L UIT HET WOORD J C. WARNAER, Dirksland, Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur PREDIKBEURTEN Geestelijke Opbouw KERKELIJK LEVEN schetsen uit de kerkgeschiedenis ned. herv. kerk. xvi. eren zaten, overboord veer 3 uur stond hij de Hollandsche kust. dollars meegegeven, en kwam ten slotte ar in een tweedehands n zijn 10 dollar bad :erde naar den Ame. yerd naar Den Haag rgeefs zocht naar het aarna dat dit in Rok iet het doel naar Rot» ij in Delft. Het werd ïaar het politiebureau aij nog slechts f0,80 Ie man bijzonder zui> oals een Amerikaan ;m met trucjes te over» vermoed dat hij de 1de, maar niets hielp. I zijn reis wist te ver» waring en werd den Amenkaanschen con» ht. Deze ondervroeg jij ten slotte om refe» de indentiteit van S. |n, bleek hij deze niet asul deelde hem toen als Amerikaan kon Jilitie» bewaring moest Ltiteit was vastgesteld, langer goed houden, Jde hij in onvervalscht Hollander was. Het leven had hij in het ft laatste van 1921 tot en 3 kinderen woon» jn vrouw wilde niets maar hij wilde toch pn. Zonder werk en p middelen om naar i, totdat hij ten slotte maar de politie daar Den Haag was dit het Delft. lit vermoed had dat hsequent te liegen. Hij e op andere middelen 1 kunnen steken. DE DIEPTE ÉNEN. bfaen zich heldhaftig het laatste oogenblik prd. Engelsche stoomschip In mijlen van de kust jeen van de geredde de kanselier van het Ite New York, onder pg vertrok scheen alles verd het schip echter rallen en weldra rolde 1 de andere zijde. Het bon zwaar, in de eet- |n niets mee rop zijn J af werd de toestand Ir. Zondag reeds wer- reddingsgordels voor- pet bovendek, omdat J/olwater stonden. De lam en om 4 uur des pt van ramp het licht nog slechts bananen werd uitgedeeld toen Jt de booten te gaan. Ischen heldhaftige po leer recht te krijgen, Jat. De reddingsmaat- Joon slecht uitgevoerd. opgegegeven. at het laatste oogen- loo lang het kon be- hn het zinkende schip pagvoerder nog rustig eelt verder nog mee, log geruimen tijd aan r VOOR DEN ZONDAG j brp. Zoo dus je bent >rp, maar ik heb wel Ires niet vinden kon. |n verjaardag komen, voord houdt. Ik lust Imaar of ik ze bakken lniet. Dank voor je Dat is fijn zeg met St. Nicolaas kun je onaie gebruiken hé. je geworden dat jij >t. Hier is't nog niet heb er wel veel van (en zijn at. dsels i S. te Middelharnis t 9 in de hokjes, in ar zoo dat, als je ze naar rechts, en van van boven schuin echts 15 krijgt. da S. te Rotterdam derlandsche woord? m W. te Stad aan 't en n zien loopen. n tot Vrijdag 23 No» van naam, voornaam, gezonden aan NTE TRUUS aas» en Scheldebode Sommelsdijk. OP ZONDAG 18 NOV. 1928 Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van Ameide (Doop). Middelharnis, n.m. 2 uur Ds. van Ameide van Sommelsdijk en 's av. leesdienst. Den Bommel, v.m. 9.30 Ds. v. d. Zee en 's av. 6 uur leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van Sommelsdijk (Oogstcollecte) en 's av. 6 uur leesdienst. Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Pol- huijs van Stad aan 't Haringvliet. Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. Lammerink van Delft. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av* 6 uur dhr. van y peren. Dirksland, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur Ds. v. d. Wal. Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Wal van Dirksland (Doop). Goedereede, n.m. 2 uur dhr. Vetter van de Langstraat. Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur Ds. v. d. Zee van Den Bommel. