Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
t
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
No. 3513
WOENSDAG 20 FEBRUARI 1929
43ste JAARGANG
k
GRIEP
ABDIJSIROOP
Het huisje aan den Zeedijk
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig; de Wet op het Auteursrecht.
J Wij willen het onzen lezers niet onthouden
Een nieuw gebod.
Dat is
AKKER'S
Voorde Borst
Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERD \u
ABONNEMENTSPRIJS pet drie maanden franco per post f 1.— N vooruitbetaling,
BUITENLAND b| vooruilbetaiing f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef Jnterc, No 202 Postbus No. 2
ADVERTENTtÊN 20 cent, RECLAMES 4Ü cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regd
DIENSTAAN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan.
Adverientiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
Dr. SEVERIJN No. 1.
Op de candidatenlijst voor de verkiezing der
Tweede Kamer, heelt de Kamerkieskring Dordt
waaronder ook Flakkee resorteert, Dr. Severijn
als no. één geplaatst.
Wij juichen dit van harte toe.
Er blijkt uit dat niet slechts de organisaties
op Flakkee maar ook die in andere deelen van
den Kamerkieskring Dordt, zooals de Hoeksche
Waardf Dordt zelf en de Alblasserwaard, de
zelfde keuze hebben gehad.
Dr. Severijn is een welbekend Ned. Herv.
predikant te Dordt. Ook op Flakkee is hij goed
bekend. Hij is van zuiver Gereformeerde begin
selen, en met hart en ziel de Antirevolutionaire
beginselen toegedaan.
Als Kamerlid zal hij ongetwijfeld een goed
figuur maken.
Laat ons óók op Flakkee straks als één man
voor Dr. Severijn het vuur van den electoralen
strijd ingaan
rf GOED GEZIEN.
Wij gelooven dat het door onze partijleiding
goed gezien is om 12 zelfstandige lijsten, elk
met een anderen candidaat als no. één in te
dienen.
Dat compenseert eenigermate het aantrekke
lijke van het andere kiesstelsel dat bij de E. V.
teloor ging. We hebben althans hierdoor meer
contact met den man uit eigen district.
Dordt komt nu met Dr. Severijn als no. één.
Rotterdam met den heer Schouten.
Een ander district heeft mr. De Wilde en
weer een ander district Prof. H. Visscher als
no. één, enz.
Ieder werkt als het ware voor den man uit
eigen district, en die man geeft in den verkie
zingsstrijd ook de meeste aandacht aan eigen
district.
We hopen dan ook Dr. Severijn op Flakkee
i'jnigmaal te zien
tfütr
„ALS EEN MAN."
De vorige week lazen onze lezers een artikel
in ons blad van Dr. Severijn die schreef over
„Als èèn man".
Wij willen dat nog eens beklemtoonen.
„Als èèn man" geheel Goeree en Overflakkee.
Zonder uitzondering van wie ook, mits de
Antirev. beginselen beleden worden.
Wij juichen het daarom toe dat de Kiesver-
eeniging van Middelharnis schier eenparig be
sloot een poging te doen om organisatorisch
contact te krijgen met de gescheiden broeders
alhier.
Moge dit wolkje als eens mans hand rijke be
loften in zich dragen.
Wij weten dat er óók in de Ned. Herv.
Kiesvereeniging aldaar een kern is die bereid
gevonden wordt de breuke weg te nemen.
Niets liever ware ons dan dat al onze an
tirevolutionaire menschen te Middelharnis ver
gaten hetgeen achter is, en beseffend, dat de
eenheid van beginsel ook om eenheid in samen
werking roept, elkander bij vernieuwing de hand
drukten.
Dan zal straks óók Middelharnis, als „één
man" voor Dr. Severijn den strijd ingaan.
PROF. VISSCHER'S ANTWOORD.
Met belangstelling en instemming zal ons volk
kennis genomen hebben van het antwoord, dat
de jubileerende professor den heer Colijn ge
geven heeft op diens waardeerende woorden
over hetgeen Prof. Visscher voor ons gerefor
meerde volk en de A. R. partij heeft gedaan.
Inzonderheid doet zeer sympathiek aan de
slotwoorden van Prof. Visscher, waarin hij
spreekt over zijn verhouding tot onzen partij
leider.
