L UIT HET WOORD J
Meisje
predikbeurten
RACHT
allerlei
-tentiën.
berichten.
c. WARNAER, Dirksland, Ds. C. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
1ERMAN
3KNECHT
HT-AUTO
Ruin-Hit
betuiging.
tigd
GTHART
iRTMAN,
MAATSCHAPPELIJK
LEVEN
tB.MHB'—M ONDER REDACTIE VAN
f 4,80 tot f 11,35
:r viskil kzn.
knape Ad.
en
OP ZONDAG 9 DEC. 1928
bouwerij en
gerij, annex
eesch waren,
STICHTELIJKE OVERDENKING S
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
iog ie Middelharnis.
isdag 4 December 1928.
tot f 5,50.
tot f 4,40.
Per 100 stuks.
100 krop.
f 2.40.
f 20,-.
f 20,- tot f 32,-.
it 27,-.
n f 19,-. Per 100 Kg.
01 per pond.
tot f 0,70 per pond.
r VOOR DEN ZONDAG ~j
TERDAM, 4 Dec 1928.
n ons Veilingslokaal, ar
19, gehouden Veiling, wer.
«ijzen besteed
a tOt
tot
6,05 tot 7,90
tot
stuks,
fERDAMSCHE VEILING
•uwd
Chef Proeftuin
en
6 Dec. 1928.
30777
>uwd
HOEK Cz.
SETERS Md.
I, 5 December 1928.
ckingD.V 20 Dec 1928.
ening door Ds. Van der
id in de Ned. Herv. kerk
30776
van buiten, beneden
ig en nacht, Chr. gezin,
vr. DE JONGSTE,
Rotterdam. 30768
i AAN BEKWAAM
van alle voorkomende
van nieuw of oud hout.
0 u terste prijzen onder
au van dit Blad.
:vraagd een
z„ Den Bommel. 30771
nden. 30769
d aa-bevelend,
- DIRKSLAND
adres te koop een
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
MiddeThtrnis, v.m. Ds. Bieshaar van den Haag
(collecte voor de Zending) en 's av. 6 uur
de heer Vetter van Langstraat.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9 uur Ds. Polhuijs
en n.m. 2 uur leesdienst.
Den Bommel, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Zee en
's av. 6 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur Ds. v. d. Zee van Den Bommel.
Langstraat, v.m. de heer Vetter.
Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. Us. v. d.
Wal van Dirksland.
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur
de heer van Yperen van Herkingen.
Dirksland, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Wal (maand.
collecte) en 's av. 6 uur leesdienst.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur dhr. van
Yperen.
Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. van Ameide van
Sommelsdijk (H. A.)
Stellendam, v.m. en 's av. de heer Bouman.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Bieshaar
van Den Haag (collecte voor de Zending).
GEREP. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. 9.30 en n.m. 5.30
uur Ds. de Graaff.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur lees
dienst.
Melissant, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur dhr. Jansen
van Doorn.
Stellendam, v.m. en 's av. cand. van Loon.
Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. Diemer.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 en 's av. 6 uur
leesdienst.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
ele blijken van be-
ndervonden, bij de
van onze nieuwe
*en wij onzen harte-
HARTOGS Zn.
7 Dec. 1928.
iergeteekende maakt het
ite publiek van DEN
3MST REKEN bekend
SDAG 11 December
N E N een 30772
coulante bedien'ng het
waardig te maken,
ee(d aanbevelend,
DEN BOMMEL
tISPLAAT In Hotel
naf MAANDAG 10
1928
ARTS.
1-2 en 6,30-7,30.
foon No. 8. 30770
is niet te binden.
lorns
:r middel
ilf te vinden.
145 ets.bij alledrog.
GOEDE TIJDING.
Een goede tijding uit een ver land
is als koud water op een vermoeide
ziel. Spr. 25 25.
Ge moet maar denken: „Geen tijding, goede
tijding", zoo zeggen vele menschen. Ze bedoelen
daarmee: als ik niets van me laat hooren, dan
is alles goed. Velen brengen dit helaas in
praktijk. Bloedverwanten en vrienden laten
nooit iets van zich hooren dan alleen in geval
van ernstige ziekte of overlijden Een handel
wijze, die niet in overeenstemming is met den
aard der liefde
k Gelukkig zijn er ook nog vele anderen, die
gaarne de moeite nemen geliefde familiebetrek
kingen of vrienden geregeld eenige tijding te
zenden en zijn er vele anderen, die er verlangend
naar uitzien en als er goede tijding komt, daar
over verheugd zijn.
