1 iES Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. i No. 3514 ZATERDAG 23 FEBRUARI 1929 43STE JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES EERSTE BLAD. Sociale Politiek. Op den Uitkijk. JlZSI ïW>y deIe u--f "ifi dat de e koek- brikant 1. f 21,-. W. BOEKHOVEN ZONEN j Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Winterteenen KLOOSTERBALSEM, Land- en Tuinbouw. "TMS9 Kooit |ns 35 tot vas matig, fijzen was ging nog peden geen voerd. De over de kalf ging aanvoer onden nog De han- >p dezelfde pingen nog veemarkt te koeien, laliteit 100 |3de kwal. 275-375 lal. 80—90 levend ge- 3-17; 35 kens: over- 8485 ct., pl 83 ct., 100—225 pLIEN. hl. granen. tot 11, WA a \0%, \0% tot paarde- 17 tot alles per t>er 50 Kg. PPELEN, waren Brielsche |he blauwe 4.25-4.75, |RSEN. (Opgaaf 600 K.G. J.G. blauw Zeeuwsch hl 1.20- - I1.35 per gansche lust; een fl e sappen 2 U helpt S gedurige planten' genomen. >ed weer :voel van Haag. JÊ n-4 Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG, ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I,— b| vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. ïeiterc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regtl DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan* Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- eu VRIJDAGMORGEN 10 uur. ui. Uit het voorgaande blijkt dat de so ciale politiek niet slechts geoorloofd doch zelfs eisch eener Christelijke le vensbeschouwing is. Sociale politiek opkomend uit het maatschappelijke leven zelve.. De organisatie is vrucht van het po sitief Christelijk levensprincipe. De sociale gedachte ligt in het schep pingsplan Gods. Maar het bruut individualisme is sa tanisch, anti-Goddelijk, anti-Christelijk. Gemeenschapszin, samenwerking, so lidariteitsgevoel, het is een rijke vrucht van het Christendom in de gemeene gratie gegeven. Maar natuurlijk moet die organisatie idee zich laten binden door de Christe iijke moraal, d. w. z. zich begeven in de banen, die Gods Woord stelt. Dat sluit klassenstrijd en revolutie uit. Want daarin werkt in den grond der zaak toch weer het bruut egoïsme met zijn satanisch karakter, daarbij gaat het toch weer niet om het heil der ge meenschap, maar om de macht voor ééne volksgroep. En daartegen verzet zich de Chris telijke moraal. Gemeenschapszin, solidariteit, zeker, maar niet binnen een bepaalden volks groep, maar universeel, alles omvat tend: aristocratie, middenstand en ar beidersbevolking. Dat is de christelijk-sociale gedachte. En gelukkig ligt deze gedachte aan onze Christelijke vakorganisaties ten grondslag. En „Patrimonium" is een rijke vrucht van deze gedachte. Deze organisaties prediken geen klassenstrijd,, geen scheiding tusschen de groepen van het volk, maar het „Vaderlijk erfdeel" voor allen. „Voor allen", naar de plaats en de bestemming, die ieder door God werd aangewezen. En langs den weg van deze sociale politiek moet die „toenadering" komen, welke reeds Da Costa als eisch gesteld heeft tegen den maatschapelijken nood, die er vooral in zijn dagen heerschte. Maar dan in de tweede plaats ook sociale politiek door de Overheid. Ze is er om der zonde wil. D.w.z.: in het gemeenschaps-, in het sociale leven heeft de Overheid tot taak om wat door de zonde dreigt on der te gaan of benadeeld wordt, te be schermen. Ge vindt dit op velerlei terrein terug. Vreemd is, dat er zijn, die het so ciale leven alleen hiervan willen uit schakelen, meenende, dat God der Overheid daar geen taak om der zonde wil heeft opgelegd. Dat men die gedachte in liberalen kring, waar de grondslag het materia lisme is, vindt, is begrijpelijk. Maar dat Christen-menschen deze gedachte nog aanhangen is onbegrij pelijk. De sociale wetgeving van Israel moest hen anders leeren. Maar ook wie de praktijk van het liberalisme der vorige eeuw kent en let op de schromelijke ellende, die in arbeiderskringen heerschte, op de uit buiting en afbeuling van vrouwen en kinderen, op de uitknijping van den ge neden arbeidersstand, moet toch be