voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
i
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO YINCES
FEUILLETON
No. 3517
WOENSDAG 6 MAART 1929
44ste JAARGANG
Eindredacteur
GRIEP
ABDUSIROOP
Het huisje aan den Zeedijk
u
Lx
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Kamiel Huysmans naar
Amsterdam.
Dat is
AKKER'S
Voorde Borst
gelijke betrekking be
ds Kerkvoogd der Ned.
Vpril a.s. aan de beurt
In A. Dorst en J. van
Ned. Herv. Kerk zijn
de Geus, A. Kom en
fcidstond voor 't gewas
Izc week niet gehouden.
I' omstreeks half Maart
•p den nader te bepalen
fd. Herv. Kerk ook bid-
gen de ter visie gelegen
Herv. Kerk alhier zijn
nd.
ra collecte in de Ned.
de Diaconie om daar-
btrijden voor uitdeeling
behoeftigen, heeft op-
MOEILIJKHEDEN.
lendingscorporaties,
-•'band met de algemeene
In de koude, heeft men
cht geschonken aan den
erkende Zendingscorpo-
|n de behoeften van het
n. Terwijl er elke maand
rwam er in Januari niet
binnen; en «in Februari
hog trager. Tot op 18
12.000 ontvangen,
daardoor in de nood-
ns op de behoeften van
■andacht te vestigen en
|erband met het openen
'gedurende het tweede
MISVERSTAND
lendingscorporaties.
[turen der Samenwerken-
J is eene circulaire ver-
|„Een gevaarlijk misver-
»d schuilt in de meening
pnding geen geld meer
[komst van 1928 bevre-
iegenover wordt gewezen
•jaar 1929 stelt: 77.000
Ben Januari en Februari
len, terwijl er toch half
odig is om de credieten
et 2e kwartaal te kunnen
krachtig op het zenden
'jongen.
ISEEREN.
Dr. Keizer in de „Geld.
Izijn in de beoordeeling
ryn. Ze leven voor het
•ilijkste periode van hun
joedig, de ander is eerder
pcht uit, de ander wordt
elkander te goed of te
uit geheel verschillende
jn aan strenge tucht ge-
ais dikwijls 't meest on-
in het geheel niet aan
dat anderen ook tucht-
;e schier alles weten wat
ideren weten nergens op
aak zeer onderscheiden,
s die ze bezitten. Op
gewend aan de school-
niet meer. Op school
lassen worden gevormd;
ze door den regel veel
et onderscheid in kennis,
[ijk niet erg groot, op de
tanden niet te overzien,
ekend met vorderingen,
ip de catechisaties De
>t niet doen. De ouders
niet. Rapporten worden
s worden niet gehouden.
:hetisch onderwijs toch
edruktHoe moeilijk is
:rk Hoe weinig belang-
door velen getoond èn
door de ouders. En dan
ening de invloeden der
ze in het hart. Het gaat
de eeuwige dingen, over
en voor de eeuwigheid,
ien voor dezen tijd ge-
waardeeren En met
eeuwigheid, och, die is
kan nog zoolang duren
tan heeft. Daar komt nog
ar bij: de leerlingen heb-
oovele malen gehoord 1
handeld 't Is zoo oud 1
n, die wel eens iets heb-
llers op hetgeen nu is
an de kerk, die ons uit
catechisanten zijn ge-
:e, omdat zij door den
het meest eigenwijs zijn,
g toonen en de meeste
ifden, die het holst zijn
deze karakters zijn het
helaas juist mede daar
door de mede-leerlingen
:n veracht, openlijk eer
onderwijs moeilijker te
netisch onderwijs. Geen
bezwaren gedrukt. Geen
gel minder gewaardeerd,
ker beoordeeld. Geen on-
op minder ernstige wijze,
het genoemd het meest
In de praktijk zou het
rzoek het minst gezochte
zoo blijven Is er heil
iet' onderzoek naar de
uit te vinden Zoovele
lijk objectief zijn te be-
het subjectieve hierbij
eelt. Wij willen niet be-
jen dezen, beschuldigen
t of dat. Maar laten wij
vraagstuk wijden; onze
efde. En dan, vóór dat
jn met een oplossing, het
it den eersten Corinthen-
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDFRLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Iraterc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ËN 2U cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIÊNSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- eu VRIJDAGMORGEN 10 uur
V DE STEMPLICHT.