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange (Oogstcollecte). Melissant, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur Cand. van Loon van Den Bommel. Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. Diemer. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Kok v. Gouda. Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois. Herkingen, v.m. 9 en 's av. 6 uur leesdienst; n.m. 2 uur Ds. Kok van Gouda. Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. Van de overige gemeenten geen opgaaf. BBBBBBBBBBBB BB BBBBBBBBBBBB STICHTELIJKE OVERDENKING NEDERLIGGEN EN SLAPEN! Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen, want Gij, o Heere alleen, zult mij doen zeker wonen. Psalm 4 9. Vaak is 't met Gods kinderen anders gesteld dan in het woord van onze overdenking. Menig maal wijkt de slaap van hun oogen en liggen zij niet in vrede terneer. Dan is 't bij hen: „Ik doe mijn bed den ganschen nacht zwem men, ik doornat mijn bedstede met tranen". Bit tere tranen worden er geschreid om het leed en de beproeving, hetwelk ze moeten onder gaan. Maar nog heeter tranen worden ge schreid als het nog wel gebeurt, dat hun zonden als een berg van onverzoende schuld voor hun oogen oprijstO neen, dan is er geen „in vrede te zamen nederliggen en slapen". En toch zijn zulke nachten nog de slechtste nietO, duizendmaal liever met David het bed doen zwemmen van tranen, of met Jakob een ganschen nacht worstelende met den Heere door te brengen, dan met Jona te kunnen slapen, die ongehoorzaam aan „Gods bevel Hem tracht te ontvluchten Zalig echter zijn die nachten, waarop het woord van onze overdenking van toepassing is En immers zulke nachten beleven Gods kinderen Dan ondervinden zij, dat de Heere achter hen toesluit, dat Hij hen dekt met de vleugelen Zijner liefde, dat Hij hen met Zijn hoede omringt, dat Hij dicht bij hen is. En dan is er vrede met God door en in Christus en dan mogen zij de zekerheid des geloofs be zitten, dat al zouden zij aan deze zijde niet meer ontwaken, maar in hun slaap de eeuwig heid ingaan, zeker zullen wonen in het Vader huis boven. Maar Gods kind weet, hoe hij dan vooraf op de knieën voor zijn God heeft gelegen O, het werd gevoeld, dat de Heilige Geest in hem bad met ontuitsprekelijke zuchtingen Zóó mocht hij den Heere zoeken en vinden, om vergeving van zonden te ontvangen in het bloed des kruises En toen is dat vertrouwen in de ziel gekomen, na zulk een gebed, dat hij veilig en geborgen was in Christus, ja toen kon hij alles aan den Heere overgeven en het werd zijn zalige bevinding; „Ik lag en sliep gerust, want de Heere ondersteunde mij!'. „Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen, want Gij o Heere alleen, zult mij doen zeker wonen". En dan wil dat maar niet alleen zeggen, dat de Heere de wacht houdt over zijn lichaam en zijn woning, dat Hij hem beschermt tegen uitwendige vijanden, maar veel meer, dat God ook voor zijn ziel zorgt O, als Gods kind, vóór het gaat slapen, mag bidden: „Geef mij heilige gedachten en ween- ia deri droom mijn lust", dan bewaart de Heere hem ook voor zondige gedachten in den droom, maar dat niet alleen God doet meer Hij werkt ook aan de ziel van Gods kind in den slaap We mogen gerust aannemen, dat Hij dan ook bezi.g is het hart te versterken voor den geloofsstrijd van den volgenden dag. En is 't niet de ervaring van Gods kinderen, dat zij in de morgeizuren minder zondigen dan in de avonduren Wat een genadje dan, zóó te mogen neder liggen en slapen! Door den Heere Jezus aangebracht 1 Nooit zou iemand in vrede nederliggen en slapen, als in onzen tekst, als Hij dat