EEIT HOESJE TTOOE VEC Marktberichten. Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. Land- en Tuinbouw. fakir, die zoolang op den navel van zijn buik staarde tot hij dacht, dat het een stralende zon was. Maar' ze moeten anderen kunnen vergeven, dat ze in dien navel een doodgewonen navel blijven zien. Heusch, met al het gebral in „Het Volk' over de „publieke behartiging der nijpende arbeiders belangen" blijft de S.D.A.P. met leege handen staan tegenover de christelijke daad. En gelukkig zijn er onder de socialisten zelf ook nog wel een paar menschen, die wat nuch terder om zich heen zien, en toestemmen wat ik hier schrijf. De sociaal-democraat J. de Swarte schreef een boekske: „Het maatschappelijk hulpbetoon en de gemeente", waarin hij de armenzorg in ziet als „hulp van mensch tot menschen waarbij hij de individueele hulp weet te waar- deeren. Hij zegt, dat er hier een taak ligt voor de arbeidersbeweging, „die tot nu toe in ons land door haar verwaarloosd is, n.l. de werk zaamheid van arbeiders individueel als vrij willige armverzorgers of maatschappelijke wer kers". Hij wijst er op, dat tot dusver niet is gedaan aan reclasseeringsarbeid, dat er geen samenwerking is gezocht met kinderrrechters en voogdijraad, dat velen zeer geschikte armver zorgers kunnen zijn. „Waarom" zoo vraagt hij „dat alles overgelaten uitsluitend aan de kerk of aan de bourgeoise Aldus een partijgenoot van den heer Schut. Zelfs geeft deze schrijver toe, dat van de zijde van den Kerkelijken directen onderstand „de offers als totaal niet gering zijn". De heer Swart maakte een speciale studie van dit onderwerp. Laat de heer Schut bij hem eens in de leer gaan Misschien kan zijn partijgenoot hem over tuigen, dat tegenover de socialistische leegheid en holheid, de christelijke barmhartigheid zich niet behoeft te schamen, en dat waar naar ge tuigenis van een socialist zelf, die van dit on derwerp speciaal studie maakte, de roode hee- ren hier nog voor een verwaasloosde taak staan, het niet past om de christelijke philantropie, die jaarlijks millioenen voor de armen en hulp behoevenden uitgeeft, te verwijten, dat het met haar droevig gesteld staat. UITKIJK. AALTJESZIEKLE BIJ AARDAPPELEN. In droge jarer wanneer geen Phytophora- ziekte in de aariappelen wordt geconstateerd, hoort men meer'alen klachten over rotte knol len in de aardppelen. Vooral in 't voorjaar, wanneer de Inden van onder het winterdek worden gehaaL gebeurt het soms, dat 25—50 pCt. der knobn rot is. Gewoonlijfworden in een bepaalde omgeving van gemeere of polder meerdere dergelijke partijen aarappelen aangetroffen. Bij nader on derzoek bl^t dan meestal, dat de met rotte knollen beïtte partijen oorspronkelijk van een zelfde pajij afkomstig zijn. Wanntr de aangetaste knollen aan een mi croscopie onderzoek worden onderworpen, dan blij' bijna steeds, dat deze zijn aangetast dóór h' Stengelaaltje, Tylenchus Dipsaci. Bij Ipte aantasting vertoonen de knollen aan het na^'ade kleine barstjes in de schil, waar- onderziob een bruine kruimelachtige massa bevirO bierin leven de stengelaaltjes en kunnen hun vernielingswerk zoover voortzetten, dat bijn de geheele knol wordt aangetast. Ook in nat jaren kan sterke beschahdiging door het stgjeiaaltje voorkomen, het wordt dan echter ui opgemerkt, omreden alles wat ziek is, wordt hchouwd als te zijn veroorzaakt door Phy- fhora. De aaltjes kunnen met het pootgoed worden vergebracht, doch ook in den grond over- lijven. Tegen verspreiding door middel van iet pootgoed, is het gebruik van gezond poot goed aan te bevelen. De schade, veroorzaakt door het gebruik van besmet pootgoed, is, zoo als wij boven reeds mededeelden, van niet ge ringe beteekenls. Heeft men eenmaal aaltjes in zijn grond ge