De vorige week is in de Tweede Kamer de
afschaffing van den stemplicht weer eens aan
de orde geweest.
De heeren, die bij de Grondwetsherziening
van 1917 zoo hoog opgaven over deze staats-
dwang, beleven wel weinig pleizier van d.t
troetelkindeke.
Het heette toen, dat de Evenredige Vertegen
woordiging zonder stemplicht niet volmaakt zou
werken. Het rechtskarakter van het nieuwe kies
recht zou den stemplicht eischen.
Een ander afdoend argument scheen, dat deze
dwang „opvoedend" zou werken.
Die meer van practischen aard waren oor
deelden, dat stemplicht een eind zou maken aar,
het „ophalen" van kiezers bij de stembus, wat
aan de partijen veel geld kostte.
Aan de hoog gestelde verwachtingen zijn den
bodem ingeslagen.
De stemplicht is een mislukking gebleken.
En wij treuren niet om dezen uitslag.
We gevoelen veel voor het argument dat
bij het Kamerdebat in 1922 de heer Kleere-
koper tegenover de verheerlijkers van den
stemdwang aanvoerde „de pölitiek-onver»
schiiOJigen [zijn volkomen rationeel vertegen
woordigd, als zij niet vertegenwoordigd zijn 1"
Van Anti-Rev. zijde is steeds met kracht te
gen den stemdwang geageerd.
Het was ons A.-R. kamerlid Dr. Beumer die
in 1916 zijn best deed den dwang buiten dc
grondwet te houden.
Het was tevergeefs.
In 1921 toen de grondwetsherziening-1922 in
behandeling kwam had men praktijk met dit
Wettelijk wangedrocht. Het fiasco was vol
doende gebleken.
Dr. Beumer stelde voor den plicht uit de
grondwet te schrapen. De stemming in de Ka
mer was toen gunstiger dan in 1916. Met 53
tegen 31 stemmen werd het amendement aan
genomen.
Daarmee was de stemplicht echter nog niet
van de baan. Hij was ook neergelegd in de
Kieswet.
Dr. Beumer poogde door een wijziging der
additioneele artikelen ook uit rie Kieswet den
stemplicht te lichten. Maar daarvoor werd geen
voldoende meerderheid gekregen.
Later heeft hij bij een herziening van, de
Kieswet zelve nog eens een poging gedaan, ook
zonder succes.
Thans ..kwam de afgevaardigde der S.G.P.
de heer Zandt met een staatsrechterlijk onge
lukkig geformuleerde motie, waarin „de Regee
ring" verzocht werd de wet te laten herzien.
Dr, Beumer betoogde zelfs, dat de redactie
zooajs ze werd gegeven een revolutionaire
Ze werd later dan ook door den heer Zandt
strekking had.
in den geest van Dr. Beumer gewijzigd.
Dinsdag zal er over gestemd worden.
Eigenaardig is dat de S.G.P. als het haar met
deze dingen ernst is, geen aansluiting zoekt bij
de A.R.-partij.
Het zal toch ook dezen afgevaardigden niet
onbekend zijn, dat de A.R.-partij van dezen
dwang niets hebben moet en dat Dr. Beumer
op post is om als hij maar een klein gaatje
ziet om den stemplicht ongedaan te maken, er
bij zal zijn
Waarom moet er bij zulke principieele din
gen maar in 't wilde weg op losgeslagen wor
den En dan zonder kans op succes
Getuigt dat wel van de noodige ernst
V WAAR LIGT DE WAARHEID?
Dat is de vraag, die thans de wereld bezig
houdt.
Is het oorlogsdocument valsch of echt
België bericht, dat de vervalscher in hechte
nis genomen is en volledige bekentenis heeft
afgelegd.
Het Utrechtsch Dagblad schrijft, dat zij met
dit heerschap in geenerlei directe of indirecte
relatie staat of gestaan heeft
We zullen nog wat moeten wachten.
Er zal meer licht moeten komen.
