FEUILLETON
Burgerlijke Stand
Gemengd Nieuws
Het huisje aan den Zeedijk
De ramp bij Hoek v. Holland
stal zoo verwond, dat het denzelfden dag is
gestorven. Het paard was verzekerd.
Woensdag was J. 't M. met zijn blazer
de haven uitgevaren om hulp te verleenen aan
de schepelingen van het Letlandsche stoomschip
Valka, dat aan den Hinder was vastgeloopen,
of hulp te bieden aan de drenkelingen van de
„Prins der Nederlanden". Noch het een noch
het ander mocht hem gelukken. Hij kwam des
avonds op de haven met een sneeuwbui, liep
op den Oostkant der haven en bekwam een
groot gat in de voorsteven. Zooals bekend zijn
de redders verdronken en de schipbreukelingen
gered en te Stellendam gebracht.
Vorige week stonden 12 werklooze ar
beiders ingeschreven bij de Arbeidsbemidde
ling.
De militieplichtige A. C. Groenendijk, lich
ting 1930, wordt 26 Febr. bij de Zeemacht
ingelijfd.
Ter secretarie zijn voor de lichting 1930
6 aangiften gedaan voor broederdienst.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag
is een houten tent, staande op de Doelenwei,
omver gestormd. Er waren planken over den
Hoofddijk gewaaid.
OUDDORP. Drie jongelingen van hier en
een uit Stellendam hebben gezamenlijk een uit
stapje gemaakt naar Zeeland en een gedeelte
van Noord-Brabant en hebben onder meer Ze
venbergen, Bergen op Zoom, Goes, Midelburg
en Vlissingen bezocht. Zij reisden te voet en
per rijwiel. Overal waar zij kwamen maakten
drie van hen muziek en de vierde haalde geld
op. De opbrengst viel hard mee. Het minder
gunstige weder heeft hen genoodzaakt eer terug
te keeren dan het plan was.
De beurtschippersknecht M. W. heeft bij
zijn werk een hand zoo bezeerd, dat hij zich
onder dokters behandeling moest stellen en van
Rotterdam uit huiswaarts moest reizen.
Naar wij vernemen is het huis van wijlen
A. de Kluijver in eigendom overgegaan aan
A. Moerkerke; en deze heeft zijn tegenwoordige
woning weder overgedaan aan J. Westhoeve.
OOLTGENSPLAAT.
GeborenFranciscus z. v. J. Vervloei en
M. A. Prins.
Ondertrouwd: A. Kloet, 30 j. en G. A.
Avê 31 jaar.
GehuwdA. P. Rommelse 28 j. en M.
Krouwer 24 j.
OUDE TONGE.
GeborenAdrianus z v. Leendert Both en
Leuntje de Jong; Catharina Mechtilde, d. v.
Hendrikus Johannes Meyer en van Anna
Hermina Theresia Ahsman Johannes z. v.
Christofifel Maliepaard en Lena Munters; Ja
cobus Johannes Egidius z. v. Johannes Jacobus
Nijsse en Johanna Apollonia Buijs; Adrianus
z. v. Jan Cornelis Hagens en Arendje Osse
weijer.
Overleden: Johanna Kievit, oud 78 jaar
echtgen. van Johannes Schouwenaar.
DIRKSLAND.
OndertrouwdJohan Cornelis Melissact
j.m. 24 j. (Herkingen) en Dirkje Meyer j.d. 21 j
De kapitein en de marconist van de
„Valka" gered.
Men meldt ons uit Stellendam, dat de redding
boot „Koningin Wilhelmina" Donderdagmiddag
te ongeveer half vier wederom in de haven
aankwam met den kapitein en de marconist van
de „Valka" aan boord. Het was haar gelukt
ook deze beide mannen van het 'schip te halen.
Het bergen van de reddingsboot.
Toen om 7 uur Donderdagavond het water
zijn hoogsten stand had bereikt, is de sleepboot
Kijkduin, welke al den geheelen dag in gereed
heid had gelegen, geassisteerd door de bergings
vaartuigen Meermin en Prins Hendrik gaan
trekken aan den tros, welke aan den boeg van
den Prins der Nederlanden was bevestigd. Er
was toen zooveel water rond de boot gekomen
dat zij tamelijk vlug afgebracht kon worden.
Eerst is de boeg omgetrokken, zoodat het schip
evenwijdig aan de kustlijn kwam te liggen, daar-
na is bet in diep water getrokken. Zoodra men
den Prins der Nederlanden vlot had, heeft men
het schip naar Hellevoetsluis gesleept, waar
men tegen 9 uur is aangekomen.
