jsroRmG STÖODIEll 1 Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IER KIERDE. No. 3492 ZATERDAG 8 DECEMBER 1928 43ste JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES EERSTE BLAD. Godsdienst en Socialisme. Teerproducien, RECHT Op den Uitkijk. Het nadrukken van den inhoud van dit Biad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ék ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DiENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z? beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, 3.95 1.95 [enz. [enz. ?FSKWoe!BS*ses*e™**fiBneeBaeeHroB*a***eemBnesEeH*! enz. enz. 112.50 LSDIJK, rten Smeeroliën en rreerende prijzen, laar: zuivere blanke Kippenvoer. Recht» rij. Vraagt eens prijs. Dor Goeree en Over' ;ende Vruchtboom'1 merk«Krimpen*. »Calimax« enz. pg onze gratis bro' aterbehandeling van L'velend. EN DETAIL. [CHOEN te dragen |ge schoenwerk er en Apotheker ge en warme voeten velend, IW Middelharnis BILLIJK O TERUG .IJ SCOUR ANT AGENTEN J Naar aanleiding van onze driestar van Woensdag j.l. onder bovenstaan- den titel, ontvingen wij onderstaand schrijven In de „Maas- en Scheldebode" van Woens dag 5 December 1928 komt een hoofdartikel voor onder den titel „Godsdienst en Socialisme", ■welk artikel ons noopt tot het maken van eenige opmerkingen. De schrijver van genoemd hoofdartikel vindt het „psychologisch verklaarbaar-, dat eenvou dige plattelands-socialisten, die misschien van huis uit nog wat gevoel voor godsdienst hebben overgehouden, in het socialisme den grooten "TÉVjand van het christelijk geloof weigeren te ■V*Sên." Het wil ons voorkomen, dat dit „weigeren" niet een specifieke eigenschap der „eenvoudige plattelands-socialisten" is. De door den schrijver aangeroerde kwestie is in de Tweede Kamer der Staten-Generaal nog zeer onlangs besproken j bij het algemeen begrootingsdebat 1929. In „Het Volk" van Maandag 26 November 1928 vindt men in een hoofdartikel, dat even eens den titel „Godsdienst en Socialisme" draagt, het slot van Ir. Albarda's repliek, waar- in deze niet „eenvoudige plattelands-socialist" zich tegen Dr. de Visser en Mr. Heemskerk richtte ter weerlegging van de bewering: „Gods dienst en Socialisme zijn onvereenigbaar". Uit deze rede citeeren wij het volgende „De heeren Heemskerk en Dr. de Visser achten het kapitalisme in overeenstemming met de absolute normen, maar er zijn tal van christenen, niet minder vast in het geloof dan die heeren en met evenveel eerbied voor de Openbaring bezield als zij, die meenen, dat er een onverzoenlijke en onoverbrugbare te genstelling is tusschen het kapitalisme en die sabsolute normen; die meenen, dat het chris tendom eischt socialisme En even verder lezen wij „De heeren zullen er zich aan moeten ge wennen, dat door velen de Openbaring op maatschappelijk gebied anders wordt verstaan dan door hen. Van de oudste tijden af zijn er geweest, die de Openbaring beschouwen als een gebod om te streven naar een socia listische maatschappij. Met een beroep op den Bijbel zoowel het Oude als Nieuwe Testament is de bestaande orde veroor deeld en een nieuwe orde verlangd, de ge- heele middeleeuwen door. In de 18de eeuw en de eerste helft der 19de eeuw waren ook de utopisten ten deele geloovige menschen, die met hun socialistische idealen wilden ver wezenlijken een „Orde de Dieu', hetgeen in hun mond geen andere beteekenis had dan die van „Koninkrijk Gods", Ook nu zijn er velen, voor wie de zaak evenzoo staat; dat is de beteekenis van het verschijnsel van het religieuze socialisme. Zij zien in het socia lisme de erktnning van de groote ethische waarden van het christendom. Zij zijn daarin de mogelijkheid, om voor het eerst het chris tendom tot een levende maatschappelijke wer kelijkheid te maken. Voor hen is het socia lisme de erkenning van de groote ethische waarden van het christendom. Zij zien daarin