Ontegenzeggelijk is die Belgische arrestac'e
er wonderlijk naar toe gegaan, 't Lijkt veel op
een in elkaar gezette intrige.
Anderzijds is bijna niet aan te nemen, dat
regeeringspersonen zich aan zulk een avontuur
zouden wagen.
Nog wat afwachten dus.
De waarheid zal aan het licht komen.
Intusschen is de houding van de Nederland-
sche S.D.A.P. allerwonderlijkst.
Verleden week Woensdag schreef „Het
Volk" nog, dat zij de publicatie als het stuk
echt is toejuichte. En dat ze geloofde, dat het
echt was bleek uit een zinsnede in hetzelfde
artikel waar staatOok tot het meest ondenk
bare achten wij legerstaven met hun cynische
gewetenloosheid dan wel misdadige onkunde
in staat.
En wat eischte de redactie van het roode
orgaan j.l. Woensdag nog
Letterlijk schreef zij
De regeeringen zijn de eenige op wie men
verhaal heeft. Wijzen zij de verantwoor
delijkheid voor de samenspanning der gene
rale staven af, dan behoort gevorderd te
worden, dat zij het resultaat van dat mili
tair overleg loochenen en afwijzen. Met min
der dan een verklaring der regeeringen, dat
zij nooit of te nimmer de Nederlandsche
neutraliteit zullen schenden en nimmer een
opmarsch over Nederlandsch gebied zullen
toelaten, kan de Utrechtsche publikatie niet
ongedaan worden gemaakt.
En later nog eens
Maar niet anders dan een openlijke vernie
tiging van den opzet der generale staven kan
de regeeringen van hun verantwoordelijkheid
ontheffen. Hieraan moet vastgehouden wor
den, wil dit onheil uit den weg geruimd wor
den.
Intusschen kwam Camiel Huysmans. (El
ders in dit blad nemen we een artikel over,
waarin dit heerschap belicht wordt).
Kwam die met de officieele mededeeling van
de Belgische regeering dat zij „nooit of te nim
mer de Nederlandsche neutraliteit zal schenden
en nimmer een opmarsch over Nederlandsch
gebied zullen toelaten", kwam hij met de mede
deeling, dat de Belgische regeering tot een open
lijke vernietiging van den opzet der generale
staven besloot
Geen sprake van.
Camiel Huysmans had in 't geheel geen op
dracht. Hij sprak namenszichzelf.
En als deze Belgische socialist nu komt zeg
gen, dat het Belgische prestige niet toelaat het
echte Verdrag te publiceeren of in te trekken
—-wat „Het Volk" Woensdag j.l. op zulk een
hoogen toon eischte danapplaudiseert
de S.D.A.P. enis tevreden
Welke vragen hem, volgens „De Schelde"
gesteld moeten worden.
De Rotterdammer schrijft
Ward Hermans spreekt in de Vlaamsche
Nationale Schelde de hoop uit, dat Kamiel
Huysmans, Belgisch oud-minister en Sociaal
democraat, a.s. Zondag in de te Amsterdam te
houden vergadering der S.D.A.P. in verband
met Utrechtsche onthulling, iemand zal ge
vonden worden, die hem voor den Hollandschen
S.D.A.P. eens flink aan den tand zal voelen
over de verstandhouding van de Belgische so
cialisten met de Belgische militairisten en m-
perialisten.
Een die komt aantoonen hoe, daags na
den oorlog, de B. W. P. al de credieten
stemde voor de nieuwe bewapening, die den
inzet ging worden van de misdadige Belgi
sche politiek.
Een die aantoonen zal hoe de partijvrien
den van Huysmans, de socialisten Pierard,
Hubin en c.s., promotors werden, openlijke
propagandisten voor de annexatie van
Zeeuwsch-Vlaanderen en Hollandsch Lim
burg.
Een die bewijzen zal, hoe telkens als de
socialisten in België mee in de regeering
kwamen, zij klakkeloos en schaamteloos hun
verkiezingsbeloften aan hun zolen lapten en
al de militaire credieten stemden.
Een die er op wijzen zal hoe het Fransch-
Belgische accoord tot stand kwam toen vier
spciaal-democraten in de regeering zaten,
terwijl een van deze vier, de heer Vander-
velde, minister van buitenlandsche zaken
was.
