O faal 5? Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. 4 Saas li, R'dain tiÏLËÏË Zenuwstillend IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON Het huisje aan den Zeedijk No. 3511 WOENSDAG 13 FEBRUARI 1929 43ste JAARGANG Rl Me Tonos ierbuizen. Uit de Pers. MIJNHARDT's zenuwtabletten EN! aihouwergj 175 - R'dam lam v.?. via VlaardiDgeo REGELING MPJES W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. iad leverbaar r 100 stuks. naam. Bij n- en Duwzaden. LEUNE, e Winter .WEISS" Als één man. Boekbespreking. AMBACHTSSCHOOL TE MIDDELHARNIS. E N jEF. 1005 en 1946 tOOTDIENST DELHARNIS" OCTOBER 1928. EïARNIS i :n Dinsdag V. Middel A. Vlaardingen 7.00 dam 8.00 v.m. eh. Zon» S. Feestdagen)' s 6.40 v.m. A.Vlaardin» Rotterdam 10.00 v. v.m> DAHi Dinsdag V. Rotterdam aardingen 3.00 n.m.-f S.30 n.m. h. Zon» Feestdagen)* 10 Februari. On.m. V. Vlaardingen Bridle 2.25 n.m. 6.20 n.m. ber t/m 9 Februari. 5 n.m. V. Vlaardingen diddelharnis 5.30 n m g op den trein van 7.21 van Vlaardingen. ing op den trein van v.m. van Vlaardingen. op den trein van 14.40 14.51 (2.51 n.m.) te ting op den trein van en 15.51 (3.51n.m.)te gen .overstappen, g 1.25 n.m. zijn te beschouwen aaschdag, Hemelvaartsdag de beide Kerstdagen band met Kerstmis en :kmarkt op een anderen wordt gehouden, zal dienst op dien dagge» GPLAATS VAN »EMDE STOOM» IENST TE ERDAM IS 'er de Reederijstraat. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bï vooruitbetaling. BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENT1ËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel D1ENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zl beslaan. AdvertentlËn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. dig uw benoodlgde KSLAND, Tel. 1062 t in17273 meubelen en vierkante n Badstoelen. n bekleed en onbekleed K, zooals Papierman» fels. Ook verkrijgbaar prd, Middelharnis. et behandelen fASCH is en Strijkinrlchtlng DE HAND AAN DEN PLOEG. Een onzer meelevende broeders uit Hervormd- Antirevolutionairen kring op Flakkee gaf dezer dagen een brochure uit onzer bovenstaanden titel. De schrijver de heer Bom hield deze rede te Dirksland en meende de A. R. partij te dienen met de uitgave van zijn rede. Ons statenlid de heer Warnaer voorzag haar van een voorwoord. Gaarne willen we van deze plaats de aan dacht op deze brochure vestigen. Zij is ook voor zeer eenvoudigen duidelijk te begrijpen en daarom leent zij zich goed als verkiezingsmate riaal, te meer daar de prijs bijzonder laag ge steld is. Uit het voorwoord, dat de heer Warnaer schreef, nemen we het volgende over De rede vangt aan met een herinnering aan het revolutiejaar 1918. De S.D.A.P.'ers willen er weinig meer van weten, maar als de omstandigheden hen gunstig zijn, is her haling niet buitengesloten. De revolutie zit hen nu eenmaal in het bloed. Hun macht in de Regeeringscolleges is van niet geringe be- teekenis. De Staatkundig-Gereformeerden kun nen dit niet zoo inzien. Voor ieder, die nuch ter denkt, is het duidelijk, dat door hun wijze van optreden onze Anti-Revolutionaire Partij en haar invloed bij de Rechtsche partijen wordt verzwakt en ten bate komt van de partij, die zij voorgeven te moeten bestrijden. Er is echter niets nieuws onder de zon. Groen van Prinsterer heeft het in 1857 nog erger ondervonden. De menschen, die in zijn po litieke overtuiging het naast stonden, lieten hem in den steek. Het was Van der Brugghen die door zijn Schoolwet de liberalen in het gevlij kwam. In 