En als we tot dezen behooren, dan weten
we bij eigen ervaring, vooral dan, als we ge
liefden des harten in een ver land hebben
wonen, hoe verlangend we naar een tijding,
kunnen uitzien, hoe ongerust we ons maken,
als langer dan gewoonlijk zulk een tijding op
zich laat wachten, hoe nieuwsgierig we zijn ook
als we gewoon» zijn op geregelde tijden bericht
te ontvangen, tegen den tijd, dat er bericht zal
komen.
En hoe aangenaam, hoe verkwikkend is het
dan, a 1 s er een goede tijding komt
Zulk een tijding „uit een verland" is dan,
zegt onze tekst, „als koud water op een ver
moeide ziel".
En we weten allen wel, hoe heerlijk koud
water maakt, als ons lichaam vermoeid is, voor
al in dagen van ziekte, als het lichaam moe
en afgetobt en door koorts verhit is. Als ons
dan niets smaakt, dan is niets heerlijker dan
koud waterEn zoo heerlijk nu is het een
goede tijding uit een ver land te mogen ont
vangen.
Maar dan in geestelijken zin
En nu hebben we reeds begrepen, dat dan
met het verre land, vanwaar een goede tijding
komt, den Hemel bedoeld wordt.
O, wonder van Gods genade Want gelijk
immers een landverrader, beducht voor straf,
in den vreemde rondzwerft en ieder oogenblik
bevel tot inhechtenisneming te wachten heeft
om dan zijn rechtvaardige straf te ondergaan,
zoo is het hier
Wij kunnen geen enkele goede tijding uit
het verre land, den Hemel, verwachten, want
wij zijn verraders geworden, wij hebben ge
rebelleerd. Van gratie verleenen kan geen spra
ke zijn Dat doen aardsche vorsten, wat een
gevolg is van gebrekkige aardsche rechtspraak
Maar God kan Zich niet vergissen in Zijn
recht. Hij is de onkreukbare Rechtvaardige.
Zullen we dan ook vrijspraak bekomen en naar
het land, waarvoor we bestemd waren, mogen
terugkeeren, dan moet eerst aan den eisch van
Gods gerechtigheid worden voldaan.
En we weten het: die genoegdoening kunnen
wij niet geven.
En zoo is 't dan van 's menschen kant on
mogelijk het verloren vaderland terug te krijgen,
ja zal de mensch de straf, d.i. de hoogste, de
eeuwige straf aan lichaam en ziel, op de over
treding gesteld, hebben te ondergaan, tenzij
„Indien", zegt onze Catechismus, „er zulk
een Middelaar en Verlosser te vinden ware".
En zulk een Middelaar en Verlosser is ge
komen In den eeuwigen Vrederaad Gods, heeft
de eeuwige Zone Gods gezegd: Zend Mij
henen. Zoo werd de mogelijkheid ontsloten,
dat reeds aanstonds na het gepleegde verraad
in het Paradijs een goede tijding uit het verre
land tot den gevallen mensch kon komen in
de moederbelofte, welke goede tijding daarna
op allerlei wijzen door Patriarchen en Profeten
is herhaald, totdat ten laatste in dt volheid
des tijds de beloofde Verlosser kwam om een
goede tijding uit het verre land, vanwaar Hij
nederdaalde, te brengen: „een blijde boodschap
den zachtmoedigen'. En nadat Hij den losprijs
voor Zijn volk betaald heeft en als Overwinnaar
weergekeerd is naar het verre land, doet Hij
geregeld goede tijdingen uitgaan in Zijn eeuwig
Evangelie, zoo terecht een blijde tijding of
boodschap genoemd voor verloren zondaren.
Toch is die goede tijding blijkbaar niet voor
alle zielen geschikt. Onze tekst spreekt van
een vermoeide ziel. Een ziel, die vermoeid
en afgetobd is door het torsen van haar zonde-
pak, die bedroefd is vanwege haar misdaden
En inderdaad, alleen voor zulk een ziel is de
goede tijding van verlossing bestemd en wordt
ze als een blijde t ij ding verstaan.
