Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. t IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON No. 3513 WOENSDAG 20 FEBRUARI 1929 43ste JAARGANG k GRIEP ABDIJSIROOP Het huisje aan den Zeedijk W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig; de Wet op het Auteursrecht. J Wij willen het onzen lezers niet onthouden Een nieuw gebod. Dat is AKKER'S Voorde Borst Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERD \u ABONNEMENTSPRIJS pet drie maanden franco per post f 1.— N vooruitbetaling, BUITENLAND b| vooruilbetaiing f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef Jnterc, No 202 Postbus No. 2 ADVERTENTtÊN 20 cent, RECLAMES 4Ü cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regd DIENSTAAN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan. Adverientiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, Dr. SEVERIJN No. 1. Op de candidatenlijst voor de verkiezing der Tweede Kamer, heelt de Kamerkieskring Dordt waaronder ook Flakkee resorteert, Dr. Severijn als no. één geplaatst. Wij juichen dit van harte toe. Er blijkt uit dat niet slechts de organisaties op Flakkee maar ook die in andere deelen van den Kamerkieskring Dordt, zooals de Hoeksche Waardf Dordt zelf en de Alblasserwaard, de zelfde keuze hebben gehad. Dr. Severijn is een welbekend Ned. Herv. predikant te Dordt. Ook op Flakkee is hij goed bekend. Hij is van zuiver Gereformeerde begin selen, en met hart en ziel de Antirevolutionaire beginselen toegedaan. Als Kamerlid zal hij ongetwijfeld een goed figuur maken. Laat ons óók op Flakkee straks als één man voor Dr. Severijn het vuur van den electoralen strijd ingaan rf GOED GEZIEN. Wij gelooven dat het door onze partijleiding goed gezien is om 12 zelfstandige lijsten, elk met een anderen candidaat als no. één in te dienen. Dat compenseert eenigermate het aantrekke lijke van het andere kiesstelsel dat bij de E. V. teloor ging. We hebben althans hierdoor meer contact met den man uit eigen district. Dordt komt nu met Dr. Severijn als no. één. Rotterdam met den heer Schouten. Een ander district heeft mr. De Wilde en weer een ander district Prof. H. Visscher als no. één, enz. Ieder werkt als het ware voor den man uit eigen district, en die man geeft in den verkie zingsstrijd ook de meeste aandacht aan eigen district. We hopen dan ook Dr. Severijn op Flakkee i'jnigmaal te zien tfütr „ALS EEN MAN." De vorige week lazen onze lezers een artikel in ons blad van Dr. Severijn die schreef over „Als èèn man". Wij willen dat nog eens beklemtoonen. „Als èèn man" geheel Goeree en Overflakkee. Zonder uitzondering van wie ook, mits de Antirev. beginselen beleden worden. Wij juichen het daarom toe dat de Kiesver- eeniging van Middelharnis schier eenparig be sloot een poging te doen om organisatorisch contact te krijgen met de gescheiden broeders alhier. Moge dit wolkje als eens mans hand rijke be loften in zich dragen. Wij weten dat er óók in de Ned. Herv. Kiesvereeniging aldaar een kern is die bereid gevonden wordt de breuke weg te nemen. Niets liever ware ons dan dat al onze an tirevolutionaire menschen te Middelharnis ver gaten hetgeen achter is, en beseffend, dat de eenheid van beginsel ook om eenheid in samen werking roept, elkander bij vernieuwing de hand drukten. Dan zal straks óók Middelharnis, als „één man" voor Dr. Severijn den strijd ingaan. PROF. VISSCHER'S ANTWOORD. Met belangstelling en instemming zal ons volk kennis genomen hebben van het antwoord, dat de jubileerende professor den heer Colijn ge geven heeft op diens waardeerende woorden over hetgeen Prof. Visscher voor ons gerefor