voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. i Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO YINCES FEUILLETON No. 3517 WOENSDAG 6 MAART 1929 44ste JAARGANG Eindredacteur GRIEP ABDUSIROOP Het huisje aan den Zeedijk u Lx W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Kamiel Huysmans naar Amsterdam. Dat is AKKER'S Voorde Borst gelijke betrekking be ds Kerkvoogd der Ned. Vpril a.s. aan de beurt In A. Dorst en J. van Ned. Herv. Kerk zijn de Geus, A. Kom en fcidstond voor 't gewas Izc week niet gehouden. I' omstreeks half Maart •p den nader te bepalen fd. Herv. Kerk ook bid- gen de ter visie gelegen Herv. Kerk alhier zijn nd. ra collecte in de Ned. de Diaconie om daar- btrijden voor uitdeeling behoeftigen, heeft op- MOEILIJKHEDEN. lendingscorporaties, -•'band met de algemeene In de koude, heeft men cht geschonken aan den erkende Zendingscorpo- |n de behoeften van het n. Terwijl er elke maand rwam er in Januari niet binnen; en «in Februari hog trager. Tot op 18 12.000 ontvangen, daardoor in de nood- ns op de behoeften van ■andacht te vestigen en |erband met het openen 'gedurende het tweede MISVERSTAND lendingscorporaties. [turen der Samenwerken- J is eene circulaire ver- |„Een gevaarlijk misver- »d schuilt in de meening pnding geen geld meer [komst van 1928 bevre- iegenover wordt gewezen •jaar 1929 stelt: 77.000 Ben Januari en Februari len, terwijl er toch half odig is om de credieten et 2e kwartaal te kunnen krachtig op het zenden 'jongen. ISEEREN. Dr. Keizer in de „Geld. Izijn in de beoordeeling ryn. Ze leven voor het •ilijkste periode van hun joedig, de ander is eerder pcht uit, de ander wordt elkander te goed of te uit geheel verschillende jn aan strenge tucht ge- ais dikwijls 't meest on- in het geheel niet aan dat anderen ook tucht- ;e schier alles weten wat ideren weten nergens op aak zeer onderscheiden, s die ze bezitten. Op gewend aan de school- niet meer. Op school lassen worden gevormd; ze door den regel veel et onderscheid in kennis, [ijk niet erg groot, op de tanden niet te overzien, ekend met vorderingen, ip de catechisaties De >t niet doen. De ouders niet. Rapporten worden s worden niet gehouden. :hetisch onderwijs toch edruktHoe moeilijk is :rk Hoe weinig belang- door velen getoond èn door de ouders. En dan ening de invloeden der ze in het hart. Het gaat de eeuwige dingen, over en voor de eeuwigheid, ien voor dezen tijd ge- waardeeren En met eeuwigheid, och, die is kan nog zoolang duren tan heeft. Daar komt nog ar bij: de leerlingen heb- oovele malen gehoord 1 handeld 't Is zoo oud 1 n, die wel eens iets heb- llers op hetgeen nu is an de kerk, die ons uit catechisanten zijn ge- :e, omdat zij door den het meest eigenwijs zijn, g toonen en de meeste ifden, die het holst zijn deze karakters zijn het helaas juist mede daar door de mede-leerlingen :n veracht, openlijk eer onderwijs moeilijker te netisch onderwijs. Geen bezwaren gedrukt. Geen gel minder gewaardeerd, ker beoordeeld. Geen on- op minder ernstige wijze, het genoemd het meest In de praktijk zou het rzoek het minst gezochte zoo blijven Is er heil iet' onderzoek naar de uit te vinden Zoovele lijk objectief zijn te be- het subjectieve hierbij eelt. Wij willen niet be- jen dezen, beschuldigen t of dat. Maar laten wij vraagstuk wijden; onze efde. En dan, vóór dat jn met een oplossing, het it den eersten