Het is volkomen juist door den heer Colijn
gezegd: in de politiek speelt het compromis
een rol. Spr. meent echter: een secundaire.
Wij moeten eerst weten waarheen wij wil
len, en dan pas vragen hoe komen wij
er. Op dien weg zijn vele struikelblokken,
te meer, omdat er zooveel veranderd is sinds
den tijd van Dr. Kuyper. Spr. is er van
overtuigd, dat de heer Colijn een moeilijke
taak heeft. Maar spr. wil er dit tegenover
stellen 't is voor den leider van onze
partij want dat is de heer Colijn moei
lijk, maar schoon te weten, dat hij niet alléén
staat en dat hij achter zich heeft mannen,
die de moeilijkheden, den smaad en het leed
willen helpen dragen.
Niets zal spr. aangenamer zijn, dan, zooals
hij altijd Kuyper gediend heeft (natuurlijk
in alle vrijheid van een Christenmensch) met
opoffering van alle krachten, die God hem
geschonken heeft, den heer Colijn te dienen.
Zoolang God spr. en den heer Colijn spaart,
hoopt spr. aan zijn rechterzijde te staan, als
er moeilijkheden zijn. Spr. is dan nooit tekort
geschoten; onder Kuyper niet; spr. zal het
ook onder Colijn niet doen. Van Oversteeg
zei eens: later kunnen wij zeggen, dat wij
onder Kuyper gediend hebben. Spr. zegt: het
zal mij een eer zijn, onder Colijn te dienen.
Hulde aan zulke taal
EERBIED VOOR WAT ANDEREN
HEILIG IS.
Ons Kamerlid Dr. Beumer had de euvelen
moed om in het tandtechnici debat in de Tweede
i Kamer een versje uit den rooden hoek te ci-
teeren.
Kleerekoper vatte vuur en riep „dat is geen
versje."
„Een lied dan," zei Dr. Beumer.
En, toen kwam Kleerekoper met de merk
waardige opmerking„U moet met eerbied
spreken over wat anderen heilig is."
Dat is nu eens de echte socialistische moraal.
Want eigenlijk bedoelt Kleerekoper niet „wat
anderen heilig is," maar „wat den socialisten
heilig is."
Dat moet ontzien worden.
Het gebed, den christelijken godsdienst, het
Opperwezen zelf, niets is te heilig voor de
spot-taal van de socialistische leiders, en Klee
rekoper zelf komt hierin niet achteraan.
Den socialist is dat geoorloofd.
Maar„U moet met eerbied spreken over
wat den socialisten heilig is
Heusch, zóó ver gaat de socialistische aan
matiging
WAAR HET NIET „KRAAKT".
Mag men Oudegeest gelooven, die Zaterdag
avond sprak, dan is de S. D. A. P. de eenige
partij waar groei en leven in zit. Overal kraakt
en scheurt het behalve bij de S. D. A. P.
Het congres van Zondag heeft wel wat
anders geleerd, en de ingezonden stukken ru
briek in „Het Volk" niettegenstaande ze
sterk besnoeid wordt is in dat opzicht ook
leerzaam, evenals de rapporten van afdeelings-
voorstellen, die gepubliceerd zijn, en waaruit
blijkt dat er critiek op alles en nog wat is.
Zelfs in de Tweede Kamer vliegen Mevrouw
De Vries-Bruins en Duijs elkander in 't haar
zoo dat „Het Volk" schreef dat ze het „leelijk
met elkaar aan den stok krijgen" en dit „kip-
pelende paar" zou willen toevoegen „Kinder-
kens hebt elkander lief
1 In de S. D. A. P. „kraakt" het alleen niet
„Hieraan zullen zij allen bekennen,
dat gij mijne discipelen zijt, zoo gij
liefde hebt onder elkander.
Joh. 13 35.
Hoever staan wij daarvan verwijderd in
onze dagen. Haat, vijandschap en verwijde
ring kenmerken het leven der kerkelijke ge
meenschappen. Het volk wordt uiteengerukt en
verstrooid en dat terwijl de wereld driest het
hoofd opsteekt. Men belijdt een Christus, die
gebiedt zelfs voor de vijanden te bidden en
men trekt het zwaard tegen elkander, ja, ook
met het Woord Gods in den mond.
