L UIT HET WOORD J Meisje predikbeurten RACHT allerlei -tentiën. berichten. c. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur 1ERMAN 3KNECHT HT-AUTO Ruin-Hit betuiging. tigd GTHART iRTMAN, MAATSCHAPPELIJK LEVEN tB.MHB'—M ONDER REDACTIE VAN f 4,80 tot f 11,35 :r viskil kzn. knape Ad. en OP ZONDAG 9 DEC. 1928 bouwerij en gerij, annex eesch waren, STICHTELIJKE OVERDENKING S SCHETSEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS iog ie Middelharnis. isdag 4 December 1928. tot f 5,50. tot f 4,40. Per 100 stuks. 100 krop. f 2.40. f 20,-. f 20,- tot f 32,-. it 27,-. n f 19,-. Per 100 Kg. 01 per pond. tot f 0,70 per pond. r VOOR DEN ZONDAG ~j TERDAM, 4 Dec 1928. n ons Veilingslokaal, ar 19, gehouden Veiling, wer. «ijzen besteed a tOt tot 6,05 tot 7,90 tot stuks, fERDAMSCHE VEILING •uwd Chef Proeftuin en 6 Dec. 1928. 30777 >uwd HOEK Cz. SETERS Md. I, 5 December 1928. ckingD.V 20 Dec 1928. ening door Ds. Van der id in de Ned. Herv. kerk 30776 van buiten, beneden ig en nacht, Chr. gezin, vr. DE JONGSTE, Rotterdam. 30768 i AAN BEKWAAM van alle voorkomende van nieuw of oud hout. 0 u terste prijzen onder au van dit Blad. :vraagd een z„ Den Bommel. 30771 nden. 30769 d aa-bevelend, - DIRKSLAND adres te koop een NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van MiddeThtrnis, v.m. Ds. Bieshaar van den Haag (collecte voor de Zending) en 's av. 6 uur de heer Vetter van Langstraat. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs en n.m. 2 uur leesdienst. Den Bommel, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Zee en 's av. 6 uur leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. v. d. Zee van Den Bommel. Langstraat, v.m. de heer Vetter. Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. Us. v. d. Wal van Dirksland. Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur de heer van Yperen van Herkingen. Dirksland, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Wal (maand. collecte) en 's av. 6 uur leesdienst. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur dhr. van Yperen. Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. van Ameide van Sommelsdijk (H. A.) Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Bieshaar van Den Haag (collecte voor de Zending). GEREP. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30 uur Ds. de Graaff. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur lees dienst. Melissant, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur dhr. Jansen van Doorn. Stellendam, v.m. en 's av. cand. van Loon. Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. Diemer. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur leesdienst. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. Van de overige gemeenten geen opgaaf. ele blijken van be- ndervonden, bij de van onze nieuwe *en wij onzen harte- HARTOGS Zn. 7 Dec. 1928. iergeteekende maakt het ite publiek van DEN 3MST REKEN bekend SDAG 11 December N E N een 30772 coulante bedien'ng het waardig te maken, ee(d aanbevelend, DEN BOMMEL tISPLAAT In Hotel naf MAANDAG 10 1928 ARTS. 1-2 en 6,30-7,30. foon No. 8. 30770 is niet te binden. lorns :r middel ilf te vinden. 145 ets.bij alledrog. GOEDE TIJDING. Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel. Spr. 25 25. Ge moet maar denken: „Geen tijding, goede tijding", zoo zeggen vele menschen. Ze bedoelen daarmee: als ik niets van me laat hooren, dan is alles goed. Velen brengen dit helaas in praktijk. Bloedverwanten en vrienden laten nooit iets van zich hooren dan alleen in geval van ernstige ziekte of overlijden Een handel wijze, die niet in overeenstemming is met den aard der liefde k Gelukkig zijn er ook nog vele anderen, die gaarne de moeite nemen geliefde familiebetrek kingen of vrienden geregeld eenige tijding te zenden en zijn er vele anderen, die er verlangend naar uitzien en als er goede tijding komt, daar over verheugd zijn. En als we tot dezen behooren, dan weten we bij eigen ervaring, vooral dan, als we ge liefden des harten in een ver land hebben wonen, hoe verlangend we naar een tijding, kunnen uitzien, hoe ongerust we ons maken, als langer dan gewoonlijk zulk een tijding op zich laat wachten, hoe nieuwsgierig we zijn ook als we gewoon» zijn op geregelde tijden bericht te ontvangen, tegen den tijd, dat er bericht zal komen. En hoe aangenaam, hoe verkwikkend is het dan, a 1 s er een goede tijding komt Zulk een tijding „uit een verland" is dan, zegt onze tekst, „als koud water op een ver moeide ziel". En we weten allen wel, hoe heerlijk koud water maakt, als ons lichaam vermoeid is, voor al in dagen van ziekte, als het lichaam moe en afgetobt en door koorts verhit is. Als ons dan niets smaakt, dan is niets heerlijker dan koud waterEn zoo heerlijk nu is het een goede tijding uit een ver land te mogen ont vangen. Maar dan in geestelijken zin En nu hebben we reeds begrepen, dat dan met het verre land, vanwaar een goede tijding komt, den Hemel bedoeld wordt. O, wonder van Gods genade Want gelijk immers een landverrader, beducht voor straf, in den vreemde rondzwerft en ieder oogenblik bevel tot inhechtenisneming te wachten heeft om dan zijn rechtvaardige straf te ondergaan, zoo is het hier Wij kunnen geen enkele goede tijding uit het verre land, den Hemel, verwachten, want wij zijn verraders geworden, wij hebben ge rebelleerd. Van gratie verleenen kan geen spra ke zijn Dat doen aardsche vorsten, wat een gevolg is van gebrekkige aardsche rechtspraak Maar God kan Zich niet vergissen in Zijn recht. Hij is de onkreukbare Rechtvaardige. Zullen we dan ook vrijspraak bekomen en naar het land, waarvoor we bestemd waren, mogen terugkeeren, dan moet eerst aan den eisch van Gods gerechtigheid worden voldaan. En we weten het: die genoegdoening kunnen wij niet geven. En zoo is 't dan van 's menschen kant on mogelijk het verloren vaderland terug te krijgen, ja zal de mensch de straf, d.i. de hoogste, de eeuwige straf aan lichaam en ziel, op de over treding gesteld, hebben te ondergaan, tenzij „Indien", zegt onze Catechismus, „er zulk een Middelaar en Verlosser te vinden ware". En zulk een Middelaar en Verlosser is ge komen In den eeuwigen Vrederaad Gods, heeft de eeuwige Zone Gods gezegd: Zend Mij henen. Zoo werd de mogelijkheid ontsloten, dat reeds aanstonds na het gepleegde verraad in het Paradijs een goede tijding uit het verre land tot den gevallen mensch kon komen in de moederbelofte, welke goede tijding daarna op allerlei wijzen door Patriarchen en Profeten is herhaald, totdat ten laatste in dt volheid des tijds de beloofde Verlosser kwam om een goede tijding uit het verre land, vanwaar Hij nederdaalde, te brengen: „een blijde boodschap den zachtmoedigen'. En nadat Hij den losprijs voor Zijn volk betaald heeft en als Overwinnaar weergekeerd is naar het verre land, doet Hij geregeld goede tijdingen uitgaan in Zijn eeuwig Evangelie, zoo terecht een blijde tijding of boodschap genoemd voor verloren zondaren. Toch is die goede tijding blijkbaar niet voor alle zielen geschikt. Onze tekst spreekt van een vermoeide ziel. Een ziel, die vermoeid en afgetobd is door het torsen van haar zonde- pak, die bedroefd is vanwege haar misdaden En inderdaad, alleen