Corinthen- Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDFRLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Iraterc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENT1ËN 2U cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIÊNSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- eu VRIJDAGMORGEN 10 uur V DE STEMPLICHT. De vorige week is in de Tweede Kamer de afschaffing van den stemplicht weer eens aan de orde geweest. De heeren, die bij de Grondwetsherziening van 1917 zoo hoog opgaven over deze staats- dwang, beleven wel weinig pleizier van d.t troetelkindeke. Het heette toen, dat de Evenredige Vertegen woordiging zonder stemplicht niet volmaakt zou werken. Het rechtskarakter van het nieuwe kies recht zou den stemplicht eischen. Een ander afdoend argument scheen, dat deze dwang „opvoedend" zou werken. Die meer van practischen aard waren oor deelden, dat stemplicht een eind zou maken aar, het „ophalen" van kiezers bij de stembus, wat aan de partijen veel geld kostte. Aan de hoog gestelde verwachtingen zijn den bodem ingeslagen. De stemplicht is een mislukking gebleken. En wij treuren niet om dezen uitslag. We gevoelen veel voor het argument dat bij het Kamerdebat in 1922 de heer Kleere- koper tegenover de verheerlijkers van den stemdwang aanvoerde „de pölitiek-onver» schiiOJigen [zijn volkomen rationeel vertegen woordigd, als zij niet vertegenwoordigd zijn 1" Van Anti-Rev. zijde is steeds met kracht te gen den stemdwang geageerd. Het was ons A.-R. kamerlid Dr. Beumer die in 1916 zijn best deed den dwang buiten dc grondwet te houden. Het was tevergeefs. In 1921 toen de grondwetsherziening-1922 in behandeling kwam had men praktijk met dit Wettelijk wangedrocht. Het fiasco was vol doende gebleken. Dr. Beumer stelde voor den plicht uit de grondwet te schrapen. De stemming in de Ka mer was toen gunstiger dan in 1916. Met 53 tegen 31 stemmen werd het amendement aan genomen. Daarmee was de stemplicht echter nog niet van de baan. Hij was ook neergelegd in de Kieswet. Dr. Beumer poogde door een wijziging der additioneele artikelen ook uit rie Kieswet den stemplicht te lichten. Maar daarvoor werd geen voldoende meerderheid gekregen. Later heeft hij bij een herziening van, de Kieswet zelve nog eens een poging gedaan, ook zonder succes. Thans ..kwam de afgevaardigde der S.G.P. de heer Zandt met een staatsrechterlijk onge lukkig geformuleerde motie, waarin „de Regee ring" verzocht werd de wet te laten herzien. Dr, Beumer betoogde zelfs, dat de redactie zooajs ze werd gegeven een revolutionaire Ze werd later dan ook door den heer Zandt strekking had. in den geest van Dr. Beumer gewijzigd. Dinsdag zal er over gestemd worden. Eigenaardig is dat de S.G.P. als het haar met deze dingen ernst is, geen aansluiting zoekt bij de A.R.-partij. Het zal toch ook dezen afgevaardigden niet onbekend zijn, dat de A.R.-partij van dezen dwang niets hebben moet en dat Dr. Beumer op post is om als hij maar een klein gaatje ziet om den stemplicht ongedaan te maken, er bij zal zijn Waarom moet er bij zulke principieele din gen maar in 't wilde weg op losgeslagen wor den En dan zonder kans op succes Getuigt dat wel van de noodige ernst V WAAR LIGT DE WAARHEID? Dat is de vraag, die thans de wereld bezig houdt. Is het oorlogsdocument valsch of echt België bericht, dat de vervalscher in hechte nis genomen is en volledige bekentenis heeft afgelegd. Het Utrechtsch Dagblad schrijft, dat zij met dit heerschap in geenerlei directe of indirecte relatie staat of gestaan heeft We zullen nog wat