En waar men in Holland iets meer van
de geschiedenis kent dan in het achterlijke
België, daar zal men Kamiel Huysmans kun
nen antwoorden
„Gesteld dat jullie een verdrag hebben
met Frankrijk, een militair verdrag, dan
spreekt het vanzelf, dat de staven, en de
Fransche en de Belgische ,alle mogelijke hy
pothesen en strategische plannen onderzoe
ken en bespreken.
Dat moet je ons toegeven.
„Welnu, wanneer wij in jullie verslag
boeken van de Gemengde Militaire Commis
sie van 1920, verklaringen lezen als van den
stafoverste Maglinse, „dat Ho lland
waarborgen moet geven voor
een vrijen doortocht door Ne-
Griep ii vooral gevaarlijk
om de complicaties, die ge
makkelijk ten gevolge van
haar verzwakkenden in
vloed op het algemeene
gestel kunnen optreden.
Wacht dan ook niet langer en
neem vandaag nog de versterkende
derlandsch-Limburg"1) (dat staat
er zwart op wit, en daar waren socialistische
parlementsleden bij aanwezig), welnu, mijn
heer Huysmans, durft jij dan hier in eer en
geweten komen verklaren, dat diezelfde staf
overste Maglinse en later zijn opvolgers, zoo
generaal Galet2)in het studievertrek van
hun generalen staf, het plan van een door
tocht door Hollandsch -Lim
burg3) niet hebben overwogen en theore
tisch reeds hebben uitgewerkt De elemen
tairste logia antwoordt, kan alleen bevesti
gend beantwoorden. Om dat te begrijpen
hoeft dien niet eens een Belgische minister
sjerp gedragen te hebben, dat zegt de gezonde
rede.
„En als dit een uitgemaakte zaak is, en
als dat duidelijk blijkt, dan mag zelfs het
document van het „U. D." apocrief zijn, van
het eerste tot de laatste letters, alles bewijst
dan, dat de geest van het stuk echt en on-
vervalscht is. Dat is de geest van jullie Bel
gisch militarisme, dat is de geest van jullie
Belgisch imperialisme, militarisme en impe
rialisme, dat in België weer telkens den steun
genoten heeft van jullie, sociaal-democratische
partij, telkens als men jullie heeft toegelaten
tot de regeering.
„Dat zijn geen praatjes, dat zijn „feiten"
„En wanneer jij, mijnheer Huysmans, ons
nu zoudt komen vertellen, dat zelfs indien
dit nu juist mocht zijn, en de Belgisch-
Fransche staven zulke plannen zouden hebben
uitgewerkt, daardoor de Belgische noch Fran
sche regeering kunnen verantwoordelijk ge
steld, dan antwoorden wij weer met feiten. Op
3 Oogst 1914, verklaarde Lord Grey plechtig
in het Britsche parlement, dat de brief (van
Grey aan Camoon 22-11-12) van 1912, welke
de toepassing der militaire accoorden voorzag,
het uitgangspunt was voor de deelname der
Britten aan den wereldoorlog.
„Een bepaalde militaire politiek, die door
een bepaald lgnd wordt gevoerd, is maar
denkbaar, is maar mogelijk, wanneer derge
lijke politiek door een paralelle regeerings-
politiek wordt gedragen, gesteund, bevorderd.
