FEUILLETON Burgerlijke Stand Gemengd Nieuws Het huisje aan den Zeedijk De ramp bij Hoek v. Holland stal zoo verwond, dat het denzelfden dag is gestorven. Het paard was verzekerd. Woensdag was J. 't M. met zijn blazer de haven uitgevaren om hulp te verleenen aan de schepelingen van het Letlandsche stoomschip Valka, dat aan den Hinder was vastgeloopen, of hulp te bieden aan de drenkelingen van de „Prins der Nederlanden". Noch het een noch het ander mocht hem gelukken. Hij kwam des avonds op de haven met een sneeuwbui, liep op den Oostkant der haven en bekwam een groot gat in de voorsteven. Zooals bekend zijn de redders verdronken en de schipbreukelingen gered en te Stellendam gebracht. Vorige week stonden 12 werklooze ar beiders ingeschreven bij de Arbeidsbemidde ling. De militieplichtige A. C. Groenendijk, lich ting 1930, wordt 26 Febr. bij de Zeemacht ingelijfd. Ter secretarie zijn voor de lichting 1930 6 aangiften gedaan voor broederdienst. In den nacht van Dinsdag op Woensdag is een houten tent, staande op de Doelenwei, omver gestormd. Er waren planken over den Hoofddijk gewaaid. OUDDORP. Drie jongelingen van hier en een uit Stellendam hebben gezamenlijk een uit stapje gemaakt naar Zeeland en een gedeelte van Noord-Brabant en hebben onder meer Ze venbergen, Bergen op Zoom, Goes, Midelburg en Vlissingen bezocht. Zij reisden te voet en per rijwiel. Overal waar zij kwamen maakten drie van hen muziek en de vierde haalde geld op. De opbrengst viel hard mee. Het minder gunstige weder heeft hen genoodzaakt eer terug te keeren dan het plan was. De beurtschippersknecht M. W. heeft bij zijn werk een hand zoo bezeerd, dat hij zich onder dokters behandeling moest stellen en van Rotterdam uit huiswaarts moest reizen. Naar wij vernemen is het huis van wijlen A. de Kluijver in eigendom overgegaan aan A. Moerkerke; en deze heeft zijn tegenwoordige woning weder overgedaan aan J. Westhoeve. OOLTGENSPLAAT. GeborenFranciscus z. v. J. Vervloei en M. A. Prins. Ondertrouwd: A. Kloet, 30 j. en G. A. Avê 31 jaar. GehuwdA. P. Rommelse 28 j. en M. Krouwer 24 j. OUDE TONGE. GeborenAdrianus z v. Leendert Both en Leuntje de Jong; Catharina Mechtilde, d. v. Hendrikus Johannes Meyer en van Anna Hermina Theresia Ahsman Johannes z. v. Christofifel Maliepaard en Lena Munters; Ja cobus Johannes Egidius z. v. Johannes Jacobus Nijsse en Johanna Apollonia Buijs; Adrianus z. v. Jan Cornelis Hagens en Arendje Osse weijer. Overleden: Johanna Kievit, oud 78 jaar echtgen. van Johannes Schouwenaar. DIRKSLAND. OndertrouwdJohan Cornelis Melissact j.m. 24 j. (Herkingen) en Dirkje Meyer j.d. 21 j De kapitein en de marconist van de „Valka" gered. Men meldt ons uit Stellendam, dat de redding boot „Koningin Wilhelmina" Donderdagmiddag te ongeveer half vier wederom in de haven aankwam met den kapitein en de marconist van de „Valka" aan boord. Het was haar gelukt ook deze beide mannen van het 'schip te halen. Het bergen van de reddingsboot. Toen om 7 uur Donderdagavond het water zijn hoogsten stand had bereikt, is de sleepboot Kijkduin, welke al den geheelen dag in gereed heid had gelegen, geassisteerd door de bergings vaartuigen Meermin en Prins Hendrik gaan trekken aan den tros, welke aan den boeg van den Prins der Nederlanden was bevestigd. Er was toen zooveel water rond de boot gekomen dat zij tamelijk vlug afgebracht kon worden. Eerst is de boeg omgetrokken, zoodat het schip evenwijdig aan de kustlijn kwam te liggen, daar- na is bet in diep water getrokken. Zoodra men den Prins der Nederlanden vlot had, heeft men het schip naar Hellevoetsluis gesleept, waar men tegen 9 uur is aangekomen. Geen lijken aan boord van de Prins der Neder landen. Te Hellevoetsluis hebben de beide bergings vaartuigen Meermin en Prins Hendrik van L. door H. ZEEBERG. 