O
faal 5?
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
4
Saas li, R'dain
tiÏLËÏË
Zenuwstillend
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
Het huisje aan den Zeedijk
No. 3511
WOENSDAG 13 FEBRUARI 1929
43ste JAARGANG
Rl Me Tonos
ierbuizen.
Uit de Pers.
MIJNHARDT's
zenuwtabletten
EN!
aihouwergj
175 - R'dam
lam v.?. via VlaardiDgeo
REGELING
MPJES
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
iad leverbaar
r 100 stuks.
naam. Bij
n- en
Duwzaden.
LEUNE,
e Winter
.WEISS"
Als één man.
Boekbespreking.
AMBACHTSSCHOOL TE
MIDDELHARNIS.
E
N
jEF. 1005 en 1946
tOOTDIENST
DELHARNIS"
OCTOBER 1928.
EïARNIS i
:n Dinsdag V. Middel
A. Vlaardingen 7.00
dam 8.00 v.m.
eh. Zon» S. Feestdagen)'
s 6.40 v.m. A.Vlaardin»
Rotterdam 10.00 v.
v.m>
DAHi
Dinsdag V. Rotterdam
aardingen 3.00 n.m.-f
S.30 n.m.
h. Zon» Feestdagen)*
10 Februari.
On.m. V. Vlaardingen
Bridle 2.25 n.m.
6.20 n.m.
ber t/m 9 Februari.
5 n.m. V. Vlaardingen
diddelharnis 5.30 n m
g op den trein van 7.21
van Vlaardingen.
ing op den trein van
v.m. van Vlaardingen.
op den trein van 14.40
14.51 (2.51 n.m.) te
ting op den trein van
en 15.51 (3.51n.m.)te
gen .overstappen,
g 1.25 n.m.
zijn te beschouwen
aaschdag, Hemelvaartsdag
de beide Kerstdagen
band met Kerstmis en
:kmarkt op een anderen
wordt gehouden, zal
dienst op dien dagge»
GPLAATS VAN
»EMDE STOOM»
IENST TE
ERDAM IS
'er de Reederijstraat.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bï vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
D1ENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zl beslaan.
AdvertentlËn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
dig uw benoodlgde
KSLAND, Tel. 1062
t in17273
meubelen en vierkante
n Badstoelen.
n bekleed en onbekleed
K, zooals Papierman»
fels. Ook verkrijgbaar
prd, Middelharnis.
et behandelen
fASCH is
en Strijkinrlchtlng
DE HAND AAN DEN PLOEG.
Een onzer meelevende broeders uit Hervormd-
Antirevolutionairen kring op Flakkee gaf dezer
dagen een brochure uit onzer bovenstaanden
titel.
De schrijver de heer Bom hield deze
rede te Dirksland en meende de A. R. partij
te dienen met de uitgave van zijn rede. Ons
statenlid de heer Warnaer voorzag haar van
een voorwoord.
Gaarne willen we van deze plaats de aan
dacht op deze brochure vestigen. Zij is ook
voor zeer eenvoudigen duidelijk te begrijpen en
daarom leent zij zich goed als verkiezingsmate
riaal, te meer daar de prijs bijzonder laag ge
steld is.
Uit het voorwoord, dat de heer Warnaer
schreef, nemen we het volgende over
De rede vangt aan met een herinnering
aan het revolutiejaar 1918. De S.D.A.P.'ers
willen er weinig meer van weten, maar als
de omstandigheden hen gunstig zijn, is her
haling niet buitengesloten. De revolutie zit
hen nu eenmaal in het bloed. Hun macht in
de Regeeringscolleges is van niet geringe be-
teekenis. De Staatkundig-Gereformeerden kun
nen dit niet zoo inzien. Voor ieder, die nuch
ter denkt, is het duidelijk, dat door hun wijze
van optreden onze Anti-Revolutionaire Partij
en haar invloed bij de Rechtsche partijen
wordt verzwakt en ten bate komt van de
partij, die zij voorgeven te moeten bestrijden.