Ook dat zegt nogmaals de simpelste, gezonde
rede, waaraan jullie in België precies geen
overschot schijnt te hebben, althans de minis-
trabele heeren niet, waarvan jij. mijnheer
Huysmans, zoo wat het meest uitgelezen
exemplaar zijt
„En als je van hier vertrekken wil en ons
nog een beetje hoop laten en betrouwen op
jouw eerlijkheid en goede trouw, mijnheer
Huysmans, welnu, jij die Dinsdag laatst, met
Kellogg, Locarno en Genève gegoocheld hebt,
geef ons dan een verzekering, uw woord van
eer, dat de B. W. P. voortaan de militaire
credieten weigeren zal, ten minste zoolang
niet de inhoud zal gekend zijn van de drie
verdragen, die het Fransch-Belgisch geheim
militair accoord uitmaken, de „drie ver
dragen", waarover een der grondleggers van
dit accoord, de Fransche minister Tardieu, die
uw Belgisch anexionisme zoo sterk heeft ge
steund, spreekt in zijn boek „La Paix". Kun
jij dat woord niet geven, dan beschouwen
wij jouw optreden hier als die van een Bel
gisch agent, die onder het misleidend masker
van Belgisch sociaal-democraat en geestge
noot der S.D.A.P., het Nederlandsche volk
komt in slaap wiegen. Mijnheer Huysmans,
aspirant-minister voor de Union Sacrée voor
1930, ik heb gezegd
1) Wij spatieeren. Red. Wij herinneren, ter
toelichting hiervan, eraan, dat ook in den vol-
ledigen tekst, die het U. D. publiceerde, sprake
ig van het ontwerp-Maglinse van 1920, n.l. in
verband met het daarin aangeroerde voorstel
van den Britschen attaché tot een zijdelingschen
aanval in Zeeuwsch-Vlaanderen, een suggestie,
die voorloopig werd afgewezen met de opmer
king, dat men zich tot nader orde kon houden
aan het ontwerp-Maglinse van 1920, dit aan
passende aan den nieuwen toestand, die uit de
Britsche medewerking was voortgesproten.
-) Generaal Galet, van den Belgischen gene
ralen staf, heeft n.l. tien het Britsche voorstel
verworpen was, bijzonderheden van den op-
door
H. ZEEBERG.
51)
„Och eigenlijk had ik het niet behoeven te
vragen. Je denkt er natuurlijk net over als je
vader. Maar je moogt blij zijn, wanneer je later
ook zulk een goede partij doet."
Het lag Lia voor in den mond om te ant
woorden, dat zij zulk een partij onder geen be
ding begeerde. Maar zij beheerschte zich, omdat
zij haar moeder niet wilde ontstemmen.
„Ik hoop van ganscher harte, mama, dat
Annie en Theo gelukkig zullen zijn. Dan komt
een goede partij in de tweede plaats."
Opmerkzaam keek mevrouw Van Meersma
haar dochter aan. Maar zij zeide verder niets.
Handig bracht Lia daarop het gesprek op het
concert en op kennissen, terwijl zij verder met
veel tact er voor zorgde, dat er geen conflicten
meer kwamen.
Zij nam zich voor, met mama goede ka
meraden te worden, voor zoover dat maar ee-
nigszins mogelijk was. Als maar niet,aan haar
gevraagd werd, dat zij het oude leven hervatten
zou, dan zou het wel gaan. En wie weet, of
het haar dan niet gelukte, mama milder jegens
Grootmoeder te stemmen. Als Annie eenmaal in
haar eigen huis woonde, had mama het toch
alleen met haar. Lia, te doen. En wie weet, of
er dan niet de gewenschte verstandhouding
kwam
HOOFDSTUK IV.
„Wat is het al lang geleden, dat ik in mijn
dagboek heb geschreven Ik moet mij eigenlijk
wel schamen Bij Grootmoeder heb ik het aar
dig volgehouden, maar sinds ik thuis ben, ben
je geheel in het vergeetboek, mijn dagboek.
Mijn lief dagboek, wat heb ik je lief. Zonder
dat iemand het weet en zonder dat iemand het
leest, kan ik je zoo heerlijk toevertrouwen al
wat mij beroert. En dat is heel veel.
Om te beginnen is al de drukte in huis nu
geluwd. Sinds een paar dagen zijn Annie en
Theo gehuwd. En zij bevinden zich nu op de
huwelijksreis. Ik hoop, dat zij in de toekomst
gelukkig zullen zijn, hoewel ik, met papa, vrees
er voor. Zooals zij, zoo stel ik het mij althans
voor, treedt iiiet een gelukkig paar in het hu
welijk. Tusschen die beiden ontbreekt de liefde.
En omdat die toch de eerste voorwaarde is van
een gelukkig huwelijk, kan dat van hen niet
gelukkig zijn.
Mama is in de wolken en zij zeide mij, dat
zij niet blijder kon zijn. Haar doel heeft zij nu
bereikt: Annie is met een Van Zeggelen ge
huwd. Arme moeder, ik hoop, dat ge niet teleur
gesteld zult worden, maar ik vrees het ergste,
waarom weet ik niet. Als er werkelijk voorge
voelens bestaan, dan wordt het erg. Want ik
weet niet, wat mij bezielt.