42) „Te debateeren vroeg Lia op verbaasden toon. „Ja. Menschen als u vinden dat alles dwaas heid. In Arnhem heb ik wel debat-avonden met Godloochenaars gehad". „Ik zou er niet gaarne over discussieeren. Want ik weet er niets van. En... en...", Lia aarzelde even, „is... is het niet te heilig, om er over te debateeren 7" Ietwat verrast keek hij haar aan. „Ge kondt wel eens gelijk hebben", zeide hij, om er veelbeteekenend aan toe te voegen :„het is maar een vraag, of het als heilig wordt beschouwd". „Ik beschouw het verhaal wel als heilig. Alleen is mij nog zooveel onverklaarbaar". „Ge kimt mij ten allen tijde vragen", merkte hij op. „Ik ben steeds bereid u van dienst te zijn". „Dank u", zeide Lia. „Ik denk dat ik gaarne van uw toezegging gebruik zal maken. Ik heb dezer dagen zooveel te denken gekregen. Vindt u dat niet vreemd „Heelemaal niet", antwoordde dominé Mei- nema, met warmte in zijn stem. „Ge komt, ik ben van alles op de hoogte, uit een geheel ander milieu. Onder ons bespeurt ge een heel andere levenswijze met geheel andere begrip pen. Het valt te verklaren, dat ge er meer van weten wilt, al was het maar alleen uit nieuws gierigheid. Intusschen hoop ik voor u, dat het meer dan nieuwsgierigheid is. Maar hoe dat ook zij, ge kunt vragen, wat ge wilt. Intusschen hebt ge", weer kwam dat fijne lachje, „nu toch al wel bespeurd, dat wij niet zulke verschrikke lijke menschen zijn, als waarvoor men ons soms uitmaakt". Smit Cos Internationalen sleepdienst de red dingsboot recht getrokken waarna zij dadelijk is leeggepompt. Er zijn geen lijken aan boord ge vonden. Toen de boot werd omgedraaid, bleek, dat het mangat van de machinekamer open stond. De beide machinisten hebben dus nog kans gezien, het deksel te openen en uit de boot te komen. Vrijdagmorgen zou de reddingsboot naar Vlaardingen worden gesleept, waar zij op de helling zal worden gezet, om te worden hersteld. Het aanbrengen van de lijken der slachtoffers aan den Hoek. Men meldt aan de N. R. Ct. uit Hoek van Holland De twee auto's, welke Donderdagmiddag uit Rockanje zijn vertrokken, ten einde de lijken van de vijf opvarenden van de Prins der Neder landen, welke aldaar aan het'strand zijn aan gespoeld, naar de plaats waar de mannen woon den over te brengen, zijn omstreeks half vier in Hoek van Holland aangekomen. De auto's zijn met hun droeve vracht onmiddellijk door gereden naar de begraafplaats, waar de lijken in het lijkenhuisje zijn neergelegd. Van de be graafplaats zijn de wagens naar de Berghaven gereden, waar de chauffeurs ze voor het ge bouw van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot redding van schipbreukelingen hebben neer gezet, om vandaar met den veldwachter uit Rockanje rapport uit te brengen aan den loods- commissaris, den heer H. Vruggink. Zoodra de veldwachter zijn rapport had uit- geebracht inmiddels waren de heeren A. A. baron Sweerts de Landas Wyborgh en J. Rijp- perda, resp. voorzitter en vice-voorzitter van de Zuid-Holl. Mij. tot redding van schipbreu kelingen in het gebouw van het loodswezen gearriveerd hebben wij een onderhoud met hem gehad. „In alle stilte zijn we binnen komen rijden, zoo zei hij. Gelukkig maar. Ik geloof niet, dat men er erg in heeft gehad wat wij brachten. We zijn onmiddellijk naar de begraafplaats ge reden, en hoe weinig wij de aandacht hadden getrokken, blijkt wel uit het feit, dat ik heb moeten meehelpen bij het bergen in het lijken huisje. Zoodra we klaar waren zijn we met de leege wagens naar hier gekomen". Eerst uit het feit, dat de veldwachter uit een vreemde plaats met twee auto's in Hoek van Holland was, en dat hij bij de Berghaven liet stoppen, om naar het gebouw van het loods wezen te gaan, ervoeren de inwoners van Hoek van Holland, dat de lijken van hun