seffen, dat de Overheid hier ingrijpen moest'bui' der zonde wil. Dat wil niet zeggen, dat alles goed gekeurd moet worden, wat er heden ten dage aan sociale wetgeving plaats heeft. Er is reden tot rechtmatige critiek Maar hier gaat het nu om het principe. En dat principe eischt sociale wet geving. Want hoezeer men er op moge aan dringen, dat het maatschappelijke leven allereerst zichzelve redde, de praktijk leert, dat ze hier tekort schiet. Het per soonlijk belang, het egoïsme speelt hier een te groote rol, dan dat ieder mensch zich hier tot dat hooge standpunt zou weten op te heffen. En daar waar die maatschappij nu tekort schiet, heeft de Overheid een roeping, een roeping om der zonde wil, en dat naar den eisch van Gods Wet. En dan komt het hier meer dan bij eenig ander ding aan op de persoonlijke gesteldheid van den mensch. Regeert God in ons hart, of wij zelve Dat is de groote vraag óók voor het sociale leven. Dat bepaalt het inzicht, dat we in het sociale leven hebben. Hoe zien we onze naaste, onzen patroon, onze arbeiders, onze mede schepselen Als Christen of als niet-Christen En dan wijzen wij op het roerend schoon slot van het boek van Prof. Slotemaker de Bruine, die zegt, dat alle deze dingen naar Gods eisch ook in het sociale leven zullen komen, naar mate de Christenen alle die dingen gaan zien met het hart. En na gewezen te hebben op het feit, dat dit zien met het hart niet slechts passief medelijden en erbarming is, maar ook de forsche daad in zich sluit, zegt hij „Daartoe moeten we zien met het hart. Zooals Jezus Christus de schare van Zijne dagen gezien heeft. De Saddu ceën zagen ook die schare en zij noem den haar een bijgeloovige massa. De Pharizeën zagen haar en noemden haar een zondigende, verloren massa. De Schriftgeleerden zagen haar en noem den haar een onontwikkelde, domme massa. De Romeinenvrienden zagen haar en noemden haar een lastige, on berekenbare massa. Jezus Christus zag haar en noemde haar „schapen die geen herder heb ben". Waarom noemde Hij ze anders Omdat Hij ze anders zag, Hij zag ze met Zijn Hoogepriesterlijk Hart. En toen Hij ze anders zag, beoordeelde Hij hen anders, behandelde Hij hen anders, bearbeidde Hij ze anders. Want toen kon Hij zeggen, wat Sadduceër, noch Pharizeër, Schriftgeleerde, noch Ro meinen-vriend zeggen konHij kon zeggen Ik word innerlijk met ontferming bewogen over hen. Daar was Zijn hart. Toen waren er ook Zijne daden." Aldus Slotemaker de Bruine. „Zien met het hart". Dan zal er ook onze daad zijn op het breede terrein van het sociale leven. „Hij geeft sneeuw als wol, Hij strooit den rijm als asch. Hij werpt Zijn ijs henen als stukken, wie zou bestaan voor Zijne koude Hij zend Zijn woord en doet ze smelten; Hij doet Zijn wind waaien, de wateren vloeien henen." Het is voor een „zoon der lauwe wester- stranden" zooals Da Costa ons Hollanders eens noemde niet altijd gemakkelijk om den juisten en diepen zin van de uitbeeldende Bijbel taal ten volle te beseffen. De gevoelvolle poëzie, dit zoo menigmaal haar treffende beelden aan den rijkdom der oostersche natuur ontleende, is dikwerf zoo moeilijk in haar eigenlijke beteekenis door ons te vatten. Toch een enkele maal worden we in de ge legenheid gesteld ons iets van hetgeen de oos tersche dichter zag te realiseeren. Zoo krijgt het woord: „Hij werpt Zijn ijs henen als stukken", meer beteekenis voor ons, wanneer we nu aan de oevers van onze groote rivieren en zeemondingen het opkruiend ijs gadeslaan, dat in stukken als rotsblokken, mas sief en monumentaal zich opstapelt meters hoog. Dat komt hier elk jaar niet voor. Maar nu konden we er iets van zien en velen heben zich dan ook de gelegenheid niet laten ontnemen, om deze ontzagwekkende grootheid der natuur in oogenschouw te nemen. En het is een tafereel van majesteitelijke pracht Men moet die sneeuw-bepoeierde ijsvelden in hun blanke reinheid en verre uitgestrektheid gezien hebben, om naast die koninklijke pracht nu ook die koninklijke macht der natuur te bewonderen, die onze