Geen lijken aan boord van de Prins der Neder
landen.
Te Hellevoetsluis hebben de beide bergings
vaartuigen Meermin en Prins Hendrik van L.
door
H. ZEEBERG.
42)
„Te debateeren vroeg Lia op verbaasden
toon.
„Ja. Menschen als u vinden dat alles dwaas
heid. In Arnhem heb ik wel debat-avonden met
Godloochenaars gehad".
„Ik zou er niet gaarne over discussieeren.
Want ik weet er niets van. En... en...", Lia
aarzelde even, „is... is het niet te heilig, om
er over te debateeren 7"
Ietwat verrast keek hij haar aan.
„Ge kondt wel eens gelijk hebben", zeide hij,
om er veelbeteekenend aan toe te voegen :„het
is maar een vraag, of het als heilig wordt
beschouwd".
„Ik beschouw het verhaal wel als heilig.
Alleen is mij nog zooveel onverklaarbaar".
„Ge kimt mij ten allen tijde vragen", merkte
hij op. „Ik ben steeds bereid u van dienst te
zijn".
„Dank u", zeide Lia. „Ik denk dat ik gaarne
van uw toezegging gebruik zal maken. Ik heb
dezer dagen zooveel te denken gekregen. Vindt
u dat niet vreemd
„Heelemaal niet", antwoordde dominé Mei-
nema, met warmte in zijn stem. „Ge komt, ik
ben van alles op de hoogte, uit een geheel
ander milieu. Onder ons bespeurt ge een heel
andere levenswijze met geheel andere begrip
pen. Het valt te verklaren, dat ge er meer van
weten wilt, al was het maar alleen uit nieuws
gierigheid. Intusschen hoop ik voor u, dat het
meer dan nieuwsgierigheid is. Maar hoe dat ook
zij, ge kunt vragen, wat ge wilt. Intusschen hebt
ge", weer kwam dat fijne lachje, „nu toch al
wel bespeurd, dat wij niet zulke verschrikke
lijke menschen zijn, als waarvoor men ons soms
uitmaakt".
Smit Cos Internationalen sleepdienst de red
dingsboot recht getrokken waarna zij dadelijk is
leeggepompt. Er zijn geen lijken aan boord ge
vonden. Toen de boot werd omgedraaid, bleek,
dat het mangat van de machinekamer open
stond. De beide machinisten hebben dus nog
kans gezien, het deksel te openen en uit de boot
te komen.
Vrijdagmorgen zou de reddingsboot naar
Vlaardingen worden gesleept, waar zij op de
helling zal worden gezet, om te worden hersteld.
Het aanbrengen van de lijken der
slachtoffers aan den Hoek.
Men meldt aan de N. R. Ct. uit Hoek van
Holland
De twee auto's, welke Donderdagmiddag uit
Rockanje zijn vertrokken, ten einde de lijken
van de vijf opvarenden van de Prins der Neder
landen, welke aldaar aan het'strand zijn aan
gespoeld, naar de plaats waar de mannen woon
den over te brengen, zijn omstreeks half vier
in Hoek van Holland aangekomen. De auto's
zijn met hun droeve vracht onmiddellijk door
gereden naar de begraafplaats, waar de lijken
in het lijkenhuisje zijn neergelegd. Van de be
graafplaats zijn de wagens naar de Berghaven
gereden, waar de chauffeurs ze voor het ge
bouw van de Zuid-Hollandsche Maatschappij
tot redding van schipbreukelingen hebben neer
gezet, om vandaar met den veldwachter uit
Rockanje rapport uit te brengen aan den loods-
commissaris, den heer H. Vruggink.
Zoodra de veldwachter zijn rapport had uit-
geebracht inmiddels waren de heeren A. A.
baron Sweerts de Landas Wyborgh en J. Rijp-
perda, resp. voorzitter en vice-voorzitter van
de Zuid-Holl. Mij. tot redding van schipbreu
kelingen in het gebouw van het loodswezen
gearriveerd hebben wij een onderhoud met
hem gehad.
„In alle stilte zijn we binnen komen rijden,
zoo zei hij. Gelukkig maar. Ik geloof niet, dat
men er erg in heeft gehad wat wij brachten.
We zijn onmiddellijk naar de begraafplaats ge
reden, en hoe weinig wij de aandacht hadden
getrokken, blijkt wel uit het feit, dat ik heb
moeten meehelpen bij het bergen in het lijken
huisje. Zoodra we klaar waren zijn we met de
leege wagens naar hier gekomen".