beginsel. Voor hen en voor ons allen is de strijd voor het socialisme een zedelijk moeten, een gehoorzamen aan een dringend gebod, heeft"'01' °nS ^rac'lt en 9eza9 van Openbaring Wanneer men deze weerlegging van de be wering: „Godsdienst en Socialisme zijn onver eenigbaar leest en wanneer men kennis neemt «woorden van Dr. G. Hulsman („De nj eid het orgaan van den Vrijheidsbond, Februari 1928): „Het is een merkwaardig verschijnsel, dat tee, zoo niet de meeste vrijzinnige predi- anten en voorgangers het Socialisme voor staan of er toe neigen", et wanneer men kennis neemt van de toe- ei). in Engeland, is het voor ons absoluut so ■e?.rlJpe„ik a's ..eenvoudige plattelands niet- j C!a en eenige waarde kunnen hechten aan ^er'tgen, voorkomende in het hoofdartikel n 5 December 1928. M. M. SCHUT, oommelsdijk, 5 December 1928. De heer Schut zegt bitter weinig met Van ^en ^eer Albarda. Wil hij zich aandienen als verdediger van de stelling: Godsdienst en Socia- 1Sme kunnen samengaan", dan had hij dit moeten aantoonen uit het wezen van het Socialisme en het wezen van den Godsdienst. Wij kunnen begrijpen, dat men uit propagandistisch oogpunt bij parlemen taire debatten behoefte gevoelt om het wezensonderscheid tusschen Gods dienst en Socialisme te verdoezelen. De grondslag van het socialisme is het historisch materialisme en er is een tijd geweest, dat men in stofvergoding van geen anderen cultus dan dien van het socialisme weten wilde. Maar de bevrediging moest hierbij uitblijven, omdat de mensch nu een maal ook een ziel heeft, die haar rechten doet gelden. De stofvergoding van het socialisme vult de leegheid van het vragend hart niet en daarom geeft de S. D. A. P. ten onzent opportu nistisch als het revisionistisch socialis me is zoo nu en dan aan haar actie een religieuze tint. Maar daaemede is het conflict GodsdienstSocialisme, niet opgelost Niettegenstaande deze voetval voor het opwakend religieuze leven onzer twintigste eeuw waaraan men voor al van vrijzinnigen kant meedoet blijven godsdienst en socialisme als po len tegenover elkander staan. Maar letten we op het wezen van godsdienst en socialisme, dan heeft de heer Schut a 1 zijn wetenschappelijke beoefenaren van het socialisme de groote geestelijke leiders van de massa -vierkant tegen zich. We zullen er enkele laten spreken ,,In de socialistische maatschappij sterft de godsdienst zijn natuurlijken dood". (Düring Seite 344; Engels, me dewerker van Karl Marx). „Op het terrein, dat men tegenwoor dig het godsdienstige noemt, streeft het hedendaagsch socialisme naar het atheïsme", d.i. Godloochening, (Duit- sche Rijksdag 1881; Bebel). „Christendom en Socialisme staan tegenover elkander als vuur en water". (Christendum und Socialismus; Bebel). „Wij geven gaarne toe, dat de so cialistische wijsbegeerte niet vereenig- baar is met een of ander theologische stelsel"(d.i. met een of anderen geopen- baarden godsdienst). („Het Volk" 19 Nov. 1900; Troelstra). „De godsdienstloosheid van het pro letariaat maakt evenzeer deel van de socialistische theorie, als welke econo mische of politieke leerstelling ook", („De Nieuwe Tijd" 1912; v. d. Goes). „Godsdienst en sociaal-democratie zijn onvereenigbaar". (Grondslagen eener nieuwe Poëzie; Adama v. Schel- tema). „Wanneer wij strijden tegen deze maatschappij, dan kan het niet uitblij ven, of wij moeten ook den godsdienst ondermijnen, omdat ook de godsdienst een wapen is, om deze maatschappij in stand te houden. („De Klok" 1900 v. d. Zwaag). Wij zullen deze serie citaten (die heel wat langer te maken zou zijn) be sluiten met een weergave van wat En rico Ferri in zijn „Wetenschap en So cialisme" vertaalt door H. Troelstra en opgenomen in de Sociale Biblio theek onder redactie van Mr. P. J. Troelstra schrijft. Op blz. 41 en 42 leest men „Wanneer het socialisme ook niet met Sergi de tegenwoordige godsdiens ten