Van nature heeft de mensch niet met zijn
zonden te doen. Hij heeft de zonden lief. Hij
kent geen droefheid over den ellendigen staat,
waarin hij verkeert en daarom heeft hij ook
geen oor voor de goede tijding van verlossing.
Zal hij daar ooren voor krijgen, dan moet
hij eerst slechte tijdingen ontvangen, althans
die hem slecht voorkomen, want achteraf
beschouwd blijken het ook goede tijdingen te
zijn, omdat ze leiden tot ontdekking en het
hart ontvankelijk maken voor de blijde bood
schap des heils.
Aanvankelijk echter vindt de mensch het een
hoogst onaarygename tijding, als hij hoort van
zijn zonden en misdaden, van de straf, die hij
verdiend heeft. Hij meent dan ook ze voor
kennisgeving te moeten aannemen. Hij legt ze
naast zich neer. Totdat ze met meer kracht op
de ziel worden toegepast en het na korter of
langer tijd hem niet meer gelukt er over heen
te werken. Hij wordt overtuigd van zonde,
gerechtigheid en oordeel.
Inmiddels komt dan de goede tijding van
verlossing in Christus
Meestal is 't er echter dan nog verre van
daan, dat hij de aangeboden verlosing aangrijpt.
Hoewel overtuigd van zijn zonde, is hij toch
te hoogmoedig en te eigenzinnig om de toe
vlucht tot Christus te nemen en door genade
gered te worden. Dan beproeft hij het liever
zelf. Dan wordt hij vroom. Dan gaat hij ge
bod op gebod en regel op regel stapelen, dan
gaat hij een gebroken werkverbond oprichten.
Maar dan komen ook weer de onaange
name tijdingen los, waardoor hij moet leeren
verstaan, dat het van 's menschen kant een
afgesneden zaak is. O, hoe onaangenaam doet
het hem dan aan, als hem gezegd wordt, dat
al zijn eigengerechtigheden zijn als een weg-
werpelijk kleed Onaangenaam ook om te hoo
ren, dat al neemt hij zich ook veel zeep, ja
salpeter, dat hem alles niets baten zal.
Echter, afbrekende genade brengt hem ten
laatste tot erkentenis daarvan Het wordt een
hopelooze zaak en eindelijk na veel strijd
van vleesch en bloed tegen het werk des Gees-
tes is de ziel zóó vermoeid en zóó afge
tobd, dat de goede tijdiqg van verlossing in
Christus haar aangenaam wordt. O, als 't dan
komt tot de verzuchting: „Ik, ellendig mensch,
wie zal mij verlossen dan treedt reddende
genade tusschenbeide Dan zegt de Heere tot
de ziel: „Ik delg uw zonden uit als een nevel
en uw ongerechtigheden als een morgenwolk".
En welk een indruk deze goede tijding dan op
zulk een vermoeide ziel maakt, is eigenlijk niet
onder woorden te brengen. „A ls koud
w a t e r", zegt onze tekst. Maar o, geen koud
water kan het vermoeide lichaam zóó verkwik
ken als de ziel verkwikt wordt bij het vernemen
van die goede tijding
Hebt gij, lezer die goede tijding ook al ont
vangen en is uw ziel er ook al door verkwikt
geworden Hebt gij er misschien nog niet de
minste behoefte aan O, dan hebben we voor
u niet anders dan een slechte tijding over te
brengen Mocht ze u nog gaan verontrusten
Gij zijt op reis naar een ver land, maar niet
naar het verre land, waarvan onze tekst ons
spreektGe zijt dan op reis naar dat vreeselijk
oord, waar de duivelen en reeds duizenden en
nogmaals duizenden van verdoemden verkeeren!