Eerst uit het feit, dat de veldwachter uit een
vreemde plaats met twee auto's in Hoek van
Holland was, en dat hij bij de Berghaven liet
stoppen, om naar het gebouw van het loods
wezen te gaan, ervoeren de inwoners van Hoek
van Holland, dat de lijken van hun stadsge-
nooten waren aangekomen. Ron^ de auto's
vormden zich groepjes, die fluisterend spraken
over hen wier lijken nu waren teruggebracht.
De veldwachter wist ons nog te vertellen,
dat om acht uur 's morgens het lijk van schip
per yan der Klooster op het strand gevonden
is, met ernstig verminkte voeten. De lijken van
de vier andere opvarenden van de Prins der
Nederlanden zijn niet verminkt.
Vermist worden dus nog de lijken van de
machinisten H. P. Meyboom en J. H. Timmers
en den matroos P. A. Verwey.
Deelneming van de Letlandsche regeering.
De gezant van Letland heeft aan de Neder-
landsche regeering telegrafisch de deelneming
zijner regeering betuigd naar aanleiding van het
omkomen der bemanning van de Nederlandsche
reddingboot Prins der Nederlanden bij haar
heldhaftige pogingen tot redding van de schip
breukelingen van het bij den Hoek van Holland
gestrande Letlandsche stoomschip Valka, en
verzocht deze deelneming aan de nagelaten be
trekkingen over te brengen.
KOLDE BRUILOFT.
Uit Drenthe schrijft men aan de N. R. Ct,
Wat dat zijn kan, zal zeker aan de meeste
lezers niet duidelijk zijn. Een dergelijke ver
tooning is dezer dagen nog eens in de buurt
van Meppel voorgevallen, die opnieuw bewijst,
welk een taai leven -overoude gebruiken en
rechtsvormen in onzen tijd nog hebben.
Daar was dan een jonge man, die een „volks
feest", zooals ze in deze omgeving in den na
zomer algemeen gevierd worden, op een wat al
te intieme wijze met het meisje, met wie hij
feest had gevierd, had besloten.
En nu openbaarden zich de gevolgen, en het
werd bekend wie de andere partij was. Op een
der ijsdagen werd door de jongelui der buurt
schap op de baan afgesproken, 's avonds den
jongen man te gaan halen en naar het meisje
te „geleiden", om de zaak door huwelijksbelofte
in orde te brengen.
In de schemering verschenen toen eerst om
het huis van den „bruigom" eenige jongens als
wachtposten, en daarna een deputatie, die hem
uitnoodigde, mee te gaan, aan welke „uitnoodi-
ging" hij goed- of kwaadschiks gehoor moest
geven. Onderweg groeide de stoet steeds aan,
ouden en jongen trokken mee en bij het huis
der jonge dochter aangekomen, was het een
heele schare, die voorhuis en deel geheel vulde
en gedeeltelijk voor de ramen moest blijven
staan kijken. Binnen zat een der buren, met een
Lia lachte even den vroolijken lach, die haar
zoo bekoorlijk maakte.
„Ik heb hier veel vriendelijke, hartelijke men
schen ontmoet", zeide Lia. „En het heeft mij
zoo verbaasd, dat de menschen zoo tevreden
zijn".
„Daar hebt ge gelijk in. Over het algemeen
gaat het wel. Dat is ook een uitvloeisel van
het geloof, dat wij belijden. Maar wij praten
nog wel eens. Daar komt Lies zeker vertellen,
dat de tractatie afgeloopen is, niet Lies
„Geraden Pa. U kunt verder gaan". En haas
tig tot Lia: „Vindt je het niet gezellig, die blije
gezichten
„Ik vind alles mooi", antwoordde Lia betee-
kenisvol.
Het werd weer stil in de kerk, een stilte, die
verbroken werd door het schallend gezang
„Eere zij God in de hoogste hemelen",
dat Lia was er stom verbaasd over, dat het
in zoo'n dorp mogelijk was - door de kin
deren vierstemmig gezongen werd.
Maar even later begreep zij, dat hier de
zang zeer beoefend werd. Want een koortje
meisjes zong prachtige leideren en dat geheel
zonder begeleiding.
Lia kwam in een gewijde stemming. Ze ge
noot meer dan ze zichzelf wilde bekennen.
Misschien nog het meest van het prettige ge
zicht, dat de blijde kinderschaar bood.
