EEIT HOESJE TTOOE VEC
Marktberichten.
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
Land- en Tuinbouw.
fakir, die zoolang op den navel van zijn buik
staarde tot hij dacht, dat het een stralende
zon was.
Maar' ze moeten anderen kunnen vergeven,
dat ze in dien navel een doodgewonen navel
blijven zien.
Heusch, met al het gebral in „Het Volk' over
de „publieke behartiging der nijpende arbeiders
belangen" blijft de S.D.A.P. met leege handen
staan tegenover de christelijke daad.
En gelukkig zijn er onder de socialisten zelf
ook nog wel een paar menschen, die wat nuch
terder om zich heen zien, en toestemmen wat
ik hier schrijf.
De sociaal-democraat J. de Swarte schreef
een boekske: „Het maatschappelijk hulpbetoon
en de gemeente", waarin hij de armenzorg in
ziet als „hulp van mensch tot menschen
waarbij hij de individueele hulp weet te waar-
deeren. Hij zegt, dat er hier een taak ligt voor
de arbeidersbeweging, „die tot nu toe in ons
land door haar verwaarloosd is, n.l. de werk
zaamheid van arbeiders individueel als vrij
willige armverzorgers of maatschappelijke wer
kers". Hij wijst er op, dat tot dusver niet is
gedaan aan reclasseeringsarbeid, dat er geen
samenwerking is gezocht met kinderrrechters en
voogdijraad, dat velen zeer geschikte armver
zorgers kunnen zijn. „Waarom" zoo vraagt
hij „dat alles overgelaten uitsluitend aan
de kerk of aan de bourgeoise Aldus een
partijgenoot van den heer Schut. Zelfs geeft
deze schrijver toe, dat van de zijde van den
Kerkelijken directen onderstand „de offers als
totaal niet gering zijn". De heer Swart maakte
een speciale studie van dit onderwerp. Laat
de heer Schut bij hem eens in de leer gaan
Misschien kan zijn partijgenoot hem over
tuigen, dat tegenover de socialistische leegheid
en holheid, de christelijke barmhartigheid zich
niet behoeft te schamen, en dat waar naar ge
tuigenis van een socialist zelf, die van dit on
derwerp speciaal studie maakte, de roode hee-
ren hier nog voor een verwaasloosde taak staan,
het niet past om de christelijke philantropie, die
jaarlijks millioenen voor de armen en hulp
behoevenden uitgeeft, te verwijten, dat het
met haar droevig gesteld staat.
UITKIJK.
AALTJESZIEKLE BIJ AARDAPPELEN.
In droge jarer wanneer geen Phytophora-
ziekte in de aariappelen wordt geconstateerd,
hoort men meer'alen klachten over rotte knol
len in de aardppelen. Vooral in 't voorjaar,
wanneer de Inden van onder het winterdek
worden gehaaL gebeurt het soms, dat 25—50
pCt. der knobn rot is.
Gewoonlijfworden in een bepaalde omgeving
van gemeere of polder meerdere dergelijke
partijen aarappelen aangetroffen. Bij nader on
derzoek bl^t dan meestal, dat de met rotte
knollen beïtte partijen oorspronkelijk van een
zelfde pajij afkomstig zijn.
Wanntr de aangetaste knollen aan een mi
croscopie onderzoek worden onderworpen,
dan blij' bijna steeds, dat deze zijn aangetast
dóór h' Stengelaaltje, Tylenchus Dipsaci.
Bij Ipte aantasting vertoonen de knollen aan
het na^'ade kleine barstjes in de schil, waar-
onderziob een bruine kruimelachtige massa
bevirO bierin leven de stengelaaltjes en kunnen
hun vernielingswerk zoover voortzetten, dat
bijn de geheele knol wordt aangetast. Ook in
nat jaren kan sterke beschahdiging door het
stgjeiaaltje voorkomen, het wordt dan echter
ui opgemerkt, omreden alles wat ziek is, wordt
hchouwd als te zijn veroorzaakt door Phy-
fhora.
De aaltjes kunnen met het pootgoed worden
vergebracht, doch ook in den grond over-
lijven. Tegen verspreiding door middel van
iet pootgoed, is het gebruik van gezond poot
goed aan te bevelen. De schade, veroorzaakt
door het gebruik van besmet pootgoed, is, zoo
als wij boven reeds mededeelden, van niet ge
ringe beteekenls.
Heeft men eenmaal aaltjes in zijn grond ge
haald, dan komt men er niet gemakkelijk weer
af. Volgens prof. Quanjer zijn niet minder dan
52 verschillende cultuur- en onkruidplanten be
kend, waarop het stengelaaltje kan paratiseeren.
(Zie Tijdschrift van Plantenziekten, deel 33,
1927).
