Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. >rook&p JjiqgelaarsJafidik BESTE.VAER EERSTE BLAD. No. 3506 ZATERDAG 26 JANUARI 1929 43ste JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES Op den Uitkijk. W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Terwille van Geestelijke Waarden. stelt zich niet tevceden met de eenste de beste tctbah die hem woedt voongele^d. Z'n smaak is vecedeld en at? is heel wat voot? noodig om hem voot? oen nieuwe soor?t' enthousiast te stemmen. Dit kan alleen geschieden doon hem het beste uit het beste aan te bieden» zooals Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan, Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur Andermaal worden onze mannen en vrouwen geroepen tot het afleggen eener openbare ge- tuigenis. Want daarin vooral ligt toch de beteekenis van onzen gang naar de stembus. We helpen door ons stembiljet de mannen verkiezen, die ons straks in de Tweede Kamer der Staten-Generaal zullen vertegenwoordigen. Ook dat. Maa rtegelijk doen we nog iets meer. Ieder biljet, dat voor den Antirevolutionairen candidaat in de bus gestoken wordt houdt ook de verklaring eener onverzwakte overtuiging in. Men belijdt er mee, dat de regeering des lands gevoerd moet worden in gehoorzaamheid aan Gods heilige ordinantiën. Daarom is ons stemmen nog iets meer dan afgevaardigden kiezen. Daarom -spreken we van een openbare ge- lPrigenis, van een opkomen voor de eere Gods in het openbare leven. In onze dagen is zulk een getuigenis van het Christenvolk van Nederland meer dan ooit plicht De verlokkingen van een wereldleven, dat vriendelijk wenkend zijn beloften uitbazuint; dat vermaak, vreugde, verstrooiing en vergetelheid in uitzicht stelt, doch ten slotte niets anders dan een verkillende levensleegte schenkt, nemen met den dag in aantal en in lokkende begeer lijkheid toe. De trek van het menschelijk hart om aan die verlokkingen het oor te leenen is niet nieuw. Hij was er in den beginne en is er altijd ge weest. Maar wèl nieuw is de veralgemeening van de jacht op vermaak en genot. Wèl nieuw is de onbeschaamdheid waarmee de verlokkin gen van de ijdelheden des levens zich in onzen tijd opdringen. Wèl nieuw is ook het kennelijk streven langs dien weg de fundamenten van ons Christelijk Volksleven te ondergraven en de ont kerstening der Natie te voltooien. Niet in de brutale Godsontkenning van voor een halve eeuw ligt thans het gevaar voor ons jOlksleven besloten, maar in de aanmoediging tn een levenshouding, die met de Christelijke gedachte onvereenigbaar is en die onvermijde lijk voert tot toenemende zedenverwildering en algeheelen afval. De machten van Satan wisselen vaak van wapenen. In 'listigheid zijn ze onovertroffen. Wanneer de wetenschap meent de waarheid van den Bijbel aangetast te hebben, dan aarzelt de Booze niet met dien stormram het geloof te bestoken. En als de schokkende wereldgebeur tenissen der laatste jaren de oude, bij velen slechts uit traditie nog gehandhaafde, Christe lijke levensgewoonten omverwerpen, dan bezigt de geest uit de diepte de begeerte naar de nieuwe, naar lossere levenshouding als ver leidingsmiddel om steeds breederen kring af te trekken van de Christelijke levensgedachte, waarvan zoowel het heil der volken als van den enkelen mensch afhangt. In talrijke openbare dansgelegenheden en cabarets; in wufte tooneelspelen en bioscoop voorstellingen worden de geneugten der zonde gevierd en het volk gevoerd op een weg, die met een Christelijke levensovertuiging onver eenigbaar is. Schunnige lectuur van allerlei aard wordt in toenemende mate verspreid. De ontheiliging van 's Heeren Dag wordt vaak