voor zulk een ziel is de goede tijding van verlossing bestemd en wordt ze als een blijde t ij ding verstaan. Van nature heeft de mensch niet met zijn zonden te doen. Hij heeft de zonden lief. Hij kent geen droefheid over den ellendigen staat, waarin hij verkeert en daarom heeft hij ook geen oor voor de goede tijding van verlossing. Zal hij daar ooren voor krijgen, dan moet hij eerst slechte tijdingen ontvangen, althans die hem slecht voorkomen, want achteraf beschouwd blijken het ook goede tijdingen te zijn, omdat ze leiden tot ontdekking en het hart ontvankelijk maken voor de blijde bood schap des heils. Aanvankelijk echter vindt de mensch het een hoogst onaarygename tijding, als hij hoort van zijn zonden en misdaden, van de straf, die hij verdiend heeft. Hij meent dan ook ze voor kennisgeving te moeten aannemen. Hij legt ze naast zich neer. Totdat ze met meer kracht op de ziel worden toegepast en het na korter of langer tijd hem niet meer gelukt er over heen te werken. Hij wordt overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel. Inmiddels komt dan de goede tijding van verlossing in Christus Meestal is 't er echter dan nog verre van daan, dat hij de aangeboden verlosing aangrijpt. Hoewel overtuigd van zijn zonde, is hij toch te hoogmoedig en te eigenzinnig om de toe vlucht tot Christus te nemen en door genade gered te worden. Dan beproeft hij het liever zelf. Dan wordt hij vroom. Dan gaat hij ge bod op gebod en regel op regel stapelen, dan gaat hij een gebroken werkverbond oprichten. Maar dan komen ook weer de onaange name tijdingen los, waardoor hij moet leeren verstaan, dat het van 's menschen kant een afgesneden zaak is. O, hoe onaangenaam doet het hem dan aan, als hem gezegd wordt, dat al zijn eigengerechtigheden zijn als een weg- werpelijk kleed Onaangenaam ook om te hoo ren, dat al neemt hij zich ook veel zeep, ja salpeter, dat hem alles niets baten zal. Echter, afbrekende genade brengt hem ten laatste tot erkentenis daarvan Het wordt een hopelooze zaak en eindelijk na veel strijd van vleesch en bloed tegen het werk des Gees- tes is de ziel zóó vermoeid en zóó afge tobd, dat de goede tijdiqg van verlossing in Christus haar aangenaam wordt. O, als 't dan komt tot de verzuchting: „Ik, ellendig mensch, wie zal mij verlossen dan treedt reddende genade tusschenbeide Dan zegt de Heere tot de ziel: „Ik delg uw zonden uit als een nevel en uw ongerechtigheden als een morgenwolk". En welk een indruk deze goede tijding dan op zulk een vermoeide ziel maakt, is eigenlijk niet onder woorden te brengen. „A ls koud w a t e r", zegt onze tekst. Maar o, geen koud water kan het vermoeide lichaam zóó verkwik ken als de ziel verkwikt wordt bij het vernemen van die goede tijding Hebt gij, lezer die goede tijding ook al ont vangen en is uw ziel er ook al door verkwikt geworden Hebt gij er misschien nog niet de minste behoefte aan O, dan hebben we voor u niet anders dan een slechte tijding over te brengen Mocht ze u nog gaan verontrusten Gij zijt op reis naar een ver land, maar niet naar het verre land, waarvan onze tekst ons spreektGe zijt dan op reis naar dat vreeselijk oord, waar de duivelen en reeds duizenden en nogmaals duizenden van verdoemden verkeeren! Wilt ge daar komen O, hoe vér van ons verwijderd, in één oogenblik kunt ge die vree- selijke plaats bereiken Geen enkele goede tij ding zal daar meer tot u doordringen Daar is een onoverbrugbare klove tusschen die plaats en den HemelEn daar zult ge dan eeuwig pijn en smart lijden Op uw roepen en smeeken zult ge geen tijding ontvangen, die u zal