Wie eerlijk en oprecht gelooft in den Chris
tus der Schriften, kan daarmede geen vrede
hebben en verstaat, dat de Christus niet ge
deeld is.
Wij zullen de laatsten zijn om te ontkennen,
dat de kerkgemeenschappen niet heel wat ge-
brekelijks vertoonen en ook hypocriten bevatten;
de laatsten ook, om te ontkennen, dat de open
baring der „Christelijke" partijen in het leven
van staat en maatschappij niet lijdt aan gebrek,
ontrouw, zelfzucht, belangenstrijd en allerlei on
gerechtigheid, doch ons bepalende tot de po
sitieve belijders, ja tot het gereformeerde volk
in al zijn gebrokenheid, vragen wij toch: durft
men zonder aarzeling beweren, dat het alles kaf
is en geen koren meer is overig gebleven
Hebben wij in deze kringen nog met broeders
te doen, zij het dan met min of meer dwalende
broeders, of stuit men elkander uit en zal de
een den ander heiden heeten en als zoodanig
bevechten
Zullen wij elkander beschuldigen van allerlei
Griep is vooral gevaarlijk
om de complicaties, die ge-
makkelijk ten gevolge van
haar verzwakkenden in
vloed op het algemeene
gestel kunnen optreden.
Wacht dan ook niet langer en
neem vandaag nog de versterkende
ongerechtigheid en vergeten er naar om te zien,
of er nog gemeenschapelijke goederen des ge-
loofs zijn
Waartoe toch moest Mozes de hand in eigen
boezem steken, toen de Heere hem riep tot de
taak om een leidsman des volks te zijn Was
het niet om hem te leeren, dat hij was als het
volk en het volk zooals hij
De man Gods werd niet over een menigte
van engelen en heiligen gesteld, maar over men
schen, gevallen menschen. En ook in onze dagen
zal er geen man gevonden worden, die een
leidsman des volks kan wezen, tenzij hij voor
God de hand in zijn boezem heeft gestoken.
Daarom is het geen goed teeken, als de leids
lieden elkander bekampen en het volk ver
strooien door allerlei kwaad gerucht en het
wekt ons hartelijk leedwezen, dat menschen, die
in engeren kring niet kunnen tegenspreken, dat
er nog banden van gemeenschappelijk geloof
zijn, voor de publieke tribune met woord en pen
elkander verketteren en in verdenking brengen.
Den strijd tegen de wereld vreezen wij niet,
want Christus heeft de wereld overwonnen,
maar de innerlijke strijd dergenen, die de genade
van den barmhartigen Hoogepriester roemen,
vreezen wij met den grootsten ernst, wijl daarin
voor geen der strijdende partijen zegen kan ge
legen zijn, wijl zij allen schuldig staan.
Ook de politieke arbeid is menschenwerk en
wij houden ons overtuigd, dat geen antirevo
lutionair leidsman zal tegenspreken, dat aan zijn
arbeid en den gezamenlijken arbeid veel ge-
breks kleeft en zoo lang de antirevolutionaire
partij bestaan zal ook zal blijven kleven.
Wij houden ons er ook van overtuigd, dat
er geen partij van menschen zal opkomen, die
daarvan zal vrij blijven, wie ook haar aardsche
leidsman zij.
Wij houden ons ook overtuigd, dat er geen
Christen is, die dit zal betwisten.
Welnu dan, op welken grond zullen wij met
het werk van de geroemde voortrekkers, die in
het geloof de antirevolutionaire beweging aan
grepen en als helden stonden tegen den revo
lutionairen geest, op welken grond zullen wij
dat werk verlaten
Omdat er in ons ook gebrek is Zullen wij
daarom wegloopen van een werk, dat God toch
kenenlijk gezegend heeft Of zal het onze roe
ping zijn om dien arbeid getrouw te steunen
en naar onze krachten doen om wat daaraan
gebrekkelijk is pogen te zuiveren
Is het niet te betreuren, dat de groeiende
macht eener antirevolutionaire beweging werd
gebroken door de vorming van een Christelijk
historische partij
Mogen wij de breuken, die daarna ontstonden
en het gereformeerde volk verdeelen, goedkeu
ren? Mogen wij dat doen als voor het aan
gezicht van den Grooten Hoogepriester, die bidt
dat zij allen één zijn
Wij richten ons inzonderheid tot onze Her
vormde broeders, die altijd trouw steun hebben
geboden aan de antirevolutionanre partij. Tot
onze groote vreugde toonen zij een belangstel
ling, die verder gaat reiken dan slechts het
geven van hun stem. Laat die belangstelling
ook daarop mogen gericht zijn, dat zij ook mede
verantwoording dragen, zelfs voor een gang
van zaken, die hun aanleiding geeft tot op
merking.