breede, snelvlietende stroomen, anders door géén macht te keeren, in onverbreekbare boeien bindt. En meters hoog opgestapeld liggen er die centenaars zware ijsblokken, aan onze brug- en havenhoofden schijnbaar door reuzenhanden en met gigantische kracht opgetast, stil en roer loos, alsof ze er de eeuwen getrotseerd hebben, en toch is het niet anders dan water, dunne vloeistof, dat in enkele nachten tot deze mas sieve rotsgevaarten gekristalliseerd werd; en één machtwoord: „Hij doet Zijn wind waaien; en de wateren vloeien weer henen De natuur is van heerlijke schoonheid, ook in haar wintersch kleed, sóms ook van smar telijke schoonheid, als men ziet hoe kristal- doorzichtige ijskegels gelijk gestalten tranen af hangen, naar omlaag, in weenende droefgeestig heid. En dan denk ik aan ons Leidsche stadhuis, dit monument uit den renaissance-tijd, waarin water en vuur hun intrek namen tot een kamp op leven en dood en welke bouwvallen omge- tooverd werden tot een ijspaleis, die ruïne nog tooiend met een ontroerende pracht van smar telijke schoonheid. Ge moet dien ijsgevel maar eens zien of foto's er van onder oogen gehad hebben, en uit al die neerhangende ijs-kristal- lijnen komt u een naargeestigheid tegemoet, die u treft door haar stille schoonheid, ja, maar ook ontroert door haar smart-expressie, zooals geen kunstenaar ons dat vermag uit te beelden. Ja, de natuur is schoon Maar ook: „Wie zal bestaan voor Zijne koude Gelukkig terwijl ik dit schrijf is de natuur milder, na de bijtend felle kou, doet die temperatuur nu weldadig aan. De zon krijgt ook al kracht Maar die kou vormt een andere zijde van den winter. Veel slachtoffers zijn ook door de kou ge vallen en nameloos veel ellende is er door de kou veroorzaakt. Geen werk en hierdoor bij velen groote ar moe, gebrek aan warmte en voedsel. En die armoe en ellende roepen het mede- doogen in ons op. En gelukkig is er milde weldadigheid, die het niet bij woorden laat of zegt: „gaat heen en wordt warm". Jammer, diep-jammer dat ook deze armoe en deze milddadigheid weer uitgebuit worden in ons landje, als reclame-object voor de Kamer verkiezingen. De S. D. A. P. is er bij om ook deze sfeer te bezoedelen en te verontreinigen met haar demagogische reclamemakerij. Zeer terecht schreef dezer dagen een onzer bladen Den lezer van het sociaal-democratische dagblad „Het Volk" kunnen niet ontgaan de sensatie-prikkelende opschriften, waarmee dit blad de socialisten als redders uit den nood poogt te vereeren. Pakkende leuzen als: Het kwik daalt, de ellende stijgt; Slappe burgerlijke regeerders; De dieren in Artis lijden geen gebrek, de menschen wel dienen om de bitterheid te vermeeren. Bovendien is het een geregeld verhaal van de heldendaden door de sociaal-democrati sche voormannen verricht„De moderne vakbeweging stelt haar eischen"; „Onze vak centrales treden op"„Onze fractie dient voorstellen in"; „Miranda boekt zijn over winningen". Miranda wil, Miranda eischt, Miranda is groot I Wat er goeds geschied is hebben de Socia listen bewerkt; wat er verkeerds Wordt ge daan, hebben de Socialisten anders gewild. Inderdaad, zóó is het bij de sociaal-demo craten. Ze leven uit de leugen en liegen schijnt hun een levensbehoefte. De foto-pagina van „Het Volk" ontkomt hier aan zelfs niet. Men ziet er foto's van nieuwe volkswijken uit Weenen, waar de „sociaal-democraten re- geeren", en men treft er foto's van krotten in achterbuurten uit ons land, waar de reactie nog de baas speelt". Zoo „zijn onze manieren". Die Volk-lezers molden toch wel een dom en versuft publiek vormen, als zij dat alles voor zoete koek slikken 1 Waar socialisten wethouders zijn ziet men mooie arbeiderswijken op de foto en waar rechts het bewind voert fotografeert „Het Volk" ach terbuurten. Alsof het een kunst was om precies het te genovergestelde ook te fotografeeren Het papier en het fototoestel zijn geduldig. Alleen, je moet ook een dom-geduldig lezers publiek hebben en daaraan schijnt 't „Het Volk" niet te ontbreken. En zoo gaat het ook hier