Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
>rook&p
JjiqgelaarsJafidik
BESTE.VAER
EERSTE BLAD.
No. 3506
ZATERDAG 26 JANUARI 1929
43ste JAARGANG
IN HOC SIGNO VINCES
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Terwille van
Geestelijke Waarden.
stelt zich niet
tevceden met
de eenste de
beste tctbah
die hem woedt
voongele^d.
Z'n smaak is
vecedeld en
at? is heel wat
voot? noodig
om hem voot? oen nieuwe soor?t'
enthousiast te stemmen. Dit kan
alleen geschieden doon hem het
beste uit het beste aan te bieden»
zooals
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan,
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur
Andermaal worden onze mannen en vrouwen
geroepen tot het afleggen eener openbare ge-
tuigenis.
Want daarin vooral ligt toch de beteekenis
van onzen gang naar de stembus.
We helpen door ons stembiljet de mannen
verkiezen, die ons straks in de Tweede Kamer
der Staten-Generaal zullen vertegenwoordigen.
Ook dat. Maa rtegelijk doen we nog iets meer.
Ieder biljet, dat voor den Antirevolutionairen
candidaat in de bus gestoken wordt houdt ook
de verklaring eener onverzwakte overtuiging in.
Men belijdt er mee, dat de regeering des lands
gevoerd moet worden in gehoorzaamheid aan
Gods heilige ordinantiën.
Daarom is ons stemmen nog iets meer dan
afgevaardigden kiezen.
Daarom -spreken we van een openbare ge-
lPrigenis, van een opkomen voor de eere Gods
in het openbare leven.
In onze dagen is zulk een getuigenis van het
Christenvolk van Nederland meer dan ooit plicht
De verlokkingen van een wereldleven, dat
vriendelijk wenkend zijn beloften uitbazuint; dat
vermaak, vreugde, verstrooiing en vergetelheid
in uitzicht stelt, doch ten slotte niets anders
dan een verkillende levensleegte schenkt, nemen
met den dag in aantal en in lokkende begeer
lijkheid toe.
De trek van het menschelijk hart om aan
die verlokkingen het oor te leenen is niet nieuw.
Hij was er in den beginne en is er altijd ge
weest. Maar wèl nieuw is de veralgemeening
van de jacht op vermaak en genot. Wèl nieuw
is de onbeschaamdheid waarmee de verlokkin
gen van de ijdelheden des levens zich in onzen
tijd opdringen. Wèl nieuw is ook het kennelijk
streven langs dien weg de fundamenten van ons
Christelijk Volksleven te ondergraven en de ont
kerstening der Natie te voltooien.
Niet in de brutale Godsontkenning van voor
een halve eeuw ligt thans het gevaar voor ons
jOlksleven besloten, maar in de aanmoediging
tn een levenshouding, die met de Christelijke
gedachte onvereenigbaar is en die onvermijde
lijk voert tot toenemende zedenverwildering en
algeheelen afval.
De machten van Satan wisselen vaak van
wapenen. In 'listigheid zijn ze onovertroffen.
Wanneer de wetenschap meent de waarheid
van den Bijbel aangetast te hebben, dan aarzelt
de Booze niet met dien stormram het geloof te
bestoken. En als de schokkende wereldgebeur
tenissen der laatste jaren de oude, bij velen
slechts uit traditie nog gehandhaafde, Christe
lijke levensgewoonten omverwerpen, dan bezigt
de geest uit de diepte de begeerte naar de
nieuwe, naar lossere levenshouding als ver
leidingsmiddel om steeds breederen kring af te
trekken van de Christelijke levensgedachte,
waarvan zoowel het heil der volken als van
den enkelen mensch afhangt.
In talrijke openbare dansgelegenheden en
cabarets; in wufte tooneelspelen en bioscoop
voorstellingen worden de geneugten der zonde
gevierd en het volk gevoerd op een weg, die
met een Christelijke levensovertuiging onver
eenigbaar is.
Schunnige lectuur van allerlei aard wordt in
toenemende mate verspreid.
De ontheiliging van 's Heeren Dag wordt
vaak vergemakkelijkt door bijzondere inschik
kelijkheid op het stuk van verkeersmogelijk-
heden.