1866 wilden „de vrienden" Keuchenius loslaten en in 1869 al wat als A. R. in de Kamer was gebracht, had zich met de conservatieven vereenigd. Het was in dien tijd, dat hem smadelijk werd gevraagd: „Veldheer, waar is uw leger Dr. Kuyper moest in „De Standaard" van 2 Maart 1877 schrijven: „In onze Kamer is de anti-revolu tionaire partij (zoo gij de onderwijs-kwestie uitzondert) nog steeds zoek". Gelukkig is er sindsdien, mede onder den invloed onzer A. R. partij, op verlerlei gebied van wetgeving veranderd, ten zegen voor land en volk. Nu van de zijde onzer jongere A. R. daarop wordt gewezen, heb ik gaarne een kort woord van aanbeveling, willen geven. Moge deze druk door herdrukken worden gevolgd. Maar zij vooral onze verwachting op Hem, die, wanneer wij ons op Hem verlaten, ons nim mer beschaamd zal doen uitkomen. Dan zal ook de in dezen vorm gevoerde propaganda aan haar begeerde verwachting beantwoorden. C. WARNAER G.Lz. Een der meest droevige verschijnselen in onze dagen is de onderlinge strijd en tweedracht on der degenen, die één Christus zeggen te belijden, ja éénzelfde belijdenis des geloofs willen eeren. De kerkelijke toestanden in de dagen der Fransche Revolutie en de geschiedenis van de vaderlandsceh kerk gedurende de laatste eeuw zijn oorzaak geworden, dat deze tweemaal een scheuring zag, waarbij zich een volk genoopt zag tot afzonderlijke kerkformatie over te gaan, dat tot de positieve belijders behoorde en den ouden stam verzwakte. Mocht daartegenover staan, dat het gerefor meerde volk in de Hervormde Kerk en de Ge scheiden Kerken op het openbare terrein des levens nog meer of minder actief saamging in den antirevolutionairen strijd, in de laatste jaren werd ook dit saamgaan ernstig bedreigd door de opkomst van een nieuwe partij, welke zonder bedenken den broederkrijg voert en allermeest die partij aanvalt, waarbij zij naar eigen ver klaring het dichtst zich bevindt en waarbij zij eenmaal uitsprak zich wederom te zullen aan sluiten, zoodra zij naar haar critiek zou luis teren. Steeds hebben wij beweerd, dat dit optreden niet gerechtvaardigd is, omdat naar het inzicht der S.G.P. de Antirevolutionaire Partij in ge breke bleef haar beginselen gestand te doen of althans niet genoegzaam gestand deed naar men meent. Het is daarom niet gerechtvaardigd, omdat de H. Schrift leert, dat iemand, indien zijn broeder tegen hem zondigt, allereerst tot hem moet gaan en zoo deze niet hoort, neemt men een of twee getuigen mede. Zelfs zal men dit herhaaldelijk doen alvorens men zijn twistzaak openbaar maakt. Deze weg hebben de mannen van de S.G.P. niet gevolgd. En dat betreuren wij en wel niet in de eerste plaats, omdat de opkomst van een nieuwe partij een feit werd, maar omdat de aangegeven weg geboden is en derhalve bij ver gelijking en overeenstemming voor beide in het geding zijnde partijen zegen zou hebben afge worpen. Thans wordt de kracht verzwakt en de onder linge vijandschap gevoed tot smaad van den naam van Christus. Wij nemen aan, dat er in het politieke leven van de antirevolutionaire partij aanleiding was voor hen, die de wacht bij de beginselen be trekken, om opmerking, misschien zelfs aan merking te maken op het gevoerd beleid. Wij kunnen verstaan, dat er zijn, die ernstig bezwaar hebben tegen sociale en politieke om standigheden, welke zij op andere wijze, wel licht naar hun inzicht op meer schriftuurlijke wijze, zouden willen gewijzigd zien. Doch dan houden wij het ook voor Christen plicht om