Bestrijding, wanneer de grond eenmaal be
smet is, is practisch niet uitvoerbaar. Dit zou
alleen kans van slagen hebben, indien er vol
doende cultuurplanten, welke niet worden aan
getast, in de vruchtwisseling konden worden
opgenomen, en de onkruidplanten niet tot in
standhouding medewerkten.
Of de grondsoort van invloed is op de meer
of minder sterke vermenigvuldiging van het
stengelaaltje en of onze kleigronden een guns
tige uitzondering maken, is, voor zoover wij
hebben kunnen nagaan, niet bekend.
Wel hebben wij meermalen opgemerkt, dat
verlies van knollen wegens aantasting door het
stengelaaltje weinig of niet werd geconstateerd
bij die aardappelverbouwers, welke steeds hun
eigen pootgoed gebruiken.
Indien men besmetting of uitbreiding der be
smetting wenscht te voorkomen, verdient het
aanbeveling gebruik te maken van gezond poot
goed. Het uitzoeken der partij en alleen geheel
gave knollen planten helpt ook wel eenigszins,
doch de aantasting kan soms zoo gering zijn,
dat zij niet direct met het bloote oog waarneem
baar en de kans op het gebruik van besmette
knollen niet geheel uitgesloten is.
v. d. W.
DE BOEREN EN HET VEILINGS
SYSTEEM.
Wij zingen niet voor tuinders den lof van
ons veilingssysteem, althans niet voor de lezers
van de Tuinderij. Hebben de tuinders zich
schoorvoetend bij hun veilingen aangesloten, nu
zij er bij zijn en nu zij hun producten veilen,
begrijpen zij zelf niet, dat zij zoo lang onver
schillig hebben gastaan tegenover den veilings
verkoop.
Iedere tuinder veilt nu zijn product. Maar ook
de boeren zijn door de veilingsbacil besmet. Ik
bedoel niet de boeren, die al jaren lid zijn
van een vilingsvereeniging, omdat zij ook op
hun bedrijf fruit kweeken, of, en die zijn er ook
niet weinig, die groenten verbouwen. Deze heb
ben zich al jaren bij onze veilingsvereenigingen
aangesloten en die zijn naast boer ook tuinder
en als wij het over tuinders hebben, dan zijn
deze er bij ingesloten.
Maar als wij het over boeren hebben, be
doelen wij den zuiveren landbouwer.
Deze willen ook met het veilen van hun ar
tikelen een proef nemen. Men wil de melk gaan
veilen. Zuid-Holland krijgt zijn melkveiling.
Reeds is de veiling opgericht, het bestuur ge
kozen en de plannen liggen gereed om ook voor
de melk het veilingbord te laten draaien.
Op die melkveilingvergadering gingen stem
men op, om ook met 't veilen van kaas proeven
te nemen. Nog beter dan melk leent zich de
kaas voor veilen, werd terecht in het midden
gebracht. Zoo heeft het veilingssysteem in Ne
derland weer nieuw perspectief gekregen.
Als de boer zijn melk en kaas gaat veilen,
hoe lang zal het dan nog duren, voordat hij
zijn uien en aardappelen op de veiling gaat
verkoopen
De melk en kaas interesseeren ons niet veel,
of laten wij het juister zeggen, het veilen van
melk en kaas.
Maar voor de uien, de aardappelen en de
wortelen, die de boer teelt, zouden wij een
lans willen breken. Dit is voor den reëelen
handel in die producten brood- en broodnoodig.
Aan welken knop moet worden gedraaid om
daardoor onder de boeren *ens propaganda te
maken
De uien, die voor het grootste deel door
landbouwers worden geteeld, zouden belangrijk
stijgen als exportartikel, indien ons veilings
systeem daarop zijn gunstigen invloed kon uit
oefenen.
Er is leven, maar het is nog veel te gering.
Die daarvoor in de gelegenheid Is, make met
ons propaganda voor het veilen van uien, aard
appelen en wortelen.
(„De Tuinderij").
UIENTEELT.
V.
De „kroef'-ziekte in de uien.
De kroefziekte is de meest gevreesde ziekte
in de uien. Ze wordt veroorzaakt door een
zeer klein wormpje, dat m.M. lang en l/-io
m.M. breed is en dus vrijwel onzichtbaar met
het bloote oog. Aan den langen, smallen vorm
van 't lichaam, heeft het den naam van „aaltje"
te danken. Er leven zeer veel aaltjes in den
grond. Van twee weet men, dat ze ernstige
schade aan de te velde staande gewassen kun
nen toebrengen, n.l. het stengelaaltje en het
bietenaaltje. Het stengelaaltje leeft in uien, ha
ver, erwten, aardappelen, klaver en rogge en
een aantal onkruiden, waarvan o.a. het guichel
heil of drie uur bloempje bekend is. In de ge
noemde gewassen veroorzaakt het een eigen
aardige vergroeiing van de stengels, die krom
en bochtig worden, terwijl de aangetaste planten
veel kleiner blijven dan de gezonde. Ja ih ern
stige gevallen gaan de planten er aan te gronde.