meerde volk en de A. R. partij heeft gedaan. Inzonderheid doet zeer sympathiek aan de slotwoorden van Prof. Visscher, waarin hij spreekt over zijn verhouding tot onzen partij leider. Het is volkomen juist door den heer Colijn gezegd: in de politiek speelt het compromis een rol. Spr. meent echter: een secundaire. Wij moeten eerst weten waarheen wij wil len, en dan pas vragen hoe komen wij er. Op dien weg zijn vele struikelblokken, te meer, omdat er zooveel veranderd is sinds den tijd van Dr. Kuyper. Spr. is er van overtuigd, dat de heer Colijn een moeilijke taak heeft. Maar spr. wil er dit tegenover stellen 't is voor den leider van onze partij want dat is de heer Colijn moei lijk, maar schoon te weten, dat hij niet alléén staat en dat hij achter zich heeft mannen, die de moeilijkheden, den smaad en het leed willen helpen dragen. Niets zal spr. aangenamer zijn, dan, zooals hij altijd Kuyper gediend heeft (natuurlijk in alle vrijheid van een Christenmensch) met opoffering van alle krachten, die God hem geschonken heeft, den heer Colijn te dienen. Zoolang God spr. en den heer Colijn spaart, hoopt spr. aan zijn rechterzijde te staan, als er moeilijkheden zijn. Spr. is dan nooit tekort geschoten; onder Kuyper niet; spr. zal het ook onder Colijn niet doen. Van Oversteeg zei eens: later kunnen wij zeggen, dat wij onder Kuyper gediend hebben. Spr. zegt: het zal mij een eer zijn, onder Colijn te dienen. Hulde aan zulke taal EERBIED VOOR WAT ANDEREN HEILIG IS. Ons Kamerlid Dr. Beumer had de euvelen moed om in het tandtechnici debat in de Tweede i Kamer een versje uit den rooden hoek te ci- teeren. Kleerekoper vatte vuur en riep „dat is geen versje." „Een lied dan," zei Dr. Beumer. En, toen kwam Kleerekoper met de merk waardige opmerking„U moet met eerbied spreken over wat anderen heilig is." Dat is nu eens de echte socialistische moraal. Want eigenlijk bedoelt Kleerekoper niet „wat anderen heilig is," maar „wat den socialisten heilig is." Dat moet ontzien worden. Het gebed, den christelijken godsdienst, het Opperwezen zelf, niets is te heilig voor de spot-taal van de socialistische leiders, en Klee rekoper zelf komt hierin niet achteraan. Den socialist is dat geoorloofd. Maar„U moet met eerbied spreken over wat den socialisten heilig is Heusch, zóó ver gaat de socialistische aan matiging WAAR HET NIET „KRAAKT". Mag men Oudegeest gelooven, die Zaterdag avond sprak, dan is de S. D. A. P. de eenige partij waar groei en leven in zit. Overal kraakt en scheurt het behalve bij de S. D. A. P. Het congres van Zondag heeft wel wat anders geleerd, en de ingezonden stukken ru briek in „Het Volk" niettegenstaande ze sterk besnoeid wordt is in dat opzicht ook leerzaam, evenals de rapporten van afdeelings- voorstellen, die gepubliceerd zijn, en waaruit blijkt dat er critiek op alles en nog wat is. Zelfs in de Tweede Kamer vliegen Mevrouw De Vries-Bruins en Duijs elkander in 't haar zoo dat „Het Volk" schreef dat ze het „leelijk met elkaar aan den stok krijgen" en dit „kip- pelende paar" zou willen toevoegen „Kinder- kens hebt elkander lief 1 In de S. D. A. P. „kraakt" het alleen niet „Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij mijne discipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder elkander. Joh. 13 35. Hoever staan wij daarvan verwijderd in onze dagen. Haat, vijandschap en verwijde ring kenmerken het leven der kerkelijke ge meenschappen. Het volk wordt uiteengerukt en verstrooid en dat terwijl de wereld driest het hoofd opsteekt. Men belijdt een Christus, die gebiedt zelfs voor de vijanden te bidden en men trekt het zwaard