voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antire volutionair
ABDUSIROOP
IN HOC SIGNO YINCES
sloopt het gestel
ZATERD4G 2 FEBRUARI 1929
43cTE JAARGANG
EERSTE BLAD.
n Voor de Borst
Op den Uitkijk.
Rood Boerenbedrog.
AKKER'*
No. 3508
Deze Courait veiscbgnt eiken WOENSDAG en 7ATERDAG.
ABONNEM'-.NTSFRIJS per drie maanden franc per post f 1.— bg vooruitbetaling.
BUITENLAND bg vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDEKLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN êt ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENT1ÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zg beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur
Alle sfttkken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe te aenden aan de Uitgevers
Gedurende de jaren waarin de anti-rev. par
tij te midden van het Nederlandsche volk werkt,
is steeds de geloovige plattelandsbevolking, met
name de kleine boeren en de landarbeiders, een
der hechtste steunpunten geweest voor die par
tij.
Ongetwijfeld komt dit in de eerste en voor
naamste plaats, omdat de politieke belijdenis
der anti-rev. partij in zoo ruime mate aansluit
bij het geloof der boerenbevolking.
Voor een deel echter ook omdat de boeren
bevolking van allerlei stand, in de anti-rev. par
tij zag de beschermster en verdedigster van de
agrarische behoeften des volks.
Volkomen terecht is dan ook tot op dit oogen-
(Piik om de bovenaangegeven redenen onze boe
renbevolking trouw gebleven aan de anti-rev.
partij.
Van alle kanten poogt men echter onze boe
ren van de anti-rev. partij te vervreemden. We
kunnen deze thans niet alle besprekenslechts
bij één dier pogingen, namelijk wat van soc.-
dem. zijde wordt ondernomen, willen we een
oogenblik stilstaan.
De belangstelling welke de boeren den laat-
sten tijd van de zijde der soc.-dem. ontvangen
is wel bijzonder.
Vroeger bemoeide men zich in het gunstigste
geval niet met de boeren.
Nog in den mobilisatie-tijd meende het soc.-
dem. Tweede Kamerlid, Dr. v. d. Waerden, dat
alle boeren voortdurend de verzuchting slaakten
„Och, als toch eens de vrede uitbarstte, wat
zou dat een ramp zijn."
Lange jaren is men bevreesd geweest voor
1 buitenkansje der boeren. Zoodra de prijs
I van een landbouw-product wat omhoog ging,
was men er haastig bij om door het aandrin
gen op een uitvoerverbod den prijs te druken.
De vroegere houding der soc.-dem. tegenover
de boeren was een vijandige, minstens onver-
I schillige.
Vanwaar dan opeens die verandering
De heer v. d. Sluijs, het soc.-dem. Kamerlid,
die zich vooral met den landbouw bezig houdt,
zegt het ons openlijk en ruiterlijk in „Het Volk"
van 6 September 1927, waar hij verklaart dat
het socialisme zonder de boerenbevolking nooit
zal zegevieren.
Vroeger had men de hoop met de industrie
arbeiders er te kunnen komen.
Het wordt echter de socialistische dames en
heeren duidelijk, dat zij hun hoop op de Chris
telijke arbeiders wel op kunnen geven en daar-
j om zoeken zij thans andere hulptroepen.
De kleine boeren acht men niet ongeschikt
voor aanvulling van de socialistische gelederen.
Nu men ze noodig heeft, gaat men aan deze
groep aandacht schenken.
Men heeft de illusie dat die „onnoozele" boe
ten even gretig zullen slikken wat socialistische
agitatoren hen voorzetten, als b.v. de „bewuste"
stadsarbeiders zulks doen.
Maar dat doen Krelis en Thomas en Jaap en
hoe ze verder heeten, niet zoo maar
Naarmate de tong van een propagandist glad
der is, zijn ze meer gereserveerd.
Praatjes behoeft men hun niet te verkoopen,
slechts voor deugdelijke argumenten hebben zij
oor.
Wat zijn dan wel de argumenten van de so
cialistische propagandisten ten plattelande
De grondstelling van de propaganda der soc.-
dem. onder de boeren is, dat zij het zeer ellendig
hebben, maar dat zulks volstrekt niet noodig
's. Er is genoeg inkomen volgens den heer v. d.
Sluis voor alle werkers in den landbouw, als
de zaak maar behoorlijk gergeld werd.
De grond voor deze wijsheid is, dat de Ne
derlandsche bodem 1000 millioen gulden op-
Jengt, er werken 500.000 menschen in den Iand-
dus er is voor ieder een inkomen van
20JJ aid. per jaar.