niet voor Zijn volk verdiend had. Alleen daardoor, dat Hij geen steun had om het moede hoofd op neer te leg gen, kunnen Gods kinderen in vrede neder lagen- En dat zij zóó mogen slapen, heeft ook Hij door zijn slapen verdiendWe lezen van Hem, dat Hij vermoeid was en in het schip ging en in slaap viel. Uitgeput en slapen, opdat Zijn volk zou kunnen rusten en slapen Zoo verdient Hij in Zijn slaap nog een zee van zaligheid voor de Zijnen l^ebt gij kennis, lezer! aan zulke nachten? Ziet, de slaap is beeld van den natuurstaat van den mensch. Van nature slapen we allen den slaap der goddeloozen, den slaap van valsche gerustheid. We zeggen: „Ik zal in vrede nederliggen en slapen". „Vrede, vrede en geen gevaar". En we weten niet aan welk een groot gevaar dat we blootstaan. O, hoe moesten we niet kunnen slapen, omdat we van nature niet voor God kunnen bestaan O, gij kunt mogelijk spreken van slapelooze nachten. Maar de oorzaak daarvan is, dat ge bang zijt voor brandgevaar, voor inbrekers, bang voor uw brandkastOf, omdat ge in be narde omstandigheden verkeert, omdat ge groote geldelijke verliezen geleden hebtMisschien ook, omdat een of meer geliefden des harten werden weggenomen. Maar ondertusschen kent gij geen slapelooze nachten, omdat u uw zonden voortdurend voor oogen zweven Gij zijt niet bevreesd om in onverzoenden staat met God in te slapen Gij denkt er niet over, dat ge ieder oogen blik tot een vreeselijk ontwaken in de hel kunt worden geroepen, ja zult worden geroepen, als gij niet opstaat uit den slaap uwer zonde O, hoe vaak gebeurt he!^ dat iemand gezond en wel gaat slapen en slapende de eeuwigheid ingaatDaar staan we allen bloot voor Maar ook, al is dat niet het geval: „Wie leeft er, die den slaap des doods niet eens zal slapen Wie redt zijn ziel van 't graf En dan geen bekeering meer mogelijk. O, reiziger naar de eeuwigheid, sta nog op uit den slaap der zonde. Ontwaakt, ontwaakt en laat Christus over u lichten Ga niet slapen vóór dat ge vrede gevonden hebt in het bloed des kruises, voor dat ge weet in Christus met een ^bevredigd God te doen te hebbenHet is hu de dag der zaligheid. Weet gij, lezer, dat er een nimmer eindigende eeuwigheid voor de deur staat1? Weet ge met een Heilig en rechtvaardig God te doen te hebben Weet ge wat het zeggen wil, niet in vrede te kunnen nederliggen en slapen, om dat gij met u zelf en met uw zonden te doen hebt gekregen Omdat gij ook oog hebt ge kregen voor Gods wraaknemende gerechtigheid „O", zoo zegt een bekommerde ziel, „daar zijn wat nachten, dat de slaap van mijn oogen wijkt en als ik al even insluimer, dan zie ik aanstonds bij het ontwaken al meer mijn schuld voor God en gevoel den toorn des Heeren. O, ieder oogenblik kan mij stooten in het eeuwig verderf". O, als 't zóó met u gesteld is, dan spoedig naar Jezus heen Ja maarzegt ge. Ja, wat maar Meent ge, dat Jezus slaapt O ja, Hij kan Zich wel eens slapende houden Maar Hij doet het nooitAls ge dat meent, zijt ge zelf misschien nog niet goed wakker Vraag dan den Heere maar om afbrekeride genade, opdat gij spoedig verstaan moogt, dat bij Hem alleen vrede en rust voor uw ziel te verkrijgen is. Dan zal het ook bij u worden: „Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen, want Gij, o Heere alleen, zult mij doen zeker wonen". Daar weet gij, kind des Heeren, bij eigen ervaring van te spreken. O overdenk veel de genade u geschonken Gij hebt verdiend eeuwig te waken in èen poel van jammer en ellende Dat zou uw lot zijn geworden, als de Heere u niet genadig was geweest. Genade is