zijn bezwaren te doen blijken aan de leidslieden, te beginnen met de naastbijzijnde instantie, opdat overleg kan worden gepleegd. Alle leden van de A.R. partij toch zijn mede verantwoordelijk en zij die de Antirev. Partij gesteund hebben kunnen hun verantwoordelijk heid niet afschudden door zonder meer over te gaan naar een andere partij. Het Hervormde volk gevoelt dat op het ker kelijk terrein gewoonlijk zeer juist en draagt del asten der kerk mede, verzet zich tegen nieuwe afscheiding ook om deze reden, dat de schuld blijft liggen. Zou dit dan op het politiek terrein niet zoo zijn Bovendien bedenke men, wie zonder zijn ver antwoordelijkheid te gevoelen, zich afzondert en den broederkrijg gaat versterken, een daad ver richt, waarvoor hij ook verantwoordelijk blijft en die in het huidige stadium instede van de eenheid van het Gereformeerde volk te zoeken en te bevorderen niet alleen de tweedracht groo- ter maakt, maar schade doet aan den heiligen Naam des Heeren en der wereld van ongeloof aanleiding is tot smaad en spot. Wij betreuren dit om de zaak des geloofs zelf en om de gebrokenheid van een antirevo lutionaire beweging, die mits krachtig door een heid en gemeenschappelijk beleid, ons volk ten zegen kan zijn. Het mag niet gaan om een zetel meer of minder, maar het moet gaan om de eere Gods. En er is reden tot groote vreeze voor allen, dat de weg, waarin de dingen thans worden geleid, voor allen schadelijk is, wijl de Heilige Schrift vermaant „Want de geheele Wet wordt in één woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uwen naaste liefhebben als uzelven. Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt". (Gal. 5 14, 15). Dr. SEVERIJN. „De Standaard" driestart GEWICHTIGE GEBEURTENIS. Reeds geruimen tijd hoorde men van plannen tot herstel van een Kerkelijken Staat. Of, zoo als men ook wel placht te zeggen, oplossing van het Romeinsche vraagstuk. Vanaf ongeveer het jaar 750 onzer jaartelling tot het einde van 1870, dus gedurende ruim 11 eeuwen, hebben de Pausen te Rome ook wereldlijk gezag uitgeoefend, al zijn er talrijke perioden aan te wijzen, waarin dat gezag wei nig, zooal iets te beteekenen had. Iu 1871 hield deze Kerkelijke Staat op te bestaan, doordat het grondgebied werd inge lijfd bij het Koninkrijk Italië. Van dien tijd dagteekent dan de Romeinsche kwestie, doordat de Paus weigerde den roof van ^ijn staatsgebied te erkennen en zichzelf beschouwde als een gevangene in het Vaticaan. En Pius IX èn zijn opvolgers bleven de wereld lijke heerschappij opvorderen als voorwaarde voor de vrijheid der Roomsch-Katholieke Kerk. Aan dat verlangen is nu door Mussolini te gemoet gekomen. Een nieuwe Pauselijke Staat, in omvang niet veel uitgestrekter dan het gebied van een mid delmatig groote stad, wordt nu in het leven geroepen. De Paus wordt weer wereldlijk heer- scher, met alle voorrechten aan de uitoefening der wereldlijke souvereiniteit verbonden. En voor het gebied, dat eertijds bij Italië werd in gelijfd en thans daarbij b 1 ij f t, dus niet onder de Pauselijke souvereiniteit terugkeert, wordt eene zeer aanzienlijke schadeloosstelling in geld uitgekeerd. Men noemt zelfs een bedrag van 250 millioen gulden. Daarmee zal dan de vrede tusschen den Paus en den Italiaanschen Staat zijn teruggekeerd. De Koning zal weer den Paus kunnen bezoeken en deze den Koning, als zij er lust toe hebben. En vreemde vorsten, die voornemens zijn den Paus een bezoek te brengen, zullen er niet tegenop behoeven