zijn als koud water op uw vermoeide ziel, maar de slechte tijding, dat u zelfs één druppel water tot verkoeling van uw tong wordt geweigerd O, ontvlucht nog dit rampzalige lot Is uw ziel vermoeid, lezer Ziet ge naar een goede tijding uit Maar komt ze niet tot U Noodigt de Heere u niet uit, als ge waarlijk vermoeid en belast zijt, tot Hem te komen met de belofte, dat Hij u rust zal geven Waarom staat ge dan nog* van verre Legt ge misschien nog het oor te luisteren naar dezulken, die val- sche geruchten verspreiden over het verre land en den weg, die erheen voert O, verlaat u alleen op den Heere Weet ge bij eigen ervaring wat het zeggen wil: Een goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel Hebt ge dit niet eenmaal, maar reeds herhaaldelijk on dervonden O, ge krijgt nog wel eens, kinderen des Heeren, onaangename tijdingen, omdat ge niet steeds k 1 a a r 1 ij k betoont een beter Vader land te zoeken. Maar aan goede tijdingen ontbreekt 't u niet Hoe vaak is uw ziel vermoeid, afgemat na zwaren strijd O, ge meent te bezwijken Is 't dan geen blijde tijding, als de Heere u zegt en doet gelooven: „Ik zal u niet begeven, noch verlaten". Is 't geen goede tijding, als ge uitgeput van vermoeienis moogt vernemen en gelooven, dat de Heeree Zelf u voorgaat in den strijd en dat ge in Zijn kracht meer dan overwinnaars zult zijn Is 't geen goede tijding, als ge met den Psalm dichter in eén zieletoestand^erkeert, waarin ge moet zeggen: ,,'k Achtte mij geheel verloren, 'k wilde van geen vertroosting hooren", als Hij u indachtig maakt, wat Hij beloofd heeft en wat Hij in vorige dagen voor u geweest is Is 't geen blijde tijding, als gij na een toestand van verlatenheid, waarin ge met de bruid moest klagen: „Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, die mijn ziel liefheeft, ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet", vermoeid na veel zoeken, moogt ondervinden, dat Hij dichter bij is dan ooit te voren Is 't geen blijde tijding, als ge de begeerte wel kent om ontbonden te worden en met Chris tus te zijn, wanneer de Heere u verzekert, dat ge straks alle vermoeienis zult afleggen en eeuwig thuis zult zijn O, zet in dat geloof uw reis naar het vader land voort door kwaad en goed gerucht henen Breng zelf niets dan goede geruchten voort over dat land, spreek van die goede tijdingen, die uw ziel mocht ontvangen, opdat daardoor an deren nog mochten worden opgewekt zoekers te worden naar dat land, waarin gij straks, aan het eind van uw reis gekomen, volle ver zadiging van vreugde zult ontvangen eeuwiglijk en altoos H. v. Y. mm CHRISTELIJK-SOCIALE BEGINSELEN. (Vervolg). Wij zagen de vorige maal, dat wij over dit onderwerp schreven, de eigenaardige bijzondere bescherming, waaronder de maatschappelijke verhoudingen door den Heere zelf werden ge nomen, onder het Oude Verbond. Vooral de zorg voor den arme treedt èn in Wetgeving èn in profetie zeer sterk naar voren. Het is wel duidelijk, dat we bij dergelijke armen niet den ken aan luie, wrevelige, in den grond slechts op den rijkdom der welgestelden jaloersche men schen. Of aan menschen, die desnoods met ge weld zouden willen verkrijgen, datgene, waarop zij meenen rechtens aanspraak te kunnen maken menschen, die feitelijk evenzeer Mammon- dienaars zijn als vele rijken en geen ander stre ven hebben, dan om van bezitloozen bezitters te worden en even onafhankelijk van God en menschen door de wereld te kunnen gaan, als, naar zij meenden, deze rijken het kunnen doen. Integendeel. Wij hebben bij zulke armen te denken aan diegenen, die, door hunne sociale