haald, dan komt men er niet gemakkelijk weer af. Volgens prof. Quanjer zijn niet minder dan 52 verschillende cultuur- en onkruidplanten be kend, waarop het stengelaaltje kan paratiseeren. (Zie Tijdschrift van Plantenziekten, deel 33, 1927). Bestrijding, wanneer de grond eenmaal be smet is, is practisch niet uitvoerbaar. Dit zou alleen kans van slagen hebben, indien er vol doende cultuurplanten, welke niet worden aan getast, in de vruchtwisseling konden worden opgenomen, en de onkruidplanten niet tot in standhouding medewerkten. Of de grondsoort van invloed is op de meer of minder sterke vermenigvuldiging van het stengelaaltje en of onze kleigronden een guns tige uitzondering maken, is, voor zoover wij hebben kunnen nagaan, niet bekend. Wel hebben wij meermalen opgemerkt, dat verlies van knollen wegens aantasting door het stengelaaltje weinig of niet werd geconstateerd bij die aardappelverbouwers, welke steeds hun eigen pootgoed gebruiken. Indien men besmetting of uitbreiding der be smetting wenscht te voorkomen, verdient het aanbeveling gebruik te maken van gezond poot goed. Het uitzoeken der partij en alleen geheel gave knollen planten helpt ook wel eenigszins, doch de aantasting kan soms zoo gering zijn, dat zij niet direct met het bloote oog waarneem baar en de kans op het gebruik van besmette knollen niet geheel uitgesloten is. v. d. W. DE BOEREN EN HET VEILINGS SYSTEEM. Wij zingen niet voor tuinders den lof van ons veilingssysteem, althans niet voor de lezers van de Tuinderij. Hebben de tuinders zich schoorvoetend bij hun veilingen aangesloten, nu zij er bij zijn en nu zij hun producten veilen, begrijpen zij zelf niet, dat zij zoo lang onver schillig hebben gastaan tegenover den veilings verkoop. Iedere tuinder veilt nu zijn product. Maar ook de boeren zijn door de veilingsbacil besmet. Ik bedoel niet de boeren, die al jaren lid zijn van een vilingsvereeniging, omdat zij ook op hun bedrijf fruit kweeken, of, en die zijn er ook niet weinig, die groenten verbouwen. Deze heb ben zich al jaren bij onze veilingsvereenigingen aangesloten en die zijn naast boer ook tuinder en als wij het over tuinders hebben, dan zijn deze er bij ingesloten. Maar als wij het over boeren hebben, be doelen wij den zuiveren landbouwer. Deze willen ook met het veilen van hun ar tikelen een proef nemen. Men wil de melk gaan veilen. Zuid-Holland krijgt zijn melkveiling. Reeds is de veiling opgericht, het bestuur ge kozen en de plannen liggen gereed om ook voor de melk het veilingbord te laten draaien. Op die melkveilingvergadering gingen stem men op, om ook met 't veilen van kaas proeven te nemen. Nog beter dan melk leent zich de kaas voor veilen, werd terecht in het midden gebracht. Zoo heeft het veilingssysteem in Ne derland weer nieuw perspectief gekregen. Als de boer zijn melk en kaas gaat veilen, hoe lang zal het dan nog duren, voordat hij zijn uien en aardappelen op de veiling gaat verkoopen De melk en kaas interesseeren ons niet veel, of laten wij het juister zeggen, het veilen van melk en kaas. Maar voor de uien, de aardappelen en de wortelen, die de boer teelt, zouden wij een lans willen breken. Dit is voor den reëelen handel in die producten brood- en broodnoodig. Aan welken knop moet worden gedraaid om daardoor onder de boeren *ens propaganda te maken De uien, die voor het grootste deel door landbouwers worden geteeld, zouden belangrijk stijgen als exportartikel, indien ons veilings systeem daarop zijn gunstigen invloed kon uit oefenen. Er is leven, maar het is nog veel te gering. Die daarvoor in de gelegenheid Is, make met ons propaganda voor het veilen van uien, aard appelen en wortelen. („De Tuinderij"). UIENTEELT. V. De „kroef'-ziekte in de uien. De kroefziekte is de