Wilt ge daar komen O, hoe vér van ons
verwijderd, in één oogenblik kunt ge die vree-
selijke plaats bereiken Geen enkele goede tij
ding zal daar meer tot u doordringen Daar is
een onoverbrugbare klove tusschen die plaats
en den HemelEn daar zult ge dan eeuwig
pijn en smart lijden Op uw roepen en smeeken
zult ge geen tijding ontvangen, die u zal zijn
als koud water op uw vermoeide ziel, maar
de slechte tijding, dat u zelfs één druppel water
tot verkoeling van uw tong wordt geweigerd
O, ontvlucht nog dit rampzalige lot
Is uw ziel vermoeid, lezer Ziet ge naar een
goede tijding uit Maar komt ze niet tot U
Noodigt de Heere u niet uit, als ge waarlijk
vermoeid en belast zijt, tot Hem te komen met
de belofte, dat Hij u rust zal geven Waarom
staat ge dan nog* van verre Legt ge misschien
nog het oor te luisteren naar dezulken, die val-
sche geruchten verspreiden over het verre land
en den weg, die erheen voert O, verlaat u
alleen op den Heere
Weet ge bij eigen ervaring wat het zeggen
wil: Een goede tijding uit een ver land is als
koud water op een vermoeide ziel Hebt ge
dit niet eenmaal, maar reeds herhaaldelijk on
dervonden
O, ge krijgt nog wel eens, kinderen des
Heeren, onaangename tijdingen, omdat ge niet
steeds k 1 a a r 1 ij k betoont een beter Vader
land te zoeken.
Maar aan goede tijdingen ontbreekt 't u niet
Hoe vaak is uw ziel vermoeid, afgemat na
zwaren strijd O, ge meent te bezwijken Is
't dan geen blijde tijding, als de Heere u zegt
en doet gelooven: „Ik zal u niet begeven, noch
verlaten".
Is 't geen goede tijding, als ge uitgeput van
vermoeienis moogt vernemen en gelooven, dat
de Heeree Zelf u voorgaat in den strijd en
dat ge in Zijn kracht meer dan overwinnaars
zult zijn
Is 't geen goede tijding, als ge met den Psalm
dichter in eén zieletoestand^erkeert, waarin ge
moet zeggen: ,,'k Achtte mij geheel verloren,
'k wilde van geen vertroosting hooren", als
Hij u indachtig maakt, wat Hij beloofd heeft
en wat Hij in vorige dagen voor u geweest is
Is 't geen blijde tijding, als gij na een toestand
van verlatenheid, waarin ge met de bruid moest
klagen: „Ik zocht des nachts op mijn leger Hem,
die mijn ziel liefheeft, ik zocht Hem, maar ik
vond Hem niet", vermoeid na veel zoeken,
moogt ondervinden, dat Hij dichter bij is dan
ooit te voren
Is 't geen blijde tijding, als ge de begeerte
wel kent om ontbonden te worden en met Chris
tus te zijn, wanneer de Heere u verzekert, dat
ge straks alle vermoeienis zult afleggen en
eeuwig thuis zult zijn
O, zet in dat geloof uw reis naar het vader
land voort door kwaad en goed gerucht henen
Breng zelf niets dan goede geruchten voort over
dat land, spreek van die goede tijdingen, die
uw ziel mocht ontvangen, opdat daardoor an
deren nog mochten worden opgewekt zoekers
te worden naar dat land, waarin gij straks,
aan het eind van uw reis gekomen, volle ver
zadiging van vreugde zult ontvangen eeuwiglijk
en altoos
H. v. Y.
mm
CHRISTELIJK-SOCIALE BEGINSELEN.
(Vervolg).
Wij zagen de vorige maal, dat wij over dit
onderwerp schreven, de eigenaardige bijzondere
bescherming, waaronder de maatschappelijke
verhoudingen door den Heere zelf werden ge
nomen, onder het Oude Verbond. Vooral de
zorg voor den arme treedt èn in Wetgeving
èn in profetie zeer sterk naar voren. Het is wel
duidelijk, dat we bij dergelijke armen niet den
ken aan luie, wrevelige, in den grond slechts
op den rijkdom der welgestelden jaloersche men
schen. Of aan menschen, die desnoods met ge
weld zouden willen verkrijgen, datgene, waarop
zij meenen rechtens aanspraak te kunnen maken
menschen, die feitelijk evenzeer Mammon-
dienaars zijn als vele rijken en geen ander stre
ven hebben, dan om van bezitloozen bezitters
te worden en even onafhankelijk van God en
menschen door de wereld te kunnen gaan, als,
naar zij meenden, deze rijken het kunnen doen.
Integendeel. Wij hebben bij zulke armen te
denken aan diegenen, die, door hunne sociale
nooden, mede, tot dieper afhankelijkheidsbesef
gevoerd worden en zich met al hun ellende
en nooddruft tot den God Jacobs om troost
begeven.