het, dat ge nu in vrede moogt nederliggen en slapen, en zelfs in dien slaap nog pasklaar gemaakt wordt voor den Hemel, waar gij straks zeker zult wonen Maar, zegt ge, die nachten zijn niet zoovele ze zijn weinige. Maar dan moet gebedenken, dat de oorzaak daarvan menigmaal is, dat gij 't er ook zoo slecht afbrengt voor den Heere. Laat uw schuldbelijdenis, voordat ge u ter ruste begeeft, niet vaak zooveel te wenschen over Maar dan kunt geook niet verwachten, dat ge in vrede zult nederliggen en .met den Heere inslapen en dan mist ge ook de zekerheid des geloofs, dat ge eenmaal zeker bij den Heere zult wonen Laten dan die nachten vele wordenLaat het daartoe uw lust en begeerte zijn om des daags in alles rekening te houden met den Heere. Beijver u aan Zijn hand te loopen, dan kunt gij er 's avonds op rekenen, dat Hij, nadat gij uw knieën voor Mem gebogen hebt, uw ziel zal toefluisteren, dat geen kwaad u zal wedervaren en geen plaag uw tent zal na deren, ja dat Hij uw ziel in den slaap met Zijn genade zal versterken; meer nog,' dat Hij dat zal blijven doen, totdat voor u de slaap des doods aanbreektOok dan zal Hij u niet be geven noch verlaten Als uw lichaam weder keert tot de aarde, overgaat in den slaap des grafs, zal uw ziel zeker wonen in den Hemel Maar daar blijft 't niet bij De slaap is beeld van den dood, het slapen gaan beeld van het sterven en het ontwaken beeld van de opstanding der dooden. De Heere zal ook uw lichaam in het graf bewaken, totdat straks de ure van de opstanding uit de dooden is aangebroken. Dat zal voor u zijn naar lichaam en ziel beide de dageraad van eeuwige heerlijkheid. Ziet, dat predikt u ook het woord van onze overdenking. Gij kunt met vertrouwen den slaap des doods tegengaan. En als ge dan ook aan uw eigen hart ervaren hebt, wat het is „in vrede te zamen neder te liggen en te slapen", dan weet ge, dat bij zulk een inslapen de Heere u indachtig maakte, dat Hij u bij het overgaan in den slaap des grafs, in Zijn armen zal nemen. En als ge dan na zulk een slaap mocht opstaan en het daglicht aanschouwen, dan vroeg de Heere aan u of gij u ook in den slaap des doods niet aan Hem zoudt toevertrouwen, omdat Hij u weer terug gebracht had in het heerlijkst licht, zooals Hij dat doen zal in den jongsten dag En dan mocht ge gelooven: „want Gij, o Heere alleen, zult mij doen zeker wonen". „Zeker wonen" op een nieuwe aarde, waar geen nacht meer zal zijn, maar vrede tot in alle eeuwigheid. H. v. Y. BB BB KERKELIJK HUWELIJK. Met de rubriek „Geestelijke Opbouw" be doelen wij dergelijke stukjes, die dienstbaar kunnen zijn tot de godsdienstig-zedelijke ont wikkeling van ons volk; alzoo de verruiming van onzen blik op het kerkelijk erf onzer va deren van verleden en heden en de verdieping van inzicht in de geestelijke vraagstukken. Het spreekt vanzelf, dat wij dan ook dikwijls in aanraking komen met datgene wat eenerzijds ook geplaatst kon worden onder het hoofd Kerkelijk Leven. Zoo thans een enkel woord over het Ker kelijk Huwelijk. Onder de liturgische geschriften, te vinden in ieder Kerkboek, treffen wij aan het „for mulier om den huwelijken staat voor de ge meente van Christus te bevestigen". Dit formulier is een van de oudste,. die wij bezitten en werd door Petraus Datheen 15311588) ontleend aan de Kerkorde van de Paltz (in Duitschland)die wederom geput heeft uit de gegevens van Calvijn. Het blijkt, dat het formulier het huwelijk eene goddelijke instelling acht, echter niet, zooals bij Rome, dit tot een sacrament verheft. Het behoort tot de natuurlijke levensorde, die