Perceelen, die in erge mate besmet zijn met dit
aaltje worden voor sommige der genoemde plan
ten ongeschikt. Men spreekt bijv,, wel van
klavermoeheid van den grond. Nu is het niet
noodzakelijk, dat de aaltjes, die in de uien bijv.
leven, ook in de aardappels of haver zullen
overgaan. Ze hebben zich n.l. geheel aan de
uien aangepast en voelen zich in andere plan
ten niet thuis. Dat neemt niet weg, dat na een
paar jaar ze zich er wel bij aangepast kunnen
hebben. Zoo kunnen we dus wel zeggen, dat
de aaltjes, die de kroefziekte veroorzaken, ook
na enkele jaren andere gewassen kunnen aan
tasten. Het is ook gebleken, dat de aaltjes, die
in het drieuur bloempje leven, ook in uien kun
nen overgaan. Wanneer dergelijke plantjes op
een akker voorkomen, kan men er van op aan,
dat de uien kroefziek worden.
Hoe leven nu de aaltjes in de uien Wanneer
uien uitgezaaid worden op een besmet perceel,
boren de aaltjes, die een draadnagelachtig voor
werp in de mondopening hebben, een gaatje in
't worteltje. De aangeboorde cel zuigen ze uit
en ze kruipen er zelf in. Zoo doen ze ook bij
de volgende cellen, tot ze komen in de pijpjes.
Deze krijgen nu niet een gladde kramvorm,
doch zijn sterk gekromd en gedraaid. Van deze
plantjes komt niets terecht. Men poogt ze nog
wel vaak tot het leven te redden door een extra
Ghili-salpeter-bemesting, maar ook dan brengen
ze 't meest niet verder dan tot „ouwe man
netjes". Een bol wordt niet gevormd. Groeien
ze al door zonder „ouwe mannetjes" te wor
den, dan worden ze toch slechts „bout"-uien.
Is de aantasting niet van ernstigen aard ge
weest of pas laat in 't jaar veroorzaakt, dan
wordt een oogenschijnlijk goede bol gevormd,
die bij 't plukken evenwel gescheurd blijkt te
zijn.
Zijn de aaltjes in de pijpen volwassen ge
worden, dan kruipen ze terug naar de wortels
en vandaar weer in den grond. Daar leggen
ze de eitjes en de oude aaltjes gaan dood. Llit
de eitjes komen larfjes, die weer in de uien
kruipen, er volwassen worden, terugkeeren in
den grond, eitjes leggen enz. Dit gebeurt zoo
4 a 5 maal op een jaar. De laatste generatie
krijgt geen gelegenheid uit de plant terug te
gaan in den grond. De vliezen om de ui worden
te taai en ook de wortels hebben een te stevige
buitenwand gekregen, dan dat de aaltjes daar
doorheen zouden kunnen dringen. Ze voelen
a. h. w. dat de levensomstandigheden er niet
gunstiger op worden en nu gaan ze zich daar
tegen verdedigen. Het vocht, dat ze in 't lichaam
hebben, persen ze naar buiten en ze verdrogen.
Het leven blijft niettemin in het opgedroogde
diertje bestaan. We hebben hier een van de
wonderen, die de Schepper in de natuur ge
legd heeft. Ook en vooral in het kleine toont
de Schepper Zijn grootheid en wijsheid.
Zoo'n opgedroogd aaltje is natuurlijk veel
1 kleiner dan een stofje. Ze blijven in de ui ach
ter. Door de heele ui zijn ze verspreid; in de
pijpen, die verdrogen, in 't kaf, dat er straks
afgehaald wordt, binnen in de ui ook.
De aaltjes in den grond doen hetzelfde. Ook
zij laten zich verdrogen, omgeven zich door
een hard vlies, waar het vocht geen vat op
heeft. Zoo kunnen ze jarenlang een slapend
leven leiden, wachtend tot de omstandigheden
voor hun leven weer gunstig worden. Strenge
koude en vochtigheid kunnen ze verduren. Een
winter als we nu gehad hebben, heeft geen
invloed gehad op het leven der aaltjes. Zoo
is het ook te verklaren, dat na 10 en meer jaren
op kroefziek land, weer kroef optreedt.