stadsge- nooten waren aangekomen. Ron^ de auto's vormden zich groepjes, die fluisterend spraken over hen wier lijken nu waren teruggebracht. De veldwachter wist ons nog te vertellen, dat om acht uur 's morgens het lijk van schip per yan der Klooster op het strand gevonden is, met ernstig verminkte voeten. De lijken van de vier andere opvarenden van de Prins der Nederlanden zijn niet verminkt. Vermist worden dus nog de lijken van de machinisten H. P. Meyboom en J. H. Timmers en den matroos P. A. Verwey. Deelneming van de Letlandsche regeering. De gezant van Letland heeft aan de Neder- landsche regeering telegrafisch de deelneming zijner regeering betuigd naar aanleiding van het omkomen der bemanning van de Nederlandsche reddingboot Prins der Nederlanden bij haar heldhaftige pogingen tot redding van de schip breukelingen van het bij den Hoek van Holland gestrande Letlandsche stoomschip Valka, en verzocht deze deelneming aan de nagelaten be trekkingen over te brengen. KOLDE BRUILOFT. Uit Drenthe schrijft men aan de N. R. Ct, Wat dat zijn kan, zal zeker aan de meeste lezers niet duidelijk zijn. Een dergelijke ver tooning is dezer dagen nog eens in de buurt van Meppel voorgevallen, die opnieuw bewijst, welk een taai leven -overoude gebruiken en rechtsvormen in onzen tijd nog hebben. Daar was dan een jonge man, die een „volks feest", zooals ze in deze omgeving in den na zomer algemeen gevierd worden, op een wat al te intieme wijze met het meisje, met wie hij feest had gevierd, had besloten. En nu openbaarden zich de gevolgen, en het werd bekend wie de andere partij was. Op een der ijsdagen werd door de jongelui der buurt schap op de baan afgesproken, 's avonds den jongen man te gaan halen en naar het meisje te „geleiden", om de zaak door huwelijksbelofte in orde te brengen. In de schemering verschenen toen eerst om het huis van den „bruigom" eenige jongens als wachtposten, en daarna een deputatie, die hem uitnoodigde, mee te gaan, aan welke „uitnoodi- ging" hij goed- of kwaadschiks gehoor moest geven. Onderweg groeide de stoet steeds aan, ouden en jongen trokken mee en bij het huis der jonge dochter aangekomen, was het een heele schare, die voorhuis en deel geheel vulde en gedeeltelijk voor de ramen moest blijven staan kijken. Binnen zat een der buren, met een Lia lachte even den vroolijken lach, die haar zoo bekoorlijk maakte. „Ik heb hier veel vriendelijke, hartelijke men schen ontmoet", zeide Lia. „En het heeft mij zoo verbaasd, dat de menschen zoo tevreden zijn". „Daar hebt ge gelijk in. Over het algemeen gaat het wel. Dat is ook een uitvloeisel van het geloof, dat wij belijden. Maar wij praten nog wel eens. Daar komt Lies zeker vertellen, dat de tractatie afgeloopen is, niet Lies „Geraden Pa. U kunt verder gaan". En haas tig tot Lia: „Vindt je het niet gezellig, die blije gezichten „Ik vind alles mooi", antwoordde Lia betee- kenisvol. Het werd weer stil in de kerk, een stilte, die verbroken werd door het schallend gezang „Eere zij God in de hoogste hemelen", dat Lia was er stom verbaasd over, dat het in zoo'n dorp mogelijk was - door de kin deren vierstemmig gezongen werd. Maar even later begreep zij, dat hier de zang zeer beoefend werd. Want een koortje meisjes zong prachtige leideren en dat geheel zonder begeleiding. Lia kwam in een gewijde stemming. Ze ge noot meer dan ze zichzelf wilde bekennen. Misschien nog het meest van het prettige ge zicht, dat de blijde kinderschaar bood. Dan verscheen Hans voor den lessenaar. Even heel even, keek hij naar de domineesbank; zag Lia, die, onverklaarbaar was bet haar, maar het was een feit, angstig was, dat Hans het er niet goed zou afbrengen Maar die angst was spoedig verdwenen. Want onbevangen stond hij daar. En helder klonk zijn stem, toen hij