moeten wachten. Er zal meer licht moeten komen. Ontegenzeggelijk is die Belgische arrestac'e er wonderlijk naar toe gegaan, 't Lijkt veel op een in elkaar gezette intrige. Anderzijds is bijna niet aan te nemen, dat regeeringspersonen zich aan zulk een avontuur zouden wagen. Nog wat afwachten dus. De waarheid zal aan het licht komen. Intusschen is de houding van de Nederland- sche S.D.A.P. allerwonderlijkst. Verleden week Woensdag schreef „Het Volk" nog, dat zij de publicatie als het stuk echt is toejuichte. En dat ze geloofde, dat het echt was bleek uit een zinsnede in hetzelfde artikel waar staatOok tot het meest ondenk bare achten wij legerstaven met hun cynische gewetenloosheid dan wel misdadige onkunde in staat. En wat eischte de redactie van het roode orgaan j.l. Woensdag nog Letterlijk schreef zij De regeeringen zijn de eenige op wie men verhaal heeft. Wijzen zij de verantwoor delijkheid voor de samenspanning der gene rale staven af, dan behoort gevorderd te worden, dat zij het resultaat van dat mili tair overleg loochenen en afwijzen. Met min der dan een verklaring der regeeringen, dat zij nooit of te nimmer de Nederlandsche neutraliteit zullen schenden en nimmer een opmarsch over Nederlandsch gebied zullen toelaten, kan de Utrechtsche publikatie niet ongedaan worden gemaakt. En later nog eens Maar niet anders dan een openlijke vernie tiging van den opzet der generale staven kan de regeeringen van hun verantwoordelijkheid ontheffen. Hieraan moet vastgehouden wor den, wil dit onheil uit den weg geruimd wor den. Intusschen kwam Camiel Huysmans. (El ders in dit blad nemen we een artikel over, waarin dit heerschap belicht wordt). Kwam die met de officieele mededeeling van de Belgische regeering dat zij „nooit of te nim mer de Nederlandsche neutraliteit zal schenden en nimmer een opmarsch over Nederlandsch gebied zullen toelaten", kwam hij met de mede deeling, dat de Belgische regeering tot een open lijke vernietiging van den opzet der generale staven besloot Geen sprake van. Camiel Huysmans had in 't geheel geen op dracht. Hij sprak namenszichzelf. En als deze Belgische socialist nu komt zeg gen, dat het Belgische prestige niet toelaat het echte Verdrag te publiceeren of in te trekken —-wat „Het Volk" Woensdag j.l. op zulk een hoogen toon eischte danapplaudiseert de S.D.A.P. enis tevreden Welke vragen hem, volgens „De Schelde" gesteld moeten worden. De Rotterdammer schrijft Ward Hermans spreekt in de Vlaamsche Nationale Schelde de hoop uit, dat Kamiel Huysmans, Belgisch oud-minister en Sociaal democraat, a.s. Zondag in de te Amsterdam te houden vergadering der S.D.A.P. in verband met Utrechtsche onthulling, iemand zal ge vonden worden, die hem voor den Hollandschen S.D.A.P. eens flink aan den tand zal voelen over de verstandhouding van de Belgische so cialisten met de Belgische militairisten en m- perialisten. Een die komt aantoonen hoe, daags na den oorlog, de B. W. P. al de credieten stemde voor de nieuwe bewapening, die den inzet ging worden van de misdadige Belgi sche politiek. Een die aantoonen zal hoe de partijvrien den van Huysmans, de socialisten Pierard, Hubin en c.s., promotors werden, openlijke propagandisten voor de annexatie van Zeeuwsch-Vlaanderen en Hollandsch Lim burg. Een die bewijzen zal, hoe telkens als de socialisten in België mee in de regeering kwamen, zij klakkeloos en schaamteloos hun verkiezingsbeloften aan hun zolen lapten en al de militaire credieten