Hoe wordt de kroefziekte verspreid En dan
moeten we pertinent weerspreken, een meening,
die hier en daar op ons eiland gevonden wordt,
als zou de kroefziekte door het zaad verspreid
worden. Dit is nooit waargenomen. Ook is in
welk zaad ook, nooit een aaltje gevonden.
Aaltjesziekten en dus ook kroef worden niet
met het zaad overgebrachtHoe dan wel En
dan moeten we, helaas, constateeren, dat de
verbreiding der ziekte, schoon onwetend, aan
de landbouwers zelf te wijten is. Men zegt hier
algemeen, dat tweemaal uien achter elkaar ver
bouwd, misschien kan, maar dat driemaal uien
achtereen, zeker verkeerd uitkomt. Wat dan
hiervan te zeggen: 25 jaar geleden zaaide prof.
Ritsema Bos uien uit op een klein perceeltje
onder Wageningen. Dit is 25 maal achtereen
herhaald, geen enkel jaar heeft men overge
slagen op hetzelfde perceeltje uien te verbou-
en en tot nu toe zonder dat kroef is opgetreden.
Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen zijn daar
toe genomen en met succes.
Zooals we boven zagen verschansen de
aaltjes zich in de uien, in de pijpen, in de
doode vliezen om de uien en in den grond.
Wanneer de uien opgezakt worden, draait men
de staarten af en laat die op het land achter.
De meerdere besmetting van het perceel vindt
hierin gereede oorzaak. Ook in die staarten
bevinden zich aaltjes. De uien gaan over de
hor, het kaf valt er onder en dit kaf komt in
veel gevallen op den mesthoop. De mest, be
smet met de aaltjes uit het uienkaf, komt op
een onbesmet perceel en waar nimmer kroef
gezien is, komt het nu voor. Vindt dit schoonen
plaats op 't land, dan kan 't overwaaiende kaf
oorzaak van besmetting zijn, zelfs op ander
mans grond. In den grond leven eveneens aaltjes
en 't is heel goed mogelijk, dat met de slik
aan schoenen, paardenhoeven en werktuigen de
ziekte op onbesmet land wordt overgebracht.
Kon een creoline matje uitkomst geven, dan
zou dat wel gemakkelijk zijn. Dit doet 't even
wel niet
Wil men besmetting voorkomen of meerdere
besmetting tegengaan, dan zullen het kaf èn
de staarten afdoende vernietigd moeten worden,
't Beste is verbranden. Is het daarvoor te voch
tig, dan is 't aan te raden een kuil te maken,
het daarin te werpen en te bedekken met on-
gebluschte kalk. Een derde manier, maar de
minst zekere, dat men er dan absoluut van af
is. is het in een sloot te werpen, waarin minstens
een meter water staat.
Tot slot rest ons de vraag of er niets gedaan
kan worden ter bestrijding van deze kwaal. En
dan moeten we een gedeeltelijk teleurstellend
antwoord geven.
Officieel is er geen enkel middel op 't oogen-
blik tegen de kroef bekend.
Intusschen heeft men ter bestrijding van het
bietenaaltje, dat de bietenmoeheid van den
grond veroorzaakt, een goed bestrijdingsmiddel
gevonden in de herhaalde teelt van cichorei.
Het is mij bekend, dat ook op kroefziek land
hetzelfde is gebeurd, door verschillende uien-
verbouwers en-met aanvankelijk gunstig resul
taat. Alleen acht ik het noodig, dat niet één
maal. maar meermalen achtereen cichorei wordt
geteeld. Op een van mijn lezingen, die ik over
dit onderwerp hield, werd ik in deze meening
ook gesterkt. Iemand had op kroefziek land
eenmaal uien verbouwd en geen of hoegenaamd
geen last van de ziekte gehad. Na enkele jaren
trad de ziekte in zeer erge mate weer op.
Het middel had blijkbaar aanvankelijk gehol
pen, maar doordat het niet in voldoende mate
was toegediend, kreeg de ziekte weer de over
hand. Nauwgezette proefnemingen in deze rich
ting komen me zeer gewenscht voor.
Een tweede middel kan gevonden worden in
het zoeken naar een uiensoort, die onvatbaar
is voor de aaltjesziekte. Dat dit lang niet tot
de onmogelijkheden behoort, is gebleken bij de
aaltjesziekte bij rogge. Ook daar heeft men
een soort gevonden, die een groote weerstand
tegen de ziekte heeft, n.l. de Ottersumsche rog
ge. Misschien zijn we al een eindje in die
richting op weg, daar het vorige jaar onder
Ouddorp twee uiensoorten op hetzelfde perceel
werden geteeld, waarvan de eene wel, de an
dere geen kroefziekte vertoonde. We hopen
dit jaar daar serieuze proeven mee te nemen.