Wat was het een drukte in huis. Het was
feest op feest, tot diep in den nacht. Hoe hun
kerde is naar het kleine huisje van Grootmoe
der, naar die vredige omgeving. Maar ik was
gedoemd, om thuis te zijn.
O, ik ben zoo blij, dat niemand van de men-
schen in het dorpje, de menschen, die ik zoo
lief gekregen heb, mij in de afgeloopen dagen
gadegeslagen heeft. Zij zouden Lia niet herkend
hebben in al' deze schittering. En ik zal wel
dingen gedaan hebben, neen, ik weet zeker, dat
ik ze gedaan heb, die hun goedkeuring niet
hadden weggedragen.
Dat is erg. Ik gevoel het diep. Maar het aller
ergste is, dat ik zoo onbevredigd ben. Ik zou
wel kunnen schreien van smart, als ik bedenk,
dat ik aan mijn voornemen, om geheel anders
te worden, niet heb voldaan.
Ik kan niet meer bidden En als een mensch
dat niet kan, heeft dominé Meinema gezegd,
dan staat het niet goed met hem.
Neen, het staat zeker niet goed met mij. Den
eersten avond van mijn terugkomst is het al
begonnen. Ik had aan tafel niet den moed, om
te bidden. Later, in de eenzaamheid, heb ik het
nog wel gedaan, maar toen had ik God al ver
loochend. En meer en meer ben ik gaan sloffen.
En nu nu durf ik het niet meer.
Ik heb mij in mezelf vergist. Ik dacht, dat ik
moedig was en krachtig genoeg, om zelfstandig
te zijn en om te zeggen, dat ik bij Grootmoeder
in het dorp een ander leven gewoon was en dat
ik in beginsel dat leven verkoos. Maar ik heb
het niet durven zeggen. En dat beteekent, dat ik
God, Dien ik dacht gevonden te hebben, weer
verloren heb. Ik ben nu precies, als vóór ik
naar Grootmoeder vertrok.
O, mijn dagboek, ik voel mij zoo diep on
gelukkig. Ik zou heele dagen we] kunnen
schreien. Ik bemerk wel, dat papa het ziet. Hij
kijkt mij zoo bezorgd aan. En ook mama is
vriendelijker, ik kan het niet anders zeggen. Nu
Annie weg is, bemoeit zij zich meer met mij.
Wij hebbben gister zelf, heel even maar, maar
goed, het is toch gebeurd, over Grootmoeder en
oom Adriaan gepraat.
Dat is heerlijk. Het fleurde mij wat op. Maar
later kwam de inzinking weer.
Ik weet de fout: ik dacht, dat ik God ge
vonden had, maar het is niet zoo. Ginds was
Hij soms zoo dicht bij mij. Als ik bij Groot
moeder in den bijbel las of in de kerk zat of
op de studeerkamer bij dominé Meinema of
wandelingen met Hans maakte, waarop wij veel
met elkander praatten, dan was ik zoo gelukkig.
Maar nu is het niet goed met mij. Ik heb God
weer verloren. Het is zoo duister in mij. En
ik weet, dat het mijn eigen schuld is. Ik ben
niet moedig geweest. Ik heb niet getuigd. Ik
ben zelfs hier nog niet in de kerk geweest. Ik
durf niet. Want ik ben zoo bang voor papa en
mama, het meest nog voor mama. Zij zal het
mij zoo kwalijk nemen. En ik ben zoo bang
voor onvrede in huis.
En toch gevoel ik, dat er iets gebeuren moet,
wil ik niet geheel wegzinken en weer precies
worden als vroeger. O, ik wil dit leven niet.
Ik haat het. Maar wat dan
Nu begrijp ik dominé Meinema pas goed. Den
dag voor ik vertrok heeft hij, die een echte
vader voor mij was, gebeden met mij. Hij heeft
God gevraagd, mij te bewaren, als ik weer
kwam in een omgeving, vreemd van Hem. En
daarna heeft hij mij gezegd, dat ik sterk moest
zijn. Ik moest niet vergeten, dat ik nog niet
verzekerd was. Ik heb toen wat geglimlacht,
misschien wel ongeloovig geglimlacht. Ik dacht,
dat ik heel sterk was.