te zien om dat te doen vanuit het Quirinaal, in plaats van uit hun eigen ambassadegebouw. Wij Protestanten kunnen, op het voetspoor van Groen, den roof van 1870, evenals eiken anderen Staatsroof, afkeuren, maar wij zullen er vermoedelijk niet in slagen de komende ge beurtenissen te zien in hetzelfde licht als de Roomsch-Katholieken. Onze waardeering van het geestelijk ambt is nu eenmaal een andere. Toch kunnen we ons wel indenken, dat het herstel van het onrecht van 1870, onzen Room- schen landgenooten vreugde brengt. Zelfs als men er rekening mee houdt, dat uit den nieuwen toestand ook nog wel eenige moeilijkheden kun nen voortkomen, die men nu nog niet zoo ziet. Maar in elk geval is het herstel van een zelf standig Pauselijk territoir een van die dingen, die men rangschikt onder de wereldgebeurte nissen. Dienstbaren en Vrijen, door D. Hoogenbirk Jzn„ schrijver van „Ne>veldijk". Uitgave van Koning's Uitgeverij te Baarn. Hierin wordt het dorpsleven van alle dag geteekend. Je hoort de menschen spreken zoo als ze alle dagen spreken. Het eerste gedeelte gaat over Dingena, de veldwachtersvrouw, maar rondom haar groe- peeren zich de oudere dorpsfiguren. Dingena trouwt met Jaap, de veldwachter, en ze gaat wonen boven het gemeentehuis, daar zou ze een pronkkamer hebben. Van de pronk kamer is heel wat te vertellen: „Want ze was meer dan een kamer, ze was Dingena zelf". Fijn geteekend wordt ons de inrichting van de kamer, daarom zoo mooi, omdat we er als het ware Dingena zelf uit leeren kennen en in kleine trekjes zien we ook de vriendinnen ge teekend, die mede deze pronkkamer bezien en beoordeelen. „De pronkkamer was ook godsdienstig". Dat kon je zien aan de talrijke teksten die er hingen en had Dingena, ondanks zwak pro test van Jaap haar man, niet die prachtige tekst gekocht van den koopman, omdat die zoo toe passelijk was op opoe, wier laatste woorden en zenuwsterkend is de we "king van Glazen Buisje 75 ct Bij Apoth. en Drogisten. waren geweest: „Hoe branden mijn genegen heen, om 's Heeren voorhof in te treên", en: „Verlosser is Uw naam". „Hoor es Jaap, ik verdoe m'n geld niet aan prullen, het is voor den godsdienst, en daar mot een mensch wat voor over hebben; daar heeft opoe me bij opgebracht en daar hoop ik in mijn trouwdag bij te blijven". Zoo was Dingena eerst. Maar later als Dingena, na zoolang ziek te zijn geweest, en na veel bidden, strijden en hopen, in haar stervensure is, dan durft ze zeggen: Jaja, op het woord van den dominé: Maar nu, alzoo zegt de Heere vrees niet, want Ik heb u verlost. Maar rondom Dingena zien we de nicht, die maar niet naar de kerk kon, „omdat ze dan geen raad weet van d'r hoofd", maar wel op Dingena's woelig negental passen, toen in de kerk voor Dingena en Jaap den Heere werd dank gebracht na hun twaalf en een half jarig huwelijksfeest. En dan ouderling „Mijn persoon", die het allervoornaamste in Dingena's stervensure vond dat hij de groeten van Kreka aan haar moest overbrengen. Daar tegenover weer de ontroe rend teere geestelijke zorg van den dominé voor Dingena, in haar lange ziektetijd. Het tweede gedeelte handelt weer in Horst- wijck, het dorp van Dingena en Jaap, maar dan gaat het over den burgemeester, deze als hoofd figuur, maar tevens enkele gemeentenaren als Krijn Vos, de wethouder, die wel burgemeesters opvolger wilde zijn, als nevenfiguur. Met een enkele rake zet, dan een fijn trekje zie je de menschen voor je leven. We hebben van dit boek genoten en we bevelen