iniZi
MM
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
REN
eerste blap.
mooiepi/p
BÜGELMiS
den
1929
Antirevolutionair
TABAKKEN
No. 3518
ZATERDAG 9 MAART 1929
44STE JAARGANG
fóm acecl aJo qmariclm
Qfl 9UJ& dcurft,/
apje,
«e U
toe-
ïoofd
iboot
enz.
idige
iiten-
loond dat d<
ng van
andere koek'
de Fabrikan
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
De strijd is geestelijk.
Op den Uitkijk.
A.V.O.BIÜGE.LAAR ROOSENDAAL
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- Hl vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
4JITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 ceut per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zfl beslaan,
Advertentlfin worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
11*11 B—II urm
Het ligt in de natuur des menschen
aardsch te denken over dingen, die
geestelijk zijn.
Onze Heiland ondervond dat tijdens
Zijn omwandelingen op aarde toen
Zijn discipelen van Hem de stichting
van een aardsch koninkrijk verwacht
ten.
En alle eeuwen door openbaarde
zich deze vleeschelijke neiging van den
mensch, óók zelfs al werden zijn oogen
geopend voor de dingen, die geestelijk
zijn.
Het was de groote fout van de Jo-
den onder het oude verbond, die met
hun versteend dogma het uitriepen
„des Heeren Tempel, des Heeren Tem
pel zijn deze Zij zagen aan wat voor
oogen was: het stoffelijk instituut en
ze waren blind voor het feit, dat het
Koninkrijk Gods bestaat in gerechtig
heid en waarheid.
Ook de Kerk der nieuwe bedeeling
is aan deze groote fout niet ontkomen.
Rome bond de kerk, die geestelijk is,
aan een instituut en spande alle krach
ten samen om dit instituut een sterke
aardsche macht te verzekeren. Het liep
alles uit op een aanzien wat voor oogen
is.
Ook het Protestantisme is aan deze
scherpe' klip niet ontzeild.
Veel onheilig vuur is er door het
protestantisme door stoffelijk kerkis-
tisch gedrijf op het altaar gebracht, dat
alleen dan den Heere een welbehage-
"'lijke offerande kan zijn, wanneer het
een geestelijke vuurgloed is Hem ter
eere.
En in sommige kringen zijn we zóó
gewend geraakt om het stoffelijk insti
tuut los te maken van de waarachtige
Kerk dat is het mystieke Lichaam
des Heeren dat allerlei elementen,
die zelf rondweg verklaren onbekeerd
te zijn en nog voor „eigen rekening
te liggen", zooals dat genoemd wordt,
in het instituut de eerste viool spelen,
en de lakens uitdeelen, en hun uiterste
invloed aanwenden op de verkiezing
van opzieners en diakenen der gemeen
te. Zij verklaren zich met ontstellende
vrijmoedigheid „blind" voor het gees
telijke, „dood" voor Gods aangezicht,
en toch willen, ze de eerste plaats in
het kerkelijk instituut innemen en mee-
nen ze ter goeder trouw, dat zij den
goeden strijd voor dat instituut strijden
moeten en kunnen.
Het is de groote fout aller eeuwen.
Een vleeschelijk denken van wat
louter geestelijk is.
Men versta ons wel, we onderschat
ten de zichtbare gestalte van de Kerk
des Heeren niet, de instituaire vorm
van het geestelijk lichaam is ten slotte
het middel waardoor dat geestelijk
lichaam contact kri'jgt met de wereld
en waardoor uitbreiding van het Ko
ninkrijk Gods dat geestelijk is
over de wereld mogelijk wordt.
e *s ^aiï ook niet, dat men
oogelijk denkt van het instituut, maar
e tout is, dat men ervleeschelijk
van denkt, het ten slotte niet meer laat
wat het zijn moet: een zichtbare vorm
^an de waarachtige kerke Christi, doch
een instituut waarin men de aardsche,
v eeschelijke gezindheid van het eigen
na uurlijke, onwedergeboren hart, bot
viert.
Dit is het bedenkelijke, dat men-
n r^'e belijden verre te staan van
TT K°ninkr# en er zich van ver
wijderd houden, het „onrein, onrein"
over zichzelve uitroepen, toch meenen
aan den zichtbaren vorm van de Kerke
risti deel te mogen hebben en niet
e onrein zijn om zelfs in die zichtbare
gestalte van de Kerke Christi >?en in
vloedrijke plaats te kunnen innemen.