opmerkte, dat een stoute zuster hem gezegd had, dat hij hier vertellen moe. of andersEen koddig gezicht en een even koddige handbeweging deed de luis teraars al lachen, men kende Hans wel „Dus moet ik vertellen", zeide hij. „Waar over zal het dit jaar gaan Het zal gaan over een stouten jongen, ze zeggen immers, dat onze jongens altijd stout zijn en over een heel lief meisje, dat", wéér dat koddige gezicht„dat hoogen hoed getooid, als „burgemeester", die na eenig aandringen de „bruigom" de bekente nis ontlokte, dat hij de vader van den te ver wachten nieuwe buur was. Daarna moesten de jongelieden naast elkaar plaats nemen en beloven elkander tot man en vrouw te zullen nemen, „coram populo" elkaar omhelzen, en met een roerende toespraak door den „burgemeester", door de mannen met ont- blooten hoofde en door vele vrouwen met tranen in de oogen aangehoord, werden zij voor ge trouwd verklaard. Een uurtje later was de rust in de buurt terug gekeerd en de jonge man stond den volgenden morgen al vroeg op het gemeentehuis om aan gifte van het voorgenomen huwelijk te doen. Het was dus niet een meer of minder on- kiesche grap, maar wel degelijk ernst wat daar, wel-is-waar onder de noodige grappen, werd afgespeeld. Wee dengeen, die een dergelijke belofte onder getuigen uitgesproken, niet zou houden. Hij kreeg met de wraak der buurt te doen. En die is niet mak. Ruiten ingooien is altijd de eerste maatregel, in den nacht uitge,- voerd door steeds onvindbare daders. Hekken loszetten, grasland omploegen, vruchtboomen uitrukken, tallooze andere plagerijen staan de dorpsgemeenschap met de „padjongensdat zijn alle ongetrouwde mannen boven 17 jaar, als uitvoerende macht, ten dienste om zoo iemand de verontwaardiging over zijn handelwijze voel baar te maken. Het eigenaardige nu van deze vertooning is, dat zij een herinnering zijn aan het oude „bu ren- en markerecht". Oudtijds zou toch het bewuste paar zonder meer na deze vertooning werkelijk en geldig getrouwd geweest zijn, daar trouwbelofte onder getuigen voldoende was om een wettig huwelijk tot stand te brengen. Maar de heele vertooning, met den pseudo-burgemees- ter aan het hoofd, is niets anders dan de al oude „buursprake", die recht deed en vonnis wees over de leden der „buurschap", die niet maar was en is een verzameling van toevallig naast en bij elkaar wonende individuen, doch een gemeenschap met weliswaar ongeschreven, maar daarom niet minder dwingende en stipt gehoorzaamde instellingen, rechten en verplich tingen, waaraan geen „buur" zich kan onttrek ken, zonder sociaal onmogelijk te worden. Hiertoe behoorden de burenplichten, het be wijzen van hulp en bijstand bij geboorte, huwe lijk en dood, het werken voor elkaar bij huis- bouw en oogst, het „bewerken" voor armen, zieken en ouden van dagen, dat ook onder de republiel? nog vaak als werk van barmhartig heid op Zon- en feestdagen gebeurde, het halen van den nieuwen buur bij zijn verhuizing met een ganschen stoet van wagens, en dergelijke meer. Allemaal instellingen, die in den ouden tijd, bij het isolement der dorpen en buurtschap pen door de slechte en schaarsche wegen, het gemis aan geschoolde arbeidskrachten en be taalden loonarbeid, onder invloed ook van de schaarschte aan geld, de resten van de „Natu ral Wirtschaft", waarin arbeid alleen met te genprestatie in arbeid of landbouwproducten werd vergolden, beslist noodzakelijk waren tot instandhouding van het economische leven in de dorpen. Doch de buurtschap was en is niet alleen een instelling tot onderling hulpbetoon, maar ook tot onderling opzicht en tucht. Ook deze tucht wordt uitgeoefend naar zuiver traditioneele be ginselen, die vaak niet parallel loopen met de eischen der officieele Christelijke moraal, maar soms lijnrecht daartegen in. Het „zoo doet men niet in Israel" is het einde van alle tegenspraak, waarnaast het andere .