weer. Groote woorden onder pakkende leuzen. En het mooiste is, de roode heeren voeren geen slag uit. Trouwens, dat komt ook niet in hun kraam te pas. Want de menschen mochten het eens zoo goed krijgen, dat er geen ontevredenheid overbleef, dan was het ook met de S. D. A. P. gedaan. Voor alles moet dus ontevredenheid gezaaid worden. Dat is hun „brood en champagne Gelukkig, dat de groote meerderheid van ons volk er nog anders over denkt 1 Anders zag het er met de duizenden gebrek- kigen en ellendigen onder ons treurig uit. Het Christendom heeft gelukkig nooit met groote woorden geschermd. Daar was de daad. En daar i s nog steeds de daad. De kerken hebben zich steeds het lot der De gruwelijke jeuk ver dwijnt onmiddellijk met AKKER'* zuivert - verzacht geneest „Geen goud zoo goed." armen aangetrokken, naar het bevel van den Heiland. Die zich altijd tot het gebrekkige en ellendige aangetrokken gevoelde. Het diaconale instituut is een integreerend bestanddeel der Kerk, naar het Woord van Christus: „de armen hebt gij altijd met U". En tegenover de holle phrasen en looze woor den der S. D. A. P. staat de daad der Chris telijke Kerk aller eeuwen, die nooddruftigen, el lendigen, hulpbehoevenden en ouden van dagen steunde en door den nood hielp. En dan durft men nota bene van socialistische zijde nog beweren, dat het de schuld der Kerk is, dat er zoovelen afvallen, omdat de Kerk niet zorgt voor de armen en omdat de Kerk geen bemoedigend en liefdevol woord voor de armen heeft. Die roode heeren doen het voorkomen alsof ze Zondag aan Zondag in de Kerk komen en precies weten hoe het daar gesteld is. Gelukkig is het anders. We mogen ons daar niet op verheffen. Want ook onzerzijds is er nog veel gebrek en tekortkoming. Maar toch is er de daad en duizenden bij duizenden armen gedenken dankbaar de mild dadigheid der Kerk, die zich over hen ontfermt. Maar daar wordt natuurlijk niet over ge sproken; dat wordt niet met sprekende sensa- tioneele koppen in de krant gezet en er worden geen foto's van gemaakt om te laten zien: „dat doen we nou voor de armen". De Kerk werkt in stilte, maar er wordt dan toch gewerkt. Gelukkig gaat het zoo ook nog over het al gemeen, voor zoover de roode heeren het niet bedorven hebben in het burgerlijk leven. Ook daar is nog milddadigheid als het noodig is. En in deze dagen van nijpende koude zijn er weer duizenden door den ergsten nood ge holpen. Maar nog eens, dat wordt niet in de krant gezet en er worden geen foto's van gemaakt UITKIJK. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (2e helft Februari). Nadruk verboden. Februari: Sprokkelmaand. Er wordt nog al tijd gesprokkeld, overal waar bosschen zijn, maar lang niet in die mate en niet zoo ruw als vroeger, toen men er dikwijls met bijl en zaag gewapend op uittrok, en 's avonds huis waarts keerde met zooveel takken en stronken als men kon sleepen. Waar nu nog gesprokkeld wordt, bepaalt het zich uitsluitend tot dood hout. In tuinen is het gewoonlijk minder om het brandhout te doen dan om het wegruimen van dorre takken. De winterstormen hebben er vooral dezen winter voor gezorgd, dat een groot deel van wat geen levensvatbaarheid meer had, werd afgewaaid, maar juist onder de bescher ming der huizen bleef nog wel een en ander zitten, waarmee de menschenhand zich moet bemoeien. Een kundige tuinier of snoeier dient daarom in dit seizoen de ronde te doen om weg te nemen, wat niets meer waard is be houden te blijven. Soms maakt hij daarbij af en toe een nagelkrasje op de schors om te onderzoeken of er nog groen teeltweefsel aan wezig is. 