Er is echter niets nieuws onder de zon. Groen
van Prinsterer heeft het in 1857 nog erger
ondervonden. De menschen, die in zijn po
litieke overtuiging het naast stonden, lieten
hem in den steek. Het was Van der Brugghen
die door zijn Schoolwet de liberalen in het
gevlij kwam. In 1866 wilden „de vrienden"
Keuchenius loslaten en in 1869 al wat als
A. R. in de Kamer was gebracht, had zich
met de conservatieven vereenigd. Het was in
dien tijd, dat hem smadelijk werd gevraagd:
„Veldheer, waar is uw leger Dr. Kuyper
moest in „De Standaard" van 2 Maart 1877
schrijven: „In onze Kamer is de anti-revolu
tionaire partij (zoo gij de onderwijs-kwestie
uitzondert) nog steeds zoek".
Gelukkig is er sindsdien, mede onder den
invloed onzer A. R. partij, op verlerlei gebied
van wetgeving veranderd, ten zegen voor
land en volk.
Nu van de zijde onzer jongere A. R. daarop
wordt gewezen, heb ik gaarne een kort woord
van aanbeveling, willen geven. Moge deze
druk door herdrukken worden gevolgd. Maar
zij vooral onze verwachting op Hem, die,
wanneer wij ons op Hem verlaten, ons nim
mer beschaamd zal doen uitkomen. Dan zal
ook de in dezen vorm gevoerde propaganda
aan haar begeerde verwachting beantwoorden.
C. WARNAER G.Lz.
Een der meest droevige verschijnselen in onze
dagen is de onderlinge strijd en tweedracht on
der degenen, die één Christus zeggen te belijden,
ja éénzelfde belijdenis des geloofs willen eeren.
De kerkelijke toestanden in de dagen der
Fransche Revolutie en de geschiedenis van de
vaderlandsceh kerk gedurende de laatste eeuw
zijn oorzaak geworden, dat deze tweemaal een
scheuring zag, waarbij zich een volk genoopt
zag tot afzonderlijke kerkformatie over te gaan,
dat tot de positieve belijders behoorde en den
ouden stam verzwakte.
Mocht daartegenover staan, dat het gerefor
meerde volk in de Hervormde Kerk en de Ge
scheiden Kerken op het openbare terrein des
levens nog meer of minder actief saamging in
den antirevolutionairen strijd, in de laatste jaren
werd ook dit saamgaan ernstig bedreigd door
de opkomst van een nieuwe partij, welke zonder
bedenken den broederkrijg voert en allermeest
die partij aanvalt, waarbij zij naar eigen ver
klaring het dichtst zich bevindt en waarbij zij
eenmaal uitsprak zich wederom te zullen aan
sluiten, zoodra zij naar haar critiek zou luis
teren.
Steeds hebben wij beweerd, dat dit optreden
niet gerechtvaardigd is, omdat naar het inzicht
der S.G.P. de Antirevolutionaire Partij in ge
breke bleef haar beginselen gestand te doen of
althans niet genoegzaam gestand deed naar
men meent.
Het is daarom niet gerechtvaardigd, omdat de
H. Schrift leert, dat iemand, indien zijn broeder
tegen hem zondigt, allereerst tot hem moet gaan
en zoo deze niet hoort, neemt men een of twee
getuigen mede. Zelfs zal men dit herhaaldelijk
doen alvorens men zijn twistzaak openbaar
maakt.
Deze weg hebben de mannen van de S.G.P.
niet gevolgd. En dat betreuren wij en wel niet
in de eerste plaats, omdat de opkomst van een
nieuwe partij een feit werd, maar omdat de
aangegeven weg geboden is en derhalve bij ver
gelijking en overeenstemming voor beide in het
geding zijnde partijen zegen zou hebben afge
worpen.
Thans wordt de kracht verzwakt en de onder
linge vijandschap gevoed tot smaad van den
naam van Christus.
Wij nemen aan, dat er in het politieke leven
van de antirevolutionaire partij aanleiding was
voor hen, die de wacht bij de beginselen be
trekken, om opmerking, misschien zelfs aan
merking te maken op het gevoerd beleid.
Wij kunnen verstaan, dat er zijn, die ernstig
bezwaar hebben tegen sociale en politieke om
standigheden, welke zij op andere wijze, wel
licht naar hun inzicht op meer schriftuurlijke
wijze, zouden willen gewijzigd zien.