meest gevreesde ziekte in de uien. Ze wordt veroorzaakt door een zeer klein wormpje, dat m.M. lang en l/-io m.M. breed is en dus vrijwel onzichtbaar met het bloote oog. Aan den langen, smallen vorm van 't lichaam, heeft het den naam van „aaltje" te danken. Er leven zeer veel aaltjes in den grond. Van twee weet men, dat ze ernstige schade aan de te velde staande gewassen kun nen toebrengen, n.l. het stengelaaltje en het bietenaaltje. Het stengelaaltje leeft in uien, ha ver, erwten, aardappelen, klaver en rogge en een aantal onkruiden, waarvan o.a. het guichel heil of drie uur bloempje bekend is. In de ge noemde gewassen veroorzaakt het een eigen aardige vergroeiing van de stengels, die krom en bochtig worden, terwijl de aangetaste planten veel kleiner blijven dan de gezonde. Ja ih ern stige gevallen gaan de planten er aan te gronde. Perceelen, die in erge mate besmet zijn met dit aaltje worden voor sommige der genoemde plan ten ongeschikt. Men spreekt bijv,, wel van klavermoeheid van den grond. Nu is het niet noodzakelijk, dat de aaltjes, die in de uien bijv. leven, ook in de aardappels of haver zullen overgaan. Ze hebben zich n.l. geheel aan de uien aangepast en voelen zich in andere plan ten niet thuis. Dat neemt niet weg, dat na een paar jaar ze zich er wel bij aangepast kunnen hebben. Zoo kunnen we dus wel zeggen, dat de aaltjes, die de kroefziekte veroorzaken, ook na enkele jaren andere gewassen kunnen aan tasten. Het is ook gebleken, dat de aaltjes, die in het drieuur bloempje leven, ook in uien kun nen overgaan. Wanneer dergelijke plantjes op een akker voorkomen, kan men er van op aan, dat de uien kroefziek worden. Hoe leven nu de aaltjes in de uien Wanneer uien uitgezaaid worden op een besmet perceel, boren de aaltjes, die een draadnagelachtig voor werp in de mondopening hebben, een gaatje in 't worteltje. De aangeboorde cel zuigen ze uit en ze kruipen er zelf in. Zoo doen ze ook bij de volgende cellen, tot ze komen in de pijpjes. Deze krijgen nu niet een gladde kramvorm, doch zijn sterk gekromd en gedraaid. Van deze plantjes komt niets terecht. Men poogt ze nog wel vaak tot het leven te redden door een extra Ghili-salpeter-bemesting, maar ook dan brengen ze 't meest niet verder dan tot „ouwe man netjes". Een bol wordt niet gevormd. Groeien ze al door zonder „ouwe mannetjes" te wor den, dan worden ze toch slechts „bout"-uien. Is de aantasting niet van ernstigen aard ge weest of pas laat in 't jaar veroorzaakt, dan wordt een oogenschijnlijk goede bol gevormd, die bij 't plukken evenwel gescheurd blijkt te zijn. Zijn de aaltjes in de pijpen volwassen ge worden, dan kruipen ze terug naar de wortels en vandaar weer in den grond. Daar leggen ze de eitjes en de oude aaltjes gaan dood. Llit de eitjes komen larfjes, die weer in de uien kruipen, er volwassen worden, terugkeeren in den grond, eitjes leggen enz. Dit gebeurt zoo 4 a 5 maal op een jaar. De laatste generatie krijgt geen gelegenheid uit de plant terug te gaan in den grond. De vliezen om de ui worden te taai en ook de wortels hebben een te stevige buitenwand gekregen, dan dat de aaltjes daar doorheen zouden kunnen dringen. Ze voelen a. h. w. dat de levensomstandigheden er niet gunstiger op worden en nu gaan ze zich daar tegen verdedigen. Het vocht, dat ze in 't lichaam hebben, persen ze naar buiten en ze verdrogen. Het leven blijft niettemin in het opgedroogde diertje bestaan. We hebben hier een van de wonderen, die de Schepper in de natuur ge legd heeft. Ook en vooral in het kleine toont de Schepper Zijn grootheid en wijsheid. Zoo'n opgedroogd aaltje is natuurlijk veel 1 kleiner dan een stofje. Ze blijven in de ui ach ter. Door de heele ui zijn ze verspreid; in de pijpen, die verdrogen, in 't