gelijk alles op dit gebied, door God in de schepping is gelegd, doch behoeft naar de opvatting onzer vaderen, de kerkelijke be vestiging ift het midden der gemeente voor Gods heilig aangezicht. Dit is in den loop der tijden de gangbare opvatting geworden onder het gereformeerde volk van vorige eeuwen. Wel was er reeds in 1580 een burgerlijk huwelijk, doch de verwarring was nog ontzet tend groot. Het formulier van Datheen heeft belangrijke wijzigingen ondergaan, ten slotte in 1618/19, met de Dordtsche Synode, waarna het in de liturgische geschriften is opgenomen, zoo als wij het heden bezitten. De tijden waarin Maarten Micron het op stelde waren ernstig en zwaar, hetgeen in den somberen aanhef nog naklinkt. Het formulier heeft le een didactisch, d.i. onderwijzend gedeelte, en 2e een liturgisch deel. Onder het liturgisch deel verstaan wij dat stuk, waarin de kerkelijke handeling der huwelijks sluiting naar voren komt. Tot het jaar 1795 werd het huwelijk be-i schouwd als eene zaak, die kerkelijk bevestigd moest worden. Immers de verloofden hadden, zich bij den predikant ter plaatse in ondertrouw begeven, die hunne namen op het register plaatste. De kerk hield deze boeken bij. Toch was er in menige plaats eene grove wanordelijkheid op te merken, gelijk ons het boekje van Prof. Knappert: „Verloving en hu welijk in vroeger dagen", duidelijk leert. Velen die voorgaven getrouwd te zijn, an deren di? den pastoor of predikant, bij ge mengde huwelijken n.l. om den tuin leidden. Stelde men prijs op een officieel 'gesloten huwelijk, en had men de kerk den rug toe gekeerd, dan was door de verschillende wet geving in onze gewesten, zoon huwelijk in vroeger dagen van verschillende rechtskracht. Het normale huwelijk, overal geldigheid waar borgende, met al zijn consequenties, was het huwelijk gesloten in de Gereformeerde Kerk. Door revolutie en ongeloof kwam echter deze huwelijkssluiting in gedrang. Velen weigerden zich bij den plaatselijken predikant op te geven. Daar hierdoor groote moeilijkheden ontstonden, wijl men gewoon was, na aflezing van den kansel, dit huwelijk des Zondags in de samenkomst der gemeente (ge lijk nog op sommige plaatsen geschiedt) te be vestigen, kwam in het jaar 1795 een ommekeer. Dit was het jaar der groote Fransche Re volutie. Aan alle kerkeraden en burgerlijke over heden werd een boekje gezonden, waarvan de aanhef is Publicatie, Vrijheid, gelijkheid, broederschap 1795. Het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid. Verder lezen wij 12 geboden, betrekking heb bende op de nieuwe huwelijkswetgeving. De reden wordt aldus omschreven, dat de wetgevers zich „verplicht rekenen alle die daa- den tegen te gaan welke uit enkele Religie- zucht en dus uit een allerschadelijkste Dweperij gebooren worden en welke met de waare ge steldheid eener handeldrijvende Republiek vol strekt strijdig zijn". Gezien de verwarring die er heerschte, door dat velen bij elkaar woonden zonder huwelijks- acten, is het ingrijpen van Staatswege prijzens waardig, doch de gevolgen voor het kerkelijk publiek zijn diep treurig gebleken. Immers ging ieder bijna in dezen stroom mede. Het huwelijk werd officieel van Goddelijke instelling verlaagd tot een burgerlijk contract. Hiertegen gaat ons bedenken. Dat de Wetgever in onze gemengde be volking eerst een burgerlijke voltrekking eischt, is administratief goed, doch daarmede is alles gezegd. Het huwelijk is de alleroudste instelling. Ou der dan besnijdenis en doop, dan Pascha en Avondmaal. Het huwelijk is èen nieuw leven, eene on