Prof. van Leeuwen maakt in zijn brochure
„Armen en Rijken" er opmerkzaam op, hoe in
de Hebreeuwsche taal de woorden voor „arm"
en „zachtmoedig", „deemoedig", „onderworpen"
zoo nauw aan elkaar verwant zijn. Zij stam
men van hetzelfde werkwoord en worden zelfs
verwisseld.
Een blijk van deze verwantschap is b.v.,
dat in Jesaja 61 1 gesproken wordt van een
blijde boodschap aan de zachtmoedigen, terwijl
deze profetie in Lukas 4 18 wordt weerge
geven door: den armen het evangelie te ver
kondigen.
In Zacharia 9 9 lezen we in de bekende
Messiaansche profetie: zie, uw Koning zal u ko
men, rechtvaardig en Hij is een Heiland; arm
en rijdende op een ezelen in Mattheus 21 5
wordt deze plaats aangehaald met zachtmoe
dig in plaats van arm.
Deze weinig scherpe onderscheiding van de
uitdrukking eener maatschappelijke positie (ge
lijk het woord „arm" in eersten aanleg toch is)
en die eener geestelijke gesteldheid des harten
vinden wij evenzeer in de prediking van Jezus.
Wij lezen b.v. wel in Mattheus zalig zijn de
armen van geest, maar waar de Heere in Lukas
6 20 tot een bepaalde groep spreekt, zegt Hij
zalig zijt gij armen want uwer is het Konink
rijk Gods. En aan Johannes den Dooper moet
volgens Matth. 11:5 geboodschapt worden, dat
den armen het evangelie verkondigd wordt.
Nu zijn deze en dergelijke uitspraken door
socialisten en communisten gretig aangegrepen,
om Jezus tot een verkondiger van hunne begin
selen te maken. Ten onrechte vanzelf.
Nergens wordt een arme zalig gesproken, om
dat hij „arm", in onzen oeconomischen zin van
het woord, is. Ook voor den arme geldt de
ééne eisch, dat, zonder wedergeboorte en be
keering niemand ten leven zal ingaan.
Echter wordt het ons duidelijk, wanneer wij
letten op de omstandigheden, waaronder deze
uitspraken gedaan zijn, dat de gedachte aan
eenigen samenhang tusschen innerlijke zielsge
steldheid en maatschappelijke positie niet als
ten eenenmale verwerpelijk mag worden te
ruggeschoven.
Immers er heerschten ook toen schrille tegen
stellingen in Palestina (denk slechts aan de
gelijkenis van den rijken man en Lazarus), ter
wijl bovendien de wettische Joodsche godsdienst
er een was, wier uitoefening alleen door rijken
kon worden volvoerd.
De arme kon zich de weelde van den rijken
Farizeër, om zooveel vastendagen te houden,
zoo nauwkeurig de gebedstijden waar te ne
men, de reinigingsvoorschriften in acht te nemen
en aalmoezen te geven, niet veroorloven.
Hij had er geen tijd en geengeld voor en
het zag er voor hem, van het gezichtspunt van
den officieelen godsdienst van gebod op gebod
en regel op regel droevig uit, hoezeer hij in
zijn hart misschien de vertroosting Israëls ver
wachtte.
De rijke Farizeën, die zich konden beroemen,
gelijk in de bekende gelijkenis van den Farizeër
en den tolenaar gehoord wordt, zouden vanzelf
ingaan in het naderende Messiaansche Konink
rijk, maar de armen vormden de schare, die de
wet niet kent, laat staan, dat zij die zouden
kunnen vervullen.
Zij behoorden tot de verachte hoop, van
wien een ingang in het Koninkrijk Gods buiten
gesloten scheen.
Zij waren de gedrukten, geminachten, over
tuigd van eigen nietswaardigheid, zonder uit
zicht voor de toekomst.
En nu komt de Heere Jezus en beweegt zich
bij voorkeur onder deze groepen. Uit hen ver
gadert Hij vooral Zijn discipelen. Deze scha
ren, ook in maatschappelijk opzicht veelal ver
moeiden en belasten, volgen hem en bij alle
volgen om de brooden, om de wonderen en
teekenen, dat zeer velen, zoo niet de meesten
heeft gekenmerkt, is het onder hen toch, dat
's Heeren arbeid de meeste vruchten heeft ge
dragen. Ook hier gaan middelen en wegen samen
en is het juist voor deze ellendigen, dat de
prediking van genade voor een zondaar die
niets mee kan brengen dan zijn zonden en schuld
die ook geen goede en verdienstelijke werken
heeft om mede te prijken, een hoopvol uitzicht
opent, is het voor degenen, die gezeten waren
in duisternis en schaduw des doods in het ver
achte Galilea der heidenen, dat een groot licht
opgaat.