En toch belijden zij van harte, dat
er slechts kinderen Gods en kinderen
des duivels zijn
Deze praktijk bewijst, dat er een
vleeschelijk denken is van wat louter
geestelijke waardij heeft. Men weekt
den zichtbaren vorm van de Kerke
Christi los van haar geestelijke gestalte.
De fout aller eeuwen.
De vijand van de Kerke Christi is
de Satan.
De wederpartij der van het Verheer
lijkte Hoofd der Kerk, Jezus Christus,
Gods Zoon, is de aartsvijand der Kerk.
En nu hij dat Hoofd niet meer treffen
kan, nadat hij het in die levensworste
ling op Golgotha heeft moeten afleg
gen, legt hij het toe op het Lichaam des
Heeren, dat hier op aarde nog de strij
dende kerk uitmaakt.
En Satan vergist zich niet.
Hij denkt niet vleeschelijk noch
aardsch.
Hij die geest is, aanschouwt het we
zen der dingen en daarom veracht hij
den instituairen vorm der kerk, waar
op zoovele menschen zich blind staren
als het eenige, het ware. Zelfs kan hij
in den instituairen vorm een bondge
noot zien tegen de waarachtig, Gees
telijke Kerk, welker ondergang hij be
oogt.
De historie heeft het bewezen
Als de Joden het uitroepen„des
Heeren Tempel zijn deze", dan lacht
Satan, want dan zijn de Joden het rijp
ste om de profeten des Heeren te stee-
nigen en te dooden.
Dat is een smartelijke waarheid, die
ook in onze dagen nog volle kracht
heeft enop de droefste wijze wordt ge
realiseerd, maar waarbij Satan lacht.
Hij, de aartsvijand der Kerk, kan
zich vaak zoo wonderwel vereenigen
met wat door de Kerk gebeurt
De Kerk is gestelijk.
En daarom heeft haar -stoffelijke
openbaring op aarde ondergeschikte
beteekenis. Die zichtbare vorm kan
zelfs geheel ondergaan en plaats moe
ten maken voor een andere.
Ook dat heeft de historie bewezen.
De Tempel van Salomo was vervuld
met de heerlijkheid des Heeren, zoodat
de priesters er-zelfs niet staan konden.
Maar hij is ondergegaan.
Jezus weende over Jeruzalem, maar
nochtans is zij verwoest.
De oudste Christelijke Kerk is Rome.
Zij heeft de eerste martelaren geboekt,
die onder de heidensche keizers ge
pijnigd zijn, verbrand, onthoofd, in
stukken gezaagd.
Maar ook dit instituut is gedefor
meerd, zóó, dat het zelve tot gruwelijke
geloofsvervolging is overgegaan.
En de Kerke Christi is voort blijven
leven in andere openbaringsvormen.
De historie leert: God bindt Zijn
Kerk niet aan een instituut en de leuze:
„des Heeren Tempel zijn deze", is een
zinledige phrase, een gevaarlijke phra
se zelfs.
De Kerke Christi is geestelijk.
En Satan bestrijdt haar op geeste
lijke wijze.
Dat moeten wij voor oogen houden.
Het geestelijk karakter van de groote
worsteling aller eeuwen tusschen de
Kerk en Satan, bepaalt ook voor een
groot deel het karakter van den poli-
tieken strijd.
Onze partijleider, de heer Colijn,
heeft het gezegd de politieke strijd
gaat om het behoud van de Christe
lijke grondslagen van ons volksleven.
Dat houdt nauw verband met den
geestelijken strijd, die de Kerk te strij
den heeft.
Want al wat Satan op politiek en
maatschappelijk gebied verricht, blijft
ten slotte middel om de Kerke Christi
zoo mogelijk in den hartader te treffen.
Daarom moeten wij ook van den
politieken strijd in de eerste plaats niet
vleeschelijk denken.
„Als de Zoon des Menschen weder
komt, zal Hij nog geloof vinden op
aarde Dat is bange profetie, die in
vervulling gaat. De gezagsondermij
ning, de prediking der menschelijke
vrijheid, in het zedelijke leven, het hu
welijksleven, en al het verschrikkelijke
wat daaruit voortvloeit, de brute uit-
leving van den zondigen mensch op
alle levensterreinen, en openlijk voor
gestaan en gepropageerd door politieke
partijen als de sociaal-democratie, dat
alles wijst op een openbaring van een
Satanische zondemacht, die het in laat
ster instantie toelegt op de Kerk des
Heeren, niet op eenig instituut, dat legt
bij deze worsteling geen gewicht in de
schaal, maar op het mystieke Lichaam,
de eigenlijke Kerk.