verbreekbare verbintenis, en overwaard om voor Gods aangezicht in ootmoed aan te gaan. Wie als orthodox protestant, in eer en deugd trouwt, mag zich daarvan niet onttrekken, wijl het juist een zegen des Heeren is een levens gezel (lin) gevonden te hebben. En wie belijdend lidmaat is der Kerk, ver- siere deze belijdenis, naar het woord van a Brakel, met een geloovigen wandel, door aller eerst op dit nieuwe levenspad, bezaaid met rozen en doornen, des Heeren aangezicht te zoeken. Wie er zich van afmaakt door te zeggen ik kan de belofte toch niet nakomen, heeft juist, omdat hij of zij het zelf niet kan, des Heeren hulpe noodig. Ieder nieuw begin zij met het gebed Onze hulpe zij in den Naam des Heeren. Deze levensregel is gegrond op Gods or dinantiën, die door de Revolutie zijn wegge vaagd. PROTESTANT. Bij eenig nadenken dringt zich de vraag wel eens aan menigeen opVanwaar de naam „Protestant" en wat is de beteekenis Waar wij kort geleden den Hervormingsdag 31 October hebben herdacht, hetzij in onze kerk of in ons huisgezin en waar de naam protestant nu bijna vier eeuwen oud is, willen wij even in de historie teruggaan. Op 31 October 1517 had Dr. Maarten Luther zijn 95 stellingen aangeslagen aan de deur der slotkapel te Wittenberg. Een maand later waren zij door heel Europa bekend en begon de groote strijd. Na vele disputen en debatten over,het vóór en tegen, werd Luther door den Paus veroor deeld en in den kerkelijken ban gedaan. Dat wil zeggen: hij werd van de kerk en alzoo van de zaligheid afgesneden. Niemand mocht hem herbergen, maar wel straffeloos alle onheil be rokkenen. Daarop volgde verantwoording voor den keizer. Deze was pas aan de regeering en had vele zaken te regelen. Dit geschiedde altoos in Duitschland op den Rijksdag, waarop alle vor sten en hooge overheidspersonen vergaderd waren. Deze Rijksdag duurde soms maanden, en werd nu eens hier, dan weer elders gehouden. De eerste rijksdag onder den nieuwen keizer Karei V zou gehouden worden 1521 te Worms en werd 28 Januari geopend. Op het groote programma stond ook de kerkelijke aangelegenheid van Luther. Daartoe was hij ontboden per 18 April. Hij verscheen, verantwoordde'zich, doch werd veroordeeld. Doch deze veroordeeling was niet officieel, want de keurvorst Frederik de Wijze en de Palzgraaf waren met vele andere van Luthers aanhangers vertrokken. De veroordeeling ging echter toch door, be vestigd bij Wormser Edict besluit) van 25 Mei 1521, hoewel gedateerd 8 Mei; dit was om er een officieel karakter aan te geven. Het kwam hierop neer: Van Rijkswege werd nu Luthers uitlevering geëischt. Zijn aanhangers moesten gevangen genomen worden, en zijn boeken verbrand. Allerlei politieke omstandigheden verhinder den echter de uitvoering er van, daar niet alleen veel volk, doch ook vele vorsten aanhangers van Luther waren. Nu was er vijf jaren daarna wederom Rijks dag, n.l. te Spiers. Daar kwam het Edict van 1521 ter sprake. Het resultaat was, dat de Rijksstenden, d.w.z. degenen die ten opzichte hiervan te oordeelen hadden, zóó moesten handelen, als zij voor God en den Keizer meenden te kunnen ver antwoorden. Er was dus een overeenkomst getroffen, zon der geloofsdwang. Maar dezie vrijheid van 'overtuiging, ge- honden aan het Woord Gods, was de toen malige wereld vreemd, en in strijd met het Oppergezag der R. K. Kerk. De Pausgezinde vorsten voelden dit zeer goed en de Roomsche Kerk wankelde daar mede op hare grondvesteij; Deswege werd deze zaak op den daarop volgenden Rijksdag weer besproken, n.l. we derom te Spiers in het