't Zijn de bloemheesters, die in den regel heel wat sprokkelmateriaal opleveren. Er is zeker overleg noodig om die behoorlijk te onderhouden. Door opeenhooping en verkeerde snoeiïng worden ze dikwijls vóór hun tijd oud. Van onderen worden zij kaal, vol dor hout; van boven zoeken hun schrale toppen hoe lan ger hoe hooger het licht, in Mei of in Juni den bezitter verrassend met een paar benauwde bloempjes. Soms is aan dit geval iets te doen door doelmatige bemesting, en betere snoeiïng; de kaalheid aan den stam laat zich soms aan vullen door lage vóórbeplanting. Doch als het al te erg wordt, kan men niet beter doen dan het heele zoodje maar eens te vernieuwen. Het snoeimes een hoogst noodzakelijk in strument in den tuin moet dus op tijd en op doelmatige wijze worden, gebruikt: de veel voor komende jasmijn b.v. mag men nooit vóór den bloei kortwieken. U hebt voor uw hof de zaden al besteld Zoo neen, haast u dan, opdat ge op tijd kunt zaaien, en ook geen gevaar loopt, dat de han delaar u de gevraagde soorten niet meer kan leveren. Behalve de éénjarige zomerbloemen, zijn er ook verschillende mooie sierbladplanten voor den tuin, welke in 't voorjaar gezaaid, ons gedurende den komenden zomer reeds de schoonheid van haar bladeren doen zien. Ook de zaden van die soorten moeten we nu be stellen en zoo spoedig mogelijk onder glas zaaien, 't zij warm of koud. Later als de jonge plantjes opkomen en in potjes gezet zijn, Wor den ze langzamerhand afgebrand, en zoodra het weer zulks toelaat, omstreeks half Mei. buiten in voedzamen grond uit geplant. Op deze wijze behandeld, kan men er lang plezier van hebben. Een paar mooie sierbloemplanten, gedeelte lijk ook sierplanten, zijn: de verschillende Ta baksoorten, zooals Nicotiana-affinis, N. syl- vestris en N. Colossea, en de mooie Pluim- Hanekammen: Closia Thomsonal magnifica. 't Zijn planten, die we noode zouden missen. Nog zij even vermeld de rubriek stroobloemen of immortellen en siergrassen. Wie daarvoor ruim te heeft, zondere een plekje voor deze planten af. Zij leveren een rijk materiaal voor het ver vaardigen van winterbouquetten, ook wel ge noemd Makart-bouquetten. Het eigenaardige der immortellen toch is, dat zij gedurende geruimen tijd met behoud van haar frissche kleuren, in afgesneden toestand bewaard kunnen worden. Dezelfde eigenschappen bezitten de siergrassen, wanneer haar bloemaren eenige dagen voor haar rijpheid worden afgesneden en op een donkere plaats gedroogd. Het aantal soorten in beide groepen is zeer groot; als aanbeve lenswaardig onder de stroobloemen noemen we de geslachten Acrolinium, Ammobium, Helich- rysum, Rhodanthe en Xeranthhenum. En van de siergrassen vermelden we: Briza Avena Hor- deum-Panicum, Pennisetum en Sorghum. In den moestijn; hier en daar ziet men reeds in beschutte tuinen erwten gelegd. Daar de grond op sommige plaatsen nog zeer koud en na is, is het daar ook nog vroeg genoeg; in warme tuinen echter kan men wel al een paar rijtjes leggen. Zekerder gaat men, wanneer men nog een gedeelte van het zaad dicht opeen in VOOR EIW "IfLOl. VAmiriU K6KU1 K'Jffï tflDIEEWPieTAE- u., imtï spp.meT!i*^3 JtPMLLI-IOÜW£R?HfHARf1I: Frijs by ons slechts f 0,20, een bak uitzaait om de jonge planten later uit te poten, waardoor men vroeg kan plukken. Ook van onze groote boonen (tuinboonen) zaaien we thans nogmaals een deel in een bak uit, waardoor we een goede opeenvolging in de cultuur verkrijgen. Op den pittenbak hebben we onze jonge meloen- en komkommerplantjes al een paar maal verspeend. Alle slechte plan ten, die b..v. één zaadbol hebben, of er minder goed uitzien, werpen we weg, want er is meestal weinig goeds van te verwachten. Krachtige, ge zonde planten kunnen de beste resultaten geven, terwijl zwakke, onvolledige planten blijven kruk ken en ook in de toekomst achterblijven. Zij die niet te vroeg met deze cultuur beginnen, kunnen nu ook gedeelte der pitten uitzaaien. De winter is de beste tijd, om de bes dra gende planten ten volle naar waarde te leeren schatten, vooral die, waarvan de bessen een groot deel van den winter onze heesters blijven sieren. We noemen: Meidoorn en Sneeuwbes. De hoofdverdienste van de Meidoorn is echter niet in de bessen gelegen, al weten we de laatste toch wel naar waarde te schatten. Met de sneeuwbes is het andersom. De bescheiden rose- bloempjes zijn wel een vriendelijke zomerver- schljning, vooral omdat ze door haar honing-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1