°e eenvoudig. Er behoeft dus volgens den
e®r v' d. Sluis geen nood te zijn.
uller redeneering als deze heeft wellicht
nooit een socialistisch spreker of schrijver geuit,
nunddellijk rijst al de vraagwaarom deze
eenvoudige verdeeling niet toegepast op heel
het Nederlandsche volk
Waartoe deze verdeeling beperkt tot de boe
ren
Waarom niet heel de Nederlandsche op
brengst verdeeld onder alle burgerg
Afgedacht echter van deze inkonsekwentie,
is de redeneering zelf totaal onjuist.
De heer v. d. Sluis put zijn gegevens uit de
mededeelingen van de Directie van Landbouw,
vermeld op bldz. 193 van de Nederlandsche
jaarcijfers, uitgave 1927.
Daar wordt de zuivere bodemopbrengst ge
schat op ruim 1000 millioen gulden en de bruto-
opbrengst op 1200 millioen gulden.
De heer v. d. Sluis schijnt te meenen dat deze
1000 millioen al te maal opbrengst van arbeid
is en onder de werkers kan worden verdeeld.
De eigenaars van den grond, de hypotheek
houders schijnen niets te moeten hebben.
Het bekende socialisatie-rapport spreekt over
deze dingen anders.
Dit wil den grond onteigenen en schade-ver
goeding betalen.
Het wil de leiders ruim salarieeren en reser
veeren in het bedrijf.
Van de 1000 millioen zou dus, naar de op
vattingen van het socialisatie-rapport, reeds heel
wat af moeten wat niet voor verdeéling onder
de werkers in aanmerking komt.
De gecultiveerde Nederlandsche bodem ver
tegenwoordigde voor den oorlog ëen waarde
van dooreen 1000 gld. per H.A. Berekend a 4
pCt, zou zelfs naar dit voor-oorlogs niveau 40
gld. per H.A. landrente opgebracht moeten wor
den, wat met grond- en waterschapslasten, rente
van bedrijfskapitaal, veilig op 80 gld. door el
kaar per H.A. gesteld kan worden.
Dit wordt voor den gecultiveerden Neder-
landschen bodem reeds 200 millioen gulden.
Rekent men daarbij met de waarde-vermin-
dering van het geld, dan moet die 200 millioen
met 1.7 worden vermenigvuldigd, of om voor
alles aan den veiligen kant te blijven, met 1.5,
en moet van de 1000 millioen reeds direct 300
millioen worden afgetroken.
Helaas komt echter ook de overblijvende 700
millioen niet voor verdeeling in aanmerking.
De heer v. d. Sluis ziet daarbij kleinigheden
als aankoop kunstmest, veevoeder, onderhoud
materialen, over het hoofd
Wel meent de heer v. d. Sluis, toen hem op
deze dingen in de vergadering der Tweede Ka
mer gewezen is, dat zulks reeds afgetrokken is,
omdat op bldz. 193 van de jaarcijfers uitgaaf
1927, wordt gesproken van zuivere opbrengst.
Daarmede is echter bedoeld, blijkens de daar
bij gegeven aanteekening, bruto opbrengst, ver
minderd met hetgeen uit den bodem-opbrengst
zelf door zaaizaad, veevoeder enz. weer tot
den bodem terugkeert.
Men ziet hieruit dat niet ieder in staat is, cij
fers te gebruiken uit statistieken, dat in ieder
geval de heer v. d. Sluis het niet kan.
Want in dezen aftrek zit dus niet het ge-
importeerde veevoeder en zaaizaad en de inge
voerde kunstmest, en evenmin wat de land
bouwwerktuigen aan onderhoud vragen.
Hoeveel dit nu is, valt niet precies te zeggen.
Wel zijn een paar belangrijke cijfers te geven
n.l. het ingevoerde veevoeder en de geimpor-
teerde kunstmest.
Het surplus van den kunstmest-invoer be
droeg, behalve kalkmeststoffen en de hier ge
fabriceerde kunstmest, ruim 28 millioen gulden
aan stikstofmest en 11 millioen aan kali-mest
stoffen. Wanneer men nu bedenkt dat de fos
faatmeststoffen, belangrijk meer nog gebruikt
worden dan de kalimest, dat geen rekening ge
houden is met de kalkmeststoffen, dan kan de
gebruikte kunstmest veilig op 80 millioen gesteld
worden.
Van nog meer beteekenis is het geïmporteer
de veevoeder.