Dan verscheen Hans voor den lessenaar. Even
heel even, keek hij naar de domineesbank; zag
Lia, die, onverklaarbaar was bet haar, maar het
was een feit, angstig was, dat Hans het er niet
goed zou afbrengen
Maar die angst was spoedig verdwenen. Want
onbevangen stond hij daar. En helder klonk
zijn stem, toen hij opmerkte, dat een stoute
zuster hem gezegd had, dat hij hier vertellen
moe. of andersEen koddig gezicht en
een even koddige handbeweging deed de luis
teraars al lachen, men kende Hans wel
„Dus moet ik vertellen", zeide hij. „Waar
over zal het dit jaar gaan Het zal gaan over
een stouten jongen, ze zeggen immers, dat onze
jongens altijd stout zijn en over een heel lief
meisje, dat", wéér dat koddige gezicht„dat
hoogen hoed getooid, als „burgemeester", die
na eenig aandringen de „bruigom" de bekente
nis ontlokte, dat hij de vader van den te ver
wachten nieuwe buur was.
Daarna moesten de jongelieden naast elkaar
plaats nemen en beloven elkander tot man en
vrouw te zullen nemen, „coram populo" elkaar
omhelzen, en met een roerende toespraak door
den „burgemeester", door de mannen met ont-
blooten hoofde en door vele vrouwen met tranen
in de oogen aangehoord, werden zij voor ge
trouwd verklaard.
Een uurtje later was de rust in de buurt terug
gekeerd en de jonge man stond den volgenden
morgen al vroeg op het gemeentehuis om aan
gifte van het voorgenomen huwelijk te doen.
Het was dus niet een meer of minder on-
kiesche grap, maar wel degelijk ernst wat daar,
wel-is-waar onder de noodige grappen, werd
afgespeeld. Wee dengeen, die een dergelijke
belofte onder getuigen uitgesproken, niet zou
houden. Hij kreeg met de wraak der buurt te
doen. En die is niet mak. Ruiten ingooien is
altijd de eerste maatregel, in den nacht uitge,-
voerd door steeds onvindbare daders. Hekken
loszetten, grasland omploegen, vruchtboomen
uitrukken, tallooze andere plagerijen staan de
dorpsgemeenschap met de „padjongensdat
zijn alle ongetrouwde mannen boven 17 jaar, als
uitvoerende macht, ten dienste om zoo iemand
de verontwaardiging over zijn handelwijze voel
baar te maken.
Het eigenaardige nu van deze vertooning is,
dat zij een herinnering zijn aan het oude „bu
ren- en markerecht". Oudtijds zou toch het
bewuste paar zonder meer na deze vertooning
werkelijk en geldig getrouwd geweest zijn, daar
trouwbelofte onder getuigen voldoende was om
een wettig huwelijk tot stand te brengen. Maar
de heele vertooning, met den pseudo-burgemees-
ter aan het hoofd, is niets anders dan de al
oude „buursprake", die recht deed en vonnis
wees over de leden der „buurschap", die niet
maar was en is een verzameling van toevallig
naast en bij elkaar wonende individuen, doch
een gemeenschap met weliswaar ongeschreven,
maar daarom niet minder dwingende en stipt
gehoorzaamde instellingen, rechten en verplich
tingen, waaraan geen „buur" zich kan onttrek
ken, zonder sociaal onmogelijk te worden.
Hiertoe behoorden de burenplichten, het be
wijzen van hulp en bijstand bij geboorte, huwe
lijk en dood, het werken voor elkaar bij huis-
bouw en oogst, het „bewerken" voor armen,
zieken en ouden van dagen, dat ook onder de
republiel? nog vaak als werk van barmhartig
heid op Zon- en feestdagen gebeurde, het halen
van den nieuwen buur bij zijn verhuizing met
een ganschen stoet van wagens, en dergelijke
meer. Allemaal instellingen, die in den ouden
tijd, bij het isolement der dorpen en buurtschap
pen door de slechte en schaarsche wegen, het
gemis aan geschoolde arbeidskrachten en be
taalden loonarbeid, onder invloed ook van de
schaarschte aan geld, de resten van de „Natu
ral Wirtschaft", waarin arbeid alleen met te
genprestatie in arbeid of landbouwproducten
werd vergolden, beslist noodzakelijk waren tot
instandhouding van het economische leven in
de dorpen.