Juist hun levenstoestand maakte hen vatbaar
der voor het afhankelijkheidsbesef en kon onder
de wederborende werking van Gods Geest hen
gereeder brengen tot de armoede van geest,
die in het koninkrijk Gods gevonden wordt.
Daarentegen hebben de rijken in hun bezit
een belemmering. Zij hebben daarin een ge
vaar voor zelfoverschatting, onafhankelijkheids
besef en hoogmoed, in Israël zelfs gepaard met
eigengerechtigheid. Dit alles noopt den Heere
tot de uitspraak „Eer gaat een kemel door het
oog eener naald dan een rijke in het Koninkrijk
der hemelen" en „Hoe bezwaarlijk zullen de
genen, die goed hebben in het Koninkrijk Gods
ingaan", ja zelfs tot het „wee u, gij rijken
want gij hebt uwen troost weg" n.l. in uwe zelf
voldaanheid.
Is deze voorstelling, gelijk prof. van Leeuwen
haar geeft, met betrekking op de taalkundige
eigenaardigheden en de exegese dezer plaatsen
o.a. ook bij Calvijn, juist, dan valt hier een
eigenaardig licht op de verhouding van maat
schappelijk en godsdienstig leven, gelijk deze
in Jezus' uitspraken diudelijk wordt. Daarover
echter een volgende keer.
(Wordt vervolgd).
VAN DEN BOMMEL
door
Ds, G. VAN DER ZEE.
XIX.
VARIA.
In 1711 was het slot der diaconie rekening
met de geheele batige saldo's der vorige jaren
totaal 650.55.
Dit was voor die dagen een aardige som.
Derhalve besloot de kerkeraad, daarvoor
de kans krijgende om land te koopen. De no
tulen luiden aldus
„In het jaar 1712 heeft de kerkenraad gekogt
voor de diakonie van den bommel van Mr. Rei-
nier du Way een stuk land van 6 gemeten en
roeden als nader in de custing brief kan
werden gesien, voor een som van ses hon-
dert gulden ses stuivers behalve de onkosten,
leggende in de polder van den bommel werdende
in pagt beseten bij Lambregt van der Eist des
jaars voor een som van 40 gulden. En is na het
overlijden van voorn. Van der Eist door de
voogden van het minderjarige weeskind over
gegeven in pagte van Johs. Matthijse braber op
approbatie van den kerkenraad welken het
voorsz. land aan Johs. M. braber gunnen volgens
den inhoud van de pagtseel met v. d. Eist
gemaakt."
Zoo had men dus voortaan, gelijk uit de notu
len van 1717 blijkt twee stukken land te ver
huren, een van de kerk en een van de diakonie.
Het diakonie-land van Du Way werd toen
wederom voor 7 jaar tegen 40.de hoop
verpacht, terwijl het andere, n.l. 6 gem. 92 roe
den, polder Den Bommel, gelegen aan den
Schaapsweg, werd verpacht voor 52.— plus
42.winning, vrij huurceel, alsook alle las
ten voor den pachter. Dit laatste stuk is waar
schijnlijk de erfenis van 1652, hoewel daar
sprake is van „de helfte van ses gem. 192 roe
den kostbaer lants".
Bij ernstige en langdurige steungevallen, werd
een brief opgemaakt door Schout en Schepe
nen van Ooltgensplaat om gezamentlijk de kos
ten te dragen, gelijk blijkt uit een geval uit 1717.
Herman Teunisse moest n.l. zijne voeten mis
sen wegens koud-vuur, zoodat de diakonie ver
plicht werd l/3 in de kosten bij te dragen.
(Wordt vervolgd.)
■a
OUDEJAARSAVONDCOLLECTE.
Men verzoekt ons opname van het volgende
De Geref. Kerkeraden in de Ned. Herv. Kerk
ontvingen van den heer Joh. Wetner, Tol
steegsingel 44, Utrecht, ook dezer dagen we
derom als vorige jaren een circulaire met me-
dedeeling van den stand van zaken omtrent de
Oudejaarsavondcollecte.