het gaarne aan. Slechts dit moeten we even opmerken. Tel kenmale voelen we aan: hier is geschreven in Bijbelsche stijl en voor de meeste gedeelten gaat dit ook zeer wel, maar bij enkele passa- gees was het ons iets hinderlijk. Doch dit is slechts een opmerking. Het ge heele boek door hebben we het met groot ge noegen gelezen. Zooals nu wel algemeen bekend beschouwd mag worden, heeft onze Ambachtsschool, de Ambachtsschool voor Overflakkee en Goede reede te Middelharnis, gedurende het jaar 1928 eene zeer groote verandering en uitbreiding ondergaan. Toch mochten wij ons voordien, gezien uit het oogpunt der huidige techniek en bij eene daartegenover zeer beperkte outilage onzer school, verheugen in het feit, dat onze leer lingen in de practijk van hun vak en vooral ook in de practijk van het bedrijfsleven ge waardeerd werden, gemakkelijk plaatsing von den, in verband met hun kunnen goed betaald werden en tot slot snel opklommen. We vinden dan ook onze oud-leerlingen terug in degelijke posities door geheel Nederland, Amerika en Indië, Dit danken zij aan drie hoofdfactoren a. Aan eene degelijke practische opleiding (bewerking van de materialen). b. Aan eene niet minder degelijke en in nauw keurige aansluiting met de practijk gebrachte theoretische opleiding. c. Eene geregelde dagelijks doorgevoerde op leiding, welke bedoelt onze leerlingen voor te bereiden voor het volle practische leven en het maatschappelijk bewegen. Hen dus bekend te maken met eene goede en in het bedrijfsleven en maatschappij ge- door H. ZEEBERG. 47) Maar lang duurde die mildere stemming niet. De twijfel rees weer in zijn hart. Het kon toch eigenlijk niet bestaan, dat het meisje in Utrecht, in die omgeving een verandering zou kunnen bewerkstelligen, die meer dan ingrijpend was Al die jaren had Marie zich niet om haar moeder bekommerd. Wat geldige reden was er dan toch, om een gewijzigde houding in het verschiet te zien. Blankert draaide den Krommen weg uit, de richting naar het dorp inslaande, toen hij opeens hoorde roepen: „Hé, Blankert, wacht even Onmiddellijk daarop peddelde Hans Meinema naast hem, die lachend vroeg: „Zoo in gedach ten, dat ge me niet zaagt op den weg Ik stak mijn hand nog al op". „Neem me niet kwalijk, Hans. Ik heb je niet gezien. Ik keek die richting niet uit en was in derdaad wat in gedachten. Komt ge naar huis Met de boot van drieën gekomen „Geraden, Blankert. Thuis weten ze er niets van. k Word pas overmorgen verwacht. Maar ik kon eerder weg. Wat zal ik dan langer in Amsterdam doen >,Ik feliciteer je nog met je candidaatsexamen "nns. Het doel' is nu bereikt, hé Je gaat nu een moeilijken tijd tegemoet. Ik veronderstel ten """tv6, ^at 'e 'e beroepbaar stelt "Natuurlijk. Er is geen reden, om daarmede f.j^Aten. Ja, het wordt zeker een moeilijke Na de dassisvergadering van volgende Wp hoop ik mij beroepbaar te stellen." Eenige oogenblikken vier er een stilte tusschen 0eide mannen. •.Hebt u afscheid van uw nichtje', juffrouw Van Meerma, wezen nemen vroeg Hans dan. „Afscheid was de verwonderde vraag, „Neen". „O, ik meende, dat u van uw moeder kwaamt". „Dat is ook zoo. Maar Lia is daar niet meer. Zij is vanmorgen vertrokken." „Vanmorgen alriep Hans Meinema. „Ik meende, dat zij morgen pas gaan zou In den toon van zijn uitroep was diepe teleur stelling op te merken, maar deb oer lette er niet op. Hij had na het gesprek met zijn moeder en zijn gedachten daarover niet den minsten lust over zijn nichtje te gaan praten. „Dat