beschouwt als ziekelijke verschijn selen van het zieleleven der menschen, zoo zijn deze toch als de overbodige producten van een moreele versteening, die door de verbreiding van eene, zij het ook slechts elementaire natuur wetenschappelijke ontwikkeling moeten verdwijnen. Daarom behoeft het socia lisme deze godsdienstige opvattingen, die toch ten ondergang gedoemd zijn, niet in 't bijzonder te bestrijden. Het so cialisme is zich echter ten volle bewust, dat een zijner gewichtigste hulpmidde len de verzwakking of verwerping van 't Godsgeloof is, waardoor de priesters, van alle godsdiensten, zoolang er eene geschiedenis is, de machtigste bond- genooten der heerschende klasse zijn geweest, onder welks juk zij de massa als door religieuze hypnose kunnen on derdrukken, zooals men dieren temt met de zweep". Dit zijn uitlatingen van socialistische profeten, die hun opinie over gods dienst en socialisme gevestigd hadden in en door wetenschappelijk onderzoek van het wezen van het socialisme. En nu is het zeker waar, dat het geen groote kunst is, om de gods dienst-vijandige beweging van het so cialisme in een godsdienstig kleed te hullen. Zelfs de Anti-christ, zal als pseudo- christ eenmaal verschijnen en als een „God zitten in den tempel". Deze schijnbeweging van het socia lisme is niet nieuw. Elke ketter heeft zijn letter, en de heer Albarda zegt hoegenaamd niets met de bewering, dat men zelfs het socialisme met den Bijbel in de hand tracht te verdedigen. Is hier Satan zelf niet in voorgegaan, toen hij het vleeschgeworden Woord in de woestijn verzocht met de woor den: Want daar staat geschreven" 1 Maar met deze taktiek is de Satan nog geen vroom schepsel geworden En daarom zal ook in onze dagen het christelijk geloof in den Christus der Schriften, tegenover het: „Want daar staat geschreven" van de weinige religieuze socialisten, die met de massa anti-godsdienstige socialisten meeloo- pen, stellen zijn woord: „Daar staat wederom geschreven". Wij stemmen er ten volle mee in als „De Vrijheid" zegt„Het is een merkwaardig verschijnsel, dat vele zoo niet de meeste vrijzinnige pre dikanten en voorgangers het socialisme voorstaan of er toe neigen." Maar dat verschijnsel is n i e t merkwaardig, om dat hier door het socialisme gods dienstig wordt, zooals „De Vrij heid" wellicht meent, doch hierom merkwaardig, omdat de vrijzinnige godsdienstigheid socialistisch wordt. Dat is geen toegeven van het socialisme aan den godsdienst, maar andersom. Het socialisme kan aan het waar achtig christelijk geloof geen voet grond toegeven, want zijn wezen staat hem hiertoe in den weg. De socialistische Pinksterzang ver tolkt dat wezen, als hij zegt „Mijn volk zal eigen Heiland zijn, Het zal door nood Van strijd en dood Zichzelf ter redding leiden. Staat op mijn volk is opgestaan, Uit zijnen smaad herrezen. Maar nooit zal zijn verlangen gaan Naar hemelvaart, Het wil op aard Verlost en zalig wezen Daar hebt ge 't socialistische ideaal, dat vloekt tegen het christelijk qe- loof. „Het Volk", het hoofdorgaan der S. D. A. P., schreef, in „Kerststem ming" aldus; „Het moderne proleta riaat, in getal en kracht groeiend, is de nieuwe Messias, die opstaat om de menschheid te bevrijden". En de heer Vliegen zei eens op een socialistisch congres: „Het „Vrede op aarde" is altijd een woord gebleven. Het is niet tot waarheid gemaakt. Wij alleen kunnen het en wij zullen het. Het is de taak der arbeiders een woord te spreken, dat wel v 1 e e s c h zal wor den", O ja, het socialisme duldt nog wel een zeker soort godsdienstigheid, als het maar buigt voor den god van het socialisme, zooals „Het- Volk" eens schreef: „Ieder christen, jood of heiden kan in haar blad volkomen bevrediging vinden", en zegt het blad: „Met wie dat niet het geval is, die zijn eerst christen of jood en daarna socialist en dezulken dienen zich te verbeteren". Eerst