Alleen reeds aan mais, welke uitsluitend voor
veevoeder wordt gebruikt, overtrof de invoer
den uitvoer met 96 millioen gulden.
Voeg daarbij de ingevoerde rogge, gerst en
peulvruchten, waar geen preciese cijfers van
te geven zijn, dan komt men echter bij elkaar
zeker aan 120 millioen gulden.
Daaruit volgt dus, dat er voor veevoeder en
kunstmest nog minstens 200 millioen moet af
getrokken, zoodat er in plaats van 1000 millioen
gulden voor de 500.000 werkers in den land
bouw nog geen 500 millioen beschikbaar is, en
dus inplaats van 2000 gulden nog geen 1000 gld.
per werker beschikbaar is.
Want van de 500 millioen moeten ook nog
uitgaven gedaan voor materialen enz.
Meer dan de helft is de heer v. d. Sluis
dus bezijden de waarheid.
Waarom we zooveel aandacht schonken aan
een bewering waarvan ieder practicus, zonder
becijfering, de onjuistheid weet?
Omdat in de propaganda, welke de sociaal
democraten voeren onder de boeren, de voor
eiken werker in den landbouw aanwezige 2000
gld. de hoofdstelling is.
Nu de hoofdstelling omvergeworpen is, totaal
omvergeworpen, kan hetv erder betoog zeer
kort zijn.
Onder de eischen voor de practijk, neemt de
herziening van 't pachtstelsel de hoofdplaats in.
Nu staat ook de anti-rev. partij niet afwijzend
tegenover elke wijziging van ons pachtstelsel.
Ze is er echter steeds beducht voor geweest,
om bij de menschen grooter verwachtingen op
te wekken, dan ooit in vervulling kunnen gaan.
Wie de voorstelling wekt, alsof veel ver
beterd zou kunnen worden door wijziging van
ons pachtrecht, maakt zich schuldig aan het
opwekken van niet te vervullen verwachtingen.
Dit is trouwens ook de meening van den
deskundigen schrijver der landbouwparagraaf in
het socialisatie-rapport van de s.d.a.p.
Deze toch zegt op blz. 67
„Tot dusver is het nergens gelukt, door wet
telijk ingrijpen, deze en andere nadeelen aan het
pachtstelsel verbonden, in belangrijke mate te
voorkomen", en verder
„Allerlei maatregelen, zooals het instellen van
pachtcommissie's, het remissie-recht, het toe
kennen van zekere rechten aan den afgaanden
pachter, het verbod van strijk- en bodgelden,
e,d. zullen het in wezen verderfelijke pacht-
systeem niet beteekenend kunnen verbeteren,
zoolang het particuliere grondbezit blijft".
Dit is ten minste eerlijke taal, en steekt in
dit opzicht gunstig af bij het propageeren van
de voorstelling, alsof door een pachtwet de
nood van het platteland zou worden wegge
vaagd.
Dit is misleiding.
Laten de soc. dem. eerlijk hun meening zeg
gen, namelijk dat op den achtergrond van al'
hun agrarische wenschen staat, het verlangen
tot onteigening van den bodem, tot socialisatie
van den landbouw.
Indien in bepaalde streken misbruiken bestaan
op het terrein van de pacht en door wijziging
van ons Burgerlijk Wetboek hierin verbetering
kan worden gebracht, en zulks geen schade zal
aanrichten in andere streken, is ook de anti-rev.
partij vóór bedoelde wijziging.
Ze doet echter niet mee, om de menschen
wijs te maken, dat dit een groote agrarische
hervorming zou zijn, en de nood op het platte
land hiermede te verhelpen zou zijn.
Van soc.-dem. zijde werkt men den laatsten
tijd met nog een merkwaardig argument.
Daarmede doelen we op de stem, welke de
anti-rev. kamerleden hebben uitgebracht voor
een motie, welke uitsprak de verminderde sub
sidie aan de burgerwacht te betreuren.
De zaak was, dat Minister Kan 150.000 gld.
van de burgerwacht-subsidie afnam en deze
besteedde voor landbouw.
De woordvoerder van de anti-rev. Kamer
fractie over deze aangelegenheid ontwikkelde
tegen deze methode drie bezwaren.
In de eerste plaats, dat een vermindering van
de subsidie voor de burgerwacht zonder moti
veering betreffende het minder noodige van het
instituut of mindere subsidie-behoefte, niet ver
antwoord is, met het oog op het feit, dat een
vierde van ons volk revolutionaire beginselen
aanhangt.