Doch dan houden wij het ook voor Christen
plicht om zijn bezwaren te doen blijken aan
de leidslieden, te beginnen met de naastbijzijnde
instantie, opdat overleg kan worden gepleegd.
Alle leden van de A.R. partij toch zijn mede
verantwoordelijk en zij die de Antirev. Partij
gesteund hebben kunnen hun verantwoordelijk
heid niet afschudden door zonder meer over
te gaan naar een andere partij.
Het Hervormde volk gevoelt dat op het ker
kelijk terrein gewoonlijk zeer juist en draagt
del asten der kerk mede, verzet zich tegen
nieuwe afscheiding ook om deze reden, dat de
schuld blijft liggen.
Zou dit dan op het politiek terrein niet zoo
zijn
Bovendien bedenke men, wie zonder zijn ver
antwoordelijkheid te gevoelen, zich afzondert en
den broederkrijg gaat versterken, een daad ver
richt, waarvoor hij ook verantwoordelijk blijft
en die in het huidige stadium instede van de
eenheid van het Gereformeerde volk te zoeken
en te bevorderen niet alleen de tweedracht groo-
ter maakt, maar schade doet aan den heiligen
Naam des Heeren en der wereld van ongeloof
aanleiding is tot smaad en spot.
Wij betreuren dit om de zaak des geloofs
zelf en om de gebrokenheid van een antirevo
lutionaire beweging, die mits krachtig door een
heid en gemeenschappelijk beleid, ons volk ten
zegen kan zijn. Het mag niet gaan om een
zetel meer of minder, maar het moet gaan om
de eere Gods.
En er is reden tot groote vreeze voor allen,
dat de weg, waarin de dingen thans worden
geleid, voor allen schadelijk is, wijl de Heilige
Schrift vermaant
„Want de geheele Wet wordt in één woord
vervuld, namelijk in dit: Gij zult uwen naaste
liefhebben als uzelven. Maar indien gij elkander
bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander
niet verteerd wordt". (Gal. 5 14, 15).
Dr. SEVERIJN.
„De Standaard" driestart
GEWICHTIGE GEBEURTENIS.
Reeds geruimen tijd hoorde men van plannen
tot herstel van een Kerkelijken Staat. Of, zoo
als men ook wel placht te zeggen, oplossing
van het Romeinsche vraagstuk.
Vanaf ongeveer het jaar 750 onzer jaartelling
tot het einde van 1870, dus gedurende ruim
11 eeuwen, hebben de Pausen te Rome ook
wereldlijk gezag uitgeoefend, al zijn er talrijke
perioden aan te wijzen, waarin dat gezag wei
nig, zooal iets te beteekenen had.
Iu 1871 hield deze Kerkelijke Staat op te
bestaan, doordat het grondgebied werd inge
lijfd bij het Koninkrijk Italië.
Van dien tijd dagteekent dan de Romeinsche
kwestie, doordat de Paus weigerde den roof
van ^ijn staatsgebied te erkennen en zichzelf
beschouwde als een gevangene in het Vaticaan.
En Pius IX èn zijn opvolgers bleven de wereld
lijke heerschappij opvorderen als voorwaarde
voor de vrijheid der Roomsch-Katholieke Kerk.
Aan dat verlangen is nu door Mussolini te
gemoet gekomen.
Een nieuwe Pauselijke Staat, in omvang niet
veel uitgestrekter dan het gebied van een mid
delmatig groote stad, wordt nu in het leven
geroepen. De Paus wordt weer wereldlijk heer-
scher, met alle voorrechten aan de uitoefening
der wereldlijke souvereiniteit verbonden. En
voor het gebied, dat eertijds bij Italië werd in
gelijfd en thans daarbij b 1 ij f t, dus niet onder
de Pauselijke souvereiniteit terugkeert, wordt
eene zeer aanzienlijke schadeloosstelling in geld
uitgekeerd. Men noemt zelfs een bedrag van
250 millioen gulden.
Daarmee zal dan de vrede tusschen den Paus
en den Italiaanschen Staat zijn teruggekeerd.
De Koning zal weer den Paus kunnen bezoeken
en deze den Koning, als zij er lust toe hebben.