Met blijdschap wordt melding gemaakt van
toenemende belangstelling, getuige het feit, dat
er de laatste maal 650.— meer inkwam dan
de voorlaatste.
De bijdragen kwamen .volgens bijgevoegde
lijst, die alleen aan de contribueerende Gemeen
ten is gezonden, uit 64 plaatsen, alzoo nog
geen derde van wat het zijn kan. Maar het
goede komt langzaam.
Men dient te verstaan, dat ook dit jaar ons
weer eenige Bondspredikanten door den dood
zijn ontvallen en dat 11 gezinnen werden ge
steund.
Laten toch alle Herv. Geref. Kerkeraden zich
wakker betoonen voor deze zaak, en waar het
niet kan uitgaan van den Kerkeraad, laat daar
de plaatselijke afdeeling collecteeren. Het is
ons een eer, een plicht, een voorrecht een
inzameling te mogen houden, hetzij op het Kerst
feest, als de Ringpredikant komt, of op den
Oudejaarsavond als de eigen herder en leeraar
optreedt, voor onze eigen orthodoxe geestver
wanten. Waartoe het modernisme nog langer
gesteund
Er zijn Gemeenten, waar men niet collecteert
voor andere kringen, en dus nu alles maar laat
loopen. Hier, in de collecte voor de Kas, ligt
een heerlijke taak.
SOMMELSDIJK. Tot ouderling in de Ned.
Herv. Kerk en tot diaken zijn resp. herbenoemd
de heeren M. v. d. Stad en Abr. Peekstok.
Donderdag 13 December a.s. hoopt des
n.m. half zes in het Zondagsschoolgebouw alhier
op te treden Ds. Pauwe van 's-Gravenhage.
MIDDELHARNIS.* Naar wij van welinge
lichte zijde vernemen, zal de Zendingsfilm
„Warta Sari" in de week van 14 tot 19 Jan.
hier en op verschillende andere plaatsen van
het eiland vertoond worden.
STAD AAN 'T HARINGVLIET. Aan na-
giften voor de oogstcollecte in de Ned. Herv.
Kerk alhier is ontvangen 30.
DIRKSLAND. De in de Ned. Herv. Kerk
alhier gehouden collecte voor den Geref. Zen-
dingsbond bracht 137.26 op. De opbrengst
van de collecte voor lijders aan vallende ziekte
bedroeg 87.05.
MELISSANT. In de Ned. Herv. Kerk is
Zondag j.l. ten bate van de Kerkvoogdij een
extra gave van 10.— gecollecteerd.
De vroegere predikant der Ned. Herv.
Gem. alhier, Ds. J. J. Kloots, thans te Zwam-
merdam, ontving een beroep naar de Ned. Herv.
Gemeente te Maassluis.
HERKINGEN. Bij de gehouden stemming
voor leden van den Kerkeraad der Ned. Herv.
Kerk zijn herkozen als ouderling en diaken
de heeren G. Nijpjes en L. de Geus.
„VROEGDOOP'.
In de a.s. Woensdag te houden vergadering
van de Classis Amsterdam der Geref. Kerk
zal door de commissie benoemd om haar inzake
Art. 56 der Kerkenorde te rapporteeren, welke
commissie bestaat uit de predikanten Ds. D.
Torn Wzn. te Hilversum en Ds. J. E. Von-
kenberg te Huizen, een rapport worden uitge
bracht, waarvan de hoofdinhoud in de volgende
tien stellingen is samengevat
I. In de bepaling van Art. 56 K.O.: „Het
Verbond Gods zal aan de kinderen der Chris
tenen met den Doop, zoo haast als men de be
diening deszelven hebben kan, verzegeld wor
den", voor het eerst reeds opgenomen in de
kerkenordening der Synode van Dordt van 1574,
heeft men met geen nawerking van een Room-
schen zuurdeesem te doen, maar hebben onze
vaderen, èn wat de doopsbeschouwing èn wat
de doopspraktijk betreft, welbewust, een zuiver
Reformatorisch standpunt in genomen."
II. Wat hen tot deze bepaling dreef werd
kortelijk in deze woorden saamgevat: „Onbe-
paaldelijk moet bij de allereerste gelegenheid de
Doop begeerd, en ook door de Kerk bediend
worden, wegens Gods bevel en wegens de God
delijke verzegeling der Verbondsgenade door
denzelven". (Voetius).