vergemakkelijkt door bijzondere inschik kelijkheid op het stuk van verkeersmogelijk- heden. Omtrent Huwelijk en Gezin worden denk beelden verkondigd, die er op gericht zijn de hechtheid van den huwelijksband los te weeken en die de gaafheid van het gezinsleven van zoo groote beteekenis ook voor het welzijn der geheele maatschappij - met ernstige gevaren bedreigen. Ook het Gezag wordt meer en meer onder mijnd. Ja, van gezagsoefening hoort men liefst in het geheel niet meer. Milder woord zoekt men er voor in de plaats te stellen, maar daar door wijken de opvattingen over de zaak zelf steeds meer af van wat Gods Woord ons daar over leert. Zoo is er van allen kant een toenemend op dringen van gevaren voor ons Christelijk volks leven entegelijkertijd een afnemend weer standsvermogen tegen die gevaren bij het volk zelf. u j Z°° k°ml; ^an' °°k bij deze stembus, van zelf de vraag naar voren wat de Overheid doen kan om die ontbindende krachten in het volks even te wederstaan; om het Christelijk leven e beschermen tegen de verlokkingen van het waad; om 's Heeren ordinantiën voor Staat en Maatschappij te handhaven. Heeft de Overheid te dien aanzien een taak te ^rvullen? En zoo ja, hoever reikt die taak uat de Staatsmacht hier een roeping heeft, voor den antirevolutionair qeen oogenblik Nfelachtig. Wij zien in de Overheid"een macht, die om der zonde wil werd ingesteld en die dus tegen over de werkingen der zonde, tegenover de in breuk op Horeb's wet, niet onverschillig kan blijven. Wij belijden, dat het gebied waar de souve- reine Majesteit Gods geldt niet beperkt is tot het Koninkrijk der Hemelen, maar zich ook over het aardsche leven uitstrekt. Wij zien in die Overheid Gods dienaresse en daarom stellen we met diepe overtuiging, dat die Overheid zooveel doenlijk het kwade heeft te keeren en de vromen heeft te beschermen. Niet alzoo in de vraag, óf de Overheid een taak heeft op het gebied der geestelijke volks belangen, liggen moeilijkheden. Die moeilijk heden komen eerst op als het antwoord moet worden gegeven op de vraag hoever de Over heid in dezen moet en mag gaan. Want de A. R. partij, die, blijkens art. 1 van haar Beginselprogram, den grondtoon van ons volkskarakter vertegenwoordigt, zooals dit, door Oranje geleid, onder den invloed der Her vorming, zijn stempel ontving, mag nimmer uit het oog verliezen, dat de strijd der vaderen in de 16e eeuw allereerst gericht was tegen de onder drukking van het geweten, voor de vrijheid van consciëntie. Die vrijheid der consciëntie is een heilig goed, waaraan de mensch niet raken mag. Zooals Calvijn het zegt: „Want onze conscientien heb ben met God alleen en niet met de menschen te doen", zoo zeggen het ook de antirevolutio nairen van onzen tijd, als zij met hun Beginsel program belijden, dat de Overheid in de con sciëntie, voor zoover die het vermoeden van achtbaarheid niet mist, een grens voor hare macht heeft te erkennen. Er is dus een grens, die door de Overheid bij haar opkomen voor de geestelijke volksbe langen, niet mag worden overschreden. Die grens wordt gesteld door de vrijheid van consciëntie, die aan iederen Nederlandschen burger gewaarborgd moet zijn en die trouwens ook in de Wetgeving des Lands is neergelegd. Zoo kan, behoudens de bescherming der Maatschappij, ieder Nederlander zijne gods dienstige meeningen met volkomen vrijheid be lijden. Zoo wordt aan alle kerkgenootschappen door de Overheid gelijke bescherming toege zegd en zoo genieten ook de belijders der onder scheidene godsdiensten allen dezelfde burger lijke en burgerschapsrechten en hebben ze ge lijke aanspraak op het bekleeden van waardig heden, ambten