kaf, dat er straks afgehaald wordt, binnen in de ui ook. De aaltjes in den grond doen hetzelfde. Ook zij laten zich verdrogen, omgeven zich door een hard vlies, waar het vocht geen vat op heeft. Zoo kunnen ze jarenlang een slapend leven leiden, wachtend tot de omstandigheden voor hun leven weer gunstig worden. Strenge koude en vochtigheid kunnen ze verduren. Een winter als we nu gehad hebben, heeft geen invloed gehad op het leven der aaltjes. Zoo is het ook te verklaren, dat na 10 en meer jaren op kroefziek land, weer kroef optreedt. Hoe wordt de kroefziekte verspreid En dan moeten we pertinent weerspreken, een meening, die hier en daar op ons eiland gevonden wordt, als zou de kroefziekte door het zaad verspreid worden. Dit is nooit waargenomen. Ook is in welk zaad ook, nooit een aaltje gevonden. Aaltjesziekten en dus ook kroef worden niet met het zaad overgebrachtHoe dan wel En dan moeten we, helaas, constateeren, dat de verbreiding der ziekte, schoon onwetend, aan de landbouwers zelf te wijten is. Men zegt hier algemeen, dat tweemaal uien achter elkaar ver bouwd, misschien kan, maar dat driemaal uien achtereen, zeker verkeerd uitkomt. Wat dan hiervan te zeggen: 25 jaar geleden zaaide prof. Ritsema Bos uien uit op een klein perceeltje onder Wageningen. Dit is 25 maal achtereen herhaald, geen enkel jaar heeft men overge slagen op hetzelfde perceeltje uien te verbou- en en tot nu toe zonder dat kroef is opgetreden. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen zijn daar toe genomen en met succes. Zooals we boven zagen verschansen de aaltjes zich in de uien, in de pijpen, in de doode vliezen om de uien en in den grond. Wanneer de uien opgezakt worden, draait men de staarten af en laat die op het land achter. De meerdere besmetting van het perceel vindt hierin gereede oorzaak. Ook in die staarten bevinden zich aaltjes. De uien gaan over de hor, het kaf valt er onder en dit kaf komt in veel gevallen op den mesthoop. De mest, be smet met de aaltjes uit het uienkaf, komt op een onbesmet perceel en waar nimmer kroef gezien is, komt het nu voor. Vindt dit schoonen plaats op 't land, dan kan 't overwaaiende kaf oorzaak van besmetting zijn, zelfs op ander mans grond. In den grond leven eveneens aaltjes en 't is heel goed mogelijk, dat met de slik aan schoenen, paardenhoeven en werktuigen de ziekte op onbesmet land wordt overgebracht. Kon een creoline matje uitkomst geven, dan zou dat wel gemakkelijk zijn. Dit doet 't even wel niet Wil men besmetting voorkomen of meerdere besmetting tegengaan, dan zullen het kaf èn de staarten afdoende vernietigd moeten worden, 't Beste is verbranden. Is het daarvoor te voch tig, dan is 't aan te raden een kuil te maken, het daarin te werpen en te bedekken met on- gebluschte kalk. Een derde manier, maar de minst zekere, dat men er dan absoluut van af is. is het in een sloot te werpen, waarin minstens een meter water staat. Tot slot rest ons de vraag of er niets gedaan kan worden ter bestrijding van deze kwaal. En dan moeten we een gedeeltelijk teleurstellend antwoord geven. Officieel is er geen enkel middel op 't oogen- blik tegen de kroef bekend. Intusschen heeft men ter bestrijding van het bietenaaltje, dat de bietenmoeheid van den grond veroorzaakt, een goed bestrijdingsmiddel gevonden in de herhaalde teelt van cichorei. Het is mij bekend, dat ook op kroefziek land hetzelfde is gebeurd, door verschillende uien- verbouwers en-met aanvankelijk gunstig resul taat. Alleen acht ik het noodig, dat niet één maal. maar meermalen achtereen cichorei wordt geteeld. Op een van mijn lezingen, die ik over dit onderwerp hield, werd ik in deze meening ook gesterkt. Iemand had op kroefziek land eenmaal uien verbouwd en geen of hoegenaamd