jaar 1529. Het besluit was aldus: De vastgestelde over eenkomst van 1526 werd ingetrokken. Men mocht geen godsdienstrichting voorstaan die af week van Rome, ook al dacht men 3it voor God en den Keizer te kunnen verantwoorden, doch werd gebonden aan het vroeger genomen besluit van 1521, het Edict van Worms. Dit nu lokte bij de „Evangelischen" verzet uit, welk verzet zij schriftelijk vastlegden in het protest van 19 April 1529. Daarin ver klaarden zij, dat een ieder in de zaken, die de eere Gods en de zaligheid der ziel raakten, vrij moest blijven om te handelen gelijk hij voor God en zijn geweten verantwoorden kon. Dit protest werd onderteekend door den keurvorst van Saksen, den landgraaf van Hes sen, den markgraaf van Brandenburg, de her togen van Lüneburg en den vorst van Anhalt en door 14 steden, waaronder Straatsburg. De protesteerenden werden vanaf 19 April 1529 protestanten genoemd. Deze naam waarborgt echter niets positiefs. Wel was dat bij de opstellers de bedoeling in dien zin, dat zij zich met Luther schaarden om het geschreven Woord Gods. Zij protesteerden tegen geloofsdwang. Het Protestantisme heeft sedert dien tijd al lerlei phasen doorloopen. Er is b.v. Luthersch, Anabaptistisch en Cal vinistisch protestantisme gekomen. In onzen tijd noemt zich ieder protestant, die niet R. Katholiek is. Daar zit een element van waarheid in. Echter is de opzet anders. Het wordt saamgevat in Luthers woord „Het Woord Gods zult gij laten staan Noemt een vrijzinnige zich dus protestant, gelijk velen vereenigd zijn in den Protestanten bond, dan hebben zij wel den naam, doch niet de zaak. Van negaties kunnen wij niet leven. Daarom raakt de naam protestant in dis- crediet. En terechtEr ligt geen waarborg in voor het geloofsleven. De naam protestant heeft eigenlijk veel meer inhoud, maar, zooals het altijd gaat: de woor den krijgen de beteekenis door het gebruik. Wie protestant is, getuigt, want „testeeren" beteekent getuigen. Getuigt iemand pro, d.i. vóór, (in tegenstel ling met contra, d.i. tegen) dan is hij de ware pro-testant naar de grondbeteekenis van het woord. Zoo'n protestant protesteert tegen geloofs dwang, en getuigt van en vóór de geopenbaarde waarheid GodsJezus Christus overgeleverd om onze zonden, opgewekt om onze rechtvaar- digmaking. VAN DEN BOMMEL door Ds. G. VAN DER ZEE. Toen de kwestie met den Ambachtsheer in zake het beroep van Ds. Wilh. de Valois was opgelost, werd hij den 24 October 1683 alhier bevestigd door Ds. Petrus Magerus. Deze jaren verliepen rustig, althans ver melden de boeken geene treffende of schok kende gebeurtenissen. Maar spoedig zou het leven van dezen jongen predikant worden afgesneden. Het was n.l. in den nazomer van 1686, dat de treurmare van zijn overlijden over het dorp ging. „Door het ontijdigh afsterven van Ds. W. de Valois is de gemeynte J. Christi op den Bommel geruymen tijt herderloos geweest." Deze geruime tijd was n.l. nog geen half jaar, daar de opengevallen plaats „spoedig" (zouden wij zeggen) bezet werd door Ds. A. de Roi, voorjaar 1687. Hoewel hij hier slechts vier jaren stond, is er van zijn tijd toch meer te verhalen. Het was n.l. in de avondgodsdienstoefening (hoewel men des Zondags 's middags kerkte) met een enkele kaars te donker. En wijl het tevens een sieraad voor het gebouw zou zijn, besloot men tot aankoop van twee koperen kaars-kroonen. Dit plan vond ingang bij de gemeenteleden, want aan vrijwillige bijdragen werd ongeveer 44.gecollecteerd, terwijl de diakoniekas de rest aanzuiverde tot een bedrag van 92.25. De smid Jacób