Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
S$igg£hars9aèak
BESTEVAER
IN HOC SIGNO YINCES
56
SJJEN
No. 3500
ZATERDAG 5 JANUARI 1929
43STE JAARGANG
DUIF"
EERSTE BLAD.
Haar den Heilstaat.
öp dein Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
H©t nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
installaties
boren voor
DE MEU-
A. BOER
erdam -w
Tegenouer de
OosterherH
UST
tter daW
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling,
BUITENLAND bf vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIjK
Telef. Interc. No. 202 - Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regtl
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Adverteatiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
■■■il
putten, enz.
irraad, GASSTEL-
e kwaliteit BRA-
ten voor drainage's
- Telef. no. 16
euwe Tong®.
BelijKrlchters
vlULATOREN
;rvan verzekerd
s bekende adres
Cussens 32.-—;
bekend staand
- Bij aankoop
N CADEAU
Sgpwaw—III» Ui I III—1V.C
Er wordt nog al eens herinnert aan
het Schriftwoord: „God heeft de eeuw
(de eeuwen of eeuwigheid) in het hart
des menschen gelegd".
In onzen tijd wordt dat woord zeker
wel meer dan ooit bewaarheid.
Sinds de revolutiegeesten in de acht
tiende eeuw ontketend zijn, en een mas
sale afval van het christendom ten ge
volge heeft gehad, heeft die afvallige
wereld ook haar hope op het eeuwige
leven verloren.
Er is op gevolgd een eeuw van stof-
aanbidding, van jacht naar materialis
tische welvaart, waarbij de mensch den
emel overliet aan God en zich verge
noegden met wat deze wereld bood.
Toch bevredigde dat niet, want de
mensch blijft mensch, d.w.z. schepsel
met ziel en lichaam.
En die ziel roept voortdurend om
de vervulling van haar behoeften, die
menigvuldig zijn.
Daarop is gevolgd de twintigste
eeuw, bij welks ingang een onzer prof-
fessoren constateerde de ziel herleeft;
hiermede bedoelende dat er kentering
kwam in de gesteldheid van het men-
schelijk geslacht, dat er kwam een vra
gen naar geestelijk voedsel.
WantGod heeft de eeuw in het
menschelijk hart gelegd.
Deze gewijzigde geestesgesteldheid
is niet zonder meer langs het Socia
lisme, dat zijn ontstaan aan de materi
alistische levensbeschouwing, te dan
ken heeft, heen gegaan.
Het is ook in deze volksgroep niet
alleen meer een kwestie van een gul
den meer loon en een uur korter arbei
den, neen, ook het Socialisme heeft zich
met alle krachten geworpen op de din
gen die het geestelijk leven der mensch-
heid raken.
De roep om en den bitteren strijd
voor den „heilstaat" vinden niet meer
hun bron alléén om stoffelijk goed,
maar zeker ook om zaken van ethische
waarden.
En dat is niets onnatuurlijks.
Integendeel, God heeft de eeuw ook
in het hart van den socialistisch-den-
kenden mensch gelegd.
Oók bij hem is een intens zielsver
langen naar het „verloren-Paradijs".
Want al is de mensch gevallen en zelfs
geestelijk blind voor wat hij eenmaal
was en nog zou kunnen zijn, daarom
is de Goddelijke vonk, die elk rede
lijk schepsel bezit, niet verloren ge
gaan.
Is het dan ook wonder dat nu het
geloof in Gods Woord in hem verlo
ren ging, een ander geloof in hem zich
openbaarde, het geloof in eigen her
schepping, in eigen zielsdaad', in eigen
verlossing
Zoo hebben zich ook hier de stoffe
lijke en ideëele, de aardsche en geeste
lijke goederen voor het socialisme ge
openbaard als een verloren geraakt ge
luk dat waard is herwonnen te wor
den, zij het dan door een weg van bloed
en tranen.
Wie zóó het socialisme beziet, wacht
zich wel een lichtvaardig oordeel over
deze richting te vellen, die voelt, dat
men er niet mee af is, door schouder
ophalend te zeggen „het is maar een
rooie
Neen, hij besefthet socialisme is
een levensverschijnsel, dat noodwendig
op den grooten afvan van het Christen
dom volgen moest.