was ook de bedoeling", zei hij daarom zoo kortaf mogelijk. ,Maar er kwam dezer dagen van huis bericht, dat zij vandaag komen moest." „O, dat verandert de zaak", vond Hans op luchtigen toon nu. ,,'k Had gedacht, haar van avond thuis nog te ontmoeten. Zij was een ge ziene gast in de pastorie. Ieder liep met haar weg." Adriaan Blankert gaf geen antwoord. En Hans Meinema ging er niet dieper op in, omdat hij maar al te goed wist, dat de verhouding nu niet bepaald overhartelijk was. Hij kon het in den boer, dien hij overigens gaarne lijden mocht, niet zetten, dat deze zijn nichtje zoo verwaar loosde. Zij kon het toch waarlijk niet helpen, dat haar moeder de familie links liet liggen Zij had er last genoeg van. Het gesprek stokte. Zoo nu en dan werd nog wel een woord gewisseld, maar van harte ging het niet. Boer Blankert wilde liever niet over Lia spreken, terwijl in het hart van den jongen Meinema een hevige teleurstelling ge rezen was, toen hij vernam, dat Lia er niet meer was. Hij had zich daarom gehaast, om twee dagen eerder te komen dan aanvankelijk in de bedoeling gelegen had Hij was blij, toen de boer afscheid nam van hem, om den weg naar zijn boerderij in te slaan. Alleen peddelde hij verder, lang niet in die vroolijke stemming als toen hij, van het stadje af, het eerste ge deelte van den weg had gereden. Maar eenmaal in de pastorie, waar hij met blijde uitroepen van verrassingen werd ontvan gen, monterde hij weer geheel op. Hans had, het was wel schriftelijk geschied, maar mondeling was toch veel hartelijker, van allen gelukwenschen in ontvangst te nemen met zijn geslaagd examen. „Volgende week classis, hé Hans zei do- mine Meinema. „Het komt prachtig uit." Maar Mevrouw Meinema had het gaarne an ders gezien. „Ik wilde anders liever, dat hij eenige maan den thuis bleef, om geheel op streek te komen," vond zij. ,,'k Zou het liefst maar zoo spoedig mogelijk naar een pastorie willen moeder. Waarom zou ik langer wachten Bovendien heb ik vader en u geld genoeg gekost." „Tut, tut," meende de predikant, „maak je daarover maar niet bezorgd. Het is altijd in or de gekomen, hé moeder Maar je hebt gelijk, dat je gauw naar een pastorie wilt. Zoo heb ik er ook over gedacht, toen ik zoover was als jij. Er is nood. Men heeft je noodig." „Ik ben toch waarlijk benieuwd, waar wij te recht zullen komen, Hans", merkte Lies op, om er dan schalks bij te voegen. „Als je maar weet, dat ik niet van plan ben, naar de eerste de beste plaats te gaan. Ik heb ook voorkeur." Het was in de pastorie uitgemaakt, dat Lies de te vormen huishouding van Hans zou bestu ren, als hij eenmaal zijn eigen gemeente zou hebben. Zij zou „imitatie-pastoorsche" zijn, zoo als de meisjes altijd schertsten. „Je hebt mij maar te volgen, meisje", plaagde Hans terug. „Je moet niet meenen dat je stem in het kapittel hebt." „Och, och, wat moet ik beginnen klaagde Lies. „Wil jij het overnemen, Hermien „Dank je wel," zei deze, „ik ben blij, dat ik hier blijven kan." ,,'t Is toch wel vreeselijk, dit alles te moeten aanhooren," meende Hans. „Wat moet ik toch beginnen „Zie dat je een vrouw krijgt," zei domine Meinema. „Dan ben je tenminste niet afhan kelijk van je zusters, die ver van lief voor je zijn." „Pas maar op, dat je geen pantoffelheld wordt," spotte Lies. „Jullie, mannen, beweren immers altijd dat je in de vredrukking bent Het was een heen en weer geplaag van je welste. Maar in alles klonk die ondertoon van liefde, die het gezinsleven daar tot een