en bedieningen. Dat zijn grondwettelijke rechten, waar de Overheid, zonder eedbreuk te plegen, niet tegen handelen kan. Allen dus die bij hun staatkundig optreden die grens niet in acht nemen, of die haar zouden willen doen verdwijnen zijn met ons niet eens geestes. Wij moeten ons tegenover hen stellen, evengoed als wij moeten afwijzen de bewering dergenen, die aan de Overheid op geestelijk ter rein in het geheel geen taak toekennen. Zoo trekken we dus twee lijnen. De eene scheidt ons van al degenen, die in hunne staatkundige overtuiging worden geleid door de beginselen, die in de Fransche Revolutie van 1789 hare belichaming vonden, en die van eene roeping der Overheid in zake het geeste lijke heil des Volks gansch en al niet hooren willen. De andere lijn maakt scheiding tusschen ons en diegenen, die het zwaard der Overheid zou den willen gebezigd zien om der consciëntie geweld aan te doen of de gelijkheid der burgers voor de wet op te heffen. Tegenover die beide draagt de Antirevolutio nair zijn Beginselprogram uit. Dat Program vindt in God alleen de bron van alle Souvereiniteit. Het aanvaardt, óók op Staatkundig terrein, de eeuwige beginselen die ons in Gods Woord geopenbaard zijn en het betuigt, dat het Staats gezag ten onzent in de consciëntie beide van Overheid en onderdaan aan de ordeningen Gods gebonden is. De Overheid ten onzent is, als dienaresse Gods, gehouden tot verheerlijking van Gods Naam en behoort diensvolgens a. uit bestuur en wetgeving alles te verwij deren, wat den vrijen invloed van het Evangelie op ons volksleven belemmert b. zichzelve, als daartoe in volstrekten zin onbevoegd, te onthouden van elke rechtstreek- sche bemoeiing met de godsdienstige ontwikke ling der natie c. alle kerken of godsdienstige vereenigingen, en voorts alle burgers, onverschillig welke hun belijdenis aangaande de eeuwige dingen zij, te behandelen op voet van gelijkheid en d. in de consciëntie, voorzoover die het ver moeden van achtbaarheid niet mist, en haar uitspraak met name geen afbreuk doet aan de handhaving van 's lands onafhankelijkheid, eene grens te erkennen voor haar macht. Ook eischt dit Program van de Overheid, dat zij ter vrijlating van den Dag des Heeren, zelve, zooveel doenlijk, in al haar vertakkingen op dien dag behoort te rusten, en in haar ar beidswetgeving, zoowel als in haar concessiën (b.v. op het terrein van bet verkeerswezen) voor den Zondag geheel of gedeeltelijken stil stand van arbeid heeft te bedingen. Al verder verlangt dat Program met betrek king tot de sociale vraagstukken een oplossing die beantwoordt aan de eischen van Gods Woord en vraagt het om te waken voor de publieke eerbaarheid, om het drankgebruik te beperken, om tegen het 'onzedelijk geschrift werend op te treden en om het voortwoekeren van het Neo-Malthusianisme te bestrijden. Wel verre dus van het beginsel van den neutralen Staat te aanvaarden, gelijk ons soms verweten wordt, stellen we, dat de Overheid, óók op het publieke terrein, wel ter dege voor de handhaving der Christelijke beginselen heeft te waken. Slechts op één punt wilde A. R. partij, dat de Overheid neutraal zij. Zij wil n.l. niet, dat de Overheid de eene kerk voortrekke boven de andere. Zij wil niet, dat de Overheid, ter oor- zake van zijn belijdenis, den eenen burger voor trekke boven den anderen. En zij wil niet, dat de Overheid zelve propaganda drijve voor de eene godsdienstige richting boven de andere. Diep geworteld is hare overtuiging, dat de worsteling om de Waarheid alleen met gees telijke wapenen kan worden gevoerd en dat in dien strijd een onbelemmerde vrijheid van be weging door de Overheid gewaarborgd