En met geen wereldlijke, geen stof
felijk wapenen is in deze geestelijke
worsteling iets te verrichten. Het komt
hier aan op geestelijke wapenen, waar
mede we ieder onzer persoonlijk aller
eerst hebben toe te rusten, zullen wij
in dien strijd staande blijven, maar
waarmede we dan ook in ons kerke
lijke, politieke en maatschappelijke le
ven zoo God het behaagt iets kunnen
doen.
Zien wij zóó den strijd, dan hebben
we bij alle afval onzer dagen toch nog
een heerlijke profetie tot onzen troost,
het is, dat „wij niets vermogen tegen
de waarheid, maar voor de waarheid".
Een troostwoord, waarin ligt opgeslo
ten, dat ten slotte de Waarheid, dat
is God, zelf den strijd voert tegen de
Leugen, dat is Satan. En dat uit dien
strijd de Kerke Christi, als geestelijk,
mystiek Lichaam, triumfeerend zal te
voorschijn treden.
Laat ons dan beseffen dat onze strijd
geestelijk is en met geestelijke wapenen
alléén gediend kan worden.
Ik zal naar belofte een antwoord geven op
de critiek van den sociaal-democraat, den heer
Schut te Sommelsdijk. 't Beste is, dat ik hem
maar even op den voet volg.
Deze heer begint met mij ten laste te leggen,
dat ik „De Standaard" „napraat" en hij ver
moedt, dat ik me schaamde, dat blad bij name
te noemen.
Gelukkig is hij hier reeds abuis.
Voor ons politiek hoofdorgaan heb ik me
nog nooit behoeven te schamen. Dat blad is
wars van alle sensatie, is steeds wel ingelicht,
is heel voorzichtig en leeft voortdurend met
de waarheid op vertrouwelijken voet. Het blad
is een sieraad voor de Nederlandsche pers, en
men moet een verblind sociaal-democraat zijn
om dat blad „platte vervalsching" ten laste
te leggen.
Dat ik het blad niet noemde, doch in 't al
gemeen zei: „dezer dagen schreef een onzer
bladenkomt alleen hierdoor, dat ik me
moeilijk kan indenken, dat er nog iemand zou
te vinden zijn, die hetgeen ik schreef, zou ont
kennen.
Trouwens, ik had het blad niet eens behoeven
aan te halen, want ik ben zelf een getrouw
Volk-lezer en beaam ten volle wat de Standaard
schreef. Ik neem er dan ook geen letter van
terug, want wat het blad schreef, heb ik zelf
met eigen oogen in „Het Volk" gelezen. Bij
de strenge kou heeft „Het Volk" op den nood
gespeculeerd, met grootte, vette letters kon men
aan den kop van verschillende pagina's lezen:
„de nood van de arbeidersklasse", „Christelijke
weldadigheid" op een koopje", „een ergerlijk
schandaal" en al dat fraais meer. Het mooiste
is, dat als de burgemeester van Schoonbeek
de leugens van „Het volk" met feiten komt
achterhalen, men er niets meer van hoortLeest
de heer Schut niets anders dan „Het Volk"
Wat eigen alles afdoet: „Het Volk" zelf be
vestigt wat ik schreef in een artikeltje, getiteid:
„Winter en burgerpers", waarin op het op
vallend verschijnsel gewezen wordt, dat „Het
Volk" reeds dagen het opneemt voor den nood
en dat de burgerlijke pers volstaat met hier en
daar een berichtje onder plaatselijk nieuws over
een getroffen steunregeling, waarbij het blad
nota bene de brutaliteit heeft te zeggen: „Zon
der arbeiderspers zouden in dezen tijd de
nijpende arbeidersbelangen geen publieke be
hartiging vinden 1" Het staat letterlijk zoo in
het blad van Vrijdag 22 Februari. Is dat re
clamemakerij of niet Is da) geen speculatie
op de ellende Wat is het dan wel
Denkt ook de heer Schut, dat „publieke be
hartiging" afhangt van het opzetten van een
grooten rooden mond
Ik handhaaf de stelling, dat tegenover het
geschreeuw van de S.D.A.P., die geen slag
uitvoert, het Christendom de daad heeft ge
steld.
Alle cijfers en citaten van den heer Schut
kunnen dat niet uitwissen.
Hij begint met een citaat van Dr. Kuyper
over de kerkelijke diaconie.