tegen elkander, ja, ook met het Woord Gods in den mond. Wie eerlijk en oprecht gelooft in den Chris tus der Schriften, kan daarmede geen vrede hebben en verstaat, dat de Christus niet ge deeld is. Wij zullen de laatsten zijn om te ontkennen, dat de kerkgemeenschappen niet heel wat ge- brekelijks vertoonen en ook hypocriten bevatten; de laatsten ook, om te ontkennen, dat de open baring der „Christelijke" partijen in het leven van staat en maatschappij niet lijdt aan gebrek, ontrouw, zelfzucht, belangenstrijd en allerlei on gerechtigheid, doch ons bepalende tot de po sitieve belijders, ja tot het gereformeerde volk in al zijn gebrokenheid, vragen wij toch: durft men zonder aarzeling beweren, dat het alles kaf is en geen koren meer is overig gebleven Hebben wij in deze kringen nog met broeders te doen, zij het dan met min of meer dwalende broeders, of stuit men elkander uit en zal de een den ander heiden heeten en als zoodanig bevechten Zullen wij elkander beschuldigen van allerlei Griep is vooral gevaarlijk om de complicaties, die ge- makkelijk ten gevolge van haar verzwakkenden in vloed op het algemeene gestel kunnen optreden. Wacht dan ook niet langer en neem vandaag nog de versterkende ongerechtigheid en vergeten er naar om te zien, of er nog gemeenschapelijke goederen des ge- loofs zijn Waartoe toch moest Mozes de hand in eigen boezem steken, toen de Heere hem riep tot de taak om een leidsman des volks te zijn Was het niet om hem te leeren, dat hij was als het volk en het volk zooals hij De man Gods werd niet over een menigte van engelen en heiligen gesteld, maar over men schen, gevallen menschen. En ook in onze dagen zal er geen man gevonden worden, die een leidsman des volks kan wezen, tenzij hij voor God de hand in zijn boezem heeft gestoken. Daarom is het geen goed teeken, als de leids lieden elkander bekampen en het volk ver strooien door allerlei kwaad gerucht en het wekt ons hartelijk leedwezen, dat menschen, die in engeren kring niet kunnen tegenspreken, dat er nog banden van gemeenschappelijk geloof zijn, voor de publieke tribune met woord en pen elkander verketteren en in verdenking brengen. Den strijd tegen de wereld vreezen wij niet, want Christus heeft de wereld overwonnen, maar de innerlijke strijd dergenen, die de genade van den barmhartigen Hoogepriester roemen, vreezen wij met den grootsten ernst, wijl daarin voor geen der strijdende partijen zegen kan ge legen zijn, wijl zij allen schuldig staan. Ook de politieke arbeid is menschenwerk en wij houden ons overtuigd, dat geen antirevo lutionair leidsman zal tegenspreken, dat aan zijn arbeid en den gezamenlijken arbeid veel ge- breks kleeft en zoo lang de antirevolutionaire partij bestaan zal ook zal blijven kleven. Wij houden ons er ook van overtuigd, dat er geen partij van menschen zal opkomen, die daarvan zal vrij blijven, wie ook haar aardsche leidsman zij. Wij houden ons ook overtuigd, dat er geen Christen is, die dit zal betwisten. Welnu dan, op welken grond zullen wij met het werk van de geroemde voortrekkers, die in het geloof de antirevolutionaire beweging aan grepen en als helden stonden tegen den revo lutionairen geest, op welken grond zullen wij dat werk verlaten Omdat er in ons ook gebrek is Zullen wij daarom wegloopen van een werk, dat God toch kenenlijk gezegend heeft Of zal het onze roe ping zijn om dien arbeid getrouw te steunen en naar onze krachten doen om wat daaraan gebrekkelijk is pogen te zuiveren Is het niet te betreuren, dat de groeiende macht eener antirevolutionaire beweging werd gebroken door de vorming van een Christelijk historische