo goede omstandig
heden verkeeren Juist dezulken zonden ge
baat kunnen zijn door credietverleeningen op
hun roerende inventaris; zij zouden geholpen
kunnen worden door het koopen van vee op
afbetaling. Voornoemde Vertrouwensveehandel
nu streeft er naar, hen hiervoor de gelegenheid
te geven. De aan te koopen dieren kunnen voor
den koop bezichtigd worden, waardoor vaste
prijzen zijn gesteld. Degenen, die contant willen
betalen, kunnen dat doen binnen 8 dagen na
den koop, opdat zij zich in dien tijd kunnen
vergewissen van de juistheid der mededeelingen
omtrent de aangekochte dieren, door verkoopers
gedaan. Overigens kunnen soliede personen de
dieren in huurkoop krijgen, mits zij J4 gedeelte
van de koopsom direct betalen. Het restant kan
worden afbetaald in 6 of 10 maandelijksche
termijnen, onder bijbetaling van 5 pCt. rente
van het netto uitstaande bedrag. Na betaling
van den laatsten termijn, gaat het dier in eigen
dom 'van den huurkooper over.
Plaatsruimte belet ons, thans verdere mede
deelingen omtrent het huurkoop-contract te
doen. Wel willen wij verklaren, dat wij in geen
H. ZEEBERG.
53)
Lia voelde een steek door haar hart gaan.
Toen zij bij grootmoeder was, wilde mama de
brieven, die zij naar huis schreef, niet eens le
zen, al had zij het dan in stilte gedaan
De architect had intusschen het epistel van
Annie ook gelezen, om het dan aan Lia te geven.
Deze moest mama gelijk geven vormeiijker
kon het al niet. Het leek wel een zakenbriefje.
Per saldo werd alleen medegedeeld, dat zij zich
kostelijk amuseerde en dat zij morgen, dat was
dus vandaag, naar de Rivière gingen. Niet al
leen werd niets gezegd van Theo, maar zijn
naam werd niet eens genoemd.
Tersluiks keek Lia haar moeder aan. Deze
was, tegen haar gewoonte, in diep gepeins ver
zonken. Het was op haajr gelaat te lezen, dat de
h'ief van Annie haar maar matig beviel.
„Wat is er Marie vroeg de architect. „Je
kunt toch moeilijk een ellenlangen brief ver
wachten
„Ellenlang dat is weer wat anders. Dat ver
lang ik ook niet. Maar dit is wel heel simpel.
We weten niet eens hoe Theo het maakt. Hoe
kan Annie toch zoo onattent zijn
„Onze schoonzoon maakt het best. Reken er
maar op. Dat reizen en trekken is een kolfje
naar zijn hand", spotte mijnheer van Meersma.
Het stond Lia meer en meer tegen, dat papa
altijd in dezen toonaard over Theo sprak. Zake
lijk was zij het wel met zijn beschouwing eens.
Maar het ging toch niet aart, om er steeds
zoo over. te spreken Dan had papa maar anders
moeten optreden indertijd, zijn gezag moeten
laten gelden en tegen de verbintenis ageeren.
Zoo was het niet goed. En zij vond het ook
niet goed. dat papa zoo cynisch tegen mama
optrad. Het was ook wel wat zijn schuld, dat
de verhouding niet zoo schitterend was. Op deze
opmerking kon mama weer vlam vatten en dan
kwamen over en weer de stekelige opmerkin
gen.
Maar ditmaal zweeg mevrouw Van Meersma.
Het was bijna, of zij de opmerking niet ge
hoord had, zoo was zij vervuld over het schrij
ven van Annie.
Eindelijk, de architect begreep het beter dan
Lia, kwetste het haar ijdelheid wat. Daar had
zij zich uitgesloofd, Annie een goede partij te
bezorgen en nu werd zij zoo beloond. Na een
kaart, waarop door Annie een paar regels ge
krabbeld waren, kwam er nu een briefje, dat
enkele regels bevatte. Het was zoo koud, als
het kon. En Theo had alleen niet zelf ge
schreven, al was het maar een enkel woordje,
maar over hem werd zelfs niets gezegd. Het
was meer dan mager.
„Komaan, wij zullen maar denken, dat Annie
bij haar thuiskomst zooveel meer te vertellen
heeft", zeide de architect op luchtigen toon.
„Er maar niet over gaan kniezen".
Hij greep de courant, waarin Lia voor hun
thuiskomst had zitten neuzen.
Het was eenigen tijd stil, omdat ook mevrouw
«Van Meersma een'courant genomen had, terwijl
Lia in een boek bladerde, door een boekhande
laar ter inzage gezonden.
„Zeg, Lia".
„Ja, papa."
Candidaat H. Meinema, lees ik hier. Is dat
die kennis van jou 7"
„Ja, papa. Een zoon van dominé Meinema.
Hij is nu klaar en wordt predikant."
„O. Dat daarop nu net mijn oog valt. Kerk
nieuws is anders niet bepaald mijn voorkeur.
Ik geloof het wel. Die menschen komen ook in
alle mogelijke gaten terecht. Maarveen, ik weet
waarlijk niet waar het ligt. Wedden, dat het
niet op de kaart voorkomt
,,'t Valt wat mee, papa", lachte Lia. ,,'t Ligt
ergens in Zuid-Holland, 'k meen in de buurt
van Woerden of Gouda. Maar wat geeft het,
of het een klein dorp is. Als je maar gelukkig
bent."
,,'t Is waar ook. Ik vergat, dat je zelf dat
leven geleid hebt. Lieve tijd, Lia, als ik er aan
denk, moet ik je nog steeds bewonderen. Er is
werkelijk moed voor noodig."