-„zoo'n gebruuk hebt wie noe eenmaal", het geweten ook volkomen ge rust stelt, al is dat gebruik ook volgens begrip van de buitenstaanders immoreel of zelfs door de wet verboden. Dit geld vooral op.het.gebied van het sexueele en huwelijksleven, véchTéh en drinken. Deze tucht is ook zuiver intern. Geen imen- ging van buitenaf wordt geduld, het optreden van politie en justitie eigenlijk als onduldbare inmenging in eigen zaken gevoeld. Ook kerk en predikant moeten zich daar maar buiten houden. Hierin uit zich nog een rest van het oude communale rechtsbewustzijn, herinnering, aan den ouden rechtsvorm der goor-, marke- en buursprake door leeken, waarvan men in En geland en Frankrijk het Overblijfsel vindt in de leeken-jury. De buurt sprak dus oudtijds ook recht, en de straffen, geldboeten (nu ver vormd tot tractatie van sterken drank of geld daarvoor aan de jongens), stokslagen, in zijn zwaarsten vorm „dakafdekken", dat is uitwijzen uit de buurtschap, hadden rechtskracht. Ja, ze zijn nog niet geheel verdwenen. Mij is een voorbeeld bekend, dat een man, die zijn vrouw mishandelde en plaagde, door een depu tatie van de buren in allen vorm een pak slaag werd toegediend, en een ander, waarbij met de oude straf van dakafdekken werd gedreigd, als de boer niet aan de gestelde eischen toegaf. Men had daarvoor bij voorbaat ladders en de lange brandhaken meegebracht, en het dreigement zou zeker zijn uitgevoerd, als de bedreigde niet had toegegeven. Vooral op het punt van de huwelijksmoraal nog stouter was dan haar broertje 1" Natuurlijk even een gelach. Maar de spanning zat er al in. Het was muisstil. Men kon een speld hooren vallen, terwijl de levendige ver teller zijn gehoor boeide. Ook Lia luisterde met een glimlach, zoo nu en dan. Maar toen op het eind, losweg, maar imponeerend, de moraal kwam, was zij even ernstig als de rest. En zij betrapte er zich op, dat zij, evenals de kinderen, een zucht van verlichting slaakte, toen bleek, dat het berouw over het bedreven kwaad, waarover in het verhaal der beide kin deren sprake was, de overhand had, berouw, dat vroeg om vergeving van zonden In de pastorie werd het een zeer gezellige avond. De groote kamer was geheel gevuld. Het was namelijk vaste gewoonte, dat het per soneel van de Zondagsschool dien avond daar bijeen kwam. De beide meisjes liepen af en aan, om te bedienen, Lia had zich ook aangeboden, maar er was gezegd, dat zij gast was. Nu werd zij voornamelijk onderhouden door Hans, die wel eens ernstig sprak, maar ook allerlei kwinkslagen ten beste kon geven, waar op de heele kamer schaterde van den gullen lach. Er werd verteld. Er werd gezongen. Er wer den voordrachten gedaan. Ieder deed dapper mee. Maar van luidruchtigheid was geen spra ke. Een onvertogen woord werd niet vernomen. Het was een avond, waarover Lia nog langen tijd nadacht. Tusschen de bedrijven door praatte zij met dominé Meinema, die heel niet terugkwam op het door haar gesprokene in de kerk, wat haar wel veronderde. o Ten slotte begon zij er zelf over, omdat het haar zeer op het hart lag. ,,'t Is nu niet een geschikt oogenblik", meende hij. „Bepaal maar een tijd, waarop ge met mij praten wilt". „Dien moet u zelf bepalen", glimlachte Lia. „Ik weet niet, wanneer u kunt". Als het nieuwe jaar zijn intrede heeft ge- is nu dit burengericht nog altijd streng. Want al zijn de verhoudingen tusschen de ongetrouwde jongelieden zeer vrij, zoodat in Drenthe (en in Overijssel, Gelderland en Zeeland is het weinig beter) een groot percentage der huwelijken „gedwongen" is, zoodra het op de gevolgen van dien omgang en de verantwoordelijkheid daar voor aankomt, kent het volksgericht geen gek scheren. Vandaar, dat bij