En hiermede, geachte lezers, neem ik voor-
Ioopig afscheid van u. Ik hoop, dat ge met be
langstelling mijn stukjes over de uitenteelt ge
volgd hebt en dat ge er ook iets uit hebt op
gestoken. Mochten er nog vragen overblijven,
en daar twijfel ik niet aan ('t onderwerp is nog
niet uitgeput!), dan weet ge mijn adres. Ik sta
gaarne tot uw beschikking.
C. SMITS,
hoofd landbouwschool.
Sommelsdijk.
DE LANDBOUW-ONDERLINGE.
De maandelijksche groei van de Landbouw-
Onderlinge en de Tuinbouw-Onderlinge.
Op 1 Februari 1929 trad per provincie het
hieronder vermelde aantal landbouwers als lid
der L. O. toe
Provincie. Aantal leden. Loon.
Groningen 4 5.432.—-
Friesland 12 5.432.
Drenthe 23 10.158
Overijsel 5.436.—
Gelderland 17 7.808.-
Utrecht 2 1.424.—
Noord-Holland 7 5.054.—
Zuid-Holland 10 11.493.
Zeeland 12 7.726.—
Noord-Brabant 5 18.850.
Totaal 99 77.793—
Per 1 Februari 1929 traden als lid der T. O.
toe 55 werkgevers, uitbetalende aan loon
57.065.-.
Sedert 1 November 1928 vermeerderde het
aantal leden bij de Landbouw-Onderlinge met
430, uitbetalende 1.215.069— loon; bij de
Tuinbouw-Onderlinge met 192, uitbetalende
232.485— loon.
De Secretaris van de P.O.C. Overflakkee,
A* W. KEIJZER.
Centrale Veiling te Middelbar nis.
Veiling van Dinsdag 5 Maart 1929.
Roode kool f 10-18 iper 100 stuks
Knollen f 2,20-7,40 W
Sinaasappelen f 1,85—1,94
Stekuien f 1,90 per 100 Kg.
Knollen f 1,10
Kaas (volvet) f 0,65 'per pond
Boter f 0,80— 1,10.
ROTTERDAM, 5 Maart 1929.
Op de heden in ons Veilingslokaal, ^ar<
moezierstraat 37—39, gehouden Veiling, wer»
den de volgende prjjzen besteed:
Kipeierenf 9,35 tot f 11,75
Idem (klein). tot
Idem extra zwtot
Eendeierentot ,-
Ganseieren tot
Middenprijs
Aanvoer 80.000 stuks.
DE ROTTERDAMSCHE VEILING
BREIPATROON VOOR EEN KLEEDJE.
Van een lezeres, die altijd trouw ons hoekje
bijhoudt en die nog al veel van handwerken
houdt, kreeg ik dit patroon toegezonden, met de
mededeeling er bij, dat het een mooi kleed is.
Ik kan er ditmaal niet over oordeelen, maar
ik geloof graag dat het zoo is. Anders heb ik
de gewoonte eerst een hoek van 't patroon te
werken, maar ditmaal geef ik het zoo maar
weer. 'k Waag het er gaarne op.
Even wil ik nog zeggen, dat het voor tafeltjes
die men veel gebruikt, b.v. een klein tafeltje
i n rustig hoekje of bij 't raam, waar men hand
werkt, voor zoo'n tafeltje is het aanbevelens
waardig eens een kleedje te maken van fijne
wol, en alle kleuren. Dat staat ook heel aardig
en 't is stevig bovendien.
Opzetten 10 steken op 3 naalden.
Ie en 2e naald 4 st„ 3e naald 2 st.
Ie toer: r.
2e toer r.
3e toer1 r„ omsl.
4e toerr.
5e toer2 r„ omsl.
6e toer r.
7e toer3 r„ omsl.
8e toer r.
9e toer4 r., omsl.
10e toer r.
11e toer: 5 r„ omsl.
12e toer; r.
13e toer6 r„ omsl.
14e toer r.
15e toer: mind., 4 r., omsl., 1 verdr. breien,
omsl.
16e toer r.
17e toermind., 3 r„ omsl., overh., omsl.,
1 verdr. br„ omsl., mind., 3 r„ omsl., 3 r„ omsl.
18e toer r.
19e toermind., 2 r„ omsl., overh., omsl.,
overh., omsl., 1 verdr. br„ omsl., mind., 2 r„
omsl., 1 verdr. br„ omsl., dubb. mind., omsl.,
1 verdr. br„ omsl.
20e toer r.
21e toermind., 1 r„ omsl., overh., omsl.,
overh., omsl., overh., omsl., 1 verdr. br„ omsl.,
mind., 1 r„ omsl., 3 r., omsl., 1 verdr. br.,
omsl., 3 r„ omsl.
22e toerr.