III. Tot het einde der 18de eeuw was het
doopen, zonder bijzijn van de moeder, in onze
kerken regel; eerst bij het verval der Kerk, toen
de Verbondsleer van haar glorie beroofd werd,
kwam hierin verslapping; de Haagsche Synode
van 1816 (immers een staatscreatuur van Wil
lem 1) die den Doop tot een kerkelijk plechtig
heid verlaagde, drukte hierop haar stempel.
IV. De z.g.n. „vroegdoop" was regel, zoo
lang de H. Doop als Bondszegel werd erkend
en geëerd; het wachten op het herstel der moeder
werd gewoonte, toen de Doop tot een kerkelijke
plechtigheid was gemaakt.
V. De „vroegdoop" is geen nieuwigheid; wel
omgekeerd is het uitstel van den Doop tot de
beterschap der moeder een nieuwigheid, aan
bevolen door de Synode van 1816.
VI. Het goed recht van den „vroegdoop",
(in tegenstelling met dat van den Doop, waarbij
op herstel van de moeder gewacht wordt), staat
historisch, kerkrechterlijk, liturgisch en dog
matisch vast.
VII. De bedenkingen, die tegen den „vroeg
doop" ingebracht worden, zijn, voor zoo veel
zij van een Roomschen zuurdeesem spreken,
met de waarheid in lijnrechten strijd; en kunnen
voor zoover zij de tegenwoordigheid der moeder
bij den Doop bedoelen, den toets van Gods
Woord niet doorstaan.
VIII. Terugkeer tot de oude paden (het be
paalde in art. 56 K.O.) zal onder den zegen
des Heeren kunnen medewerken tot meerdere
waardeering van den H. Doop; verdieping van
het kerkelijk besef; en een inniger geloofsleven
ten opzichte van Gods verbond en beloften.
IX. De kerken zijn gehouden op getrouwe
naleving van het in art. 56 K.O. bepaalde toe
te zien.
X. Het zal goed zijn, dat in vacante kerken,
waar in korten tijd na de geboorte van een
kind geen gelegenheid tot doop zou zijn, maat
regelen getroffen worden, waardoor de gelegen
heid daartoe wordt geopend.
Het laatate woord van Ds. G. H. Bees
kenkamp.
In het jonaste no. van het «I.eidsch Predik'
beurtenblad* schrijft de heer W. H. Beeken.
kamp over zijn overleden vader
»Er zullen er wel heel velen zijn, die ge'
dacht hadden onder K.W iv deze week geen
wijkberiebten m er^ te vinden van de hand
van mijn vader.
Met diepe ontroering mogen wij hier echter
doorgeven de laatste »verantwoor ine* voor
het »Leidsch Prrdikbeurtenblad*, die vader
geschreven heeft op 24 Nov. jl.
»AI« iemand mij zou vragen, waarom ik
vorige week zoo'n opgewekte verantwoor
ding heb kunnen plaatsen, waar ik ter
zelfder tij I mijn broze, trage leven benauwd
zag door een bronchitis, antwoord ik, dat
ik in mijn gedachten gekregen had Ps. 23:
»al ging ik ook dooreen dri der schaduwen
des doods. Uw stok en Uw staf die ver«
troosten mij«.
Laten allen, die dit lezen, 't zich in de
gedachten inprenten, dat wie levenszekerheid
heeft, ook levensblijdschap heeftdie kan
zijn werk nog haastig en ernstig afmaken en
met accuratesse, wetende, dat zijn ure aan.
staande is.
Ik wil d't niet ter publicatie uitdragen
en aan den man brengen, maar ter leering
van onwetenden even mededeelen.
Gods vreeze geeft Gods vreugde.
De twee heeren, die voor mii-eker eenige
vrees koesterden voor een leelijke, zwarte
apothekersrekening, hebben mij zóó bedacht,
dat wij daarvan geheel bevrijd zijn. Ik dank
God, dat Hij aan deze verrassing Zijn goed
keuring gehecht heeft*
Daaronder stond
»'t Bloed van Jezus Christus reinigt van
alle zonden«
't Laatste woord voor zijn gemeente Maan.
dagmi4dag was:
»Zeg aan de Leidenaars, dat 'tmeevalt;
't sterven is zacht*.
'II