Maar ik was alleen sterk in de omgeving,
waar ik toen vertoefde. Nauwelijks hier ge
komen, bezield met de beste voornemens, heb
ik God verloochend. Ik heb gedaan als Petrus,
die zijn Meester verried. Maar hij keerde terug,
vol berouw en wroeging. Ik doe dat niet. Ik
zou het wel willen, maar ik kan het niet.
Gisteravond heb ik geprobeerd te bidden. Jk
voelde, dat het moest. Maar ik kon het niet.
Ja, ik heb wel eenige woorden gestameld. Maar
mijn ziel was er niet bij. En hoe wil, hoe kan
God mij hooren, als ik Hem zoo smadelijk vaar
wel zeg
En was ik nu maar bij grootmoeder Kon ik
maar eens met haar praten. En met dominé
Meinema Dan keerde de rust weer, ik ben
er zeker van.
Doch dat kan niet. Papa wil er niet van
hooren, dat ik weer wegga. Hij vindt, dat er
geen reden toe is en is dankbaar zegt hij, dat
ik zoo veranderd ben, niet meer zoo wispel
turig en onte'vreden, als voor ik daarheen ging.
Hij moest eens weten, hoe ik er onder lijd, dat
ik niet meer in die omgeving ben. En met mama
durf ik er niet over spreken. Misschien zou zij
toestemming geven, misschien ook niet. Ik weet
het niet. Ik durf het niet vragen. Ik wil hopen,
dat er tusschen ons toenadering komt. Misschien
kan ik er dan eens over spreken, dat Groot
moeder zoo naar haar verlangt. Maar het
is een wensch, die mogelijk nooit verwezenlijkt
wordt.
Ik heb nu geschreven aan Grootmoeder. Dat
was cergister. En gister aan dominé Meinema.
O, hoe heb ik die beiden teleurgesteld. Maar
ik moest schrijven, dat ik zoo'n onvrede heb.
Misschien kunnen zij mij helpen. Want zoo kan
het niet blijven.
En dan heb ik het voornemen, Zondag naar
de kerk te gaan. Zal ik dat voornemen ten uit
voer brengen Wat zullen papa en mama er
van zeggen Als het niet mag, wat moet ik
dan doen Ik moet hen gehoorzaam zijn, altijd.
Maar ook hierin 'k Heb het rondvJeg aan
dominé Meinema gevraagd. Hij zal er wel op
antwoorden. Het is nu Woensdag. Voor Zon
dag zal ik wel antwoord hebben. En dan maar
eens verder zien.
Hij zal er wel met Hans over spreken, die
nu thuis is. O, dat ik dien Hans zoo moet
teleurstellen Hij sprak zoo enthousiast met mij
over Jezus Ik werd er warm van. Ik heb hem
plechtig beloofd, dat ik hier verder zou zoeken,
tot ik God heelemaal gevonden heb en ik zeg
gen kon: ik ben een schaap van Jezus. En nu
moet hij dit van zijn vader vernemen
Er werd bescheiden op de kamerdeur getikt.
Haastig bedekte Lia het papier met een vloei,
alvorens zij „binnen" riep. Dan keek zij op.
Het was Martha. Met een brief in de hand.
„Bij de post was een brief voor u, juffrouw.
Mijnheer en mevrouw zijn uit. Ik dacht: ik
breng dien maar boven".
Het meisje sprak op vriendelijken, hartelijken
toon. Stormerhand had Lia haar hart veroverd.
Zii bewees haar, gevraagd en ongevraagd, alle
mogelijke diensten.
„O, dank je wel, Martha. Het is heel vrien
delijk van je."
Lia nam den brief aan en zag onmiddellijk,
dat het een schrijven van Grootmoeder was.
Het was de derde brief, sinds zij thuis was.
Lia had het schrift, dat minder was dan dat
van een kind in de eerste klasse der lagere
school, lief gekregen. En vooral naar dezen
brief verlangde zij.
(Wordt vervolgd).
s
1
!i'