Omtrent Huwelijk en Gezin worden denk
beelden verkondigd, die er op gericht zijn de
hechtheid van den huwelijksband los te weeken
en die de gaafheid van het gezinsleven van
zoo groote beteekenis ook voor het welzijn der
geheele maatschappij - met ernstige gevaren
bedreigen.
Ook het Gezag wordt meer en meer onder
mijnd. Ja, van gezagsoefening hoort men liefst
in het geheel niet meer. Milder woord zoekt
men er voor in de plaats te stellen, maar daar
door wijken de opvattingen over de zaak zelf
steeds meer af van wat Gods Woord ons daar
over leert.
Zoo is er van allen kant een toenemend op
dringen van gevaren voor ons Christelijk volks
leven entegelijkertijd een afnemend weer
standsvermogen tegen die gevaren bij het volk
zelf.
u j Z°° k°ml; ^an' °°k bij deze stembus, van
zelf de vraag naar voren wat de Overheid doen
kan om die ontbindende krachten in het volks
even te wederstaan; om het Christelijk leven
e beschermen tegen de verlokkingen van het
waad; om 's Heeren ordinantiën voor Staat
en Maatschappij te handhaven.
Heeft de Overheid te dien aanzien een taak te
^rvullen?
En zoo ja, hoever reikt die taak
uat de Staatsmacht hier een roeping heeft,
voor den antirevolutionair qeen oogenblik
Nfelachtig.
Wij zien in de Overheid"een macht, die om
der zonde wil werd ingesteld en die dus tegen
over de werkingen der zonde, tegenover de in
breuk op Horeb's wet, niet onverschillig kan
blijven.
Wij belijden, dat het gebied waar de souve-
reine Majesteit Gods geldt niet beperkt is tot
het Koninkrijk der Hemelen, maar zich ook over
het aardsche leven uitstrekt.
Wij zien in die Overheid Gods dienaresse en
daarom stellen we met diepe overtuiging, dat die
Overheid zooveel doenlijk het kwade heeft te
keeren en de vromen heeft te beschermen.
Niet alzoo in de vraag, óf de Overheid een
taak heeft op het gebied der geestelijke volks
belangen, liggen moeilijkheden. Die moeilijk
heden komen eerst op als het antwoord moet
worden gegeven op de vraag hoever de Over
heid in dezen moet en mag gaan.
Want de A. R. partij, die, blijkens art. 1
van haar Beginselprogram, den grondtoon van
ons volkskarakter vertegenwoordigt, zooals dit,
door Oranje geleid, onder den invloed der Her
vorming, zijn stempel ontving, mag nimmer uit
het oog verliezen, dat de strijd der vaderen in de
16e eeuw allereerst gericht was tegen de onder
drukking van het geweten, voor de vrijheid van
consciëntie.
Die vrijheid der consciëntie is een heilig goed,
waaraan de mensch niet raken mag. Zooals
Calvijn het zegt: „Want onze conscientien heb
ben met God alleen en niet met de menschen
te doen", zoo zeggen het ook de antirevolutio
nairen van onzen tijd, als zij met hun Beginsel
program belijden, dat de Overheid in de con
sciëntie, voor zoover die het vermoeden van
achtbaarheid niet mist, een grens voor hare
macht heeft te erkennen.
Er is dus een grens, die door de Overheid
bij haar opkomen voor de geestelijke volksbe
langen, niet mag worden overschreden.
Die grens wordt gesteld door de vrijheid
van consciëntie, die aan iederen Nederlandschen
burger gewaarborgd moet zijn en die trouwens
ook in de Wetgeving des Lands is neergelegd.
Zoo kan, behoudens de bescherming der
Maatschappij, ieder Nederlander zijne gods
dienstige meeningen met volkomen vrijheid be
lijden. Zoo wordt aan alle kerkgenootschappen
door de Overheid gelijke bescherming toege
zegd en zoo genieten ook de belijders der onder
scheidene godsdiensten allen dezelfde burger
lijke en burgerschapsrechten en hebben ze ge
lijke aanspraak op het bekleeden van waardig
heden, ambten en bedieningen.
Dat zijn grondwettelijke rechten, waar de
Overheid, zonder eedbreuk te plegen, niet tegen
handelen kan.