geen last van de ziekte gehad. Na enkele jaren trad de ziekte in zeer erge mate weer op. Het middel had blijkbaar aanvankelijk gehol pen, maar doordat het niet in voldoende mate was toegediend, kreeg de ziekte weer de over hand. Nauwgezette proefnemingen in deze rich ting komen me zeer gewenscht voor. Een tweede middel kan gevonden worden in het zoeken naar een uiensoort, die onvatbaar is voor de aaltjesziekte. Dat dit lang niet tot de onmogelijkheden behoort, is gebleken bij de aaltjesziekte bij rogge. Ook daar heeft men een soort gevonden, die een groote weerstand tegen de ziekte heeft, n.l. de Ottersumsche rog ge. Misschien zijn we al een eindje in die richting op weg, daar het vorige jaar onder Ouddorp twee uiensoorten op hetzelfde perceel werden geteeld, waarvan de eene wel, de an dere geen kroefziekte vertoonde. We hopen dit jaar daar serieuze proeven mee te nemen. En hiermede, geachte lezers, neem ik voor- Ioopig afscheid van u. Ik hoop, dat ge met be langstelling mijn stukjes over de uitenteelt ge volgd hebt en dat ge er ook iets uit hebt op gestoken. Mochten er nog vragen overblijven, en daar twijfel ik niet aan ('t onderwerp is nog niet uitgeput!), dan weet ge mijn adres. Ik sta gaarne tot uw beschikking. C. SMITS, hoofd landbouwschool. Sommelsdijk. DE LANDBOUW-ONDERLINGE. De maandelijksche groei van de Landbouw- Onderlinge en de Tuinbouw-Onderlinge. Op 1 Februari 1929 trad per provincie het hieronder vermelde aantal landbouwers als lid der L. O. toe Provincie. Aantal leden. Loon. Groningen 4 5.432.—- Friesland 12 5.432. Drenthe 23 10.158 Overijsel 5.436.— Gelderland 17 7.808.- Utrecht 2 1.424.— Noord-Holland 7 5.054.— Zuid-Holland 10 11.493. Zeeland 12 7.726.— Noord-Brabant 5 18.850. Totaal 99 77.793— Per 1 Februari 1929 traden als lid der T. O. toe 55 werkgevers, uitbetalende aan loon 57.065.-. Sedert 1 November 1928 vermeerderde het aantal leden bij de Landbouw-Onderlinge met 430, uitbetalende 1.215.069— loon; bij de Tuinbouw-Onderlinge met 192, uitbetalende 232.485— loon. De Secretaris van de P.O.C. Overflakkee, A* W. KEIJZER. Centrale Veiling te Middelbar nis. Veiling van Dinsdag 5 Maart 1929. Roode kool f 10-18 iper 100 stuks Knollen f 2,20-7,40 W Sinaasappelen f 1,85—1,94 Stekuien f 1,90 per 100 Kg. Knollen f 1,10 Kaas (volvet) f 0,65 'per pond Boter f 0,80— 1,10. ROTTERDAM, 5 Maart 1929. Op de heden in ons Veilingslokaal, ^ar< moezierstraat 37—39, gehouden Veiling, wer» den de volgende prjjzen besteed: Kipeierenf 9,35 tot f 11,75 Idem (klein). tot Idem extra zwtot Eendeierentot ,- Ganseieren tot Middenprijs Aanvoer 80.000 stuks. DE ROTTERDAMSCHE VEILING BREIPATROON VOOR EEN KLEEDJE. Van een lezeres, die altijd trouw ons hoekje bijhoudt en die nog al veel van handwerken houdt, kreeg ik dit patroon toegezonden, met de mededeeling er bij, dat het een mooi kleed is. Ik kan er ditmaal niet over oordeelen, maar ik geloof graag dat het zoo is. Anders heb ik de gewoonte eerst een hoek van 't patroon te werken, maar ditmaal geef ik het zoo maar weer. 'k Waag het er gaarne op. Even wil ik nog zeggen, dat het voor tafeltjes die men veel gebruikt, b.v. een klein tafeltje i n rustig hoekje of bij 't raam, waar men hand werkt, voor zoo'n tafeltje is het aanbevelens waardig eens een kleedje te maken van fijne wol, en alle kleuren. Dat staat ook heel aardig en 't is stevig bovendien. Opzetten 10 steken op 3 naalden. Ie en 2e naald 4 st„ 3e naald 2 st. Ie toer: r. 2e toer r. 3e toer1 r„ omsl. 4e toerr. 