23e toer mind., omsl., overh., omsl., overh.,
omsl., overh., omsl., overh., oms)., 1 verdr. br.,
omsl., mind., omsl., 1 verdr. br., omsl., dubb.
mind., omsl., 3 r„ omsl., dubb. mind., omsl.,
1 verdr. br., omsl.
24e toerr.
25e toer1 r„ omsl., overh., omsl., overh.,
omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl.,
1 verdr. br., omsl., 1 r., omsl., dubb. mind.,
omsl., 1 verdr. br., omsl., mind., 1 r„ overh.,
omsl., 1 verdr. br., omsl., dubb. mind., omsl.
26e toer r.
27e toer2 r., omsl., 1 r., overh., omsl.,
overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl.,
overh., omsl., 3 r„ omsl., 1 verdr. br., omsl.,
3 r„ omsl.,
1 verdr. br.,
28e toer
29e toer
omsl., overh.
5 r., omsl.,
overh., omsl,
overh., omsl
30e toer
31e toer:
overh., omsl.
omsl., mind.,
omsl., dubb.
32e toer
33e toer
omsl., overh.
5 r„ omsl.
mind., 1 r.
overh., omsl,
34e toer
Volgende
dubb. mind., omsl., 3 r., omsl.,
omsl., 1 r.
r.
3 r„ omsl., overh., omsl., overh.,
omsl., overh., omsl., overh., omsl.,
1 verdr. br., omsl., mind., 1 r„
1 verdr. br., omsl., mind., 1 r.,
1 verdr. br., omsl., 2 r.
r.
4 r„ omsl., 1 r., overh., omsl.,
overh., omsl., overh., omsl., 7 r.,
omsl., dubb. mind., omsl., 3 r„
mind., omsl., overh., omsl., 3 r.
r.
5 r„ omsl., overh., omsl., overh.,
omsl., overh., omsl., 4 r„ omsl.,
mipd., omsl., 1 verdr. br., omsl.,
overh., omsl., 1 verdr. br., omsl.,
4 r., omsl.
r.
week de rest van 't patroon.
M'n beste nichtjes en neefjes
Ik ga heelemaal geen praatje met jullie maken,
want er ligt toch zoo'n stapel brieven te wach
ten.
Ik vertel alleen maar, dat de prijs gewonnen
is door
PIETER A. LEIJDENS te MELISSANT.
Het boek Toen de ster verscheen.
't Neefje gefeliciteerd, hoor.
Allemaal heel veel groeten van
TANTE TRUUS.
Corrie van der G. te Ooltgensplaat. Jij kunt
nog eens brieven schrijven. Verbazend wat een
gezelligen langen brief kreeg ik van jou. Ik zal
't onthouden hoor van het portret. Jij ook niet
vergeten. Dank voor je raadsels, 'k Ben bij de
vliegmachine wezen kijken. Geen wonder, dat
jij niet kon, jij woont ook zoo ver weg.
Stiennie van der G. te Ooltgensplaat. Ik zal
mijn best doen om eens gauw een makkelijk
handwerkje in de krant te zetten. Wat aardig,
dat Tante ze zoo dikwijls namaakt. Kon ik het
maar eens zien. Gezellig hé, zoo'n verjaardag.
Ik ben maar blij, dat het niet meer noodig is,
dat de post per vliegmachine komt. Dank voor
't raadsel.
Marietje K. te Melissant. Wat veraste jij mij
verbazend door zoo'n prachtkaart te sturen.
Daar ben ik echt blij mee. Hartelijk dank er
voor.
Jan P. te Goedereede. Jij mag met ons mee
doen, hoor. Natuurlijk vind ik het prettig, als
ik een brief van een nieuw neefje krijg, 't Brie
ven schrijven gaat je best af, dat merk ik wel.
Joziena P. M. te 7 1 Jij mag ook met ons
meedoen, hoor nichtje. Ik ben net als jij blij,
dat het nu dooit. Terwijl ik je schrijf begint
het te regenen, nu zal de dooi wel flink door
gaan. Wil je mij je adres ook melden
Jaap L. te Den Bommel. Wel neefje, wat is
dat een tijd geleden, dat ik wat van jou hoorde,
'k Moest eerst eens zoeken in mijn boek voor
ik je naam van den vorigen keer vond. Je moet
me nu niet zoo lang in den steek laten, hoor.
Dank voor je raadsel.
Dirkje R. te Ooltgensplaat, Jij mag ook met
ons meedoen. Wat leuk, dat ik er nu al vier
van jullie in onze krantenfamilie heb. Je hebt
ook flink je best gedaan op je brief, 't Gedicht
is prachtig.