Allen dus die bij hun staatkundig optreden
die grens niet in acht nemen, of die haar zouden
willen doen verdwijnen zijn met ons niet eens
geestes. Wij moeten ons tegenover hen stellen,
evengoed als wij moeten afwijzen de bewering
dergenen, die aan de Overheid op geestelijk ter
rein in het geheel geen taak toekennen.
Zoo trekken we dus twee lijnen.
De eene scheidt ons van al degenen, die in
hunne staatkundige overtuiging worden geleid
door de beginselen, die in de Fransche Revolutie
van 1789 hare belichaming vonden, en die van
eene roeping der Overheid in zake het geeste
lijke heil des Volks gansch en al niet hooren
willen.
De andere lijn maakt scheiding tusschen ons
en diegenen, die het zwaard der Overheid zou
den willen gebezigd zien om der consciëntie
geweld aan te doen of de gelijkheid der burgers
voor de wet op te heffen.
Tegenover die beide draagt de Antirevolutio
nair zijn Beginselprogram uit.
Dat Program vindt in God alleen de bron
van alle Souvereiniteit.
Het aanvaardt, óók op Staatkundig terrein,
de eeuwige beginselen die ons in Gods Woord
geopenbaard zijn en het betuigt, dat het Staats
gezag ten onzent in de consciëntie beide van
Overheid en onderdaan aan de ordeningen Gods
gebonden is.
De Overheid ten onzent is, als dienaresse
Gods, gehouden tot verheerlijking van Gods
Naam en behoort diensvolgens
a. uit bestuur en wetgeving alles te verwij
deren, wat den vrijen invloed van het Evangelie
op ons volksleven belemmert
b. zichzelve, als daartoe in volstrekten zin
onbevoegd, te onthouden van elke rechtstreek-
sche bemoeiing met de godsdienstige ontwikke
ling der natie
c. alle kerken of godsdienstige vereenigingen,
en voorts alle burgers, onverschillig welke hun
belijdenis aangaande de eeuwige dingen zij, te
behandelen op voet van gelijkheid en
d. in de consciëntie, voorzoover die het ver
moeden van achtbaarheid niet mist, en haar
uitspraak met name geen afbreuk doet aan de
handhaving van 's lands onafhankelijkheid, eene
grens te erkennen voor haar macht.
Ook eischt dit Program van de Overheid,
dat zij ter vrijlating van den Dag des Heeren,
zelve, zooveel doenlijk, in al haar vertakkingen
op dien dag behoort te rusten, en in haar ar
beidswetgeving, zoowel als in haar concessiën
(b.v. op het terrein van bet verkeerswezen)
voor den Zondag geheel of gedeeltelijken stil
stand van arbeid heeft te bedingen.
Al verder verlangt dat Program met betrek
king tot de sociale vraagstukken een oplossing
die beantwoordt aan de eischen van Gods
Woord en vraagt het om te waken voor de
publieke eerbaarheid, om het drankgebruik te
beperken, om tegen het 'onzedelijk geschrift
werend op te treden en om het voortwoekeren
van het Neo-Malthusianisme te bestrijden.
Wel verre dus van het beginsel van den
neutralen Staat te aanvaarden, gelijk ons soms
verweten wordt, stellen we, dat de Overheid,
óók op het publieke terrein, wel ter dege voor
de handhaving der Christelijke beginselen heeft
te waken.
Slechts op één punt wilde A. R. partij, dat
de Overheid neutraal zij. Zij wil n.l. niet, dat
de Overheid de eene kerk voortrekke boven de
andere. Zij wil niet, dat de Overheid, ter oor-
zake van zijn belijdenis, den eenen burger voor
trekke boven den anderen. En zij wil niet, dat
de Overheid zelve propaganda drijve voor de
eene godsdienstige richting boven de andere.
Diep geworteld is hare overtuiging, dat de
worsteling om de Waarheid alleen met gees
telijke wapenen kan worden gevoerd en dat in
dien strijd een onbelemmerde vrijheid van be
weging door de Overheid gewaarborgd moet
worden.
Maar voor alles wat buiten dit terrein valt
is de Overheid tot verheerlijking van Gods
Naam geroepen en mag zij het Soli Deo Gloria
geen oogenblik uit het oog verliezen. Met kloeke
overtuiging behoort zij te staan voor alles wat
wij in een Christelijke natie wenschen bewaard
te zien.