5e toer2 r„ omsl. 6e toer r. 7e toer3 r„ omsl. 8e toer r. 9e toer4 r., omsl. 10e toer r. 11e toer: 5 r„ omsl. 12e toer; r. 13e toer6 r„ omsl. 14e toer r. 15e toer: mind., 4 r., omsl., 1 verdr. breien, omsl. 16e toer r. 17e toermind., 3 r„ omsl., overh., omsl., 1 verdr. br„ omsl., mind., 3 r„ omsl., 3 r„ omsl. 18e toer r. 19e toermind., 2 r„ omsl., overh., omsl., overh., omsl., 1 verdr. br„ omsl., mind., 2 r„ omsl., 1 verdr. br„ omsl., dubb. mind., omsl., 1 verdr. br„ omsl. 20e toer r. 21e toermind., 1 r„ omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., 1 verdr. br„ omsl., mind., 1 r„ omsl., 3 r., omsl., 1 verdr. br., omsl., 3 r„ omsl. 22e toerr. 23e toer mind., omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., oms)., 1 verdr. br., omsl., mind., omsl., 1 verdr. br., omsl., dubb. mind., omsl., 3 r„ omsl., dubb. mind., omsl., 1 verdr. br., omsl. 24e toerr. 25e toer1 r„ omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., 1 verdr. br., omsl., 1 r., omsl., dubb. mind., omsl., 1 verdr. br., omsl., mind., 1 r„ overh., omsl., 1 verdr. br., omsl., dubb. mind., omsl. 26e toer r. 27e toer2 r., omsl., 1 r., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., 3 r„ omsl., 1 verdr. br., omsl., 3 r„ omsl., 1 verdr. br., 28e toer 29e toer omsl., overh. 5 r., omsl., overh., omsl, overh., omsl 30e toer 31e toer: overh., omsl. omsl., mind., omsl., dubb. 32e toer 33e toer omsl., overh. 5 r„ omsl. mind., 1 r. overh., omsl, 34e toer Volgende dubb. mind., omsl., 3 r., omsl., omsl., 1 r. r. 3 r„ omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., 1 verdr. br., omsl., mind., 1 r„ 1 verdr. br., omsl., mind., 1 r., 1 verdr. br., omsl., 2 r. r. 4 r„ omsl., 1 r., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., 7 r., omsl., dubb. mind., omsl., 3 r„ mind., omsl., overh., omsl., 3 r. r. 5 r„ omsl., overh., omsl., overh., omsl., overh., omsl., 4 r„ omsl., mipd., omsl., 1 verdr. br., omsl., overh., omsl., 1 verdr. br., omsl., 4 r., omsl. r. week de rest van 't patroon. M'n beste nichtjes en neefjes Ik ga heelemaal geen praatje met jullie maken, want er ligt toch zoo'n stapel brieven te wach ten. Ik vertel alleen maar, dat de prijs gewonnen is door PIETER A. LEIJDENS te MELISSANT. Het boek Toen de ster verscheen. 't Neefje gefeliciteerd, hoor. Allemaal heel veel groeten van TANTE TRUUS. Corrie van der G. te Ooltgensplaat. Jij kunt nog eens brieven schrijven. Verbazend wat een gezelligen langen brief kreeg ik van jou. Ik zal 't onthouden hoor van het portret. Jij ook niet vergeten. Dank voor je raadsels, 'k Ben bij de vliegmachine wezen kijken. Geen wonder, dat jij niet kon, jij woont ook zoo ver weg. Stiennie van der G. te Ooltgensplaat. Ik zal mijn best doen om eens gauw een makkelijk handwerkje in de krant te zetten. Wat aardig, dat Tante ze zoo dikwijls namaakt. Kon ik het maar eens zien. Gezellig hé, zoo'n verjaardag. Ik ben maar blij, dat het niet meer noodig is, dat de post per vliegmachine komt. Dank voor 't raadsel. Marietje K. te Melissant. Wat veraste jij mij verbazend door zoo'n prachtkaart te sturen. Daar ben ik echt blij mee. Hartelijk dank er voor. Jan P. te Goedereede. Jij mag met ons mee doen, hoor. Natuurlijk vind ik het prettig, als ik een brief van een nieuw neefje krijg, 't Brie ven schrijven gaat je best af, dat merk ik wel. Joziena P. M. te 7 1 Jij mag ook met ons meedoen, hoor nichtje. Ik ben net als jij blij, dat het nu dooit. Terwijl ik je schrijf begint het te regenen, nu zal de dooi wel flink door gaan. Wil je mij je adres ook melden Jaap L. te Den Bommel. Wel neefje, wat is dat een tijd geleden, dat ik wat van jou hoorde, 'k Moest eerst eens zoeken in mijn boek voor ik je naam van den vorigen keer vond. Je moet me nu niet zoo lang in den steek laten, hoor. Dank voor je raadsel. Dirkje R. te Ooltgensplaat, Jij mag ook met ons meedoen. Wat leuk, dat ik er nu al vier van jullie in onze krantenfamilie heb. Je hebt ook flink je best gedaan op je brief, 't Gedicht is prachtig. Een neefje of nichtje uit 2 7? Daar kreeg ik me een gezellig briefje uit lil ja, ik weet 't niet zeker. Op 't poststempel stond Nieuwe Tonge. Maar van de Nieuwe Tongensche neef jes heb ik de brieven naast mij liggen. Wie is 't dan Er werd in dit briefje ook gevraagd om 't patroon voor een theemuts. 