Doch de buurtschap was en is niet alleen een
instelling tot onderling hulpbetoon, maar ook
tot onderling opzicht en tucht. Ook deze tucht
wordt uitgeoefend naar zuiver traditioneele be
ginselen, die vaak niet parallel loopen met de
eischen der officieele Christelijke moraal, maar
soms lijnrecht daartegen in. Het „zoo doet men
niet in Israel" is het einde van alle tegenspraak,
waarnaast het andere .-„zoo'n gebruuk hebt wie
noe eenmaal", het geweten ook volkomen ge
rust stelt, al is dat gebruik ook volgens begrip
van de buitenstaanders immoreel of zelfs door
de wet verboden. Dit geld vooral op.het.gebied
van het sexueele en huwelijksleven, véchTéh en
drinken.
Deze tucht is ook zuiver intern. Geen imen-
ging van buitenaf wordt geduld, het optreden
van politie en justitie eigenlijk als onduldbare
inmenging in eigen zaken gevoeld. Ook kerk en
predikant moeten zich daar maar buiten houden.
Hierin uit zich nog een rest van het oude
communale rechtsbewustzijn, herinnering, aan
den ouden rechtsvorm der goor-, marke- en
buursprake door leeken, waarvan men in En
geland en Frankrijk het Overblijfsel vindt in
de leeken-jury. De buurt sprak dus oudtijds
ook recht, en de straffen, geldboeten (nu ver
vormd tot tractatie van sterken drank of geld
daarvoor aan de jongens), stokslagen, in zijn
zwaarsten vorm „dakafdekken", dat is uitwijzen
uit de buurtschap, hadden rechtskracht.
Ja, ze zijn nog niet geheel verdwenen. Mij
is een voorbeeld bekend, dat een man, die zijn
vrouw mishandelde en plaagde, door een depu
tatie van de buren in allen vorm een pak slaag
werd toegediend, en een ander, waarbij met de
oude straf van dakafdekken werd gedreigd, als
de boer niet aan de gestelde eischen toegaf. Men
had daarvoor bij voorbaat ladders en de lange
brandhaken meegebracht, en het dreigement zou
zeker zijn uitgevoerd, als de bedreigde niet had
toegegeven.
Vooral op het punt van de huwelijksmoraal
nog stouter was dan haar broertje 1"
Natuurlijk even een gelach. Maar de spanning
zat er al in. Het was muisstil. Men kon een
speld hooren vallen, terwijl de levendige ver
teller zijn gehoor boeide.
Ook Lia luisterde met een glimlach, zoo nu
en dan. Maar toen op het eind, losweg, maar
imponeerend, de moraal kwam, was zij even
ernstig als de rest.
En zij betrapte er zich op, dat zij, evenals
de kinderen, een zucht van verlichting slaakte,
toen bleek, dat het berouw over het bedreven
kwaad, waarover in het verhaal der beide kin
deren sprake was, de overhand had, berouw,
dat vroeg om vergeving van zonden
In de pastorie werd het een zeer gezellige
avond. De groote kamer was geheel gevuld.
Het was namelijk vaste gewoonte, dat het per
soneel van de Zondagsschool dien avond daar
bijeen kwam.
De beide meisjes liepen af en aan, om te
bedienen, Lia had zich ook aangeboden, maar
er was gezegd, dat zij gast was.
Nu werd zij voornamelijk onderhouden door
Hans, die wel eens ernstig sprak, maar ook
allerlei kwinkslagen ten beste kon geven, waar
op de heele kamer schaterde van den gullen
lach.
Er werd verteld. Er werd gezongen. Er wer
den voordrachten gedaan. Ieder deed dapper
mee. Maar van luidruchtigheid was geen spra
ke. Een onvertogen woord werd niet vernomen.
Het was een avond, waarover Lia nog langen
tijd nadacht.
Tusschen de bedrijven door praatte zij met
dominé Meinema, die heel niet terugkwam op
het door haar gesprokene in de kerk, wat haar
wel veronderde. o
Ten slotte begon zij er zelf over, omdat het
haar zeer op het hart lag.
,,'t Is nu niet een geschikt oogenblik", meende
hij. „Bepaal maar een tijd, waarop ge met mij
praten wilt".
„Dien moet u zelf bepalen", glimlachte Lia.
„Ik weet niet, wanneer u kunt".
Als het nieuwe jaar zijn intrede heeft ge-
is nu dit burengericht nog altijd streng. Want
al zijn de verhoudingen tusschen de ongetrouwde
jongelieden zeer vrij, zoodat in Drenthe (en in
Overijssel, Gelderland en Zeeland is het weinig
beter) een groot percentage der huwelijken
„gedwongen" is, zoodra het op de gevolgen van
dien omgang en de verantwoordelijkheid daar
voor aankomt, kent het volksgericht geen gek
scheren. Vandaar, dat bij het hooge percentage
van voor-echtelijke zwangerschap, toch dat der
onechte geboorten zeer gering is.