moet worden. Maar voor alles wat buiten dit terrein valt is de Overheid tot verheerlijking van Gods Naam geroepen en mag zij het Soli Deo Gloria geen oogenblik uit het oog verliezen. Met kloeke overtuiging behoort zij te staan voor alles wat wij in een Christelijke natie wenschen bewaard te zien. Omdat het eisch is van 's Heeren Woord. En daarom in het waarachtig volksbelang. Aan dat alles geven wij uitdrukking door ons stembiljet in te vullen, door op een der anti revolutionaire candidaten te stemmen. Daarom draagt ons stemmen ook het karakter van een publiek getuigenis. Dat geldt voor eiken man en voor elke vrouw, die waarde hecht aan het voeren van een staatsbeleid in Christelijken zin. Ja ook voor elke vrouw. Want hoewel wij het Staatkudig kiesrecht der vrouw vercordeelen en hoezeer elke doeltreffende gelegenheid moet worden aangegrepen om het kiesrecht in anti revolutionairen zin gewijzigd te krijgen, als on ze vrouwen zich bij de stembus zouden ont houden, keerde de A. R. Kamerfractie slechts op halve sterkte in de Kamer terug en zou daardoor èn haar invloed bij een latere kies rechtwijziging èn haar kracht tot medewerking aan een Christelijke Staatkunde tot geheel on- beteekenend peil dalen Tot schade voor 's Heeren zaak. Want het is nu eenmaal niet anders dan dat de handhaving der Christelijke beginselen in de Staatkunde evenzeer afhangt van de overtuiging van de leden der Staten-Generaal als van den wensch der Regeering. De invloed dier begin selen komt in onzen tijd in hoofdzaak wellicht nog het meest tot haar recht door de over tuigingen die in de Staten-Generaal tot uiting komen. lit Juist daarom is het ook van zoo hoog belang, dat alle belijdende Christenen op saamwerking aansturen in plaats van verdeeldheid te bevor deren. Eendracht maakt macht In tweedracht vindt, wat machtig was, zijn dood Had men dit altijd ingezien, hoe anders zou voor de Protestantsch-Christelijke volksgroep in ons land de toestand zijn In stede van verbrokkeling over 4 grootere of kleinere partijen zou men dan één machtige phalanx zien, die voor geen andere Staatspartij in invloed zou achterstaan. Een groep, die aan het getuigen ook het doen zou kunnen paren. Het verbrokkelen van de Protestantsche Chris tenheid heeft aan Rome en aan de sociaal-de mocratie een positie geschonken, welke die der Protestantsche Christenen verre overtreft. Bij de Protestantsche Christenen schijnt elk verschilpunt tot uiteengaan te moeten leiden; het wordt dan Israël en Juda. Ginds wordt, ondanks de ook daar voorkomende verschilpunten, vóór alles naar eenheid gestreefd. Moet die verdeeldheid nog verder gaan Moet de verbrokkeling bij ons nog grooter worden 7 Moet de invloed der Protestantsche Christenen op het Staatsbeleid nog meer gaan tanen Geenszins willen we staande houden, dat in hetgeen dissentieerende broederen voorstaan, nimmer een deel waarheid gelegen kan zijn.. De vraagstukken waarvoor we bij het Staatsbeleid geplaatst worden, zijn vaak zóó ingewikkeld en het licht dat er over verspreid is, is soms zóó gering, dat ook de best doorgedachte voorstel ling nog verbetering kan behoeven. Maar wien het waarlijk te doen is om tot zuivere gedachten en heldere formuleering te geraken, wien het waarlijk gaat om de zuiverste omschrijving van wat God de Heere van ons eischt, die slaat niet den weg in die tot ver brokkeling en machteloosheid voert, maar die streeft in gemeenschappelijken arbeid naar be reiking van zijn doel. Om dit alles voelden we ons geroepen, nu straks de stembus weer opengaat, om aan alle man en alle vrouw van antirevolutianairen huize nog eens de heerlijkheid der roeping voor