groot genot maakte. Als Lia er nu was, zou zij weer genieten. Eerst was het een genieten in stilte ge weest, een genieten, dat gepaard ging met ver bazing. Daarna deed zij dapper mee, omdat zij langzamerhand kind in huis was geworden. De uren, in de pastorie doorgebracht, waren, naar zij zelf verklaard had, voor haar feesturen, even als haar verblijf bij Grootmoeder haar innerlijk leven ongemeen had gesterkt. Maar zij was er nu niet. Met opzet had Hans haar naam niet genoemd. Uit een uitlating van Lies had hij in dertijd begrepen, dat zij lont ging ruiken. En dan zou Hermien natuurlijk ook wel weten. Voorloopig wilde hij er niet mee geplaagd wor den. Het was daarom, dat hij, toen hem verteld werd, dat Lia reeds dien morgen vertrokken was, quasi onverschillig opmerkte „Dat heb ik zooeven van boer Blankert vernomen," en onmiddellijk over iets anders begon. Maar hij merkte niet op, hoe de óogen zijner moeder scherp op hem gevestigd waren. Het scherpe moederoog ha dwel ontdekt, dat de ge negenheid van Hans voor Lia heel wat meer was geworden dan gewone vriendschap. En toen zij haar man er op opmerkzaam gemaakt had en hij ook scherper was gaan toezien, was hij eveneens tot die conclusie gekomen. Het ver vulde hem met eenige zorg en enkele malen had het in zijn voornemen gelegen, er eens met zijn zoon over te praten. Maar telkens was hij tot andere gedachten gekomen. Het was beter, het niet te doen. Hij geloofde tenslotte vast, dat Hans uit zichzelf komen zou, daar hij ongetwij feld de moeilijkheden wel zien zou. En mogelijk was het niet eens noodig. Na een tweemaandsch verblijf in de pastorie, waar hij hard werkte, al nam hij op tijd ontspanning, was Hans weer naar Amsterdam vertrokken. En nu, nu hij geheel klaar was en voorloopig zijn intrek thuis zou nemen, was Lia in Utrecht, terwijl het niet eens zeker was, dat zij zou wederkeeren, in ieder geval pas over enkele maanden, als Hans weer vertrokken zou zijn. In dien geest had dominé Meinema er met zijn gade over gesproken. Ook zij vond het 't verstandigst om er met Hans, die oud en wijs genoeg was, er niet over te beginen. Hij zou, zij was er ook van overtuigd, zulk een gewich tig besluit, en zeker niet, waar het Lia betrof, die uit een geheel aan den godsdienst vreemde omgeving kwam, niet nemen zonder eerst het gevoelen zijner ouders te vragen. Hans wist van al die overleggingen niets. Hij had er niet het flauwste vermoeden van, dat niet alleen Lies, en dan ook Hermien, maar ook vader en moeder geheel en al op de hoogte waren, althans op goede gronden een zeer sterk vermoeden hadden. Vandaar, dat hij er in het minst niet op lette, dat zijn moeder hem zoo scherp aankeek bij Zijn opmerking, die het tegendeel van belang stelling aan den dag legde. Lies werd er werkelijk door in slaap gewiegd. Zij ging overhellen tot de meening, dat zij zich vergist had en besloot, het Hermien maar eens mee te deelen. Maar Mevrouw Meinema dacht er hee] anders over. Zij merkte wel op, dat Hans gewild onverschillig was. En ietwat later kwam zij tot de ontdekking, dat hij meermalen met zijn ge dachten afwezig was, om ten slotte zekerheid te hebben, toen Hans zelf over Lia begon, zij het dan in algemeene termen. Hij leefde weer geheel op, toen door allen over haar gepraat werd en hem weer bleek, hoe gaarne men haar lijden mocht. Het was eenige uren later, dat Hans een ernstig gesprek met zijn vader op de studeer kamer had. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1