het hooge percentage van voor-echtelijke zwangerschap, toch dat der onechte geboorten zeer gering is. En het eigenaardige is, dat dergelijke huwe lijken ook meestal zeer goed blijken te gaan. Als een huwelijk onder de boerenbevolking ver keerd gaat, is het bijna zonder uitzondering aan geldkwesties, en als gevolg van het bij elkaar introuwen, wat trouwens overal een bron van ellende is, te wijten. Ook burenruzies, op deze wijze met den „sterken arm" bijgelegd, breken niet licht weer uit. Het volksgericht, hoewel vaak ontaardt tot baldadigheid, is hier soms nog een moreele macht. BOTSING TUSSCHEN AUTO EN TREIN. Bij de Bonneerbrug te Stadskanaal is een vrachtauto van den heer Sloots, van Gassel- ternijeveen, in botsing gekomen met een goede rentrein, op weg van Stadskanaal naar Veen- dam. De eigenaar van de auto, de heer R. Sloots, werd door de voorruit geslingerd en aan het hoofd en een zijner beenen gewond. Zijn knecht bleef in de auto zitten en bekwam geen letsel, ondanks het feit, dat de auto over een afstand van 8 meter werd weggeslingerd. MOEDIGE REDDING. Woensdagavond omstreeks 8 uur waren te Schoonhoven eenige jongens aan het sneeuw ballen gooien. Een der jongens wilde een voor bijgaand meisje pakken, doch deze schrok, liep hard op zij en viel daarbij van den 3 M. hoogen steile» kademuur in de haven, die slechts door een dun laagje sneeuwijs was bedekt. Toen het meisje reeds in zinkenden toestand verkeerde en op haar hoofd in het water stond, schoot een voorbijganger, de heer C. Malingre toe, ontdeed zich haastig van enkele kleeding- stukken en sprong onvervaard in de donkere diepte. Tezelfder tijd hoorde in zijn woning de reeds met de reddingsmedaille beloonde 20-jarige A. van Grootheest van het ongeval. Zonder zich een oogenblik te bedenken snelde hij toe, dook eveneens in de diepte en slaagde er in het meisje te grijpen. Samen hebben toen de moe dige redders het meisje, het 16-jarig dochtertje van den heer B., van een zekeren dood gered. („Vad.") PRAUW GEZONKEN. Donderdagmiddag is een 30 ton metende ijzeren prauw van den shipchandlre B. van den Westzeedijk te Rotterdam, welke ongeveer 25 H.L. kolen inhad, gezonken. De prauw lag op de rivier de Nieuwe Maas, langszij van het stoomschip Conlei Bank, dat aan de werf van Wilton gemeerd lag. Ten gevolge van den golfslag van voorbijvarende sleepbooten is er water in het scheepje gekomen. De trossen braken en de prauw zonk. De 28-jarige schip per K. H. van H., uit de Walravenstraat te Rotterdam, wist zich langs de stormladder van het stoomschip in veiligheid te brengen. KACHEL ONTPLOFT. In een lompenhuis te Brussel is een kachel ontploft, met het gevolg, dat het dak instortte en brand ontstond. Twee arbeidsters, twee ge zusters, verbrandden levend: zes anderen liepen zware brandwonden op. Men vreest voor een derde arbeidsters. SCHADE AAN DEN WESTKAPELSCHEN ZEEDIJK. Aan de nog niet herstelde deelen van den Westkapelschen Zeedijk, die door de Novem berstormen veel hadden geleden, is deze week weer nieuwe schade toegebracht door het weg slaan van tijdelijk aangebrachte zakken zand en klei. Van de rails, die opgesteld zijn op palen, om klei aan te voeren, sloeg een deel en enkele palen weg. De keet van den opzichter was omgewaaid. WEER CONTACT MET HET EILAND MARKEN. De vlet van de N. Holl. Tramweg Mij. is Donderdagmorgen voor het eerst sedert eenige dagen weer van Marken naar Monnikendam vertrokken, ten einde de post van twee dagen naar het eiland te brengen. WIE KAN HET VERKLAREN Een treffend weerzien. Op het politiebureau te Roermond heeft zich volgens de Nieuwe Koerier het volgende afgespeeld. Zekere W., wonende te Dusseldorp, Neder» lander en afkomstig uit Roermond, werd voor vier jaar wegens werkloosheid ingevolge het daan. Laat ons