'k Zal het zoo gauw mogelijk geven. Adriana R. te Ooltgensplaat. Jij trof het met dien wedstrijd, zoo maar een eersten jprijs te krijgen, dat is fijn hoor. Dat is nog eens een aardig aandenken van den kouden tijd. Hartelijk dank voor je mooie gedicht. Gretha van der K, te Andelst. Zoo'n hand werkles is wel gezellig, die zou ik zoo wel eens willen meemaken, maar o wee het werk. Ik hoop, dat al de zieken, waarover je schreef, weer heelemaal beter zijn. Gelukkig, dat jullie thuis geen zieken hebt. Hartelijk dank voor je nieuwe raadsels. Nellie W. te Stad aan 't Haringvliet Dat is nog geen pretje, als je op 't ijs valt, waar water op staat. De schaatsenpret zal nu wel afgeloopen zijn. Gelukkig maar. Arie W. te Stad aan 't Haringvliet. Zoo, heb jij ook al zoo'» ijsduikeling gemaakt. Dat is het akelige van de pret, als er een beetje water op 't ijs komt, als je dan valt is de pret er af. Je hebt weer fijne teekeningen gemaakt. Dat doe je zeker wel graag. Abram W. te Stad aan 't Haringvliet Wat een gezellige prijzen waren dat met jullie ring- rijden. Heb jij nog wat gewonnen, dan kom ik mee helpen eten, want dat lust ik allebei wel. Of is alles op Tante R. hartelijk gegroet van Abram. Gelukkig, dat het zoo goed met u gaat. Ik zal dat raadsel niet vergeten, hoor. Teunis of Cor R. te Ooltgensplaat Wie van de twee het is, weet ik heusch niet, want er stond geen naam onder den brief. Nu kan Tante Truus wel raadsels opgeven, maar 't oplossen laat ik aan m'n nichtjes en neefjes over, daarom los ik dat raadsel, of de brief van T. of C is, niet op, maar zet jullie beider namen. Dank voor de raadsels. Jacoba G. K. te Stad aan ,'t Haringvliet Wat ben jij toch aan 't handwerken. Ik wilde wel, dat ik het allemaal eens zien kon. Zijn die ster ren voor een sprei groot of klein hoeveel zou je er wel noodig hebben voor een sprei Zeker heel wat. Heb je voor 't kleedje mooie kleuren gekozen Johan de V. te Ooltgensplaat Dat is nog al wat, als je haast bevroor, maar het is ook erg koud geweest. Moet je ver loopen naar school Ik ben ook blij, dat het gaat dooien. Aartje van der S. te Sommelsdijk. Dat had ik moeten weten van die koekjesbakkerij, 'k had vast mee komen eten. Geen wonder, dat jij die graag lust. Wat leuk, dat je vriendinnetje ook bij onze krantenfamilie hoort. Zoo'n ver jaarsvisite is echt, hé?'Vader en Moeder de groeten terug. Gerrit P. te Numansdorp. Ik wensch je spoe dig beterschap, hoor. Ja, ja, dat kan ik me in denken, dat Moeder je liever naar school ziet gaan. Maar je zult het toch wel niet al te bont gemaakt hebben. Je zult weer hard moeten wer ken op school om het verzuim in te halen. Dank voor het gedicht, 'k Zal het volgende week in dek rant zetten, hoor. Riek P. te Numansdorp. Nu zou ik weer met de boot kunnen komen. Vliegmachine is nu niet meer noodig. We waren hier maar wat blij, dat een vliegmachine de post meebracht, anders had ik jullie brieven toen ook niet ont vangen. Je bent nu aan een heel breiwerk be zig hoor. Hoe heb je de pannenlap gebreid Groet Moe en Pa terug. Marie M. te Sommelsdijk. Hartelijk gefelici teerd met je verjaardag. Ik kom nu mooi op tijd met m'n felicitatie. Wat een aardig idee is dat, om een kruik te beplakken met sigaren bandjes. Hoe groot is die kruik ongeveer? Marie C. W. te Middelharnis. O, o, wat heb ik een schraal briefje, komt dat door de ijspret Ik hoop op een volgenden keer. Gerarda S. te Rotterdam. Ja, 'k heb een heele raadselfamilie, hé. Dat