Omdat het eisch is van 's Heeren Woord.
En daarom in het waarachtig volksbelang.
Aan dat alles geven wij uitdrukking door ons
stembiljet in te vullen, door op een der anti
revolutionaire candidaten te stemmen.
Daarom draagt ons stemmen ook het karakter
van een publiek getuigenis. Dat geldt voor eiken
man en voor elke vrouw, die waarde hecht aan
het voeren van een staatsbeleid in Christelijken
zin.
Ja ook voor elke vrouw. Want hoewel wij
het Staatkudig kiesrecht der vrouw vercordeelen
en hoezeer elke doeltreffende gelegenheid moet
worden aangegrepen om het kiesrecht in anti
revolutionairen zin gewijzigd te krijgen, als on
ze vrouwen zich bij de stembus zouden ont
houden, keerde de A. R. Kamerfractie slechts
op halve sterkte in de Kamer terug en zou
daardoor èn haar invloed bij een latere kies
rechtwijziging èn haar kracht tot medewerking
aan een Christelijke Staatkunde tot geheel on-
beteekenend peil dalen
Tot schade voor 's Heeren zaak.
Want het is nu eenmaal niet anders dan dat
de handhaving der Christelijke beginselen in de
Staatkunde evenzeer afhangt van de overtuiging
van de leden der Staten-Generaal als van den
wensch der Regeering. De invloed dier begin
selen komt in onzen tijd in hoofdzaak wellicht
nog het meest tot haar recht door de over
tuigingen die in de Staten-Generaal tot uiting
komen.
lit
Juist daarom is het ook van zoo hoog belang,
dat alle belijdende Christenen op saamwerking
aansturen in plaats van verdeeldheid te bevor
deren.
Eendracht maakt macht
In tweedracht vindt, wat machtig was, zijn
dood
Had men dit altijd ingezien, hoe anders zou
voor de Protestantsch-Christelijke volksgroep in
ons land de toestand zijn
In stede van verbrokkeling over 4 grootere
of kleinere partijen zou men dan één machtige
phalanx zien, die voor geen andere Staatspartij
in invloed zou achterstaan. Een groep, die aan
het getuigen ook het doen zou kunnen
paren.
Het verbrokkelen van de Protestantsche Chris
tenheid heeft aan Rome en aan de sociaal-de
mocratie een positie geschonken, welke die der
Protestantsche Christenen verre overtreft.
Bij de Protestantsche Christenen schijnt elk
verschilpunt tot uiteengaan te moeten leiden; het
wordt dan Israël en Juda. Ginds wordt, ondanks
de ook daar voorkomende verschilpunten, vóór
alles naar eenheid gestreefd.
Moet die verdeeldheid nog verder gaan
Moet de verbrokkeling bij ons nog grooter
worden 7
Moet de invloed der Protestantsche Christenen
op het Staatsbeleid nog meer gaan tanen
Geenszins willen we staande houden, dat in
hetgeen dissentieerende broederen voorstaan,
nimmer een deel waarheid gelegen kan zijn.. De
vraagstukken waarvoor we bij het Staatsbeleid
geplaatst worden, zijn vaak zóó ingewikkeld en
het licht dat er over verspreid is, is soms zóó
gering, dat ook de best doorgedachte voorstel
ling nog verbetering kan behoeven.
Maar wien het waarlijk te doen is om tot
zuivere gedachten en heldere formuleering te
geraken, wien het waarlijk gaat om de zuiverste
omschrijving van wat God de Heere van ons
eischt, die slaat niet den weg in die tot ver
brokkeling en machteloosheid voert, maar die
streeft in gemeenschappelijken arbeid naar be
reiking van zijn doel.
Om dit alles voelden we ons geroepen, nu
straks de stembus weer opengaat, om aan alle
man en alle vrouw van antirevolutianairen huize
nog eens de heerlijkheid der roeping voor te
stellen, die tot ons komt.
De roeping om te getuigen voor Gods eer,
voor Gods recht, voor de heerlijkheid van Zijn
Naam ook in het Staatsbeleid.