En nu weten we wel, dat ook het
Socialisme bestaat uit een kleine kern
en een dikke bolster, dat ook hier de
stuwkracht uitgaat van een betrekke-
"jk kleine groep en Jan Rap met zijn
uiaat wel volgt, maar juist met die
kern heeft men dan toch rekening te
houden, en naar mate die kern levens
krachtig en gezond is zal zij zich uit
zetten en den bolster doen krimpen.
Zeker is dit socialisme een nieuw
geloof, dat zich lijnrecht tegen 't chris
tendom overstek.
Hier is het geloof in een heilstaat
die in deze bedeeling zeker te komen
staat, en waar gerechtigheid en waar
heid zullen heerschen, de mensch ver
lost zal zijn van zijn fouten en verkeer
de hartstochten. Want dit is het fun
damenteel levensbeginsel van het so
cialisme, dat al naar mate de stoffelijke
productie en distributie in volle gelijk
heid plaats heeft, naar diezelfde mate
de geestelijke evolutie haar hoogtpunt
bereiken zal.
In dit licht moet men het streven
van het socialisme bezien, immers
slechts dan doet men deze richting vol
le recht wedervaren en eerst dan ook
is men in staat het zuivere principieele
karakter van deze levensbeschouwing
te onderkennen.
Het Socialisme meent dat we op weg
zijn naar den heilstaat, naar de volma
king van het menschelijk geslacht en
door deze meening geleid verzet zij
zich tegen alles wat hem hier in den
weg staat.
Natuurlijk is dit het Christendom
in de allereerste plaats.
Dit is wel de grootste hinderpaal op
den weg die het Socialisme op wil.
Want het uitgangspunt van het chris
tendom, dat zijn levensbron in het
Woord van God vindt, is de zondeval.
Dien val, en wat daar noodwendig
uit voortvloeit, wordt door het socia
lisme geloochend.
Erkende het dien val, dan erkende
het ook de menschelijke onmacht om in
eigen kracht weder op te rijzen, en
daarmede was zijn geloof in den ko
menden heilstaat gebroken.
Levensvraag staat hier dus tegen
over levensvraag.
En uit deze principieele levenskwes
tie vloeien alle overige verschillen
noodzakelijk voort,
zakelijk voort.
Toonen we dat aan door te wijzen
op het vraagstuk der ontwapening.
Zeker komt hier veel demagogisch
geschreeuw bij te pas, maar gaarne
willen we toch ook aannemen, dat het
Socialisme in de realiseering der ont
wapening gelooft, immers is dit een der
fundamenten waarop ooit de heilstaat
gebouwd zal moeten worden.
Voor een christen is het nu onmoge
lijk aan dit streven eenzijdig mede te
doen.
Wij zeggen, „eenzijdig", want na
tuurlijk mocht er ooit algemeene inter
nationale ontwapening komen, dan is
er geen reden, waarom een enkel land
zich zou blijven wapenen.
Maar voor het zoo ver is, kan een
christen die leeft uit zijn beginsel, on
mogelijk aan den socialistischen eisch
toegeven.
Juist, omdat hij aanneemt het feit van
den zondeval.
Vele socialisten weigeren dat te ge-
looven en denken wel zoo slecht van
hun medemenschen een trek, die ze
op weg naar den heilstaat ook zullen
moeten afleeren dat ze gelooven, dat
er nog een „kanonnen godsdienst" is,
dat er nog vele christenen zijn in wien
de beestachtigheid zoo ver gaat, dat zij
den oorlog liefhebben.
We laten dit voor wat het is, be
grijpende, dat het den christen makke
lijker valt zich de levensbeschouwing
van den socialist in te denken dan an
dersom.
Maar de christen belijdt het feit der
zonde, en de daaruit voortvloeiende
overleggingen des harten: nijd en af
gunst, machtswellust en geld, begeerte
en de daarin liggende oorzaken van
broederstrijd en oorlogsgeweld.
En daarom weigert hij te gelooven,
dat er in dit tijdvak, waarin de zonde
zal blijven heerschen, ooit stabiele vre
de heerschen kan.
En daarom kan hij ook niet meedoen
aan eenzijdige ontwapening.