is prettig hoor. We heb ben 't hier in ons eigen Jeugdhoekje echt knus met elkaar. Wil jij me even schrijven wanneer klein broertje jarig is Je krijgt ook wel weer eens een beurt met een prijs, 't is niets erg, dat je er naar verlangt, dat doen alle nichtjes en neefjes. Allen de groeten terug. Adriaantje K. te Sommelsdijk. Wat een aar dig idee is dat om dat kantje voor dat kleedje te gebruiken. Gelukkig, dat de arm weer beter is, maar 't heeft toch nog een tijdje geduurd, hé Wat was de derde prijs van dien wedstrjjd Fijn, dat jij zoo'n prettige verjaardag had. Adrianus V. te Nieuwe Tonge. Natuurlijk heb ik jou gemist vorige week, zoo'n trouwen klant als jij bent. Ik ben blij, dat je weer beter bent. Te bed liggen is niet veel gedaan, hoor. Har telijk dank voor je raadsel. Aren K. te Dirksland, Gezellig, hé, als je 's avonds zoo allemaal een prettig werkje te doen hebt. Ik dacht, dat jij wel eens naar het vliegmachine zou zijn gaan kijken, 't Was heusch dem oeite wel waard. Wat een grappig gezicht zal die sledewedstrijd wel gvweest zijn. Heb jij niet meegedaan Henk S. te Middelharnis. 't Is goed, dat ik jou hand van schrijven al goed ken, want er stond geen naam onder je brief. Je trof het slecht, dat er toen net geen vliegmachine kwam. Heb je 't later nog gezien Huibertje de B. te Dirksland. Zoo nichtje, daar doe je goed aan, dat je weer in ons hoekje komt. Wat jammer, dat je zoo lang niet buiten mag? Gelukkig, dat je zoo'n leuk hondje hebt; daar kun je je wat mee vermaken. Beterschap hoor. Nellie H. te Battenoord. Ook al een klein beetje ziek. Wees maar voorzichtig hoor. Je zusje ook beterschap toegewenscht. 't Had de raadsels maar niet te moeilijk gemaakt, dan bleef er meer tijd over voor 't ijs. Johannes W. B. te Dirksland. Je zusters heb ben al heel wat geplakt met sigarenbandjes. Kon je niet eens mede met broer om naar het vliegmachine te gaan zien Het lijkt mij niet zoo erg leuk om op 't ijs een nat pak te halen. Brr, nee hoor. Leendert K. te Nieuwe Tonge. Van jou heb ik twee brieven te beantwoorden. Den vorigen keer was je te laat. Gelukkig, dat je den prijs zoo mooi vindt. Ik ben pas nog in Nieuwe Tonge geweest, maar waar je woont weet ik niet, zoo kan ik ook niet op visite komen. Wil je Moe deb roeten terug doen. Pieter A. L. te Melissant. Ik ben Zaterdag ook naar het vliegmachine wezen kijken, dan zijn we dicht bij elkaar geweest, zonder dat we 't wisten. Al die ganzen zou ik ook wel eens willen zien. Vogeltjes die je zoo vangt, kun je haast niet in het leven behouden, 't Is beter ze niet te vangen. Als broer een beetje schrijven kan, mag hij dadelijk meedoen. Alle maal de groeten terug. Teuntje T. te Goedereede. Je zult nu den prijs wel ontvangen hebben, want 'k heb hem tijdig laten bezorgen. Schrijf maar eens gauw terug hoe dat je hem vindt. Cor van D. te Sommelsdijk. Ben jij ook aan 't havenhoofd wezen kijken. Daar was het mooi hé met al die groote ijsschotse» Ik vond het ook een prachtig gezicht. Jaapje A. van Z. te Middelharnis. Je schreef ik weet niet veel nieuws en toch kreeg ik nog een langen brief. Dat valt nog eens mee, hoor. De aardigheid van 't schaatsenrijden was er bij velen al af. De oplossingen zijn I. De Klok. II. Vingerhoed. III. De slak. Nieuwe raadsels I. Ingezonden door Gretha van der K. te Andelst In welke bedden slaapt men niet II. Ingezonden door Gretha van der K. te Andelst Voor welken tijd zorgt men het best III. Ingezonden door Gretha van der K. te Andelst In welke pan kookt men geen eten De oplossingen kunnen, met vermelding van naam, voornaam, leeftijd en adres tot Vrijdag 15 Maart worden gezonden aan TANTE TRUUS, Bureau „Maas- en Scheldebode", SOMMELSDIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 2