stemden. Een die er op wijzen zal hoe het Fransch- Belgische accoord tot stand kwam toen vier spciaal-democraten in de regeering zaten, terwijl een van deze vier, de heer Vander- velde, minister van buitenlandsche zaken was. En waar men in Holland iets meer van de geschiedenis kent dan in het achterlijke België, daar zal men Kamiel Huysmans kun nen antwoorden „Gesteld dat jullie een verdrag hebben met Frankrijk, een militair verdrag, dan spreekt het vanzelf, dat de staven, en de Fransche en de Belgische ,alle mogelijke hy pothesen en strategische plannen onderzoe ken en bespreken. Dat moet je ons toegeven. „Welnu, wanneer wij in jullie verslag boeken van de Gemengde Militaire Commis sie van 1920, verklaringen lezen als van den stafoverste Maglinse, „dat Ho lland waarborgen moet geven voor een vrijen doortocht door Ne- Griep ii vooral gevaarlijk om de complicaties, die ge makkelijk ten gevolge van haar verzwakkenden in vloed op het algemeene gestel kunnen optreden. Wacht dan ook niet langer en neem vandaag nog de versterkende derlandsch-Limburg"1) (dat staat er zwart op wit, en daar waren socialistische parlementsleden bij aanwezig), welnu, mijn heer Huysmans, durft jij dan hier in eer en geweten komen verklaren, dat diezelfde staf overste Maglinse en later zijn opvolgers, zoo generaal Galet2)in het studievertrek van hun generalen staf, het plan van een door tocht door Hollandsch -Lim burg3) niet hebben overwogen en theore tisch reeds hebben uitgewerkt De elemen tairste logia antwoordt, kan alleen bevesti gend beantwoorden. Om dat te begrijpen hoeft dien niet eens een Belgische minister sjerp gedragen te hebben, dat zegt de gezonde rede. „En als dit een uitgemaakte zaak is, en als dat duidelijk blijkt, dan mag zelfs het document van het „U. D." apocrief zijn, van het eerste tot de laatste letters, alles bewijst dan, dat de geest van het stuk echt en on- vervalscht is. Dat is de geest van jullie Bel gisch militarisme, dat is de geest van jullie Belgisch imperialisme, militarisme en impe rialisme, dat in België weer telkens den steun genoten heeft van jullie, sociaal-democratische partij, telkens als men jullie heeft toegelaten tot de regeering. „Dat zijn geen praatjes, dat zijn „feiten" „En wanneer jij, mijnheer Huysmans, ons nu zoudt komen vertellen, dat zelfs indien dit nu juist mocht zijn, en de Belgisch- Fransche staven zulke plannen zouden hebben uitgewerkt, daardoor de Belgische noch Fran sche regeering kunnen verantwoordelijk ge steld, dan antwoorden wij weer met feiten. Op 3 Oogst 1914, verklaarde Lord Grey plechtig in het Britsche parlement, dat de brief (van Grey aan Camoon 22-11-12) van 1912, welke de toepassing der militaire accoorden voorzag, het uitgangspunt was voor de deelname der Britten aan den wereldoorlog. „Een bepaalde militaire politiek, die door een bepaald lgnd wordt gevoerd, is maar denkbaar, is maar mogelijk, wanneer derge lijke politiek door een paralelle regeerings- politiek wordt gedragen, gesteund, bevorderd. Ook dat zegt nogmaals de simpelste, gezonde rede, waaraan jullie in België precies geen overschot schijnt te hebben, althans de minis- trabele heeren niet, waarvan jij. mijnheer Huysmans, zoo wat het meest uitgelezen exemplaar zijt „En als je van hier vertrekken wil en ons nog een beetje hoop laten en betrouwen op jouw eerlijkheid en goede trouw, mijnheer Huysmans, welnu, jij die Dinsdag laatst, met Kellogg, Locarno en Genève gegoocheld hebt, geef