Hij belijdt wat Dr. Bavinck zoo juist
zegt: „Er kunnen voor een volk tijden
aanbreken, waarin geen andere uitweg
dan de oorlog overblijft. Als het in zijn
bestaan bedreigd of in zijn vrijheid van
godsdienst en geweten aangerand
wordt, dan is het bieden van weer
stand, tot op het slagveld toe, een God
delijk recht en heilige plicht. De re
geering, die in zulk een geval hare
onderdanen niet tot den strijd opriep,
zou het bewijs leveren, dat zij onbe
kwaam was voor de taak, welke van
Godswege haar toebetrouwd was.
Want er zijn goederen, zedelijke en
geestelijke goederen, welke meer waard
zijn dan voorspoed, welvaart en vrede,
en waarvoor men goed en bloed veil
moet hebben. Al wordt de strijd zelf
niet met overwinning bekroond
want het rechtvaardige eener zaak is
nog geen waarborg voor haar triomf
de opoffering en de zelfverlooche
ning, welke een volk zich in zulk een
strijd getroost, zijn schatten, welke in
de geschiedenis niet verloren gaan".
Nu mogen de socialisten hoog op
geven van hun ontwapenings-,,ethiek",
hier hebben zij een voorbeeld, dat aan
toont; ,dat volgens de zuiver christe
lijke ethiek de oorlog niet slechts ge
oorloofd, maar zelfs geboden kan zijn.
Men ziet, het is hier een kwestie
van principieele tegenstelling tusschen
de christelijke en de socialistische le
vensbeschouwing, onoverbrugbaar, on
verzoenbaar. Kiest men vóór het één,
dan verwerpt men tegelijk het ander.
Tegenover de heilstaatsleer van het
socialisme staat de christelijke heil
staatsleer, gebaseerd niet op het ver
lossingswerk van een deel der mensch-
heid', maar gegrond op het vaste Fun
dament en den uitersten Hoeksteen,
Jezus Christus, Gods Zoon, Die door
Zijn Verlossingswerk den weg naar
een Heilstaat geopend heeft, voor allen
die in Hem gelooven, een Heilstaat,
welks poorten zijn van paarlen en met
straten van goud.
Ik heb een man gekend van zeer goede ont
wikkeling, die evenals ieder ander mensch soms
z'n stokpaardjes bereed.
Ja, dat is eigenaardig.
Bijna niemand ontkomt er aan.
Vader Cats, de man met menschenkennis, wist
het wel toen hij dichtte
Tast oock den wijsen in de mou
Daar sit een geckjen in de vou.
Zulk een „geckjen" kwam zoo nu en dan
ook bij mijn kennis uit de plooi van zijn mouw
gluren.
En dan wist ik wel hoe laat het was, en met
een glimlach hoorde ik het bekende liedje,
schoon het meestal op andere wijze gezongen
werd, aan.
Een van die stokpaardjes was de „Vrijmet
selarij".
Hieraan had de man „gloeiend" het land. En
hij wist er allerlei verhalen over op te disschen,
de een al fraaier dan de ander.
Nu is waar, dat hij er iets meer van af kon
weten, dan menig ander, die er met evenveel
vrijmoedigheid over spreken.
Een zijner voornaamste bloedverwanten was
lid van deze geheimzinnige loge geweest en,
zooals ik reeds zei, mijn kennis was zeer al
gemeen ontwikkeld en had ook van dit ver
schijnsel aan den geheimzinnigen hemel van
het occultisme en wat daarmee verband houdt,
studie genomen.
Ik moest aan een van de verhalen van dezen
man denken toen ik voor eenige weken in
„De Maasbode", het roomsch-katholieke dag
blad, een twistgeschrijf las tusschen de redactie
van dit blad en een paar kopstukken uit de
wereld der vrijmetselarij.
Laat ik eerst vertellen wat mijn goede vriend,
die een groote vijand was van al wat vrijmet
selarij heette of er verband mee kan hebben,
me eens vertelde.
„We worden door de vrijmetselarij geregeerd"
zei hij eens.