Een neefje of nichtje uit 2 7? Daar kreeg ik
me een gezellig briefje uit lil ja, ik weet 't
niet zeker. Op 't poststempel stond Nieuwe
Tonge. Maar van de Nieuwe Tongensche neef
jes heb ik de brieven naast mij liggen. Wie is
't dan Er werd in dit briefje ook gevraagd om
't patroon voor een theemuts. 'k Zal het zoo
gauw mogelijk geven.
Adriana R. te Ooltgensplaat. Jij trof het met
dien wedstrijd, zoo maar een eersten jprijs te
krijgen, dat is fijn hoor. Dat is nog eens een
aardig aandenken van den kouden tijd. Hartelijk
dank voor je mooie gedicht.
Gretha van der K, te Andelst. Zoo'n hand
werkles is wel gezellig, die zou ik zoo wel eens
willen meemaken, maar o wee het werk. Ik
hoop, dat al de zieken, waarover je schreef,
weer heelemaal beter zijn. Gelukkig, dat jullie
thuis geen zieken hebt. Hartelijk dank voor je
nieuwe raadsels.
Nellie W. te Stad aan 't Haringvliet Dat is
nog geen pretje, als je op 't ijs valt, waar
water op staat. De schaatsenpret zal nu wel
afgeloopen zijn. Gelukkig maar.
Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. Zoo, heb
jij ook al zoo'» ijsduikeling gemaakt. Dat is het
akelige van de pret, als er een beetje water
op 't ijs komt, als je dan valt is de pret er af.
Je hebt weer fijne teekeningen gemaakt. Dat
doe je zeker wel graag.
Abram W. te Stad aan 't Haringvliet Wat
een gezellige prijzen waren dat met jullie ring-
rijden. Heb jij nog wat gewonnen, dan kom ik
mee helpen eten, want dat lust ik allebei wel.
Of is alles op Tante R. hartelijk gegroet van
Abram. Gelukkig, dat het zoo goed met u gaat.
Ik zal dat raadsel niet vergeten, hoor.
Teunis of Cor R. te Ooltgensplaat Wie van
de twee het is, weet ik heusch niet, want er
stond geen naam onder den brief. Nu kan Tante
Truus wel raadsels opgeven, maar 't oplossen
laat ik aan m'n nichtjes en neefjes over, daarom
los ik dat raadsel, of de brief van T. of C is,
niet op, maar zet jullie beider namen. Dank
voor de raadsels.
Jacoba G. K. te Stad aan ,'t Haringvliet Wat
ben jij toch aan 't handwerken. Ik wilde wel,
dat ik het allemaal eens zien kon. Zijn die ster
ren voor een sprei groot of klein hoeveel zou
je er wel noodig hebben voor een sprei Zeker
heel wat. Heb je voor 't kleedje mooie kleuren
gekozen
Johan de V. te Ooltgensplaat Dat is nog al
wat, als je haast bevroor, maar het is ook erg
koud geweest. Moet je ver loopen naar school
Ik ben ook blij, dat het gaat dooien.
Aartje van der S. te Sommelsdijk. Dat had
ik moeten weten van die koekjesbakkerij, 'k
had vast mee komen eten. Geen wonder, dat
jij die graag lust. Wat leuk, dat je vriendinnetje
ook bij onze krantenfamilie hoort. Zoo'n ver
jaarsvisite is echt, hé?'Vader en Moeder de
groeten terug.
Gerrit P. te Numansdorp. Ik wensch je spoe
dig beterschap, hoor. Ja, ja, dat kan ik me in
denken, dat Moeder je liever naar school ziet
gaan. Maar je zult het toch wel niet al te bont
gemaakt hebben. Je zult weer hard moeten wer
ken op school om het verzuim in te halen.
Dank voor het gedicht, 'k Zal het volgende
week in dek rant zetten, hoor.
Riek P. te Numansdorp. Nu zou ik weer met
de boot kunnen komen. Vliegmachine is nu
niet meer noodig. We waren hier maar wat
blij, dat een vliegmachine de post meebracht,
anders had ik jullie brieven toen ook niet ont
vangen. Je bent nu aan een heel breiwerk be
zig hoor. Hoe heb je de pannenlap gebreid
Groet Moe en Pa terug.
Marie M. te Sommelsdijk. Hartelijk gefelici
teerd met je verjaardag. Ik kom nu mooi op
tijd met m'n felicitatie. Wat een aardig idee
is dat, om een kruik te beplakken met sigaren
bandjes. Hoe groot is die kruik ongeveer?
Marie C. W. te Middelharnis. O, o, wat heb
ik een schraal briefje, komt dat door de ijspret
Ik hoop op een volgenden keer.