te stellen, die tot ons komt. De roeping om te getuigen voor Gods eer, voor Gods recht, voor de heerlijkheid van Zijn Naam ook in het Staatsbeleid. Maar ook geroepen tot de waarschuwing om door eigenwilligheid niet den zegen te verbeuren dien de Heere ons wellicht schenken wil als we met vereende krachten blijven optrekken. Ieder van ons bedenke, dat het uitzicht op een Christelijke Staatkunde, gedragen of beïnvloed door het Calvinistisch beginsel, in dezelfde mate afneemt als de verbrokkeling onder de Neder- landsche Calvinisten toeneemt. Geve de Heere daarom, dat ons Calvinistisch Volk bij de stembus van 1929 aaneengesloten optrekke voor de eere van Zijn driewerf Heili gen Naam en voor het behoud van de gees telijke waarden in ons volksleven. H. COLIJN. Voor eenige maanden woonde ik een ver gadering in klein comité bij in een onzer groote steden. Daar werd besproken de actie, die gevoerd moest worden voor een of ander finantieel plan in verband met de propageering onzer Gerefor meerde beginselen. De vergadering bestond hoofdzakelijk uit pre dikanten en ouderlingen. De voorzitter richtte tot elk comité-lid de vraag, hoe het er ten zijnent met de gevoerde actie bij stond. De vraag gericht tot een ouderling uit een onzer groote plaatsen, ontlokte het volgende antwoord: Ja, we hebben de laatste maanden met verschillende financieele omstandigheden te kampen gehad. Alles kwam tegelijk, zoodat er voor dit plan nog niets kon komen. Op de tweede vraag van den praeses wat die finantieele omstandigheden dan wel waren, werd geantwoord, dat er pas een dominé's jubileum had plaats gehad, waarvoor veel geld is opgebracht in de gemeente, zoodat het niet aangaat direct daarna weer met het verzoek om geld te komen. Het is te begrijpen, dat dit argument verwon dering baarde. Men deed het hier voorkomen, alsof de giften voor een predikantsjubileum behoorden bij de gewone uitgaven, die de gemeente zich voor de kerk, de school, de zending, de armen enz. te getroosten had. Het spreekt vanzelf, dat die broeder ouder ling door den voorzitter even recht gezet werd. De voorzitter vond het goed, dat de gemeente haar aanhankelijkheid voor haar predikant be toonde en dit bij een jubileum, ik meen dat de dominé haar vijf-en-twintig jaar het Woord bediende, op ondubbelzinnige wijze blijken liet, maar vroeg hij, mag dat .gaan ten koste van het geen we verplicht zijn op te brengen voor de Christelijke actie Is het niet zoo, dat alles moet voorgaan en schiet er dan nog wat over voor een jubileum, dat dan het overschot daarvoor gebruikt wordt Intusschen geloof ik, dat zich hier een kwaad in onze Christelijke actie voordoet, waarop wel eens gewezen mag worden. De jubileumviering op allerlei gebied dreigt wel wat overdreven te worden. Een onzer predikanten steekt er in zijn Kerk bode den spot mee. Hij heeft het over „jubileum- overstrooming" en zegt er het volgende van Om de waarheid te zeggen ik ben wel een beetje geschrokken, toen ik dat las. Mijn vrouw was er niet bij (want ik zat moederziel alleen in een treincoupéanders had ze kunnen konstateeren, dat ik iettewat bleek om m'n neus werd. Waar ik dan van schrok Een mijner vrienden (een welbekend jour nalist) had mij een nummer gestuurd van de Nieuwe Provinciale Groningsche Courant, waar in hij een vlot-geschreven Kerkelijk Overzicht van 1928 had geplaatst. Daarop volgde en dat was de oorzake mijner onsteltenis een lijst van... van... in 1929 jubileerende predikanten in de Geref. Kerken. Daarop kwamen voor 25-;arig ambtsjubileum24 predikanten. 