zeggen: 2 Januari, des middags, Ik zal mij wapenen". „Wapenen vroeg Lia. „Zeker. Stel, dat er eens een massa be denkingen komen?" „O, die komen er niet. Ik heb ze niet. Ik ben minder dan een kind in de wieg". ,,'t Valt wat mee", zeide hij vroolijk. „Kunt u niet spelen 7" vroeg hij, op het orgel wijzend. „Ik speel thuis piano. Maar niet de liederen, die hier gespeeld worden. Ik ken er niet één van", bekende zij. „Ge hebt muziekkennis „Een weinig wel, ja". „Geef dat muziekboek eens, Hans". „Je gaat spelen 7" vroeg deze aan Lia. „O neen, o neen", weerde Lia af. Onverstoorbaar bladerde de predikant. „Het is ook in de kerk gezongen", zeide hij. „Ge zoudt dat niet kunnen spelen 7" „Ik durf het niet, al kon ik het", zei Lia verschrikt. Het was: „Eere zij God". Hans mengde zich in het gesprek. „Natuurlijk kun je dat", zei hij. „En van durven is geen sprake. We zijn onder ons. Als je een fout begaat, is het nog niet erg". „Zeg dat niet. Ik heb gemerkt, dat hier op het dorp muziek- en zangliefhebbers zijn. Het was prachtig in de kerk". „O, dat dacht ik ook. Je moet niet te gering van ons denken", zeide Hans. Lia liet zich verbidden en nam plaats voor het orgel, wat zenuwachtig. „Er mag niet gezongen worden", besliste de predikant. Voor een kenner viel het op te merken, dat de organiste de piano gewoon was. Maar dat zou dan ook de eenige opmerking geweest zijn. Want Lia bleek een musicienne te wezen. Onder ademlooze stilte werd het lied, het zoo bekende lied, aangehoord. Vol interesse keek Hans naar Lia, die in een andere wereld scheen te. vertoeven. Er kwam iets als een openbaring over hem. Haastig wendde hij zich af. Er klonk applaus. „Ziet ge wel 7 Ik dacht het wel, dat ge spelen kondt. Ge haalt meer muziek uit het orgel dan vestigingscontract uit Duitschland gewezen. Op zoek naar werk trok bij naar Frankrijk, waar hij omzwierf in den Elzas en Lotharingen! Zijn vrouw en twee kinderen bleven voor! loopig te Dusseldorp tot hij werk zou ge» vonden hebben. Dit lukte echter maar steeds niet en van schrijven aan zijn vrouw kwam ook weinig. De man verloor den moed en bleef aan hef dolen. Vier jaren lang 1 Zijn vrouw, die ingevolge haar huwelijk met W. van Nederlandsche nationaliteit ge» worden was, (zij was geboren Duitsche) werd door het Duitsche rijk voorloopig onder» steund. Tenslotte begonnen de Dusseldorpsche autoriteiten echter aan de goede bedoelingen van haar man te twijfelen en daar zij thans Nederlandsche was, werd ook haar tenslotte te kennen gegeven, dat zij het land verlaten moest. Aan het grenscommissariaat verklaarde zij naar Roermond te willen gaan om van daaruit navraag te laten doen naar haar man. Via Venlo arriveerde ze dan ook Dinsdag, avond te Roermond, waar de commissaris van politie zich met het onderzoek belastte. Hef was duidelijk, dat het Nederlandsche Rijk voor haar moest opkomen. Men zou een onderzoek instellen naar het verblijf van haar man Terwijl de vrouw, die in tamelijk verwaar. loosden toestand verkeerde, mei haar twee kleinen van 10 en 4 jaar, nog bü den com. missaris vertoefde, meldde zich beneden in het bureau een man aan, die verklaarde W. te heeten, en al heel spoedig bleek het, dat hij de man was, dien men wilde opsporen. Een confrontatie zou het bewijzen. Toen men hen beiden samenbracht, speelde zich in het bureau in het bijzijn van den commissaris een hartroerend tooneel af. De man kon het maar niet vatten, dat het werke. lijkheid was, hetgeen hier gebeurde. De vrouw, die veel geleden had, brak in snikken uit, evenals het oudste kind, dat zijn vader herkende. Ook de omstaanders geraakten onder den indruk van dit onverwachte, treffende weerzien na vier lange jaren van omdoling. Door één gedachte geleid trok de een uit Duitschland, de ander uit Frankrijk, en beiden