Gerarda S. te Rotterdam. Ja, 'k heb een heele
raadselfamilie, hé. Dat is prettig hoor. We heb
ben 't hier in ons eigen Jeugdhoekje echt knus
met elkaar. Wil jij me even schrijven wanneer
klein broertje jarig is Je krijgt ook wel weer
eens een beurt met een prijs, 't is niets erg, dat
je er naar verlangt, dat doen alle nichtjes en
neefjes. Allen de groeten terug.
Adriaantje K. te Sommelsdijk. Wat een aar
dig idee is dat om dat kantje voor dat kleedje
te gebruiken. Gelukkig, dat de arm weer beter
is, maar 't heeft toch nog een tijdje geduurd,
hé Wat was de derde prijs van dien wedstrjjd
Fijn, dat jij zoo'n prettige verjaardag had.
Adrianus V. te Nieuwe Tonge. Natuurlijk heb
ik jou gemist vorige week, zoo'n trouwen klant
als jij bent. Ik ben blij, dat je weer beter bent.
Te bed liggen is niet veel gedaan, hoor. Har
telijk dank voor je raadsel.
Aren K. te Dirksland, Gezellig, hé, als je
's avonds zoo allemaal een prettig werkje te
doen hebt. Ik dacht, dat jij wel eens naar het
vliegmachine zou zijn gaan kijken, 't Was
heusch dem oeite wel waard. Wat een grappig
gezicht zal die sledewedstrijd wel gvweest zijn.
Heb jij niet meegedaan
Henk S. te Middelharnis. 't Is goed, dat ik
jou hand van schrijven al goed ken, want er
stond geen naam onder je brief. Je trof het
slecht, dat er toen net geen vliegmachine kwam.
Heb je 't later nog gezien
Huibertje de B. te Dirksland. Zoo nichtje,
daar doe je goed aan, dat je weer in ons hoekje
komt. Wat jammer, dat je zoo lang niet buiten
mag? Gelukkig, dat je zoo'n leuk hondje hebt;
daar kun je je wat mee vermaken. Beterschap
hoor.
Nellie H. te Battenoord. Ook al een klein
beetje ziek. Wees maar voorzichtig hoor. Je
zusje ook beterschap toegewenscht. 't Had de
raadsels maar niet te moeilijk gemaakt, dan
bleef er meer tijd over voor 't ijs.
Johannes W. B. te Dirksland. Je zusters heb
ben al heel wat geplakt met sigarenbandjes.
Kon je niet eens mede met broer om naar het
vliegmachine te gaan zien Het lijkt mij niet
zoo erg leuk om op 't ijs een nat pak te halen.
Brr, nee hoor.
Leendert K. te Nieuwe Tonge. Van jou heb
ik twee brieven te beantwoorden. Den vorigen
keer was je te laat. Gelukkig, dat je den prijs
zoo mooi vindt. Ik ben pas nog in Nieuwe
Tonge geweest, maar waar je woont weet ik
niet, zoo kan ik ook niet op visite komen. Wil
je Moe deb roeten terug doen.
Pieter A. L. te Melissant. Ik ben Zaterdag
ook naar het vliegmachine wezen kijken, dan
zijn we dicht bij elkaar geweest, zonder dat
we 't wisten. Al die ganzen zou ik ook wel
eens willen zien. Vogeltjes die je zoo vangt,
kun je haast niet in het leven behouden, 't Is
beter ze niet te vangen. Als broer een beetje
schrijven kan, mag hij dadelijk meedoen. Alle
maal de groeten terug.
Teuntje T. te Goedereede. Je zult nu den
prijs wel ontvangen hebben, want 'k heb hem
tijdig laten bezorgen. Schrijf maar eens gauw
terug hoe dat je hem vindt.
Cor van D. te Sommelsdijk. Ben jij ook aan
't havenhoofd wezen kijken. Daar was het mooi
hé met al die groote ijsschotse» Ik vond het
ook een prachtig gezicht.
Jaapje A. van Z. te Middelharnis. Je schreef
ik weet niet veel nieuws en toch kreeg ik nog
een langen brief. Dat valt nog eens mee, hoor.
De aardigheid van 't schaatsenrijden was er
bij velen al af.
De oplossingen zijn
I. De Klok.
II. Vingerhoed.
III. De slak.
Nieuwe raadsels
I. Ingezonden door Gretha van der K. te
Andelst
In welke bedden slaapt men niet
II. Ingezonden door Gretha van der K. te
Andelst
Voor welken tijd zorgt men het best
III. Ingezonden door Gretha van der K. te
Andelst
In welke pan kookt men geen eten
De oplossingen kunnen, met vermelding van
naam, voornaam, leeftijd en adres tot Vrijdag
15 Maart worden gezonden aan
TANTE TRUUS,
Bureau „Maas- en Scheldebode",
SOMMELSDIJK.