En vreemde vorsten, die voornemens zijn den
Paus een bezoek te brengen, zullen er niet
tegenop behoeven te zien om dat te doen vanuit
het Quirinaal, in plaats van uit hun eigen
ambassadegebouw.
Wij Protestanten kunnen, op het voetspoor
van Groen, den roof van 1870, evenals eiken
anderen Staatsroof, afkeuren, maar wij zullen
er vermoedelijk niet in slagen de komende ge
beurtenissen te zien in hetzelfde licht als de
Roomsch-Katholieken. Onze waardeering van
het geestelijk ambt is nu eenmaal een andere.
Toch kunnen we ons wel indenken, dat het
herstel van het onrecht van 1870, onzen Room-
schen landgenooten vreugde brengt. Zelfs als
men er rekening mee houdt, dat uit den nieuwen
toestand ook nog wel eenige moeilijkheden kun
nen voortkomen, die men nu nog niet zoo ziet.
Maar in elk geval is het herstel van een zelf
standig Pauselijk territoir een van die dingen,
die men rangschikt onder de wereldgebeurte
nissen.
Dienstbaren en Vrijen, door D. Hoogenbirk
Jzn„ schrijver van „Ne>veldijk". Uitgave van
Koning's Uitgeverij te Baarn.
Hierin wordt het dorpsleven van alle dag
geteekend. Je hoort de menschen spreken zoo
als ze alle dagen spreken.
Het eerste gedeelte gaat over Dingena, de
veldwachtersvrouw, maar rondom haar groe-
peeren zich de oudere dorpsfiguren.
Dingena trouwt met Jaap, de veldwachter, en
ze gaat wonen boven het gemeentehuis, daar
zou ze een pronkkamer hebben. Van de pronk
kamer is heel wat te vertellen: „Want ze was
meer dan een kamer, ze was Dingena zelf".
Fijn geteekend wordt ons de inrichting van
de kamer, daarom zoo mooi, omdat we er als
het ware Dingena zelf uit leeren kennen en in
kleine trekjes zien we ook de vriendinnen ge
teekend, die mede deze pronkkamer bezien en
beoordeelen.
„De pronkkamer was ook godsdienstig".
Dat kon je zien aan de talrijke teksten die
er hingen en had Dingena, ondanks zwak pro
test van Jaap haar man, niet die prachtige tekst
gekocht van den koopman, omdat die zoo toe
passelijk was op opoe, wier laatste woorden
en zenuwsterkend is de we "king van
Glazen Buisje 75 ct Bij Apoth. en Drogisten.
waren geweest: „Hoe branden mijn genegen
heen, om 's Heeren voorhof in te treên", en:
„Verlosser is Uw naam".
„Hoor es Jaap, ik verdoe m'n geld niet aan
prullen, het is voor den godsdienst, en daar
mot een mensch wat voor over hebben; daar
heeft opoe me bij opgebracht en daar hoop ik
in mijn trouwdag bij te blijven".
Zoo was Dingena eerst.
Maar later als Dingena, na zoolang ziek te
zijn geweest, en na veel bidden, strijden en
hopen, in haar stervensure is, dan durft ze
zeggen: Jaja, op het woord van den
dominé: Maar nu, alzoo zegt de Heere
vrees niet, want Ik heb u verlost.
Maar rondom Dingena zien we de nicht, die
maar niet naar de kerk kon, „omdat ze dan
geen raad weet van d'r hoofd", maar wel op
Dingena's woelig negental passen, toen in de
kerk voor Dingena en Jaap den Heere werd
dank gebracht na hun twaalf en een half jarig
huwelijksfeest.
En dan ouderling „Mijn persoon", die het
allervoornaamste in Dingena's stervensure vond
dat hij de groeten van Kreka aan haar moest
overbrengen. Daar tegenover weer de ontroe
rend teere geestelijke zorg van den dominé voor
Dingena, in haar lange ziektetijd.
Het tweede gedeelte handelt weer in Horst-
wijck, het dorp van Dingena en Jaap, maar dan
gaat het over den burgemeester, deze als hoofd
figuur, maar tevens enkele gemeentenaren als
Krijn Vos, de wethouder, die wel burgemeesters
opvolger wilde zijn, als nevenfiguur. Met een
enkele rake zet, dan een fijn trekje zie je de
menschen voor je leven.