socialist en daarna christen Dat kan nog Voelt ge de hoon, die hier den Chris tus Gods wordt aangedaan Hij in dë tweede plaats Of in de laatste plaats Of in het geheel geen plaats Want de socialist, die er nog eenige christelijke godsdienstigheid op nahoudt moet dulden, dat in zijn hoofdorgaan geschreven wordt (in het wetenschap pelijk bijvoegsel, dat telkens gods diensthaat vertolken moet) „Ik geloof nietBasta Al het ge peuter aan mijn ziel om te ontdekken of er hier en daar een gevoelig plekje zit, dat toch op de een of andere stroom van godsdienst reageert, maakt we wee. Men beleeft den godsdienst of men beleeft hem niet. Propaganda, voorlich ting, prediking en schoone voorstellin gen van zalige zieletoestanden, met of door middel van godsdienst te vleien, dat alles kan slechts dienen om een voudige zielen van de wijs te brengen". Ge moogt nog wel een schijn van godsdienstigheid in de S. D. A. P. mee brengen, als ge maar duldt dat er mee gespot wordt. Als er in de Duitsche ongeloovige kringen een boek verschijnt, getiteld: „De slechte boodschap", waarmee ge doeld wordt op de blijde boodschap der Heilige Schrift, dan wil de socialistische predikant Ds. v. d. Heide in „Het Volk" dat boek nog wel verdedigen Zie, wanneer men dat alles dulden wil, dan is er in het socialistische kamp nog wel plaats. Maar dat is geen godsdienst, d.w.z. een dienen van God, meer, naar Zijn geopenbaarden wil. En daarom is er voor het christelijk geloof, dat de eisch stelt: „Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtig heid", in de socialistische gelederen geen plaats, want daar is geen zoeken van het Koninkrijk Gods, doch een zoe ken naar het koninkrijk des menschen, waarbij de spotlach van den haat ge hoord wordt over hen, die het stellen willen met een „wissel op de eeuwig heid". We herinneren er nogmaals aan, dat Marx, de geestelijke vader van het so cialisme, den godsdienst opium voor het volk genoemd heeft. „Het Volk" schreef eens over dien godsdiensthater „Veertig jaren zijn verloopen sedert de man zijn oogen sloot, die door dë socialistische boodschap te brengen aan het proletariaat, voor de wereld meer heeft gedaan dan eenige staatsman of wijsgeer of heiland ooit bij machte was te doen". Meer dan eenige heiland heeft de socialist Marx gedaan voor de wereld! Dit geloof van het socialisme en het staat en valt er mee maken gods dienst en socialisme onvereenigbaar. Snuffelend in mijn boekenkast, vond ik een oude beschrijving van leven en arbeid van een evangelist. Naam en woonplaats doen er niet toe. Vroeger had ik het boekske al eens meer in handen gehad, maar al bladerend trok ik weer aan 't lezen, niet zoozeer omdat ik van den inhoud genoot, als wel omdat het boekske een goeden kijk gaf op een strooming in ons gereformeerd leven, die hier en daar wordt aangetroffen. Feitelijk mag ik het zoo niet noemen. Een strooming in het gereformeerde leven is het niet. Dat blijkt al direct als ik vertel, dat deze prediker bij geen enkele kerkformatie was aan gesloten. In zijn levensbeschrijving lees ik: Nim mer is het mijn doel geweest, kerkje te spelen of voor de een of andere partij te ijveren; op verzoek of verlangen van sommige zijner leden heeft hij getracht zich bij de oud-gereformeerden aan te sluiten, die hem echter allesbehalve broe derlijk behandelden; ook bij de doleerenden ging het niet, evenmin bij de gereformeerden (waar schijnlijk worden hier de christelijk-geref. be doeld). Ook was bet volstrekt zijn wensch niet om predikant te worden en dan niet alleen het Woord Gods te prediken, maar ook de sacra menten te bedienen. Hij was niet geroepen, zoo sprak hij, om te doopen, wel om het Evangelie te prediken. Kijk, zoo'n enkel zinnetje zegt al zooveel. Eerst, dat independentisme, dat willen alléén staan, en niet de dure roeping gevoelen om zich aan te sluiten bij hen met wien men