Noordijk leverde het ijzerwerk, terwijl een jaar later melding gemaakt wordt van het aanbrengen van 12 koperen knopjes. Dat ze zijn aangeschaft voor winteravond beurten blijkt ook al uit het feit, dat er posten op de rekening staan als vergoeding voor den predikdienst. De kerk zelf gaf overigens nog geen bijdrage in het tractement. Allengs kreeg alles een nieuw aanzien, daar na 42 jaren ook de predikstoel opnieuw werd bekleed en van een nieuw Psalmboek werd voorzien. Men zong tot 1775 de psalmen van Petrus Datheen. Voorts werd in Febr. 1689 een avondmaal- servies van tin aangeschaft, n.l. 3 schotels en 4 bekers, samen voor 12.60. Maar niet alleen het interieur, ook van buiten herstelde men hetgene dat om herziening riep, n.l. den toren, die toen met lood werd bekleed. Tot in de dagen van dezen predikant A. de Roij was er in den dienst nog maar één col lecte, n.l. voor de Diaconie. Wij zagen reeds vroeger, dat hieruit de be- hoeftigen werden gestèund en voorts, dat het Schoolmeestersgeld er uit betaald werd. De rest was voor de kerkekas. Ds. de Roij stelde echter in 1688 voor om tot beter onderhoud van de kerk een tweede zakje te doen rondgaan. Hiervoor had men echter noodig de toestem ming van den Ambachtsheer. Deze had echter reeds voor eenige jaren hiertoe tijdelijk ver gunning verleend, doch het geld was voor de Groote-Armen van Ooltgensplaat. Later was dit recht ingetrokken. Om echter meer kans van slagen te hebben, werd hem dit bericht, dat n.l. een tweede zakje geen nieuwigheid was. Na veel kwestie hierover was in 1690 het practisch resultaat, dat het tweede zakje werd ingesteld, terwijl de gecollecteerde penningen voor de helft aan de kerk kwam en de andere helft voor de Groote Armen van Ooltgensplaat. Men bedenke bij dit laatste, dat Den Bommel burgerlijk nog geen zelfstandige gemeente was, en dus onder Ooltgensplaat hoorde. Hiermede was meteen de scheiding der kas sen van kerk en diaconie een feit geworden, echter met dien verstande, dat elk tekort dij-ect door de diakonie werd gedekt, zonder dat het noodig was ook maar iemand daarvan reken schap te geven. Dit tweede zakje met zijne bestemming voor beiderlei doel heeft echter in den loop der eeuwen kwestie veroorzaakt. Wij moeten nu een sprong maken naar het jaar 1829. Koning Willem I bepaalde, dat het begraven vanaf 1 Januari van dat jaar moest beschouwd worden als een burgerlijke aangelegenheid en niet meer als een kerkelijke plechtigheid. Het begraven i n de kerk was vanaf dien tijd (1 Jan. 1829) verboden. Alzoo ging het kerkhof over van de kerk op de burgerlijke gemeente, en wel tegen een jaarlijksche erfpacht van 57.50. Dit betaalde de burgemeester tot 1857 trouw aan den kerkmeester. Doch toen hij in deze betaling nalatig bleef, weigerde de kerkeraad om de helft der gecollecteerde penningen af te staan. De burgemeester sommeerde tot be taling, doch de kerkeraad bleef zijn standpunt innemen. Daarop dreigde de burgervader met een pro ces, waartegen de kerkeraad zeer opzag, en besloot de zaak in der minne te schikken, door van de erfpacht af te zien. Zoo waren beide lichamen, kerk en gemeente, van elkaar af. (Wordt vervolgd). RECTIFICATIE. In het vervolg-artikel over Christelijk-Sociale beginselen, sloop een hinderlijke drukfout in de voorlaatste alinea van ons vorig no. Het ging over de vonkskens en resten van het beeld Gods, daardoor heeft de mensch (aldus Prof. Visscher in zijn Ethiek) de ont vankelijkheid voor de herschepping. Er stond: heerschappij.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 5