We hebben van dit boek genoten en we
bevelen het gaarne aan.
Slechts dit moeten we even opmerken. Tel
kenmale voelen we aan: hier is geschreven in
Bijbelsche stijl en voor de meeste gedeelten
gaat dit ook zeer wel, maar bij enkele passa-
gees was het ons iets hinderlijk.
Doch dit is slechts een opmerking. Het ge
heele boek door hebben we het met groot ge
noegen gelezen.
Zooals nu wel algemeen bekend beschouwd
mag worden, heeft onze Ambachtsschool, de
Ambachtsschool voor Overflakkee en Goede
reede te Middelharnis, gedurende het jaar 1928
eene zeer groote verandering en uitbreiding
ondergaan.
Toch mochten wij ons voordien, gezien uit
het oogpunt der huidige techniek en bij eene
daartegenover zeer beperkte outilage onzer
school, verheugen in het feit, dat onze leer
lingen in de practijk van hun vak en vooral
ook in de practijk van het bedrijfsleven ge
waardeerd werden, gemakkelijk plaatsing von
den, in verband met hun kunnen goed betaald
werden en tot slot snel opklommen. We vinden
dan ook onze oud-leerlingen terug in degelijke
posities door geheel Nederland, Amerika en
Indië,
Dit danken zij aan drie hoofdfactoren
a. Aan eene degelijke practische opleiding
(bewerking van de materialen).
b. Aan eene niet minder degelijke en in nauw
keurige aansluiting met de practijk gebrachte
theoretische opleiding.
c. Eene geregelde dagelijks doorgevoerde op
leiding, welke bedoelt onze leerlingen voor te
bereiden voor het volle practische leven en
het maatschappelijk bewegen.
Hen dus bekend te maken met eene goede
en in het bedrijfsleven en maatschappij ge-
door
H. ZEEBERG.
47)
Maar lang duurde die mildere stemming niet.
De twijfel rees weer in zijn hart. Het kon toch
eigenlijk niet bestaan, dat het meisje in Utrecht,
in die omgeving een verandering zou kunnen
bewerkstelligen, die meer dan ingrijpend was
Al die jaren had Marie zich niet om haar
moeder bekommerd. Wat geldige reden was er
dan toch, om een gewijzigde houding in het
verschiet te zien.
Blankert draaide den Krommen weg uit, de
richting naar het dorp inslaande, toen hij opeens
hoorde roepen: „Hé, Blankert, wacht even
Onmiddellijk daarop peddelde Hans Meinema
naast hem, die lachend vroeg: „Zoo in gedach
ten, dat ge me niet zaagt op den weg Ik stak
mijn hand nog al op".
„Neem me niet kwalijk, Hans. Ik heb je niet
gezien. Ik keek die richting niet uit en was in
derdaad wat in gedachten. Komt ge naar huis
Met de boot van drieën gekomen
„Geraden, Blankert. Thuis weten ze er niets
van. k Word pas overmorgen verwacht. Maar
ik kon eerder weg. Wat zal ik dan langer in
Amsterdam doen
>,Ik feliciteer je nog met je candidaatsexamen
"nns. Het doel' is nu bereikt, hé Je gaat nu
een moeilijken tijd tegemoet. Ik veronderstel ten
"""tv6, ^at 'e 'e beroepbaar stelt
"Natuurlijk. Er is geen reden, om daarmede
f.j^Aten. Ja, het wordt zeker een moeilijke
Na de dassisvergadering van volgende
Wp hoop ik mij beroepbaar te stellen."
Eenige oogenblikken vier er een stilte tusschen
0eide mannen.
•.Hebt u afscheid van uw nichtje', juffrouw
Van Meerma, wezen nemen vroeg Hans dan.
„Afscheid was de verwonderde vraag,
„Neen".
„O, ik meende, dat u van uw moeder
kwaamt".
„Dat is ook zoo. Maar Lia is daar niet meer.
Zij is vanmorgen vertrokken."
„Vanmorgen alriep Hans Meinema. „Ik
meende, dat zij morgen pas gaan zou
In den toon van zijn uitroep was diepe teleur
stelling op te merken, maar deb oer lette er niet
op. Hij had na het gesprek met zijn moeder en
zijn gedachten daarover niet den minsten lust
over zijn nichtje te gaan praten.