Men ziet hier weer eens uit hoe gevaarlijk
het is een uitlating van onze groote voormannen
los van hun vsie op de dingen te willen ge
bruiken.! Als ik dit citaat leg naast andere
uitlatingen van Dr. Kuyper, dan krijg ik een
tegenspraak. Op verscheidene plaatsen maakt
Dr. Kuyper met dankbaarheid gewag van wat
de Christelijke barmhartigheid presteerde. Dat
hij zich hier ontevreden toont, komt alleen hier
door, dat hij de praktijk naast het ideaal legt
en vooral ook, omdat Dr. Kuyper groot prin
cipieel bezwaar had niet zoozeer tegen hetgeen
de diaconie in de vorige eeuw deed, maar de
wijze waarop zij het deed. Kuyper's bezwaar
ging tegen den bureaucratischen vorm waartoe
dö diaconie onder invloed van de kerkelijke
liberaliseering gedaald was en het was zijn
ideaal om de diaconie weer te maken in de
eerste plaats tot een „barmhartigheid van de
by '-èpond 5ptn
lon^ 2'
y2 1 p*
100 punten
jeven recht op
'eze mooie pqp
Verkrijgbaar tn verschillende prijzen.
ia
ziel", zoo zal de ziel der barmhartigheid van
zelf weer spreken.
Beziet men deze beschouwing in dit licht, dan
blijkt, dat dit citaat in verband met dit debat
waardeloos is.
Ik erken volmondig, dat de diaconie het ide
aal nog weinig benaderde en heb dat ook reeds
in mijn vorigen brief bekend, maar zien we
nu deze tak der christelijke barmhartigheid te
genover wat de sociaal-democratie doet, dan
is een oorzaak tot beschaamdheid bij hen, die
zulk een grooten mond opzetten.
Ook de cijfers, die den heer Schut aanvoert,
zeggen in het verband van het onderwerp dat
ons bezig houdt totaal niets, want juist de alles-
beheerschende factor ziet hij bij die cijfers over
het hoofd. Zoo gaat het meer bij statistische
gegevens, en vandaar, dat de statistiek wel eens
een veile deern genoemd is.
Die factor is deze, dat juist in den tijd, dien
de heer Schut noemt, na 1890, de laatste 40
jaar dus, de afval van de kerk schrikbarend
is toegenomen. Dat zal nog erger worden. Het
Hoofd der Kerk heeft het voorspeld. De tijd
komt, dat de Kerke Christi weer zal zijn als
een nachthutje in den komkommerhof. Voor wie
aanziet wat voor oogen is een onbeteekenend
verschijnsel, waarmee men in de wereld geen
rekening houdt. Ik kan me dus voorstellen, dat
b.v. weer over 40 jaar de verhoudingen van
burgerlijke instellingen van weldadigheid tot de
kerkelijke instellingen zich nog zullen toespitsen.
De fout van den heer Schut is dan ook, dat
hij deze cijfers absoluut neemt, terwijl hij ze
slechts relatief mag nemen. Dat is zijn eerste
fout.
Maar er schuilt nog een fout in zijn bereke
ning. Hij meent te kunnen volstaan met de
cijfers, die hij vindt bij het Centraal Bureau
van Statistiek. Dat verraadt den ambtenaar, die
alleen met dorre cijfers rekent, maar buiten het
leven staat. Als hij meent, dat de som der chris
telijke barmhartigheid in Den Haag op dat bu
reau te vinden is, vergjst hij zich deerlijk 1 Een
vergissing, die slechts 'üe verklaren is uit het
feit, dat deze heer abtoluut geen notie heeft
van wat het Christendon aan barmhartigheid
en weldadigheid deed ëp doet. Want als we
die bespreken, zijn we n*tt de som der kerke
lijke diaconiën niet klaar. Wet opzet heb ik dan
ook de kerkelijke diaconie «echts een onderdeel
der christelijke barmhartighiid genoemd. Maar
ook dit onderdeel mag althak tegenover wat de
scociaal-democraten (niet) a>en, met eere het
hoofd opheffen.
Toevallig kreeg ik juist dedfe dagen het jaar
overzicht van de diaconie derCeref. Kerk van
Katendrecht onder de oogenAHet blijkt, dat
alleen deze kerk in KatendrecS een klein on
derdeel van Rotterdam, in 1928Veft uitgekeerd
aan wekelijksche ondersteunina 22390..
ondersteuning in natura 25<*_, kleeding
415.—, giften 41.—, Oogstgdbn 595._,
verpleging weezen 408.—, verjiging zieken
en ouden van dagen 1321.—, statingen van
barmhartigheid 190.voorschot» JJ5,
fonds Huis v. ouden van dagen ƒ101..di
versen 774., totaal een 30.00.3
Dat zijn cijfers, die ik zoo terlcbs onder
de oogen kreeg, van ééne plaatselijkekerk. En
Katendrecht is niet minder, maar ook\et beter
dan de diaconiën der Geref. Kerken j
Wat ik ook juist deze week onder u oogen
kreeg Een Kerkbode uit de ClassisV]
waarin Ds. van Lummel meedeelt, „daÈjjt de
rekening der diaconie bleek, dat de gerente
hare roeping ten opzichte der armere bnders
en zuster verstaat. De noodige hulp konyor_
den geboden, terwijl inzonderheid de medue.
ling, dat niet één der onzen meer
van het Burgerlijk Armbestuur ontvangt, \jS
verheugde".