En het eigenaardige is, dat dergelijke huwe
lijken ook meestal zeer goed blijken te gaan.
Als een huwelijk onder de boerenbevolking ver
keerd gaat, is het bijna zonder uitzondering aan
geldkwesties, en als gevolg van het bij elkaar
introuwen, wat trouwens overal een bron van
ellende is, te wijten. Ook burenruzies, op deze
wijze met den „sterken arm" bijgelegd, breken
niet licht weer uit. Het volksgericht, hoewel
vaak ontaardt tot baldadigheid, is hier soms
nog een moreele macht.
BOTSING TUSSCHEN AUTO EN TREIN.
Bij de Bonneerbrug te Stadskanaal is een
vrachtauto van den heer Sloots, van Gassel-
ternijeveen, in botsing gekomen met een goede
rentrein, op weg van Stadskanaal naar Veen-
dam. De eigenaar van de auto, de heer R.
Sloots, werd door de voorruit geslingerd en
aan het hoofd en een zijner beenen gewond.
Zijn knecht bleef in de auto zitten en bekwam
geen letsel, ondanks het feit, dat de auto over
een afstand van 8 meter werd weggeslingerd.
MOEDIGE REDDING.
Woensdagavond omstreeks 8 uur waren te
Schoonhoven eenige jongens aan het sneeuw
ballen gooien. Een der jongens wilde een voor
bijgaand meisje pakken, doch deze schrok, liep
hard op zij en viel daarbij van den 3 M. hoogen
steile» kademuur in de haven, die slechts door
een dun laagje sneeuwijs was bedekt.
Toen het meisje reeds in zinkenden toestand
verkeerde en op haar hoofd in het water stond,
schoot een voorbijganger, de heer C. Malingre
toe, ontdeed zich haastig van enkele kleeding-
stukken en sprong onvervaard in de donkere
diepte.
Tezelfder tijd hoorde in zijn woning de reeds
met de reddingsmedaille beloonde 20-jarige A.
van Grootheest van het ongeval. Zonder zich
een oogenblik te bedenken snelde hij toe, dook
eveneens in de diepte en slaagde er in het
meisje te grijpen. Samen hebben toen de moe
dige redders het meisje, het 16-jarig dochtertje
van den heer B., van een zekeren dood gered.
(„Vad.")
PRAUW GEZONKEN.
Donderdagmiddag is een 30 ton metende
ijzeren prauw van den shipchandlre B. van den
Westzeedijk te Rotterdam, welke ongeveer 25
H.L. kolen inhad, gezonken. De prauw lag
op de rivier de Nieuwe Maas, langszij van het
stoomschip Conlei Bank, dat aan de werf van
Wilton gemeerd lag. Ten gevolge van den
golfslag van voorbijvarende sleepbooten is er
water in het scheepje gekomen. De trossen
braken en de prauw zonk. De 28-jarige schip
per K. H. van H., uit de Walravenstraat te
Rotterdam, wist zich langs de stormladder van
het stoomschip in veiligheid te brengen.
KACHEL ONTPLOFT.
In een lompenhuis te Brussel is een kachel
ontploft, met het gevolg, dat het dak instortte
en brand ontstond. Twee arbeidsters, twee ge
zusters, verbrandden levend: zes anderen liepen
zware brandwonden op. Men vreest voor een
derde arbeidsters.
SCHADE AAN DEN WESTKAPELSCHEN
ZEEDIJK.
Aan de nog niet herstelde deelen van den
Westkapelschen Zeedijk, die door de Novem
berstormen veel hadden geleden, is deze week
weer nieuwe schade toegebracht door het weg
slaan van tijdelijk aangebrachte zakken zand
en klei.
Van de rails, die opgesteld zijn op palen,
om klei aan te voeren, sloeg een deel en enkele
palen weg.
De keet van den opzichter was omgewaaid.
WEER CONTACT MET HET
EILAND MARKEN.
De vlet van de N. Holl. Tramweg Mij. is
Donderdagmorgen voor het eerst sedert eenige
dagen weer van Marken naar Monnikendam
vertrokken, ten einde de post van twee dagen
naar het eiland te brengen.
WIE KAN HET VERKLAREN
Een treffend weerzien.
Op het politiebureau te Roermond heeft
zich volgens de Nieuwe Koerier het volgende
afgespeeld.
Zekere W., wonende te Dusseldorp, Neder»
lander en afkomstig uit Roermond, werd voor
vier jaar wegens werkloosheid ingevolge het
daan. Laat ons zeggen: 2 Januari, des middags,
Ik zal mij wapenen".