„Dat was ook de bedoeling", zei hij daarom
zoo kortaf mogelijk. ,Maar er kwam dezer dagen
van huis bericht, dat zij vandaag komen moest."
„O, dat verandert de zaak", vond Hans op
luchtigen toon nu. ,,'k Had gedacht, haar van
avond thuis nog te ontmoeten. Zij was een ge
ziene gast in de pastorie. Ieder liep met haar
weg."
Adriaan Blankert gaf geen antwoord. En
Hans Meinema ging er niet dieper op in, omdat
hij maar al te goed wist, dat de verhouding nu
niet bepaald overhartelijk was. Hij kon het in
den boer, dien hij overigens gaarne lijden mocht,
niet zetten, dat deze zijn nichtje zoo verwaar
loosde. Zij kon het toch waarlijk niet helpen,
dat haar moeder de familie links liet liggen
Zij had er last genoeg van.
Het gesprek stokte. Zoo nu en dan werd
nog wel een woord gewisseld, maar van harte
ging het niet. Boer Blankert wilde liever niet
over Lia spreken, terwijl in het hart van den
jongen Meinema een hevige teleurstelling ge
rezen was, toen hij vernam, dat Lia er niet
meer was. Hij had zich daarom gehaast, om
twee dagen eerder te komen dan aanvankelijk
in de bedoeling gelegen had Hij was blij, toen
de boer afscheid nam van hem, om den weg
naar zijn boerderij in te slaan. Alleen peddelde
hij verder, lang niet in die vroolijke stemming
als toen hij, van het stadje af, het eerste ge
deelte van den weg had gereden.
Maar eenmaal in de pastorie, waar hij met
blijde uitroepen van verrassingen werd ontvan
gen, monterde hij weer geheel op.
Hans had, het was wel schriftelijk geschied,
maar mondeling was toch veel hartelijker, van
allen gelukwenschen in ontvangst te nemen met
zijn geslaagd examen.
„Volgende week classis, hé Hans zei do-
mine Meinema. „Het komt prachtig uit."
Maar Mevrouw Meinema had het gaarne an
ders gezien.
„Ik wilde anders liever, dat hij eenige maan
den thuis bleef, om geheel op streek te komen,"
vond zij.
,,'k Zou het liefst maar zoo spoedig mogelijk
naar een pastorie willen moeder. Waarom zou
ik langer wachten Bovendien heb ik vader en
u geld genoeg gekost."
„Tut, tut," meende de predikant, „maak je
daarover maar niet bezorgd. Het is altijd in or
de gekomen, hé moeder Maar je hebt gelijk,
dat je gauw naar een pastorie wilt. Zoo heb ik
er ook over gedacht, toen ik zoover was als jij.
Er is nood. Men heeft je noodig."
„Ik ben toch waarlijk benieuwd, waar wij te
recht zullen komen, Hans", merkte Lies op, om
er dan schalks bij te voegen. „Als je maar weet,
dat ik niet van plan ben, naar de eerste de beste
plaats te gaan. Ik heb ook voorkeur."
Het was in de pastorie uitgemaakt, dat Lies
de te vormen huishouding van Hans zou bestu
ren, als hij eenmaal zijn eigen gemeente zou
hebben. Zij zou „imitatie-pastoorsche" zijn, zoo
als de meisjes altijd schertsten.
„Je hebt mij maar te volgen, meisje", plaagde
Hans terug. „Je moet niet meenen dat je stem
in het kapittel hebt."
„Och, och, wat moet ik beginnen klaagde
Lies. „Wil jij het overnemen, Hermien
„Dank je wel," zei deze, „ik ben blij, dat ik
hier blijven kan."
,,'t Is toch wel vreeselijk, dit alles te moeten
aanhooren," meende Hans. „Wat moet ik toch
beginnen
„Zie dat je een vrouw krijgt," zei domine
Meinema. „Dan ben je tenminste niet afhan
kelijk van je zusters, die ver van lief voor je
zijn."