ons dan een verzekering, uw woord van eer, dat de B. W. P. voortaan de militaire credieten weigeren zal, ten minste zoolang niet de inhoud zal gekend zijn van de drie verdragen, die het Fransch-Belgisch geheim militair accoord uitmaken, de „drie ver dragen", waarover een der grondleggers van dit accoord, de Fransche minister Tardieu, die uw Belgisch anexionisme zoo sterk heeft ge steund, spreekt in zijn boek „La Paix". Kun jij dat woord niet geven, dan beschouwen wij jouw optreden hier als die van een Bel gisch agent, die onder het misleidend masker van Belgisch sociaal-democraat en geestge noot der S.D.A.P., het Nederlandsche volk komt in slaap wiegen. Mijnheer Huysmans, aspirant-minister voor de Union Sacrée voor 1930, ik heb gezegd 1) Wij spatieeren. Red. Wij herinneren, ter toelichting hiervan, eraan, dat ook in den vol- ledigen tekst, die het U. D. publiceerde, sprake ig van het ontwerp-Maglinse van 1920, n.l. in verband met het daarin aangeroerde voorstel van den Britschen attaché tot een zijdelingschen aanval in Zeeuwsch-Vlaanderen, een suggestie, die voorloopig werd afgewezen met de opmer king, dat men zich tot nader orde kon houden aan het ontwerp-Maglinse van 1920, dit aan passende aan den nieuwen toestand, die uit de Britsche medewerking was voortgesproten. -) Generaal Galet, van den Belgischen gene ralen staf, heeft n.l. tien het Britsche voorstel verworpen was, bijzonderheden van den op- door H. ZEEBERG. 51) „Och eigenlijk had ik het niet behoeven te vragen. Je denkt er natuurlijk net over als je vader. Maar je moogt blij zijn, wanneer je later ook zulk een goede partij doet." Het lag Lia voor in den mond om te ant woorden, dat zij zulk een partij onder geen be ding begeerde. Maar zij beheerschte zich, omdat zij haar moeder niet wilde ontstemmen. „Ik hoop van ganscher harte, mama, dat Annie en Theo gelukkig zullen zijn. Dan komt een goede partij in de tweede plaats." Opmerkzaam keek mevrouw Van Meersma haar dochter aan. Maar zij zeide verder niets. Handig bracht Lia daarop het gesprek op het concert en op kennissen, terwijl zij verder met veel tact er voor zorgde, dat er geen conflicten meer kwamen. Zij nam zich voor, met mama goede ka meraden te worden, voor zoover dat maar ee- nigszins mogelijk was. Als maar niet,aan haar gevraagd werd, dat zij het oude leven hervatten zou, dan zou het wel gaan. En wie weet, of het haar dan niet gelukte, mama milder jegens Grootmoeder te stemmen. Als Annie eenmaal in haar eigen huis woonde, had mama het toch alleen met haar. Lia, te doen. En wie weet, of er dan niet de gewenschte verstandhouding kwam HOOFDSTUK IV. „Wat is het al lang geleden, dat ik in mijn dagboek heb geschreven Ik moet mij eigenlijk wel schamen Bij Grootmoeder heb ik het aar dig volgehouden, maar sinds ik thuis ben, ben je geheel in het vergeetboek, mijn dagboek. Mijn lief dagboek, wat heb ik je lief. Zonder dat iemand het weet en zonder dat iemand het leest, kan ik je zoo heerlijk toevertrouwen al wat mij beroert. En dat is heel veel. Om te beginnen is al de drukte in huis nu geluwd. Sinds een paar dagen zijn Annie en Theo gehuwd. En zij bevinden zich nu op de huwelijksreis. Ik hoop, dat zij in de toekomst gelukkig zullen zijn, hoewel ik, met papa, vrees er voor. Zooals zij, zoo stel ik het mij althans voor, treedt iiiet een gelukkig paar in het hu welijk. Tusschen die beiden ontbreekt de liefde. En omdat die toch de eerste voorwaarde is van een gelukkig