Lia had wel willen antwoorden: „Ik wilde,
dat ik er morgen aan den dag weer heen
mochtmaar zij zeide het niet. Het zou toch
niet worden begrepen.
Daarom hield zij, hoewel het haar moeilijk
viel, den luchtigen toon van papa maar niet
voor ernst en zeide glimlachend: „Als u er een
week waart, zoudt u er wel anders over den
ken".
De architect lachte een gullen lach.
,,'k Wou liever", zeide hij dan. „Je kunt nog
beter verbannen worden naar het een of ander
onbewoonde eiland. Dan heb je ten minste van
niemand last."
Daarbij bleef het.
Het was verder niet een prettige avond. Ma
ma was afwezig. En mijnheer Van Meersma
liep nog eens naar het kantoor.
Lia was blij, toen zij naar boven kon gaan,
naar haar slaapkamer. Daar las zij nog eens
den brief van grootmoeder.
En toen nam zij haar bijbeltje. Maar met een
onvoldaan gevoel legde zij het weer weg. En
het was al laat, toen zij, op van het' peinzen
en piekeren, in een onrustigen slaap viel.
HOOFDSTUK V.
„Nu is er dan toch eindelijk een brief voor
je, Lia", zeide de architeit op dien Vrijdag
morgen, toen zij, na eenige „posten" een ver-
geefsche reis gemaakt te hebben, weer zijn pri-
vékantoor betrad. „Ik heb hem daar al op zijde
gelegd. Is het soms de verwachte brief
Lia had het poststempel al gezien.
„Ja papa", zeide zij, „dank u wel".
„Van wie is dat epistel, Lia
„Van de Meinema's papa. O, als u eens. wist
wat een prettig gezin dat is
„Goed, kind. Als het jou een genoegen doet,
met hen te correspondeeren, vooruit dan maar.
Alleen zou ik wel willen, dat je wat vroolijker
waart, 'k Verlies den laatsten tijd aan je. Je
bent heel anders dan toen je pas terugkwaamt.
Is er wat
„Neen, papa, of..." stamelde Lia.
„Of...?*
„Ja," aarzelde zij, er is wel wat, maar u kunt
mij toch niet helpen."
Opeens begon Lia te schreien. De architect
schrok er van. En het was met teedere stem dat
hij vroeg: „Wat is er toch, kind Wat heb je
toch Iets met mama gehad
Zij schudde heftig van neen.
ik dacht het soms. Je kunt nooit weten.
Hoewel ik zeggen moet, dat ik mama heel
vriendelijk voor je vindt, 'k Had het ter wereld
niet gedacht."
„O ja, papa, ik ben er heel dankbaar voor."
„Nu, wat wil je dan meer Je hebt toch
alles, wat je begeert."
Lia gaf geen antwoord. Het was zoo ver
bazend moeilijk, met papa te bespreken, wat
haar beroerde. Je kondt het even goed tot een
steenen beeld zeggen
Maar dan vatte zij opeens moed.
„Papa
„Ja, wat heb je?"
„Mag ik Zondagmorgen naar de kerk
Stomverbaasd zag mijnheer Van Meersma
zijn dochter aan. Op elke vraag had hij kunnen
rekenen, maar deze had hij in de verste verte
niet vermoed. Hij wilde een bits weigerend
antwoord geven. Maar op hetzelfde oogenblik
zag hij het bleeke gezicht van Lia, waarin een
paar smeekoogen, die verlangend het antwoord
van zijn lippen schenen te lezenHij kreeg
medelijden met haar. En het bitse antwoord
bleef achterwege.
,,'k Wilde voor ik weet niet wat, dat je me
dit niet gevraagd had, Lia. Je weet, hoe ik
daarover denk. Alles is mij wel, maar met
godsdienst moet men bij mij niet aan boord
komen. Die is huichelarij in mijn oogen. De
meest krasse staaltjes heb ik er van ondervon
den."
Lia had een tegenwerping bij de hand. 't
Was best mogelijk, dat haar vader zoogenaamd
godsdienstige menschen had ontmoet, die ver
van christelijk handelden. Maar daarnaast wa
ren talloos vele echte christenen, zooals zij er
varen had.
Zij had evenwel op dat oogenblik niet de
kracht en den moed om te gaan polemiseeren.
Te meer, omdat vader toch niet te overtuigen
zou zijn. Het was water naar zee dragen.
„Ja, als het niet mag", aarzelde zij. „Maar ik
zou het zoo gaarne willen
,,'k Zie niet in, waarvoor het noodig is, kind.
De godsdienst zal je nog somberder maken, dan
je al bent. Ging je daarginds geregeld naar de
kerk
„Eerst niet, papa."
„En toen Toen hebben zij je gedwongen
Hij vroeg het met een harde stem: dat zou
net iets voor die christelijke menschen zijn; hun
godsdienst aan een ander opdringen
„Niemand heeft mij gedwongen, papa. Er
werd zelfs eerst met mij er niet over gesproken.
Door niemand."
De architect werd wat milder gestemd: zij
vielen hem mee, die wonderlijke menschen.
„Zoo. Waarom ging jij dan naar de kerk
Lieve help, Lia, ik zie je al gaan, om naar dat
gezwets te luisteren Hoe kwam je er ter we
reld bij
Het meisje kreeg een kleur als vuur. Maar
intusschen had zij moed gevat.
„Het is geen gezwets, papa. Het is de waar
heid. Ik kan het niet zeggen nog, maar het is
zeker, want ik heb het ondervonden, dat je in
de kerk tot rust komt. Bij den godsdienst wordt
alleen, de ware vrede gevonden."
„Heeft men je dat daarginds wijs gemaakt 7"
„Niemand heeft mij dat wijs gemaakt, papa.
Geloof mij toch. Men praatte er den eersten
tijd niet eens met mij over."
(Wordt vervolgd).