„Pas maar op, dat je geen pantoffelheld
wordt," spotte Lies. „Jullie, mannen, beweren
immers altijd dat je in de vredrukking bent
Het was een heen en weer geplaag van je
welste. Maar in alles klonk die ondertoon van
liefde, die het gezinsleven daar tot een groot
genot maakte. Als Lia er nu was, zou zij weer
genieten. Eerst was het een genieten in stilte ge
weest, een genieten, dat gepaard ging met ver
bazing. Daarna deed zij dapper mee, omdat zij
langzamerhand kind in huis was geworden. De
uren, in de pastorie doorgebracht, waren, naar
zij zelf verklaard had, voor haar feesturen, even
als haar verblijf bij Grootmoeder haar innerlijk
leven ongemeen had gesterkt. Maar zij was er
nu niet. Met opzet had Hans haar naam niet
genoemd. Uit een uitlating van Lies had hij in
dertijd begrepen, dat zij lont ging ruiken. En
dan zou Hermien natuurlijk ook wel weten.
Voorloopig wilde hij er niet mee geplaagd wor
den.
Het was daarom, dat hij, toen hem verteld
werd, dat Lia reeds dien morgen vertrokken
was, quasi onverschillig opmerkte „Dat heb
ik zooeven van boer Blankert vernomen," en
onmiddellijk over iets anders begon.
Maar hij merkte niet op, hoe de óogen zijner
moeder scherp op hem gevestigd waren. Het
scherpe moederoog ha dwel ontdekt, dat de ge
negenheid van Hans voor Lia heel wat meer
was geworden dan gewone vriendschap. En
toen zij haar man er op opmerkzaam gemaakt
had en hij ook scherper was gaan toezien, was
hij eveneens tot die conclusie gekomen. Het ver
vulde hem met eenige zorg en enkele malen had
het in zijn voornemen gelegen, er eens met zijn
zoon over te praten. Maar telkens was hij tot
andere gedachten gekomen. Het was beter, het
niet te doen. Hij geloofde tenslotte vast, dat
Hans uit zichzelf komen zou, daar hij ongetwij
feld de moeilijkheden wel zien zou.
En mogelijk was het niet eens noodig. Na een
tweemaandsch verblijf in de pastorie, waar hij
hard werkte, al nam hij op tijd ontspanning,
was Hans weer naar Amsterdam vertrokken. En
nu, nu hij geheel klaar was en voorloopig zijn
intrek thuis zou nemen, was Lia in Utrecht,
terwijl het niet eens zeker was, dat zij zou
wederkeeren, in ieder geval pas over enkele
maanden, als Hans weer vertrokken zou zijn.
In dien geest had dominé Meinema er met
zijn gade over gesproken. Ook zij vond het
't verstandigst om er met Hans, die oud en wijs
genoeg was, er niet over te beginen. Hij zou,
zij was er ook van overtuigd, zulk een gewich
tig besluit, en zeker niet, waar het Lia betrof,
die uit een geheel aan den godsdienst vreemde
omgeving kwam, niet nemen zonder eerst het
gevoelen zijner ouders te vragen.
Hans wist van al die overleggingen niets. Hij
had er niet het flauwste vermoeden van, dat
niet alleen Lies, en dan ook Hermien, maar
ook vader en moeder geheel en al op de hoogte
waren, althans op goede gronden een zeer sterk
vermoeden hadden.
Vandaar, dat hij er in het minst niet op lette,
dat zijn moeder hem zoo scherp aankeek bij
Zijn opmerking, die het tegendeel van belang
stelling aan den dag legde.
Lies werd er werkelijk door in slaap gewiegd.
Zij ging overhellen tot de meening, dat zij zich
vergist had en besloot, het Hermien maar eens
mee te deelen.
Maar Mevrouw Meinema dacht er hee] anders
over. Zij merkte wel op, dat Hans gewild
onverschillig was. En ietwat later kwam zij tot
de ontdekking, dat hij meermalen met zijn ge
dachten afwezig was, om ten slotte zekerheid
te hebben, toen Hans zelf over Lia begon, zij
het dan in algemeene termen. Hij leefde weer
geheel op, toen door allen over haar gepraat
werd en hem weer bleek, hoe gaarne men haar
lijden mocht.
Het was eenige uren later, dat Hans een
ernstig gesprek met zijn vader op de studeer
kamer had.
(Wordt vervolgd).