huwelijk, kan dat van hen niet gelukkig zijn. Mama is in de wolken en zij zeide mij, dat zij niet blijder kon zijn. Haar doel heeft zij nu bereikt: Annie is met een Van Zeggelen ge huwd. Arme moeder, ik hoop, dat ge niet teleur gesteld zult worden, maar ik vrees het ergste, waarom weet ik niet. Als er werkelijk voorge voelens bestaan, dan wordt het erg. Want ik weet niet, wat mij bezielt. Wat was het een drukte in huis. Het was feest op feest, tot diep in den nacht. Hoe hun kerde is naar het kleine huisje van Grootmoe der, naar die vredige omgeving. Maar ik was gedoemd, om thuis te zijn. O, ik ben zoo blij, dat niemand van de men- schen in het dorpje, de menschen, die ik zoo lief gekregen heb, mij in de afgeloopen dagen gadegeslagen heeft. Zij zouden Lia niet herkend hebben in al' deze schittering. En ik zal wel dingen gedaan hebben, neen, ik weet zeker, dat ik ze gedaan heb, die hun goedkeuring niet hadden weggedragen. Dat is erg. Ik gevoel het diep. Maar het aller ergste is, dat ik zoo onbevredigd ben. Ik zou wel kunnen schreien van smart, als ik bedenk, dat ik aan mijn voornemen, om geheel anders te worden, niet heb voldaan. Ik kan niet meer bidden En als een mensch dat niet kan, heeft dominé Meinema gezegd, dan staat het niet goed met hem. Neen, het staat zeker niet goed met mij. Den eersten avond van mijn terugkomst is het al begonnen. Ik had aan tafel niet den moed, om te bidden. Later, in de eenzaamheid, heb ik het nog wel gedaan, maar toen had ik God al ver loochend. En meer en meer ben ik gaan sloffen. En nu nu durf ik het niet meer. Ik heb mij in mezelf vergist. Ik dacht, dat ik moedig was en krachtig genoeg, om zelfstandig te zijn en om te zeggen, dat ik bij Grootmoeder in het dorp een ander leven gewoon was en dat ik in beginsel dat leven verkoos. Maar ik heb het niet durven zeggen. En dat beteekent, dat ik God, Dien ik dacht gevonden te hebben, weer verloren heb. Ik ben nu precies, als vóór ik naar Grootmoeder vertrok. O, mijn dagboek, ik voel mij zoo diep on gelukkig. Ik zou heele dagen we] kunnen schreien. Ik bemerk wel, dat papa het ziet. Hij kijkt mij zoo bezorgd aan. En ook mama is vriendelijker, ik kan het niet anders zeggen. Nu Annie weg is, bemoeit zij zich meer met mij. Wij hebbben gister zelf, heel even maar, maar goed, het is toch gebeurd, over Grootmoeder en oom Adriaan gepraat. Dat is heerlijk. Het fleurde mij wat op. Maar later kwam de inzinking weer. Ik weet de fout: ik dacht, dat ik God ge vonden had, maar het is niet zoo. Ginds was Hij soms zoo dicht bij mij. Als ik bij Groot moeder in den bijbel las of in de kerk zat of op de studeerkamer bij dominé Meinema of wandelingen met Hans maakte, waarop wij veel met elkander praatten, dan was ik zoo gelukkig. Maar nu is het niet goed met mij. Ik heb God weer verloren. Het is zoo duister in mij. En ik weet, dat het mijn eigen schuld is. Ik ben niet moedig geweest. Ik heb niet getuigd. Ik ben zelfs hier nog niet in de kerk geweest. Ik durf niet. Want ik ben zoo bang voor papa en mama, het meest nog voor mama. Zij zal het mij zoo kwalijk nemen. En ik ben zoo bang voor onvrede in huis. En toch gevoel ik, dat er iets gebeuren moet, wil ik niet geheel wegzinken en weer precies worden als vroeger. O, ik wil dit leven niet. Ik haat het. Maar wat dan Nu begrijp ik dominé Meinema pas goed. Den dag voor ik vertrok heeft hij, die een echte vader voor mij was, gebeden met mij. Hij heeft God gevraagd, mij te bewaren, als ik weer