partij Mogen wij de breuken, die daarna ontstonden en het gereformeerde volk verdeelen, goedkeu ren? Mogen wij dat doen als voor het aan gezicht van den Grooten Hoogepriester, die bidt dat zij allen één zijn Wij richten ons inzonderheid tot onze Her vormde broeders, die altijd trouw steun hebben geboden aan de antirevolutionanre partij. Tot onze groote vreugde toonen zij een belangstel ling, die verder gaat reiken dan slechts het geven van hun stem. Laat die belangstelling ook daarop mogen gericht zijn, dat zij ook mede verantwoording dragen, zelfs voor een gang van zaken, die hun aanleiding geeft tot op merking. Laat zij bedenken, dat de mannen van de gereformeerde kerken, die inderdaad in de lei ding vooraangingen, daarbij ook de koude des nachts en de hitte des daags verduurd hebben. Niemand zal dus Hervormden het recht betwis ten om in de gemeenschapelijke politieke zaak ook voor hun aandeel op te komen met alle vreugd en alle last, welke daaraan verbonden zijn. Zelfs al kunnen wij verstaan, dat dit ook inschikkelijkheid en misschien zelfs offers zal kosten aan de zijde van hen, die in de eerste linie strijden, maar de belangen zulks vragen, zal men die ongetwijfeld brengen. Daarom te vrijmoediger verheffen wij de leuze, dat allen zich voegen tot een krachtig en gemeenschappelijk optreden. God de Heere, die de harten der koningen neigt, geve in Zijn genade, dat zij allen, die den Christus belijden, uit ongeveinsde liefde het Zijne zoeken en saamgevoegd worde, wat verbroken werd, opdat Zijn discipelen gekend worden. Dr. SEVERIJN. door H. ZEEBERG. 48) Hij kwam rondweg voor den dag met zijn moeilijkheid. Hij bekende, dat hij Lia tot vrouw begeerde, omdat hij haar lief gekregen had. Maar hij begreep wel, dat het niet zoo een voudig was, gezien de omstandigheden, waarin zij verkeerde en vooral gezien het feit, dat zij was opgevoed in een volkomen wereldsche om geving, waar met God en Zijn gebod geen rekening werd gehouden. Dominé Meinema liet zijn zoon rustig uit spreken. En toen dat geschied was, zeide hij ook niet, datm oeder en hij eenigen Jijd een vermoeden hadden gekoesterd. „Het is een moeilijk geval voor je, Hans. Ik ben zeer blij, dat je er eens met mij over praten bomt. Maar alvorens je nu een advies te geven, moet ik toch eerst enkele dingen van je weten". „Dat begrijp ik, vader. Vraag u maar". „Allereerst: heb je er wel eens met Lia over 9ePraat, althans eenige aanleiding geven, waar uit zij gevolgtrekkingen maken kon „Neen, vader, 'k Wil u we! bekennen, dat het mij moeite heeft gekost in die twee maanden dat zij geregeld hier aan huis kwam en wij, ook wel eens met ons beiden, wandelingen maakten, maar 'k heb niet de minste uitlating gedaan. „Dat is al veel gewonnen", merkte de predi- ant op. „Op goede gronden kan Lia dus geen vermoedens koesteren. Dus jij weet ook niet, iu W ''e^e voor haar beantwoording vindt „Met zekerheid niet, vader. Maar ik vlei me van wel. „Goed glimlachte de predikant. „We zijn verder gekomen. Je hadt zeker ge- c haar nog te ontmoeten Ik vermoed nu, dat je wat haast hebt gemaakt met naar hier te komen, want je komst was een verrassing voor ons." „U hebt geraden, vader. De bedoeling was overmorgen te komen, dat weet u. Maar inder daad heb ik alle mogelijke moeite gedaan, om vanavond nog hier te zijn, omdat ik niet anders wist, of Lia was nog op het dorp." „Juist. En als zij er nu nog geweest was, had je dan met haar gepraat Je begrijpt na tuurlijk wel, hoe ik dat bedoel." ,,'k Weet niet, wat ik gedaan zou hebben, vader. Maar in ieder geval zou ik eerst met u gesproken hebben, zooals ik nu ook