Ik vroeg: „Hoe zoo Sinds wanneer zijn
Roomsch-Kath. Anti-Rev. en Christ. Hist, leden
van de Vrijmetselaarsloge
„Dat bedoel ik niet", antwoordde hij, „maar
op alle departementen krioelt het van vrijmet
selaars, die er door de liberalen van vroeger
ingewerkt zijn. Iedere minister is van zijn
ambtenaren afhankelijk en van die positie maken
de vrijmetselaars gebruik. Ze beïnvloeden de
politiek, intrigeeren over het bezetten van al
lerlei baantjes en het is zelfs wel gebeurd, dat
ze getracht hebben een minister een stuk ter
onderteekening voor te leggen, dat als Zijne
Exc. op het laatste oogenblik niet uitgekeken
had ons land in oorlog had kunnen brengen
met andere landen. Ze hebben een gansch net
over het gansche land en beheerschen den ge-
heelen politieken toestand. Ze weten waar de
zwakke plekken van vijandige politieke partijen
schuilen en daarvan maken ze listig gebruik.
Ze zijn te gevaarlijker, omdat alles heel ge
heimzinnig gaat, en een leek nooit weet of hij
Rookl"
A:0filGGELAAR7nr&VRÖÖSENDAAL
W iMTUü.-L- mmi'!
8.
met een vrijmetselaar te doen heeft of niet."
Op dit chapiter ging m'n kennis door en ik
kreeg heel wat te hooren, wat bij m'n zelve
de vraag deed rijzen: als ze zoo geheimzinnig
zijn, hoe weet jij dat dan allemaal
Intusschen nam ik het voor kennisgeving aan.
Inderdaad loopen er vreemde geruchten over
de vrijmetselaars rond.
M'n vriend was niet de eenige, die dergelijke
dingen wist te vertellen. Ook onder eenvoudige
menschen hoort men soms rare gevallen en
meeningen over deze geheimzinnige richting.
Ik vraag me af: zijn de vrijmetselaars er zelf
niet de oorzaak van
Als het hun werkelijk te doen is om humane
beginselen te prediken en te bouwen aan den
schoonen tempel der menschheid, waarvoor moet
dat dan zoo geheimzinnig en met allerlei vreem
de symbolieken, waar geen leek een jota van
begrijpt, naar toe gaan
Laat ik nu eerst vertellen wat de polemiek
tusschen „De Maasbode" en enkele vooraan
staande vrijmetselaars behelsde.
Men moet dan weten, dat de Roomsch-Kath.,
evenals elk goed Protestantsch Christen, vij
andig tegenover de vrijmetselarij, die voorna
melijk in vrijzinnige en liberale kringen gevonden
wordt, staan.
In Brabant had voor eenigen tijd de
Bisschop gemeend te moeten waarschuwen tegen
de voortschrijdende ontheiliging van den Zon-
dag.
Daarin kwam deze passage voor
Hebben onze Katholieken ooit in overwe
ging genomen, door wie en met welke be
doeling de genotzucht in de hand wordt ge
werkt en allerlei vermakelijkheden aan den
dag des Heeren worden vastgeknoopt Niet
Laten wij het U dan onomwonden zeggen.
Gelijk de vijanden van Israël in hun verwa
tenheid besloten: „Laat ons al de feesten
Gods in het land doen ophouden" (Ps. 73,
81) zoo is het wachtwoord van de godde-
loozen en geheime machten van onzen tijd:
Laat ons den Zondag verleeken, hem aan
den godsdienst onttrekken en hem wijden aan
het vermaak.
Ziedaar het antwoord op de allerernstigste
vraag, door wie en waarom voornamelijk
allerlei vermakelijkheden worden uitgedacht
en op Zondag gesteld, 't Zijn-de goddeloozen,
de geheime machten, de vrijmetselarij of de
Loge, die allerlei feesten en vermakelijkheden
organiseeren op Zon- en feestdagen met een
anti-godsdienstig doel, om onze geloovigen
van den godsdienst, van de Kerk, van den
priester af te houden. Ze komen niet voor
den dag met openlijk verklaarden toeleg, o
neen, dat zou hun werk schaden. De ge
heime machten werken altijd in het duister.
In het geniep trachten ze hun doel te be
reiken. Ze zullen de kerken op Zon- en
feestdagen trachten leeg te pompen en zoo
de geloovigen van den godsdienst en van
den priester verwijderen. Dat doen ze door
met zoogenaamde onschuldige vermakelijk
heden den Zondag in beslag te nemen.
Ons dunkt, dat is duidelijke taal en voor
geen tweede uitlegging vatbaar.
Deze geestelijke zegt hier, dat anti-christe
lijke machten, o.a. de vrijmetselarii, trachten
ongemerkt, maar doelbewust, de christelijke
Zondagsgedachte weg te vagen, wel begrijpend
dat als eenmaal de Zondagsheiliging en -rust
verdwenen zijn, het met den godsdienst ook
spoedig gedaan zal zijn.