Laat zij bedenken, dat de mannen van de
gereformeerde kerken, die inderdaad in de lei
ding vooraangingen, daarbij ook de koude des
nachts en de hitte des daags verduurd hebben.
Niemand zal dus Hervormden het recht betwis
ten om in de gemeenschapelijke politieke zaak
ook voor hun aandeel op te komen met alle
vreugd en alle last, welke daaraan verbonden
zijn.
Zelfs al kunnen wij verstaan, dat dit ook
inschikkelijkheid en misschien zelfs offers zal
kosten aan de zijde van hen, die in de eerste
linie strijden, maar de belangen zulks vragen,
zal men die ongetwijfeld brengen.
Daarom te vrijmoediger verheffen wij de
leuze, dat allen zich voegen tot een krachtig
en gemeenschappelijk optreden.
God de Heere, die de harten der koningen
neigt, geve in Zijn genade, dat zij allen, die
den Christus belijden, uit ongeveinsde liefde
het Zijne zoeken en saamgevoegd worde, wat
verbroken werd, opdat Zijn discipelen gekend
worden.
Dr. SEVERIJN.
door
H. ZEEBERG.
48)
Hij kwam rondweg voor den dag met zijn
moeilijkheid. Hij bekende, dat hij Lia tot vrouw
begeerde, omdat hij haar lief gekregen had.
Maar hij begreep wel, dat het niet zoo een
voudig was, gezien de omstandigheden, waarin
zij verkeerde en vooral gezien het feit, dat zij
was opgevoed in een volkomen wereldsche om
geving, waar met God en Zijn gebod geen
rekening werd gehouden.
Dominé Meinema liet zijn zoon rustig uit
spreken. En toen dat geschied was, zeide hij
ook niet, datm oeder en hij eenigen Jijd een
vermoeden hadden gekoesterd.
„Het is een moeilijk geval voor je, Hans. Ik
ben zeer blij, dat je er eens met mij over praten
bomt. Maar alvorens je nu een advies te geven,
moet ik toch eerst enkele dingen van je weten".
„Dat begrijp ik, vader. Vraag u maar".
„Allereerst: heb je er wel eens met Lia over
9ePraat, althans eenige aanleiding geven, waar
uit zij gevolgtrekkingen maken kon
„Neen, vader, 'k Wil u we! bekennen, dat
het mij moeite heeft gekost in die twee maanden
dat zij geregeld hier aan huis kwam en wij,
ook wel eens met ons beiden, wandelingen
maakten, maar 'k heb niet de minste uitlating
gedaan.
„Dat is al veel gewonnen", merkte de predi-
ant op. „Op goede gronden kan Lia dus geen
vermoedens koesteren. Dus jij weet ook niet,
iu W ''e^e voor haar beantwoording vindt
„Met zekerheid niet, vader. Maar ik vlei me
van wel.
„Goed glimlachte de predikant. „We zijn
verder gekomen. Je hadt zeker ge-
c haar nog te ontmoeten Ik vermoed nu,
dat je wat haast hebt gemaakt met naar hier
te komen, want je komst was een verrassing
voor ons."
„U hebt geraden, vader. De bedoeling was
overmorgen te komen, dat weet u. Maar inder
daad heb ik alle mogelijke moeite gedaan, om
vanavond nog hier te zijn, omdat ik niet anders
wist, of Lia was nog op het dorp."
„Juist. En als zij er nu nog geweest was,
had je dan met haar gepraat Je begrijpt na
tuurlijk wel, hoe ik dat bedoel."
,,'k Weet niet, wat ik gedaan zou hebben,
vader. Maar in ieder geval zou ik eerst met u
gesproken hebben, zooals ik nu ook doe. Want
zooals ik reeds zeide: ik besef de geweldige
moeilijkheid."
„Ja, jongen, het is ver van eenvoudig. Ik ben
blij, dat je haar hier nu niet ontmoeten kunt.