In de tweede plaats werd betoogd, dat de
belangen van landbouw en veiligheid niet te
genover elkaar mogen gesteld worden, ge
lijk Minister Kan deed.
In de derde plaats oordeelde men steun aan
landbouwdoeleinden, indien de burgerwacht het
niet noodig heeft, veel te lossen grondslag.
Indien er volgend jaar een opleving van het
revolutionair sentiment zou zijn, zou dit weer
vermindering van de landbouw-subsidie tenge
volge hebben.
Het verzet was dus vooral gericht tegen het
verband en den te lossen basis van de land
bouw-subsidie.
Worden daar de Iandbouw-belangen mede
geschaad
Integendeel.
De Christelijke boeren zullen goed doen trouw
te blijven of te worden aan de anti-rev. partij.
In de eerste plaats om het politiek beginsel
dezer partij, welk beginsel den meesten waar
borg biedt voor Gezag, Vrijheid, Vrede en
Recht.
Maar ook, omdat de behoeften van het platte
land immer de volle belangstelling en krachtigen
steun van de Anti-Rev. partij hebben gehad.
CHR. VAN DEN HEUVEL.
Moeders, Iaat U toch niet wijsmaken,
dat de kinkhoest drie tot vijf maanden
lang de verzwakte lichaampjes van
Uw kinderen moet teisteren. Al vertelt
men U, dat de „ervaring" de nood
zakelijkheid van dien langen duur
heeft bewezen, diezelfde ervaring heeft
aangetoond, dat Akker's Abdijsiroop,
bereid uit versche plantensappen, dien
duur belangrijk kan verkorten. Akker's
Abdijsiroop lost het vastzittende slijm
op, zoodat dit gemakkelijk wordt op-
gege.en en tempert den hoest; zij
versterkt het ademhalingsorgaan en
verbetert het algemeen gestel door den
eetlust te prikkelen. Bewaart Uw
kinderen voor kinkhoest en de gevol
gen daarvan. Geef hun onmiddellijk
Per koker: f 1.50, f 2.75, f 450
Men zegt wel eens dat een vrouw bij inti-
utie handelt en optreedt.
Integenstelling van den man, die wikt en weegt
en overdenkt en bepraat en tenslotte conclusies
trekt en besluit.
Zoo vullen beiden elkaar aan.
En is ook hier in de vrouw den man ter
hulpe.
Al bedenkt de vrouw de dingen niet lang
toch heeft ze het vaak bij het rechte eind.
Dat is hieruit te verklaren, dat bij het be-
oordeelen van veel dingen, méér dan alleen ver-
standsoveleggingen in 't spel zijn.
Behalve het beproeven met het verstand, kun
nen de dingen vaak ook aangevoeld worden.
Maar dat verondersteld dan ook een fijn ge
voel en een teer hart. En dat juist is het eigen
dom van de vrouw bij uitnemendheid.
En daarom is het oordeel van de vrouw over
personen en zaken dikwijls spontaan, ondoor
dacht en toch ook vaak juist.
Ik heb een vriend, die zelf heusch geen sul is
en er wel een eigen oordeel o pna houdt, maar
die ik toch menigmaal hoor zeggen: m'n vrouw
heeft het wel gezegd en 't komt precies zoo uit
Daar is hij trots mee en 't is begrijpelijk.
Maar de meeste onzer mannen zullen wel ge
lijke ervaringen opdoen.
Zoo als ik zei, verklaar ik dit hieruit, dat
de vrouw meer op haar gevoel en met haar
hart werkt.
Dit kwam mij voor den geest, toen ik dezer
dagen via „Het Voll^" in „De Katholieke
Vrouw" een invallende gedachte van een der
lezeressen las.
Een „invallende gedachte" die ze opzond ter
plaatsing in dat Roomsche blid en waaruit weer
duidelijk blijkt dat de vrouw in de eerste plaats
met haar fijn gewoel en haar warm kloppend
hart argumenteert.
Die invallende gedachte bestond uit de vol
gende vragen, die ik hier letterlijk overneem
„Wat zou men in 'n ongeloovigen, s'ocia-
lisiischen staat met melaatschen of pestlijders
beginnen
Wie zou men dwingen ze op te passen?
Of zou' men ze zonder verzorging laten
Zooals ik zei nam „Hef iVolk" die invallende
gedachte over. -v
En de redactie maakt er zich met eer? dood
doener van af.
Ze geeft er geen rechtstreeks antwoord op en
dat had toch interressant kunnen zijn.