doe. Want zooals ik reeds zeide: ik besef de geweldige moeilijkheid." „Ja, jongen, het is ver van eenvoudig. Ik ben blij, dat je haar hier nu niet ontmoeten kunt. Dat is rondweg gezegd mijn meenirig." „Dus u keurt een huwelijk, althans een hu welijksaanzoek, maar dat doet men toch om beantwoording te vinden, onvoorwaardelijk af vroeg Hans. Het was op zijn gelaat te zien, hoe het hem smartte. „Op dit oogenblik keur ik het inderdaad onvoorwaardelijk af. Met groote stelligheid. En me dunkt, dat je ook niet anders had verwacht. Hans, je bent straks predikant. En nu komt daar een lid van je gemeente bij je en hij vraagt je advies, omdat hij wil trouwen met een meisje, dat niet alleen niet van dezelfde kerk is, maar dat ongeloovig is. Is dan je advies: ga je gang maar Neen", want Hans maakte een afwerende beweging, „ik begrijp, wat je zeggen wilt, maar daarover straks. Geef nu eerst een antwoord op mijn pertinente vraag." „In zou dien jongeman ernstig adviseeren het huwelijk niet te sluiten", zeide Hans. „Maar..." „Stil nu even. Ik had dat antwoord verwacht. Het is trouwens het eenige antwoord, dat ge geven kan worden. Nu is het, dat geef ik toe, met Lia en jou een eenigszins ander geval". „Dat wilde ik toch even opmerken, vader." „Zeker, jongen. Ik weet dat ook wel. Lia is hier op het dorp, bij haar Grootmoeder, ge komen, schier onwetend, als een kind in de wieg. Zij heeft mij, zonder dat ik er haar ooit naar heb gevraagd, veel verteld. Het eenige, dat bij haar vaststond, was dit: ik vind geen bevrediging in mijn leege leven. Dat was, je zult het mij toestemmen, zuiver negatief. Toen kwam het in haar op, naar hier te komen. Nog steeds tot mijn verbazing vond haar moeder het goed. Het gedrag van haar moeder is mij een volkomen raadsel. Misschien kon ik het oplos sen, als ik haar kende. Maar goed, zij kwam naar hier. Daar kwam zij in een millieu, pre cies het tegenovergestelde van de omgeving, waarin zij geboren en opgevoed is. Dat is best gegaan. Zij heeft leeren doordenken; zij heeft ervaren de kracht van den godsdienst; zij is geworden, na aanvankelijk opgekomen nieuws gierigheid te hebben bevredigd, een hongerende ziel. Dat was een groote stap vooruit. Haar Grootmoeder heeft zeer tactisch gehandeld. Zij liet haar volkomen vrij. Maar haar geloovig voorbeeld werkte zoo aanstekelijk, dat Lia aan het onderzoeken is gegaan. Zij is, je weet het alles, maar het is goed, dat ik het even opsom, naar mij gekomen met het gevolg, dat zij mijn catechisante werd. Hier in deze zelfde kamer, op dezelfde plaats, waar jij nu zit, heb ik haar onderwezen. Zij wilde dat uur, tweemaal per week, niet gaarne missen. Zij was een leerlinge uit duizend. Daar was een heilbegeerig hart. Maar o, Hans, 'k heb het je nooit verteld, maar wat was zif onwetend Het was soms, om bij te schreien. Het allereenvoudigste wist zij niet. En dan te bedenken, dat er duizenden en nog eens duizenden jonge meisjes en jongemannen, om van de ouderen maar niet eens te spreken, onder ons volk zijn, die onder precies dezelfde omstandigheden verkeeren Maar goed, zij was spoedig wegwijs. Ik ben er dien in mijn ziel van overtuigd, dat God aanvankelijk in haar werkt. Ik heb hoop, dat het met die zoekende ziel in orde komt." „Welnu, vader." „Stil nu, jongen. Als dat werkelijk zoo is, als Lia inderdaad een schaap van Jezus' schaapskooi is, en wij hebben daarom te bidden, dan is er niet het minste bezwaar, dat het tot een huwelijk tusschen jullie komt. Integendeel: dan zal ik mij daarover ten zeerste verblijden. Want dan kan ik geen betere schoondochter verlangen. En ik denk, dat moeder