„Wapenen vroeg Lia.
„Zeker. Stel, dat er eens een massa be
denkingen komen?"
„O, die komen er niet. Ik heb ze niet. Ik
ben minder dan een kind in de wieg".
,,'t Valt wat mee", zeide hij vroolijk. „Kunt
u niet spelen 7" vroeg hij, op het orgel wijzend.
„Ik speel thuis piano. Maar niet de liederen,
die hier gespeeld worden. Ik ken er niet één
van", bekende zij.
„Ge hebt muziekkennis
„Een weinig wel, ja".
„Geef dat muziekboek eens, Hans".
„Je gaat spelen 7" vroeg deze aan Lia.
„O neen, o neen", weerde Lia af.
Onverstoorbaar bladerde de predikant.
„Het is ook in de kerk gezongen", zeide hij.
„Ge zoudt dat niet kunnen spelen 7"
„Ik durf het niet, al kon ik het", zei Lia
verschrikt. Het was: „Eere zij God".
Hans mengde zich in het gesprek.
„Natuurlijk kun je dat", zei hij. „En van
durven is geen sprake. We zijn onder ons. Als
je een fout begaat, is het nog niet erg".
„Zeg dat niet. Ik heb gemerkt, dat hier op
het dorp muziek- en zangliefhebbers zijn. Het
was prachtig in de kerk".
„O, dat dacht ik ook. Je moet niet te gering
van ons denken", zeide Hans.
Lia liet zich verbidden en nam plaats voor
het orgel, wat zenuwachtig.
„Er mag niet gezongen worden", besliste de
predikant.
Voor een kenner viel het op te merken, dat
de organiste de piano gewoon was. Maar dat
zou dan ook de eenige opmerking geweest zijn.
Want Lia bleek een musicienne te wezen.
Onder ademlooze stilte werd het lied, het zoo
bekende lied, aangehoord. Vol interesse keek
Hans naar Lia, die in een andere wereld scheen
te. vertoeven. Er kwam iets als een openbaring
over hem. Haastig wendde hij zich af.
Er klonk applaus.
„Ziet ge wel 7 Ik dacht het wel, dat ge spelen
kondt. Ge haalt meer muziek uit het orgel dan
vestigingscontract uit Duitschland gewezen.
Op zoek naar werk trok bij naar Frankrijk,
waar hij omzwierf in den Elzas en Lotharingen!
Zijn vrouw en twee kinderen bleven voor!
loopig te Dusseldorp tot hij werk zou ge»
vonden hebben.
Dit lukte echter maar steeds niet en van
schrijven aan zijn vrouw kwam ook weinig.
De man verloor den moed en bleef aan hef
dolen. Vier jaren lang 1
Zijn vrouw, die ingevolge haar huwelijk
met W. van Nederlandsche nationaliteit ge»
worden was, (zij was geboren Duitsche) werd
door het Duitsche rijk voorloopig onder»
steund. Tenslotte begonnen de Dusseldorpsche
autoriteiten echter aan de goede bedoelingen
van haar man te twijfelen en daar zij thans
Nederlandsche was, werd ook haar tenslotte
te kennen gegeven, dat zij het land verlaten
moest. Aan het grenscommissariaat verklaarde
zij naar Roermond te willen gaan om van
daaruit navraag te laten doen naar haar man.
Via Venlo arriveerde ze dan ook Dinsdag,
avond te Roermond, waar de commissaris van
politie zich met het onderzoek belastte. Hef
was duidelijk, dat het Nederlandsche Rijk
voor haar moest opkomen. Men zou een
onderzoek instellen naar het verblijf van haar
man
Terwijl de vrouw, die in tamelijk verwaar.
loosden toestand verkeerde, mei haar twee
kleinen van 10 en 4 jaar, nog bü den com.
missaris vertoefde, meldde zich beneden in
het bureau een man aan, die verklaarde W.
te heeten, en al heel spoedig bleek het, dat
hij de man was, dien men wilde opsporen.
Een confrontatie zou het bewijzen.
Toen men hen beiden samenbracht, speelde
zich in het bureau in het bijzijn van den
commissaris een hartroerend tooneel af. De
man kon het maar niet vatten, dat het werke.
lijkheid was, hetgeen hier gebeurde. De vrouw,
die veel geleden had, brak in snikken uit,
evenals het oudste kind, dat zijn vader herkende.
Ook de omstaanders geraakten onder den
indruk van dit onverwachte, treffende weerzien
na vier lange jaren van omdoling. Door één
gedachte geleid trok de een uit Duitschland, de
ander uit Frankrijk, en beiden troffen elkaar
op het oogenblik dat zij elkaar ver weg
waanden.