kwam in een omgeving, vreemd van Hem. En daarna heeft hij mij gezegd, dat ik sterk moest zijn. Ik moest niet vergeten, dat ik nog niet verzekerd was. Ik heb toen wat geglimlacht, misschien wel ongeloovig geglimlacht. Ik dacht, dat ik heel sterk was. Maar ik was alleen sterk in de omgeving, waar ik toen vertoefde. Nauwelijks hier ge komen, bezield met de beste voornemens, heb ik God verloochend. Ik heb gedaan als Petrus, die zijn Meester verried. Maar hij keerde terug, vol berouw en wroeging. Ik doe dat niet. Ik zou het wel willen, maar ik kan het niet. Gisteravond heb ik geprobeerd te bidden. Jk voelde, dat het moest. Maar ik kon het niet. Ja, ik heb wel eenige woorden gestameld. Maar mijn ziel was er niet bij. En hoe wil, hoe kan God mij hooren, als ik Hem zoo smadelijk vaar wel zeg En was ik nu maar bij grootmoeder Kon ik maar eens met haar praten. En met dominé Meinema Dan keerde de rust weer, ik ben er zeker van. Doch dat kan niet. Papa wil er niet van hooren, dat ik weer wegga. Hij vindt, dat er geen reden toe is en is dankbaar zegt hij, dat ik zoo veranderd ben, niet meer zoo wispel turig en onte'vreden, als voor ik daarheen ging. Hij moest eens weten, hoe ik er onder lijd, dat ik niet meer in die omgeving ben. En met mama durf ik er niet over spreken. Misschien zou zij toestemming geven, misschien ook niet. Ik weet het niet. Ik durf het niet vragen. Ik wil hopen, dat er tusschen ons toenadering komt. Misschien kan ik er dan eens over spreken, dat Groot moeder zoo naar haar verlangt. Maar het is een wensch, die mogelijk nooit verwezenlijkt wordt. Ik heb nu geschreven aan Grootmoeder. Dat was cergister. En gister aan dominé Meinema. O, hoe heb ik die beiden teleurgesteld. Maar ik moest schrijven, dat ik zoo'n onvrede heb. Misschien kunnen zij mij helpen. Want zoo kan het niet blijven. En dan heb ik het voornemen, Zondag naar de kerk te gaan. Zal ik dat voornemen ten uit voer brengen Wat zullen papa en mama er van zeggen Als het niet mag, wat moet ik dan doen Ik moet hen gehoorzaam zijn, altijd. Maar ook hierin 'k Heb het rondvJeg aan dominé Meinema gevraagd. Hij zal er wel op antwoorden. Het is nu Woensdag. Voor Zon dag zal ik wel antwoord hebben. En dan maar eens verder zien. Hij zal er wel met Hans over spreken, die nu thuis is. O, dat ik dien Hans zoo moet teleurstellen Hij sprak zoo enthousiast met mij over Jezus Ik werd er warm van. Ik heb hem plechtig beloofd, dat ik hier verder zou zoeken, tot ik God heelemaal gevonden heb en ik zeg gen kon: ik ben een schaap van Jezus. En nu moet hij dit van zijn vader vernemen Er werd bescheiden op de kamerdeur getikt. Haastig bedekte Lia het papier met een vloei, alvorens zij „binnen" riep. Dan keek zij op. Het was Martha. Met een brief in de hand. „Bij de post was een brief voor u, juffrouw. Mijnheer en mevrouw zijn uit. Ik dacht: ik breng dien maar boven". Het meisje sprak op vriendelijken, hartelijken toon. Stormerhand had Lia haar hart veroverd. Zii bewees haar, gevraagd en ongevraagd, alle mogelijke diensten. „O, dank je wel, Martha. Het is heel vrien delijk van je." Lia nam den brief aan en zag onmiddellijk, dat het een schrijven van Grootmoeder was. Het was de derde brief, sinds zij thuis was. Lia had het schrift, dat minder was dan dat van een kind in de eerste klasse der lagere school, lief gekregen. En vooral naar dezen brief verlangde zij. (Wordt vervolgd). s 1 !i'

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1