er precies zoo over oordeelen zal. Maar zoover is het nog niet. Zij is nu naar huis. Nu dienen wij toch allereerst eens af te wachten, wat de toe komst zal brengen." „Dacht u, dat Lia thuis „Ik denk niets. Ik leef alleen in afwachting. Toch zou het niet voor de eerste maal zijn, Hsns, dat het uitgestrooide zaad verstikte. Je zult het straks ook ervaren. De gelijkenis van den zaaier komt al den dag in het leven uit, 'k heb er de heerlijkste, maar ook de bitterste ervaring van. Je moet niet vergeten, dat zij hier slechts drie maanden is geweest. En nu keert zij terug in die geheel wereldsche om geving, waar met God en Zijn Woord niet in het minst rekening gehouden wordt. Een goed gefundeerde in de Waarheid zou in zulk millieu een zwaar leven heben. Hoe moet het nu gaan met iemand als Lia, die nog maar gevoed is met melk? Ik moet waarlijk zeggen, dat ik be nieuwd ben er naar." Hans luisterde aandachtig. En hoe langer zijn vader, man van veel levenservaring en groote menschenkennis, sprak, hoe meer hij er van overtuigd werd, dat deze het bij het rechte eind had. „Ik begrijp u, vader. Ik had de stem van mijn hart het zwijgen moeten opleggen en ook met spreken nog wat moeten wachten." „O neen. Ik ben heel blij, dat je tot mij ge komen bent, om eens te praten. Het is voor jou niet gemakkelijk. Ik geloof, dat je haar liefhebt. En, Hans, zij is het waard. In haar schuilt een goed karakter en een zachte inborst. Als Groot moeder Blankert, aan wier oordeel ik zeer veel hecht, met haar wegloopt, en dat doet zij, dan is het wel in orde. Maar je moet een man zijn en ook in dezen gaan den weg, dien God je voorschrijft. En die weg is duidelijk aangewezen. Op het oogenblik moet je niet den minsten stap tot toenadering doen, maar rustig je tijd beiden. En God om kracht vragen voor het geval, als blijkt, dat onze hoop de bodem wordt ingeslagen en in Utrecht het hier gestrooide zaad is ver stikt. Is dat niet zoo en werkt Gods Geest in haar door, dan wordt zij een overtuigd Christin. En dan hoop ik, dat jij bij haar een willig oor vindt. Maar, Hans, wij praten er nu toch over en dat is goed, bedenk wel, dat er nog moei lijkheden rijzen kunnen van de zijde van haar familie, die ongetwijfeld dit huwelijk niet be- geeren zal. Ook dat kan nog geweldige moei lijkheden geven. Je moet dit alles bedenken, Hans. Ik spreek maar openhartig niet alleen, maar ik wil je ook de werkelijkheid doen zien. Dat is ook verreweg het beste. Dan alleen kun nen. wij de grootste teleurstellingen in Gods kracht dfegen." „Ik dank u voor uw woorden, vader. Ik ben blij, dat ik met u gepraat heb. Ik voelde, dat het moest niet alleen, omdat u mijn vader is, maar ik voelde er ook behoefte aan, met een oudere er eens over te spreken. Ik heb er precies zoo over gedacht als u. Ik begreep, dat het nog niet kon. Maar ik realiseerde het niet voldoende, 'k Heb in deze dagen mijn verstand stopgezet en alleen mijn hart laten spreken. En dat klopt voor Lia, vader, 'k Heb haar lief gekregen." „Goed, jongen, het is geoorloofd een meisje lief te heben. Maar nu afwachten. Alleen de tijd zal leeren, of het God is, Die deze ge negenheid voor Lia in je hart heeft gewekt. Wij kennen Zijn bedoeling niet. Wij kunnen alleen bidden voor Lia en voor jou. Je hebt er ongetwijfeld behoefte aan het te doen Hans kinkte. Dominé Meinema vouwde de handen en hij legde de zaak van zijn zoon neer voor de voeten van Zijn hemelschen Vader. En hij smeekte om het behoud van Lia's ziel. Het was met een verlicht hart, dat Hans daarop met zijn vader naar beneden ging. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1