zich één of het meest één gevoeld. Dat druischt al tegen al wat gereformeerd is in. We weten wel, dat de gereformeerde levens richting het zwaartepunt op de plaatselijke kerk legt en bij geen enkele meerdere vergade ring of Synode, maar even zeker is het een deel van de Gereformeerde kerkinrichting, dat de plaatselijke kerken in meerdere vergadering samen komen om tot eenheid te komen en te blijven. Tegenover een kerkverband onverschillig te staan, was wel eigen aan allerlei secten, maar nimmer aan de gereformeerde kerk. Maar meer nog druischt het tegen de gere formeerde leer in, dat Evangelieprediking en Sacramentsbediening zoo maar koelbloedig ge scheiden worden. Wie geroepen wordt om het Evangelie te prediken wordt eveneens geroepen om het sacrament te bedienen. „Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn", wordt in één adem genoemd, en onze Heidelbergsche Cate chismus noemt eveneens in één adem, dat wij op den Sabathdag naarstiglijk komen om Gods Woord te hooren en de sacramenten te ge bruiken. Wie dat scheidt is niet gereformeerd meer. Prediking en sacramentsbediening staan volmaakt gelijk. Daarom als ik zoo'n enkel zinnetje lees, weet ik al wel zoo te naastebij uit welken hoek de wind waait. Dan voel ik al, dat het geen strooming is, die uit gereformeerde bron vloeit. En toch zijn er óók in onze dagen nog al enkele van die „losloopende dominé's", als ik ze zoo eens noemen mag, die veel volk trekken en zich bij voorbaat laten gelden als gerefor meerde Waarheid predikers bij uitnemendheid. Zoo'n soort man was ook de Evangeliedie naar die ik hier bedoel. Z'n levensbeschrijving, dat met een geleerd woord auto-biografie genoemd zou kunnen wor den, omdat hij zelf in dagboekvorm z'n levens geschiedenis bij stukjes en beetjes vertelt, bevat eigenaardige fragmenten, die een diepen kijk geven op het geestelijk leven dat dit soort men schen leidt. Het is meer een leven uit bevinding, dan uit het geloof, als ik het zoo eens zeggen mag. Nu moet men mij niet verkeerd verstaan, ik zou niet gaarne de gezonde bevinding afkeuren, ze is noodzakelijk en van het echte geloof niet los te maken. Geloof zonder bevinding is geen geloof. Maar evenzeer is het waar: bevinding zonder geloof is geen bevinding. Beide wegen tegen elkander op. En nu moet men goed begrijpen wat bevin ding is, die Gods Woord bedoelt, en waarmede Gods kinderen het doen. Dat is vrucht van het geloof. Het geloof is een wonderlijk ding. In de wetenschap komt men door bevinding, door proeven, door bewijzen tot het geloof in een of ander wetenschappelijk dogma, maar hier is het juist andersom, hier bewijst het geloof zichzelf, eerst is er het geloof, het zich in kin derlijk vertrouwen overgeven aan den God des Verbonds en des ontfermens, die in Zijn Ver bond de Vaderhand reikt, of zooals ons gere formeerd doopsformulier het zegt, dat God de gemeente en haar kinderen door het bloed van Jezus Christus al onze zonden vergeven en ons door den Heiligen Geest tot lidmaten van den eeniggeboren Zoon en alzoo tot kinderen aan genomen heeft, en dat met den H. Doop be zegelt en bekrachtigt. Dat is het eerste en dit moet door het geloof aanvaard worden. Zóó hebben het onze ge reformeerde oud-vaders steeds verstaan, en op dezen grondslag zijn de formulieren der gansche gereformeerde kerk in alle landen opgericht. Het is in ons land vooral de gereformeerde theoloog Voetius geweest, die deze leer breed ontwikkeld heeft. En na het geloovig aanvaarden dezer heils- feiten, moet de bevinding volgen, en volgt ze ook wanneer het geloof oprecht is. Natuurlijk weer niet een bevinding waarvan vele men schen spreken, en die geen bevinding is, maar geestelijke opwinding en zelfsuggestie, die tot geestelijke hoogmoed leidt, maar schriftuur- 1 ij k e bevinding, bevinding die aansluit en op-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1