nooden, mede, tot dieper afhankelijkheidsbesef gevoerd worden en zich met al hun ellende en nooddruft tot den God Jacobs om troost begeven. Prof. van Leeuwen maakt in zijn brochure „Armen en Rijken" er opmerkzaam op, hoe in de Hebreeuwsche taal de woorden voor „arm" en „zachtmoedig", „deemoedig", „onderworpen" zoo nauw aan elkaar verwant zijn. Zij stam men van hetzelfde werkwoord en worden zelfs verwisseld. Een blijk van deze verwantschap is b.v., dat in Jesaja 61 1 gesproken wordt van een blijde boodschap aan de zachtmoedigen, terwijl deze profetie in Lukas 4 18 wordt weerge geven door: den armen het evangelie te ver kondigen. In Zacharia 9 9 lezen we in de bekende Messiaansche profetie: zie, uw Koning zal u ko men, rechtvaardig en Hij is een Heiland; arm en rijdende op een ezelen in Mattheus 21 5 wordt deze plaats aangehaald met zachtmoe dig in plaats van arm. Deze weinig scherpe onderscheiding van de uitdrukking eener maatschappelijke positie (ge lijk het woord „arm" in eersten aanleg toch is) en die eener geestelijke gesteldheid des harten vinden wij evenzeer in de prediking van Jezus. Wij lezen b.v. wel in Mattheus zalig zijn de armen van geest, maar waar de Heere in Lukas 6 20 tot een bepaalde groep spreekt, zegt Hij zalig zijt gij armen want uwer is het Konink rijk Gods. En aan Johannes den Dooper moet volgens Matth. 11:5 geboodschapt worden, dat den armen het evangelie verkondigd wordt. Nu zijn deze en dergelijke uitspraken door socialisten en communisten gretig aangegrepen, om Jezus tot een verkondiger van hunne begin selen te maken. Ten onrechte vanzelf. Nergens wordt een arme zalig gesproken, om dat hij „arm", in onzen oeconomischen zin van het woord, is. Ook voor den arme geldt de ééne eisch, dat, zonder wedergeboorte en be keering niemand ten leven zal ingaan. Echter wordt het ons duidelijk, wanneer wij letten op de omstandigheden, waaronder deze uitspraken gedaan zijn, dat de gedachte aan eenigen samenhang tusschen innerlijke zielsge steldheid en maatschappelijke positie niet als ten eenenmale verwerpelijk mag worden te ruggeschoven. Immers er heerschten ook toen schrille tegen stellingen in Palestina (denk slechts aan de gelijkenis van den rijken man en Lazarus), ter wijl bovendien de wettische Joodsche godsdienst er een was, wier uitoefening alleen door rijken kon worden volvoerd. De arme kon zich de weelde van den rijken Farizeër, om zooveel vastendagen te houden, zoo nauwkeurig de gebedstijden waar te ne men, de reinigingsvoorschriften in acht te nemen en aalmoezen te geven, niet veroorloven. Hij had er geen tijd en geengeld voor en het zag er voor hem, van het gezichtspunt van den officieelen godsdienst van gebod op gebod en regel op regel droevig uit, hoezeer hij in zijn hart misschien de vertroosting Israëls ver wachtte. De rijke Farizeën, die zich konden beroemen, gelijk in de bekende gelijkenis van den Farizeër en den tolenaar gehoord wordt, zouden vanzelf ingaan in het naderende Messiaansche Konink rijk, maar de armen vormden de schare, die de wet niet kent, laat staan, dat zij die zouden kunnen vervullen. Zij behoorden tot de verachte hoop, van wien een ingang in het Koninkrijk Gods buiten gesloten scheen. Zij waren de gedrukten, geminachten, over tuigd van eigen nietswaardigheid, zonder uit zicht voor de toekomst. En nu komt de Heere Jezus en beweegt zich bij voorkeur onder deze groepen. Uit hen ver gadert Hij vooral Zijn discipelen. Deze scha ren, ook in maatschappelijk opzicht veelal ver moeiden en belasten, volgen hem en bij alle volgen om de brooden, om de wonderen en teekenen, dat