Dat is rondweg gezegd mijn meenirig."
„Dus u keurt een huwelijk, althans een hu
welijksaanzoek, maar dat doet men toch om
beantwoording te vinden, onvoorwaardelijk af
vroeg Hans.
Het was op zijn gelaat te zien, hoe het hem
smartte.
„Op dit oogenblik keur ik het inderdaad
onvoorwaardelijk af. Met groote stelligheid. En
me dunkt, dat je ook niet anders had verwacht.
Hans, je bent straks predikant. En nu komt daar
een lid van je gemeente bij je en hij vraagt je
advies, omdat hij wil trouwen met een meisje,
dat niet alleen niet van dezelfde kerk is, maar
dat ongeloovig is. Is dan je advies: ga je gang
maar Neen", want Hans maakte een afwerende
beweging, „ik begrijp, wat je zeggen wilt, maar
daarover straks. Geef nu eerst een antwoord op
mijn pertinente vraag."
„In zou dien jongeman ernstig adviseeren het
huwelijk niet te sluiten", zeide Hans. „Maar..."
„Stil nu even. Ik had dat antwoord verwacht.
Het is trouwens het eenige antwoord, dat ge
geven kan worden. Nu is het, dat geef ik toe,
met Lia en jou een eenigszins ander geval".
„Dat wilde ik toch even opmerken, vader."
„Zeker, jongen. Ik weet dat ook wel. Lia
is hier op het dorp, bij haar Grootmoeder, ge
komen, schier onwetend, als een kind in de
wieg. Zij heeft mij, zonder dat ik er haar ooit
naar heb gevraagd, veel verteld. Het eenige,
dat bij haar vaststond, was dit: ik vind geen
bevrediging in mijn leege leven. Dat was, je
zult het mij toestemmen, zuiver negatief. Toen
kwam het in haar op, naar hier te komen. Nog
steeds tot mijn verbazing vond haar moeder
het goed. Het gedrag van haar moeder is mij een
volkomen raadsel. Misschien kon ik het oplos
sen, als ik haar kende. Maar goed, zij kwam
naar hier. Daar kwam zij in een millieu, pre
cies het tegenovergestelde van de omgeving,
waarin zij geboren en opgevoed is. Dat is best
gegaan. Zij heeft leeren doordenken; zij heeft
ervaren de kracht van den godsdienst; zij is
geworden, na aanvankelijk opgekomen nieuws
gierigheid te hebben bevredigd, een hongerende
ziel. Dat was een groote stap vooruit. Haar
Grootmoeder heeft zeer tactisch gehandeld. Zij
liet haar volkomen vrij. Maar haar geloovig
voorbeeld werkte zoo aanstekelijk, dat Lia aan
het onderzoeken is gegaan. Zij is, je weet het
alles, maar het is goed, dat ik het even opsom,
naar mij gekomen met het gevolg, dat zij mijn
catechisante werd. Hier in deze zelfde kamer,
op dezelfde plaats, waar jij nu zit, heb ik haar
onderwezen. Zij wilde dat uur, tweemaal per
week, niet gaarne missen. Zij was een leerlinge
uit duizend. Daar was een heilbegeerig hart.
Maar o, Hans, 'k heb het je nooit verteld, maar
wat was zif onwetend Het was soms, om bij
te schreien. Het allereenvoudigste wist zij niet.
En dan te bedenken, dat er duizenden en nog
eens duizenden jonge meisjes en jongemannen,
om van de ouderen maar niet eens te spreken,
onder ons volk zijn, die onder precies dezelfde
omstandigheden verkeeren Maar goed, zij was
spoedig wegwijs. Ik ben er dien in mijn ziel van
overtuigd, dat God aanvankelijk in haar werkt.
Ik heb hoop, dat het met die zoekende ziel
in orde komt."
„Welnu, vader."
„Stil nu, jongen. Als dat werkelijk zoo is,
als Lia inderdaad een schaap van Jezus'
schaapskooi is, en wij hebben daarom te bidden,
dan is er niet het minste bezwaar, dat het tot
een huwelijk tusschen jullie komt. Integendeel:
dan zal ik mij daarover ten zeerste verblijden.
Want dan kan ik geen betere schoondochter
verlangen. En ik denk, dat moeder er precies
zoo over oordeelen zal. Maar zoover is het
nog niet. Zij is nu naar huis. Nu dienen wij
toch allereerst eens af te wachten, wat de toe
komst zal brengen."