Men ziet, dat de kerk het zich tot een
rekent de armen geheel voor eigen rekent
te nemen.
Dat zijn feiten, die mijnheer Schut op
Centraal Buresau in Den Haag niet vinden zal
feiten, die ook niet in de proote pers met vettp
letters aan den man gebracht worden.
En heeft de heer Schut al eens in eigen om
geving rondgekeken Weet hij wel af van de
cijfers der Kerkelijke diaconie uit zijn eigen
gemeente Wat hij dichtbij te weten kan komen
zal misschien leerzamer zijn, dan wat hij ver
weg in Den Haag haalt
Maar nog eens, de kerkelijke diaconie, die de
heer Schut blijkbaar het een en al van de chris
telijke barmhartigheid acht, is er maar een on
derdeel van.
Ik heb dan ook opzettelijk gesproken van de
barmhartigheid van het Christendom, van het
geloovig Christendom.
Voor mij ligt het boek van Prof. S. D. van
Veen: „Een eeuw van worsteling", waarin de
19de eeuw beschreven wordt. Daarin komt voor
een hoofdstuk: „Inwendige en uitwendige zen
ding". Een hoofdstuk, dat loopt van blz. 720
tot blz. 816, dus bijna 100 pagina's. En dat
hoofdstuk bevat een opsomming van de Chris
telijke barmhartigheid, Roomsche en Protestant-
sche, die vrucht is van het Christelijk geloof
en liefde tot den naaste. Dat gaat over één
eeuw. De schrijver komt tot de conclusie, dat
de Roomsche Kerk speciaal op het terrein der
philantropie zeer veel gedaan heeft in de 19de
eeuw. En wat de protestantsche weldadigheids
zin betreft, trekt hij de conclusie, dat het een
verblijdend verschijnsel mag heeten, dat de Kerk
bijna overal meer aan haar roeping in- deze
begint te denken, en in toenemende mate de
beteekenis van het. woord van Christus leert
verstaan: de armen hebt gij altijd met u en
wanneer gij wilt, kunt gij weldoen.
Zal ik beginnen de grootsche instellingen der
Christelijke barmhartigheid, die overal als mo
numenten van wat de Kerke Christi deed aan
het ellendige, verdoolde, verlatene, verweesde,
gezonkene, verrezen zijn, op te sommen
Ik zal het niet doen, want als de heer Schut
ze zien wil, heeft hij slechts de oogen te openen.
En ik weet wel, het is niet volmaakt, er zou
nog meer gedaan kunnen worden, maar toch
tegenover de brallende Rabsaké-taal van het
Socialisme heffen we fier het hoofd op en wij
zen op de Christelijke daad.
Niet omdat die christenen beter zijn dan niet-
christenen, maar omdat hun beginsel beter is.
Het beginsel spreekt hier.
En daarom durf ik zeggen, dat tegenover de
daad van het Christendom de Sociaal-demo
cratie geen slag uitvoert.
En dat behoeft niet te verwonderen. Want
dat komt ook weer niet, omdat die socialisten
zooveel slechter zijn, maar omdat hun beginsel
niet deugt. Ze verwachten het van de gemeen
schap. En daarom voeren ze geen slag uit.
„Particulier initiatief" is hun een schrikbeeld.
En daarom als ze nog eens wat zélf doen,
staan ze overzichzelf stom verbaasd.
'k Herinner me, dat er op een socialistisch
congres eeüs gecollecteerd werd voor stakers
in Twenthe. Daar was de aristocratie" der
S.D.A.P. En het resultaat scheen zoo ontstel
lend groot, dat de verslaggever er met groote
woorden van opgaf .in „Het Volk". Maar die
zelfde week stond in een Haagsche Kerkblaadje
wat er dien Zondag in de Kerk voor de armen
gecollecteerd was en dat bedrag was
grooter.
Als ik de socialisten hoor opgeven over eigen
daden, dan denk ik wel eens aan die Oostersche