zeer velen, zoo niet de meesten heeft gekenmerkt, is het onder hen toch, dat 's Heeren arbeid de meeste vruchten heeft ge dragen. Ook hier gaan middelen en wegen samen en is het juist voor deze ellendigen, dat de prediking van genade voor een zondaar die niets mee kan brengen dan zijn zonden en schuld die ook geen goede en verdienstelijke werken heeft om mede te prijken, een hoopvol uitzicht opent, is het voor degenen, die gezeten waren in duisternis en schaduw des doods in het ver achte Galilea der heidenen, dat een groot licht opgaat. Juist hun levenstoestand maakte hen vatbaar der voor het afhankelijkheidsbesef en kon onder de wederborende werking van Gods Geest hen gereeder brengen tot de armoede van geest, die in het koninkrijk Gods gevonden wordt. Daarentegen hebben de rijken in hun bezit een belemmering. Zij hebben daarin een ge vaar voor zelfoverschatting, onafhankelijkheids besef en hoogmoed, in Israël zelfs gepaard met eigengerechtigheid. Dit alles noopt den Heere tot de uitspraak „Eer gaat een kemel door het oog eener naald dan een rijke in het Koninkrijk der hemelen" en „Hoe bezwaarlijk zullen de genen, die goed hebben in het Koninkrijk Gods ingaan", ja zelfs tot het „wee u, gij rijken want gij hebt uwen troost weg" n.l. in uwe zelf voldaanheid. Is deze voorstelling, gelijk prof. van Leeuwen haar geeft, met betrekking op de taalkundige eigenaardigheden en de exegese dezer plaatsen o.a. ook bij Calvijn, juist, dan valt hier een eigenaardig licht op de verhouding van maat schappelijk en godsdienstig leven, gelijk deze in Jezus' uitspraken diudelijk wordt. Daarover echter een volgende keer. (Wordt vervolgd). VAN DEN BOMMEL door Ds, G. VAN DER ZEE. XIX. VARIA. In 1711 was het slot der diaconie rekening met de geheele batige saldo's der vorige jaren totaal 650.55. Dit was voor die dagen een aardige som. Derhalve besloot de kerkeraad, daarvoor de kans krijgende om land te koopen. De no tulen luiden aldus „In het jaar 1712 heeft de kerkenraad gekogt voor de diakonie van den bommel van Mr. Rei- nier du Way een stuk land van 6 gemeten en roeden als nader in de custing brief kan werden gesien, voor een som van ses hon- dert gulden ses stuivers behalve de onkosten, leggende in de polder van den bommel werdende in pagt beseten bij Lambregt van der Eist des jaars voor een som van 40 gulden. En is na het overlijden van voorn. Van der Eist door de voogden van het minderjarige weeskind over gegeven in pagte van Johs. Matthijse braber op approbatie van den kerkenraad welken het voorsz. land aan Johs. M. braber gunnen volgens den inhoud van de pagtseel met v. d. Eist gemaakt." Zoo had men dus voortaan, gelijk uit de notu len van 1717 blijkt twee stukken land te ver huren, een van de kerk en een van de diakonie. Het diakonie-land van Du Way werd toen wederom voor 7 jaar tegen 40.de hoop verpacht, terwijl het andere, n.l. 6 gem. 92 roe den, polder Den Bommel, gelegen aan den Schaapsweg, werd verpacht voor 52.— plus 42.winning, vrij huurceel, alsook alle las ten voor den pachter. Dit laatste stuk is waar schijnlijk de erfenis van 1652, hoewel daar sprake is van „de helfte van ses gem. 192 roe den kostbaer lants". Bij ernstige en langdurige steungevallen, werd een brief opgemaakt door Schout en Schepe nen van Ooltgensplaat om gezamentlijk de kos ten te dragen, gelijk blijkt uit een geval uit 1717. Herman Teunisse moest n.l. zijne voeten mis sen wegens koud-vuur, zoodat de diakonie ver plicht werd l/3 in de kosten bij te dragen. (Wordt vervolgd.) ■a OUDEJAARSAVONDCOLLECTE. Men verzoekt ons opname van het volgende De Geref. Kerkeraden in de Ned. Herv. Kerk ontvingen van den heer Joh. Wetner, Tol steegsingel 44, Utrecht, ook dezer dagen we derom als vorige jaren een circulaire met me- dedeeling van den stand van zaken omtrent de Oudejaarsavondcollecte. Met blijdschap wordt melding gemaakt van toenemende belangstelling, getuige het feit, dat er de laatste maal 650.