Maar ook geroepen tot de waarschuwing om
door eigenwilligheid niet den zegen te verbeuren
dien de Heere ons wellicht schenken wil als we
met vereende krachten blijven optrekken.
Ieder van ons bedenke, dat het uitzicht op een
Christelijke Staatkunde, gedragen of beïnvloed
door het Calvinistisch beginsel, in dezelfde mate
afneemt als de verbrokkeling onder de Neder-
landsche Calvinisten toeneemt.
Geve de Heere daarom, dat ons Calvinistisch
Volk bij de stembus van 1929 aaneengesloten
optrekke voor de eere van Zijn driewerf Heili
gen Naam en voor het behoud van de gees
telijke waarden in ons volksleven.
H. COLIJN.
Voor eenige maanden woonde ik een ver
gadering in klein comité bij in een onzer groote
steden.
Daar werd besproken de actie, die gevoerd
moest worden voor een of ander finantieel plan
in verband met de propageering onzer Gerefor
meerde beginselen.
De vergadering bestond hoofdzakelijk uit pre
dikanten en ouderlingen.
De voorzitter richtte tot elk comité-lid de
vraag, hoe het er ten zijnent met de gevoerde
actie bij stond.
De vraag gericht tot een ouderling uit een
onzer groote plaatsen, ontlokte het volgende
antwoord: Ja, we hebben de laatste maanden
met verschillende financieele omstandigheden te
kampen gehad. Alles kwam tegelijk, zoodat er
voor dit plan nog niets kon komen.
Op de tweede vraag van den praeses wat
die finantieele omstandigheden dan wel waren,
werd geantwoord, dat er pas een dominé's
jubileum had plaats gehad, waarvoor veel geld
is opgebracht in de gemeente, zoodat het niet
aangaat direct daarna weer met het verzoek
om geld te komen.
Het is te begrijpen, dat dit argument verwon
dering baarde.
Men deed het hier voorkomen, alsof de giften
voor een predikantsjubileum behoorden bij de
gewone uitgaven, die de gemeente zich voor de
kerk, de school, de zending, de armen enz. te
getroosten had.
Het spreekt vanzelf, dat die broeder ouder
ling door den voorzitter even recht gezet werd.
De voorzitter vond het goed, dat de gemeente
haar aanhankelijkheid voor haar predikant be
toonde en dit bij een jubileum, ik meen dat de
dominé haar vijf-en-twintig jaar het Woord
bediende, op ondubbelzinnige wijze blijken liet,
maar vroeg hij, mag dat .gaan ten koste van het
geen we verplicht zijn op te brengen voor de
Christelijke actie Is het niet zoo, dat alles moet
voorgaan en schiet er dan nog wat over voor
een jubileum, dat dan het overschot daarvoor
gebruikt wordt
Intusschen geloof ik, dat zich hier een kwaad
in onze Christelijke actie voordoet, waarop wel
eens gewezen mag worden.
De jubileumviering op allerlei gebied dreigt
wel wat overdreven te worden.
Een onzer predikanten steekt er in zijn Kerk
bode den spot mee. Hij heeft het over „jubileum-
overstrooming" en zegt er het volgende van
Om de waarheid te zeggen ik ben wel
een beetje geschrokken, toen ik dat las. Mijn
vrouw was er niet bij (want ik zat moederziel
alleen in een treincoupéanders had ze
kunnen konstateeren, dat ik iettewat bleek om
m'n neus werd.
Waar ik dan van schrok
Een mijner vrienden (een welbekend jour
nalist) had mij een nummer gestuurd van de
Nieuwe Provinciale Groningsche Courant, waar
in hij een vlot-geschreven Kerkelijk Overzicht
van 1928 had geplaatst.
Daarop volgde en dat was de oorzake
mijner onsteltenis een lijst van... van... in
1929 jubileerende predikanten in de Geref.
Kerken.
Daarop kwamen voor
25-;arig ambtsjubileum24 predikanten.
3015
35 15
4010
45 3
50 1
552
60 1
.Samen 71 jubilea.
Voorts nog 4 predikanten, die hun gemeen
te 25, 30 of 40 jaar hopen te dienen.