troffen elkaar op het oogenblik dat zij elkaar ver weg waanden. Het gezin is voorloopig bij familieleden ondergebracht. Arme kinderen. Een vrouw te Kernhorn (Opende), wier man in de gevangenis zit, heeft haar zes kleine kinderen in hulpbehoevenden toestand achter, gelaten en is heimelijk vertrokken. De arme kleinen zijn in het werkhuis opgenomen. Werkloosheid in de Margarine.Industrie, Door de concentratie. Men schrijft aan de N. R. Ct. Het laat zich meer en meer aanzien, dat de totstandkoming van de Margarine-Unie een beduidende inkrimping van het aantal in de Margarine-industrie te werk gestelde arbeiders ten gevolge zal hebben. "VI Behalve de fabriek in Oosterhout, die L haar geheel is stop gezet, zal nu binnenkort ook de fabriek in Oss van Jurgens worden stop gezet. Reeds is aan vierhondern arbei» ders(sters) ontslag aangezegd. De productie zal naar Rotterdam worden overgebracht. Niettemin wordt ook daar hel aantal arbeiders ingekrompen. Sinds in October 1927 de Unie tot stand kwam, zijn al meer dan 75 arbeiders gepen, sioneerd, welke niet door anderen werden vervangen. Bovendien zijn sedert genoemden datum meer dan 50 arbeiders ontslagen, waar. onder er zijn met 27 dienstjaren. In verband met dit ontslag hebben de Ned. Vereeniging van Fabrieksarbeiders, de R.»K. Margarinebewerkersbond en de Chr. Fabrieks. en transportarbeidersbond een onderhoud aangevraagd. De organisaties zijn van oordeel dat het wel iets beteekent dat de ontslagenen van twee weken tot een j.ar salaris mede krijgen, maar dat toch bij het ontslag meer met het dienstverband moet worden rekening ge. houden. Een brutale overval. v In de voorname Park Avenue zijn vijf gewapende jonge mannen een ju weiiers winkel binnengedrongen, ontwapenden een particulier detective die aan de zaak verbonden was, bonden vyf anderen die in den winkel waren, en sloten ze op in een achterkamer. Daarna plunderden ze den winkel en namen een waarde van 200 000 Jollar, vooral aan diaman ten mee. Nog kostbaarder steenen hebben ze over het hoofd gezien. FELLE BRAND TE WASPIK. 250.000 pond hooi verbrand. Te waspik is brand ontstaan in de hooi» perserij van de firma Boezer en Van DoDgen. er in zit", zei de predikant vroolijk. Het was tien uur, toen ,,'k Wil U, o God, mijn dank betalen" klonk door de ruime kamer der pastorie. Ten slotte bleven zij, stevig stappend door de sneeuw het was zacht weer en de maan straalde haar vriendelijk licht uit - met hun beiden over: Lia en Hans. Eerst waren een paar meisjes afgeleverd. Toen Marie. En nu waren zij met hun tweeën, de aanstaande predikant en het meisje, dat was gaan nadenken, na het fladderleven, dat zij ge leid had, over het leven van menschen, die zich afhankelijk stelden van God. Menschen, die Hem dienden. Met hun beiden waren zij, Hans de fiets aan de hand. 1 Er werd eerst geen woord gesproken. Maar toen, op een eenvoudige opmerking van Hans, begon Lia weer over wat haar hart beroerde. Hij luisterde. En daarbij gevoelde hij een ontzettende moei lijkheid: hier was er een, die hunkerde méér te weten en hij, de aanstaande predikant, kon eerst geen woorden vinden. Maar toen de eerstel over zijn lippen ge komen waren, vloeiden de verdere er uitj Het werd een geloofsbelijdenis, die werd uit gesproken met een warmte, welke weldadig aandeed. Bij het huisje aan den zeedijk, waar alles donker was, want Grootmoeder was al naar bed gegaan, kon Lia niets anders doen dan Hans de hand drukken. Woorden had zij niet. In de ziel van den jongeman stormde het. Ijlings fietste hij weg Thuis gekomen, vertelde hij in enkele woor den van het gesprek. „Zij is een zoekende ziel", zei dominé Mei nema. „God geve, dat zij vinde EINDE VAN HET EERSTE DEEL.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1929 | | pagina 4