— meer inkwam dan de voorlaatste. De bijdragen kwamen .volgens bijgevoegde lijst, die alleen aan de contribueerende Gemeen ten is gezonden, uit 64 plaatsen, alzoo nog geen derde van wat het zijn kan. Maar het goede komt langzaam. Men dient te verstaan, dat ook dit jaar ons weer eenige Bondspredikanten door den dood zijn ontvallen en dat 11 gezinnen werden ge steund. Laten toch alle Herv. Geref. Kerkeraden zich wakker betoonen voor deze zaak, en waar het niet kan uitgaan van den Kerkeraad, laat daar de plaatselijke afdeeling collecteeren. Het is ons een eer, een plicht, een voorrecht een inzameling te mogen houden, hetzij op het Kerst feest, als de Ringpredikant komt, of op den Oudejaarsavond als de eigen herder en leeraar optreedt, voor onze eigen orthodoxe geestver wanten. Waartoe het modernisme nog langer gesteund Er zijn Gemeenten, waar men niet collecteert voor andere kringen, en dus nu alles maar laat loopen. Hier, in de collecte voor de Kas, ligt een heerlijke taak. SOMMELSDIJK. Tot ouderling in de Ned. Herv. Kerk en tot diaken zijn resp. herbenoemd de heeren M. v. d. Stad en Abr. Peekstok. Donderdag 13 December a.s. hoopt des n.m. half zes in het Zondagsschoolgebouw alhier op te treden Ds. Pauwe van 's-Gravenhage. MIDDELHARNIS.* Naar wij van welinge lichte zijde vernemen, zal de Zendingsfilm „Warta Sari" in de week van 14 tot 19 Jan. hier en op verschillende andere plaatsen van het eiland vertoond worden. STAD AAN 'T HARINGVLIET. Aan na- giften voor de oogstcollecte in de Ned. Herv. Kerk alhier is ontvangen 30. DIRKSLAND. De in de Ned. Herv. Kerk alhier gehouden collecte voor den Geref. Zen- dingsbond bracht 137.26 op. De opbrengst van de collecte voor lijders aan vallende ziekte bedroeg 87.05. MELISSANT. In de Ned. Herv. Kerk is Zondag j.l. ten bate van de Kerkvoogdij een extra gave van 10.— gecollecteerd. De vroegere predikant der Ned. Herv. Gem. alhier, Ds. J. J. Kloots, thans te Zwam- merdam, ontving een beroep naar de Ned. Herv. Gemeente te Maassluis. HERKINGEN. Bij de gehouden stemming voor leden van den Kerkeraad der Ned. Herv. Kerk zijn herkozen als ouderling en diaken de heeren G. Nijpjes en L. de Geus. „VROEGDOOP'. In de a.s. Woensdag te houden vergadering van de Classis Amsterdam der Geref. Kerk zal door de commissie benoemd om haar inzake Art. 56 der Kerkenorde te rapporteeren, welke commissie bestaat uit de predikanten Ds. D. Torn Wzn. te Hilversum en Ds. J. E. Von- kenberg te Huizen, een rapport worden uitge bracht, waarvan de hoofdinhoud in de volgende tien stellingen is samengevat I. In de bepaling van Art. 56 K.O.: „Het Verbond Gods zal aan de kinderen der Chris tenen met den Doop, zoo haast als men de be diening deszelven hebben kan, verzegeld wor den", voor het eerst reeds opgenomen in de kerkenordening der Synode van Dordt van 1574, heeft men met geen nawerking van een Room- schen zuurdeesem te doen, maar hebben onze vaderen, èn wat de doopsbeschouwing èn wat de doopspraktijk betreft, welbewust, een zuiver Reformatorisch standpunt in genomen." II. Wat hen tot deze bepaling dreef werd kortelijk in deze woorden saamgevat: „Onbe- paaldelijk moet bij de allereerste gelegenheid de Doop begeerd, en ook door de Kerk bediend