„Dacht u, dat Lia thuis
„Ik denk niets. Ik leef alleen in afwachting.
Toch zou het niet voor de eerste maal zijn,
Hsns, dat het uitgestrooide zaad verstikte. Je
zult het straks ook ervaren. De gelijkenis van
den zaaier komt al den dag in het leven uit,
'k heb er de heerlijkste, maar ook de bitterste
ervaring van. Je moet niet vergeten, dat zij
hier slechts drie maanden is geweest. En nu
keert zij terug in die geheel wereldsche om
geving, waar met God en Zijn Woord niet in
het minst rekening gehouden wordt. Een goed
gefundeerde in de Waarheid zou in zulk millieu
een zwaar leven heben. Hoe moet het nu gaan
met iemand als Lia, die nog maar gevoed is
met melk? Ik moet waarlijk zeggen, dat ik be
nieuwd ben er naar."
Hans luisterde aandachtig. En hoe langer zijn
vader, man van veel levenservaring en groote
menschenkennis, sprak, hoe meer hij er van
overtuigd werd, dat deze het bij het rechte
eind had.
„Ik begrijp u, vader. Ik had de stem van
mijn hart het zwijgen moeten opleggen en ook
met spreken nog wat moeten wachten."
„O neen. Ik ben heel blij, dat je tot mij ge
komen bent, om eens te praten. Het is voor jou
niet gemakkelijk. Ik geloof, dat je haar liefhebt.
En, Hans, zij is het waard. In haar schuilt een
goed karakter en een zachte inborst. Als Groot
moeder Blankert, aan wier oordeel ik zeer veel
hecht, met haar wegloopt, en dat doet zij, dan
is het wel in orde. Maar je moet een man zijn
en ook in dezen gaan den weg, dien God je
voorschrijft. En die weg is duidelijk aangewezen.
Op het oogenblik moet je niet den minsten stap
tot toenadering doen, maar rustig je tijd beiden.
En God om kracht vragen voor het geval, als
blijkt, dat onze hoop de bodem wordt ingeslagen
en in Utrecht het hier gestrooide zaad is ver
stikt. Is dat niet zoo en werkt Gods Geest in
haar door, dan wordt zij een overtuigd Christin.
En dan hoop ik, dat jij bij haar een willig oor
vindt. Maar, Hans, wij praten er nu toch over
en dat is goed, bedenk wel, dat er nog moei
lijkheden rijzen kunnen van de zijde van haar
familie, die ongetwijfeld dit huwelijk niet be-
geeren zal. Ook dat kan nog geweldige moei
lijkheden geven. Je moet dit alles bedenken,
Hans. Ik spreek maar openhartig niet alleen,
maar ik wil je ook de werkelijkheid doen zien.
Dat is ook verreweg het beste. Dan alleen kun
nen. wij de grootste teleurstellingen in Gods
kracht dfegen."
„Ik dank u voor uw woorden, vader. Ik ben
blij, dat ik met u gepraat heb. Ik voelde, dat
het moest niet alleen, omdat u mijn vader is,
maar ik voelde er ook behoefte aan, met een
oudere er eens over te spreken. Ik heb er
precies zoo over gedacht als u. Ik begreep, dat
het nog niet kon. Maar ik realiseerde het niet
voldoende, 'k Heb in deze dagen mijn verstand
stopgezet en alleen mijn hart laten spreken. En
dat klopt voor Lia, vader, 'k Heb haar lief
gekregen."
„Goed, jongen, het is geoorloofd een meisje
lief te heben. Maar nu afwachten. Alleen de
tijd zal leeren, of het God is, Die deze ge
negenheid voor Lia in je hart heeft gewekt.
Wij kennen Zijn bedoeling niet. Wij kunnen
alleen bidden voor Lia en voor jou. Je hebt er
ongetwijfeld behoefte aan het te doen
Hans kinkte.
Dominé Meinema vouwde de handen en hij
legde de zaak van zijn zoon neer voor de
voeten van Zijn hemelschen Vader. En hij
smeekte om het behoud van Lia's ziel.
Het was met een verlicht hart, dat Hans
daarop met zijn vader naar beneden ging.
(Wordt vervolgd).