Ze zegt echter alleen, dat ze dien „vrouwelij
ken inval" beneden peil acht, het antwoorden
niet waard, en dat ze haar verwijst naar een
spreuk die op de volgende bladzijde van de
„Katholieke Vrouw" staat afgedrukt, n.l. deze
„Bewaar uw tong van het kwaad en uw lippen
van bedrog te spreken."
Zóó is nu eenmaal de manier van „Het Volk"
om zich van eenigszins moeielijke kwesties af
te maken.
Intusschen dit tusschen twee haakjes
zou het niet van onpas zijn indien „Het Volk"
deze spreuk eens in flinke kapitalen liefst kleuren
druk eiken dag aan den kop van het blad liet
afdrukken.
Want „Het Volk" doet niet anders dan liegen
en lasteren en zij komt wel in de allerlaatste
plaats in aanmerking om over anderen te zede-
preeken. Zoo grof en zoo goor en zoo vuil als
ze steeds haar tegenstanders en vijanden uit
maakt treft men in geen ander blad aan. Zij
brengt haar lezers voortdurend in een fictieve
wereld, waar alles schijn en leugen is. Het is
dus wel eenigszins vreemd dit blad te hooren
zedepreeken over kwaadspreken en liegen.
Beter ware het geweest als het blad deze
katholieke vrouw nu eens flink-zakelijk en op
recht beantwoord had.
En overigens bevreemdt het me niet dat „Het
Volk" kwaad wordt indien het zich zulke vragen
gesteld ziet.
Want het zijn inderdaad moeielijke vragen
voor den socialist.
Wat moet hij, als eenmaal de heilstaat er is,
met melaatschen en pestlijders beginnen
En het lijstjes is nog aan te vullen.
Er zijn vele categoriën ellendigen, die alleen
door liefde te helpen zijn.
En juist dat woord „liefde" komt in het so
cialistische woordenboek niet voor.
Wel staat er het woord haat onderstreept in
aangeteekend, en heeft men in de socialistische
gelederen geleerd tezingen en te denken f „wij
hebben lang genoeg bemind, we willen eindelijk
haten."
Maar liefde tot den naaste is er contrabande.
Dat hebben de socialisten nooit geleerd of toe
gepast.
Vadertje Staat heeft er voor z'n kindertjes
te zorgen en verder trekt men er niets voor el
kander aan.
Nu pas nog werd van die zijde er op aan
gedrongen dat de acht ongelukige gezinnen die
door de zeeramp aan den Hoek getroffen zijn
door den Staat geholpen zouden worden en
niet dan gramstorig ziet m enhet in de S.D.A.P.
aan dat er alleen door particulier initiatief meer
dan driehonderdduizend gulden werd bijeenge
bracht in slechts enkele dagen tijds voor de
ongelukkigen.
Naastenliefde, zelfopoffering volgen niet uit
de socialistische heilstaatprediking.
Daar is slechts een leunen op den staat.
En die staat moet armen helpen, zieken ver
zorgen, gebrekkigen steunen ,en dus voor staats
inrichtingen zorgen die hierin voorzien.
Het is te begrijpen dat de socialist met dit
vraagstuk zit.
Want het past niet in zijn voorstelling van
de dingen.
Hij geeft met groote woorden af op de zelf
zucht der kapitalisten en zegt dat hij het voor
de armen en verdrukten opneemt, dat z'n ziel
bewogen is door de ellende der behoeftigen.
Maar dat zijn woorden, niets dan ijle en
ijdele woorden.
De daad staat er niet naast.
En die daad heeft nu juist het Christendom,
dat het socialisme"-1 niet verdragen kan, steeds
alle eeuwen door vertoond.
Men moet de tegenstelling tusschen de oude
heidenwereld en het Christendom zien om dit
te beseffen.
Eerst maatschappelijk en op sociaal terrein
heeft het christendom zegenend gewerkt. De
ellendigen werden door het christendom als men
schen gezien die beelddragers Gods zijn. De
vrouw is vrijgemaakt uit haar dienst van sla
vernij, de verhouding van patroon en dienst
knecht kreeg een vrij karakter, doordat de sla
vernij principieel bestreden en overwonnen is.
is.
Dat zijn vruchten van de liefdeprediking waar
mede het christendom de heidenwereld overwon
nen heeft.
En de barmhartigheid die door het christen
dom over de wereld uitgestort is heeft de ver
houdingen van mensch tot mensch radicaal ge
wijzigd.
Het heidendom kende geen barmhartigheid.
De heidensche staat was gebaseerd op wreed
heid en egoïsme. Er was en is nog geen zorg