Het gezin is voorloopig bij familieleden
ondergebracht.
Arme kinderen.
Een vrouw te Kernhorn (Opende), wier man
in de gevangenis zit, heeft haar zes kleine
kinderen in hulpbehoevenden toestand achter,
gelaten en is heimelijk vertrokken. De arme
kleinen zijn in het werkhuis opgenomen.
Werkloosheid in de Margarine.Industrie,
Door de concentratie.
Men schrijft aan de N. R. Ct.
Het laat zich meer en meer aanzien, dat
de totstandkoming van de Margarine-Unie een
beduidende inkrimping van het aantal in de
Margarine-industrie te werk gestelde arbeiders
ten gevolge zal hebben. "VI
Behalve de fabriek in Oosterhout, die L
haar geheel is stop gezet, zal nu binnenkort
ook de fabriek in Oss van Jurgens worden
stop gezet. Reeds is aan vierhondern arbei»
ders(sters) ontslag aangezegd.
De productie zal naar Rotterdam worden
overgebracht. Niettemin wordt ook daar hel
aantal arbeiders ingekrompen.
Sinds in October 1927 de Unie tot stand
kwam, zijn al meer dan 75 arbeiders gepen,
sioneerd, welke niet door anderen werden
vervangen. Bovendien zijn sedert genoemden
datum meer dan 50 arbeiders ontslagen, waar.
onder er zijn met 27 dienstjaren.
In verband met dit ontslag hebben de Ned.
Vereeniging van Fabrieksarbeiders, de R.»K.
Margarinebewerkersbond en de Chr. Fabrieks.
en transportarbeidersbond een onderhoud
aangevraagd.
De organisaties zijn van oordeel dat het
wel iets beteekent dat de ontslagenen van
twee weken tot een j.ar salaris mede krijgen,
maar dat toch bij het ontslag meer met het
dienstverband moet worden rekening ge.
houden.
Een brutale overval. v
In de voorname Park Avenue zijn vijf
gewapende jonge mannen een ju weiiers winkel
binnengedrongen, ontwapenden een particulier
detective die aan de zaak verbonden was,
bonden vyf anderen die in den winkel waren,
en sloten ze op in een achterkamer. Daarna
plunderden ze den winkel en namen een
waarde van 200 000 Jollar, vooral aan diaman
ten mee. Nog kostbaarder steenen hebben ze
over het hoofd gezien.
FELLE BRAND TE WASPIK.
250.000 pond hooi verbrand.
Te waspik is brand ontstaan in de hooi»
perserij van de firma Boezer en Van DoDgen.
er in zit", zei de predikant vroolijk.
Het was tien uur, toen ,,'k Wil U, o God,
mijn dank betalen" klonk door de ruime kamer
der pastorie.
Ten slotte bleven zij, stevig stappend door de
sneeuw het was zacht weer en de maan
straalde haar vriendelijk licht uit - met hun
beiden over: Lia en Hans.
Eerst waren een paar meisjes afgeleverd. Toen
Marie. En nu waren zij met hun tweeën, de
aanstaande predikant en het meisje, dat was
gaan nadenken, na het fladderleven, dat zij ge
leid had, over het leven van menschen, die zich
afhankelijk stelden van God. Menschen, die
Hem dienden.
Met hun beiden waren zij, Hans de fiets aan
de hand. 1
Er werd eerst geen woord gesproken.
Maar toen, op een eenvoudige opmerking van
Hans, begon Lia weer over wat haar hart
beroerde.
Hij luisterde.
En daarbij gevoelde hij een ontzettende moei
lijkheid: hier was er een, die hunkerde méér
te weten en hij, de aanstaande predikant, kon
eerst geen woorden vinden.
Maar toen de eerstel over zijn lippen ge
komen waren, vloeiden de verdere er uitj
Het werd een geloofsbelijdenis, die werd uit
gesproken met een warmte, welke weldadig
aandeed.
Bij het huisje aan den zeedijk, waar alles
donker was, want Grootmoeder was al naar
bed gegaan, kon Lia niets anders doen dan
Hans de hand drukken. Woorden had zij niet.
In de ziel van den jongeman stormde het.
Ijlings fietste hij weg
Thuis gekomen, vertelde hij in enkele woor
den van het gesprek.
„Zij is een zoekende ziel", zei dominé Mei
nema. „God geve, dat zij vinde
EINDE VAN HET EERSTE DEEL.