Maakt in totaal75 jubilea
Vijf-en-zeventig jubilea
En ik mijmerde
Dat is 75 maal 'n portret in de krant75 maal
'n biografie er nevens 75 maal 'n al of niet ver
sierd Kerkgebouw75 maal, dat de een of an
dere meubelzaakhouder of zoo iemand zich ver
genoegd in de handen wrijft75 maal, dat ette
lijke bloemisten dubbel-glunder kijken 75 maal
dat de traditioneele enveloppe-met-inhoud wordt
aangebeden 75 maal minstens 2 a 3 min-of-
meer daverende toespraken 75 maal zooveel
postzegels en telegrambetalingen voor 's Lands
schatkist75 maal
Ik hield op met mediteeren en dacht met schrik
aan de toekomst, als wanneer de verwachte
springvloed van predikanten zal gekomen zijn
want dan beleven we over een jaar of dertig
dat er niet 75 maal, maar 150 a 200 jubilea per
jaar worden gevonden in de Geref. dominees
wereld. Dan kan de Chr. Dagbladpers een soort
„Domineesjubileum-bijblad" geven, eiken dag
want dan komen al de Herv., en de Chr. Geref.,
en de Hersteld-Verbonden jubilarissen er nog
bij
Toen was ik bijna in Roosendaal (want daar
ging de reis heenj, en ik dacht zoo bij mij zei
vers wanneer nu alle predikanten eens een
Bond van anti-jubilarissen gingen vormen, waar
bij ze plechtig verklaarden beneden de 40
dienstjaren behoud ik mij het recht voor, om
niet te jubileeren en we maakten Dr. M. M. den
Hertog van den Haag (die zich bij zijn 25-jarig
Ambtsjubileum aan alle feestbetoon onttrok)
eens Eere-Voorzitter
zouden er dan niet heel wat woorden
ingehouden worden, die druipen van haast-in-
vleierij-verkeerenden-lof
zouden dan niet heel wat guldentjes en
meer bespaard worden, waarnaar Zending en
Evangelisatie b.v. grooten honger hebben
zou dan onze eeuw, die aan een jubile
um-koorts van 39.8 schijnt te lijden, weer niet
wat eenvoudiger, en wat soberder worden ten
opzichte van zijn min-of-meer-gevierde domi-
nee's
„Roosendaal
Ik stapte uit, bijna tegen een couranten-boy
op, die zijn dagbladen aan den man (of de
vrouw) trachtte te brengen'k zuchtte
diep, toen ik aan de pers en derzelver journa
listen werd herinnerd de vraag kwam in mij
op zou 't helpen, als wij, dominees, dat in
Bond besloten Zou de kroon der jubilarissen
niet het brood der journalisten zijn
Ach, ik vrees, dat we over een poosje niet
alleen maar ambtsjubilea van 12.5, 25, 30, 35,
40, 45, 50, 55 en 60 jaar hebben maar ook van
7.5, 17.5, 22.5, 27.5, 32.5, 37.5, enz.
En 'k ging weer moedig aan den arbeid „wie
weet straks sta ik 2.5 jaar in 't ambt
Deze humoristische schets heeft ons wel iets
te zeggen. De jubileumviering dreigt onder ons
een manie te worden.
Onze predikanten beleven tegenwoordig over
't algemeen een goeden tijd, zoodat ze het ge
lukkig zonder allerlei emolumenten toch wel
stellen kunnen.
Dat voldragen van de pastorie werkt mees
tal toch verkeerd.
Salomo zegthet geschenk bederft het hart.
Ik denk hier aan een voorval dat ik nog on
langs als waarheid hoorde vertellen.
Een boer bracht bij z'n predikant twee mud
aardappelen, een presentje voor de wintervoor
raad.
Dominé bedankt den milden gever hartelijk
en vraagt of hij hem een tweeden dienst bewij
zen wil.
„Zeker", zegt de boer.
„Breng dan die twee zakken aardappelen even
bij weduwe N. in de Molsteeg, die heeft het
hard noodig."
De boer keek vreemd op, maar voldeed aan
het verzoek van den predikant.
Zulke predikanten moesten wé meer hebben,
dan zou er spoedig aan die verderfelijke ge-
verij een einde zijn.
Gelukkig klimt het aantal predikanten dat
zich stoffelijk onafhankelijk van de gemeente
wenscht te houden. De betere finantieele po-