worden, wegens Gods bevel en wegens de God delijke verzegeling der Verbondsgenade door denzelven". (Voetius). III. Tot het einde der 18de eeuw was het doopen, zonder bijzijn van de moeder, in onze kerken regel; eerst bij het verval der Kerk, toen de Verbondsleer van haar glorie beroofd werd, kwam hierin verslapping; de Haagsche Synode van 1816 (immers een staatscreatuur van Wil lem 1) die den Doop tot een kerkelijk plechtig heid verlaagde, drukte hierop haar stempel. IV. De z.g.n. „vroegdoop" was regel, zoo lang de H. Doop als Bondszegel werd erkend en geëerd; het wachten op het herstel der moeder werd gewoonte, toen de Doop tot een kerkelijke plechtigheid was gemaakt. V. De „vroegdoop" is geen nieuwigheid; wel omgekeerd is het uitstel van den Doop tot de beterschap der moeder een nieuwigheid, aan bevolen door de Synode van 1816. VI. Het goed recht van den „vroegdoop", (in tegenstelling met dat van den Doop, waarbij op herstel van de moeder gewacht wordt), staat historisch, kerkrechterlijk, liturgisch en dog matisch vast. VII. De bedenkingen, die tegen den „vroeg doop" ingebracht worden, zijn, voor zoo veel zij van een Roomschen zuurdeesem spreken, met de waarheid in lijnrechten strijd; en kunnen voor zoover zij de tegenwoordigheid der moeder bij den Doop bedoelen, den toets van Gods Woord niet doorstaan. VIII. Terugkeer tot de oude paden (het be paalde in art. 56 K.O.) zal onder den zegen des Heeren kunnen medewerken tot meerdere waardeering van den H. Doop; verdieping van het kerkelijk besef; en een inniger geloofsleven ten opzichte van Gods verbond en beloften. IX. De kerken zijn gehouden op getrouwe naleving van het in art. 56 K.O. bepaalde toe te zien. X. Het zal goed zijn, dat in vacante kerken, waar in korten tijd na de geboorte van een kind geen gelegenheid tot doop zou zijn, maat regelen getroffen worden, waardoor de gelegen heid daartoe wordt geopend. Het laatate woord van Ds. G. H. Bees kenkamp. In het jonaste no. van het «I.eidsch Predik' beurtenblad* schrijft de heer W. H. Beeken. kamp over zijn overleden vader »Er zullen er wel heel velen zijn, die ge' dacht hadden onder K.W iv deze week geen wijkberiebten m er^ te vinden van de hand van mijn vader. Met diepe ontroering mogen wij hier echter doorgeven de laatste »verantwoor ine* voor het »Leidsch Prrdikbeurtenblad*, die vader geschreven heeft op 24 Nov. jl. »AI« iemand mij zou vragen, waarom ik vorige week zoo'n opgewekte verantwoor ding heb kunnen plaatsen, waar ik ter zelfder tij I mijn broze, trage leven benauwd zag door een bronchitis, antwoord ik, dat ik in mijn gedachten gekregen had Ps. 23: »al ging ik ook dooreen dri der schaduwen des doods. Uw stok en Uw staf die ver« troosten mij«. Laten allen, die dit lezen, 't zich in de gedachten inprenten, dat wie levenszekerheid heeft, ook levensblijdschap heeftdie kan zijn werk nog haastig en ernstig afmaken en met accuratesse, wetende, dat zijn ure aan. staande is. Ik wil d't niet ter publicatie uitdragen en aan den man brengen, maar ter leering van onwetenden even mededeelen. Gods vreeze geeft Gods vreugde. De twee heeren, die voor mii-eker eenige vrees koesterden voor een leelijke, zwarte apothekersrekening, hebben mij zóó bedacht, dat wij daarvan geheel bevrijd zijn. Ik dank God, dat Hij aan deze verrassing Zijn goed keuring gehecht heeft* Daaronder stond »'t Bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden« 't Laatste woord voor zijn gemeente Maan. dagmi4dag was: »Zeg aan de Leidenaars, dat 'tmeevalt; 't sterven is zacht*. 'II

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 5