3015 35 15 4010 45 3 50 1 552 60 1 .Samen 71 jubilea. Voorts nog 4 predikanten, die hun gemeen te 25, 30 of 40 jaar hopen te dienen. Maakt in totaal75 jubilea Vijf-en-zeventig jubilea En ik mijmerde Dat is 75 maal 'n portret in de krant75 maal 'n biografie er nevens 75 maal 'n al of niet ver sierd Kerkgebouw75 maal, dat de een of an dere meubelzaakhouder of zoo iemand zich ver genoegd in de handen wrijft75 maal, dat ette lijke bloemisten dubbel-glunder kijken 75 maal dat de traditioneele enveloppe-met-inhoud wordt aangebeden 75 maal minstens 2 a 3 min-of- meer daverende toespraken 75 maal zooveel postzegels en telegrambetalingen voor 's Lands schatkist75 maal Ik hield op met mediteeren en dacht met schrik aan de toekomst, als wanneer de verwachte springvloed van predikanten zal gekomen zijn want dan beleven we over een jaar of dertig dat er niet 75 maal, maar 150 a 200 jubilea per jaar worden gevonden in de Geref. dominees wereld. Dan kan de Chr. Dagbladpers een soort „Domineesjubileum-bijblad" geven, eiken dag want dan komen al de Herv., en de Chr. Geref., en de Hersteld-Verbonden jubilarissen er nog bij Toen was ik bijna in Roosendaal (want daar ging de reis heenj, en ik dacht zoo bij mij zei vers wanneer nu alle predikanten eens een Bond van anti-jubilarissen gingen vormen, waar bij ze plechtig verklaarden beneden de 40 dienstjaren behoud ik mij het recht voor, om niet te jubileeren en we maakten Dr. M. M. den Hertog van den Haag (die zich bij zijn 25-jarig Ambtsjubileum aan alle feestbetoon onttrok) eens Eere-Voorzitter zouden er dan niet heel wat woorden ingehouden worden, die druipen van haast-in- vleierij-verkeerenden-lof zouden dan niet heel wat guldentjes en meer bespaard worden, waarnaar Zending en Evangelisatie b.v. grooten honger hebben zou dan onze eeuw, die aan een jubile um-koorts van 39.8 schijnt te lijden, weer niet wat eenvoudiger, en wat soberder worden ten opzichte van zijn min-of-meer-gevierde domi- nee's „Roosendaal Ik stapte uit, bijna tegen een couranten-boy op, die zijn dagbladen aan den man (of de vrouw) trachtte te brengen'k zuchtte diep, toen ik aan de pers en derzelver journa listen werd herinnerd de vraag kwam in mij op zou 't helpen, als wij, dominees, dat in Bond besloten Zou de kroon der jubilarissen niet het brood der journalisten zijn Ach, ik vrees, dat we over een poosje niet alleen maar ambtsjubilea van 12.5, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55 en 60 jaar hebben maar ook van 7.5, 17.5, 22.5, 27.5, 32.5, 37.5, enz. En 'k ging weer moedig aan den arbeid „wie weet straks sta ik 2.5 jaar in 't ambt Deze humoristische schets heeft ons wel iets te zeggen. De jubileumviering dreigt onder ons een manie te worden. Onze predikanten beleven tegenwoordig over 't algemeen een goeden tijd, zoodat ze het ge lukkig zonder allerlei emolumenten toch wel stellen kunnen. Dat voldragen van de pastorie werkt mees tal toch verkeerd. Salomo zegthet geschenk bederft het hart. Ik denk hier aan een voorval dat ik nog on langs als waarheid hoorde vertellen. Een boer bracht bij z'n predikant twee mud aardappelen, een presentje voor de wintervoor raad. Dominé bedankt den milden gever hartelijk en vraagt of hij hem een tweeden dienst bewij zen wil. „Zeker", zegt de boer. „Breng dan die twee zakken aardappelen even bij weduwe N. in de Molsteeg, die heeft het hard noodig." De boer keek vreemd op, maar voldeed aan het verzoek van den predikant. Zulke predikanten moesten wé meer hebben, dan zou er spoedig aan die verderfelijke ge- verij een einde zijn. Gelukkig klimt het aantal predikanten dat zich stoffelijk onafhankelijk van de gemeente wenscht te houden. De betere finantieele po-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 1