Echter liet het hoofdbestuur der Vrijmetse
larij in Nederland, dat een honderd loges en
ongeveer 500 „broeders" heeft, deze zaak niet
op zich rusten. Ze kwam in verzet.
Zooals „De Maasbode" wist mede te deelen
hadden ze eerst geprobeerd, dezen geestelijke,
die een openbare functie bekleedt, een terecht
wijzing te kunnen laten bezorgen door den Mi
nister van Defensie. Dat lukte echter niet. En
nu trachtten zij zich door middel van een open
brief in de pers te rechtvaardigen.
Ze worden echter door „De Maasbode"
leelijk op de vingers getikt. Het blad spreekt
er zijn bevreemding over uit, dat de loge het
ten laste gelegde wil ontkennen en zich er
zelfs gegriefd over toont.
„De Maasbode" schrijft
Het doet ons werkelijk vreemd aan, dat
de vaststelling van dit bekende feit, ernstige
tegenspraak ontmoet. Het is nog vreemder,
dat vrijmetselaren zich haasten op hoogen
toon te verzekeren, dat de Bisschop voor
barig of zelfs erger geschreven heeft. In
dien het den heeren niet te doen ware om
een relletje, maar om de waarheid, zouden
zij al eerder hebben kunnen spreken. Want
het door Mgr. Hopmans geconstateerde feit,
werd nog onlangs meegedeeld in het, door
het Geert Groote Genootschap als nr. 263
uitgegeven boekje „Zondagsheiliging in Ne
derland". De schrijver van laatstgenoemd
werkje, pater air. dr. J. Beuns, S.J. schrijft
daarin (bl. 13), dat de loge
„positieve maatregelen wil treffen om
dien (Zon) dag met opzet geheel te ver
leeken om daaraan alle godsdienstige wij
ding te ontnemen. „Laten wij", beveelt de
hooge raad der Vrijmetselarij aan de loge
der geheele wereld, „den Zondag verleeken
en hem wijden aan het vermaak; om de
Katholieken langzaam maar zeker van het
kerkbezoek te vervreemden, zult gij zorgen,
feesten uit te vinden en gelegenheden tot
vermaak in het leven te roepen, welke gij
geregeld op Zondag zult zetten".
En in La Franc-magonnerie dèmasquée
van Juli '1908 lezen wij: „In de meeste ge
vallen zullen de loges het verkieslijk vinden
niet zelf voor te zitten bij de regeling der
feesten, anders zullen de geloovigen zich
tegen die feesten verzetten". Wel moeten
de verschillende afdeelingen der loges er
voor zorgen om invloed te krijgen in zoo
genaamde neutrale vereenigingen om aldus
het doel te bereiken: „de Kerk leeg te ma
ken door het volk naar elders te trekken".
De heeren die den Bisschop van Breda
de les meenen te kunnen lezen, zullen toch
eerst even moeten afrekenen met de vroeger-
gepubliceerde meening van mr. Beuns, en
eens een verklaring moeten geven van diens
citaten, die, zooals zij er staan, volkomen
bewijzen hetgeen mgr. Hopmans heeft be
weerd.
En vervolgens geeft „De Maasbode" een
principieele bestrijding van de Vrijmetselarij,
die er wezen mag.
Tegen-de verdedigers der Nederlandsche loge,
de heeren Carpentier Alting en Faubel, die
verklaard hadden, dat de vrijmetselaars loge
met den godsdienst op goeden voet leeft, komt
„De Maasbode" met citaten, die het tegendeel
bewijzen.
Zoo schrijft het blad o.m.
Er mogen vele fantasterijen over de Vrij
metselarij in omloop zijn en het moge niet
gemakkelijk zijn haar oorsprong en wezen
en doel te omschrijven, vast staat toch wel,
dat zij een samenleving wil bewerkstelligen,
waarop iedere invloed van godsdienstig-ker-
kelijken aard is buitengesloten. Het is dan
ook in strijd met de uitdrukkelijke verkla
ringen van loges en bekende vrijmetselaars,
wanneer de briefschrijvers aan den Bisschop
van Breda beweren, dat de Vrijmetselarij