L UIT HET WOORD J
C. WARNAER, Dirksland, Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
Geestelijke Opbouw
KERKELIJK LEVEN
schetsen uit de
kerkgeschiedenis
ned. herv. kerk.
xvi.
eren zaten, overboord
veer 3 uur stond hij
de Hollandsche kust.
dollars meegegeven,
en kwam ten slotte
ar in een tweedehands
n zijn 10 dollar bad
:erde naar den Ame.
yerd naar Den Haag
rgeefs zocht naar het
aarna dat dit in Rok
iet het doel naar Rot»
ij in Delft. Het werd
ïaar het politiebureau
aij nog slechts f0,80
Ie man bijzonder zui>
oals een Amerikaan
;m met trucjes te over»
vermoed dat hij de
1de, maar niets hielp.
I zijn reis wist te ver»
waring en werd den
Amenkaanschen con»
ht. Deze ondervroeg
jij ten slotte om refe»
de indentiteit van S.
|n, bleek hij deze niet
asul deelde hem toen
als Amerikaan kon
Jilitie» bewaring moest
Ltiteit was vastgesteld,
langer goed houden,
Jde hij in onvervalscht
Hollander was. Het
leven had hij in het
ft laatste van 1921 tot
en 3 kinderen woon»
jn vrouw wilde niets
maar hij wilde toch
pn. Zonder werk en
p middelen om naar
i, totdat hij ten slotte
maar de politie daar
Den Haag was dit het
Delft.
lit vermoed had dat
hsequent te liegen. Hij
e op andere middelen
1 kunnen steken.
DE DIEPTE
ÉNEN.
bfaen zich heldhaftig
het laatste oogenblik
prd.
Engelsche stoomschip
In mijlen van de kust
jeen van de geredde
de kanselier van het
Ite New York, onder
pg vertrok scheen alles
verd het schip echter
rallen en weldra rolde
1 de andere zijde. Het
bon zwaar, in de eet-
|n niets mee rop zijn
J af werd de toestand
Ir. Zondag reeds wer-
reddingsgordels voor-
pet bovendek, omdat
J/olwater stonden. De
lam en om 4 uur des
pt van ramp het licht
nog slechts bananen
werd uitgedeeld toen
Jt de booten te gaan.
Ischen heldhaftige po
leer recht te krijgen,
Jat. De reddingsmaat-
Joon slecht uitgevoerd.
opgegegeven.
at het laatste oogen-
loo lang het kon be-
hn het zinkende schip
pagvoerder nog rustig
eelt verder nog mee,
log geruimen tijd aan
r VOOR DEN ZONDAG j
brp. Zoo dus je bent
>rp, maar ik heb wel
Ires niet vinden kon.
|n verjaardag komen,
voord houdt. Ik lust
Imaar of ik ze bakken
lniet. Dank voor je
Dat is fijn zeg met
St. Nicolaas kun je
onaie gebruiken hé.
je geworden dat jij
>t. Hier is't nog niet
heb er wel veel van
(en zijn
at.
dsels i
S. te Middelharnis
t 9 in de hokjes, in
ar zoo dat, als je ze
naar rechts, en van
van boven schuin
echts 15 krijgt.
da S. te Rotterdam
derlandsche woord?
m W. te Stad aan 't
en
n zien loopen.
n tot Vrijdag 23 No»
van naam, voornaam,
gezonden aan
NTE TRUUS
aas» en Scheldebode
Sommelsdijk.
OP ZONDAG 18 NOV. 1928
Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
Ameide (Doop).
Middelharnis, n.m. 2 uur Ds. van Ameide van
Sommelsdijk en 's av. leesdienst.
Den Bommel, v.m. 9.30 Ds. v. d. Zee en 's av.
6 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van
Sommelsdijk (Oogstcollecte) en 's av. 6 uur
leesdienst.
Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. Ds. Pol-
huijs van Stad aan 't Haringvliet.
Nieuwe Tonge, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
Lammerink van Delft.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av* 6 uur dhr. van
y peren.
Dirksland, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur
Ds. v. d. Wal.
Melissant, v.m. 9.30 uur Ds. v. d. Wal van
Dirksland (Doop).
Goedereede, n.m. 2 uur dhr. Vetter van de
Langstraat.
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur Ds.
v. d. Zee van Den Bommel.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange (Oogstcollecte).
Melissant, v.m. 9.30 en n.m. 2 uur Cand. van
Loon van Den Bommel.
Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. Diemer.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Kok v. Gouda.
Dirksland, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
Herkingen, v.m. 9 en 's av. 6 uur leesdienst;
n.m. 2 uur Ds. Kok van Gouda.
Ouddorp, v.m. en n.m. leesdienst.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
BBBBBBBBBBBB BB BBBBBBBBBBBB
STICHTELIJKE OVERDENKING
NEDERLIGGEN EN SLAPEN!
Ik zal in vrede te zamen nederliggen
en slapen, want Gij, o Heere alleen,
zult mij doen zeker wonen.
Psalm 4 9.
Vaak is 't met Gods kinderen anders gesteld
dan in het woord van onze overdenking. Menig
maal wijkt de slaap van hun oogen en liggen
zij niet in vrede terneer. Dan is 't bij hen:
„Ik doe mijn bed den ganschen nacht zwem
men, ik doornat mijn bedstede met tranen". Bit
tere tranen worden er geschreid om het leed
en de beproeving, hetwelk ze moeten onder
gaan. Maar nog heeter tranen worden ge
schreid als het nog wel gebeurt, dat hun zonden
als een berg van onverzoende schuld voor hun
oogen oprijstO neen, dan is er geen „in
vrede te zamen nederliggen en slapen".
En toch zijn zulke nachten nog de slechtste
nietO, duizendmaal liever met David het bed
doen zwemmen van tranen, of met Jakob een
ganschen nacht worstelende met den Heere door
te brengen, dan met Jona te kunnen slapen,
die ongehoorzaam aan „Gods bevel Hem tracht
te ontvluchten
Zalig echter zijn die nachten, waarop het
woord van onze overdenking van toepassing is
En immers zulke nachten beleven Gods
kinderen Dan ondervinden zij, dat de Heere
achter hen toesluit, dat Hij hen dekt met de
vleugelen Zijner liefde, dat Hij hen met Zijn
hoede omringt, dat Hij dicht bij hen is. En dan
is er vrede met God door en in Christus en
dan mogen zij de zekerheid des geloofs be
zitten, dat al zouden zij aan deze zijde niet
meer ontwaken, maar in hun slaap de eeuwig
heid ingaan, zeker zullen wonen in het Vader
huis boven.
Maar Gods kind weet, hoe hij dan vooraf
op de knieën voor zijn God heeft gelegen
O, het werd gevoeld, dat de Heilige Geest in
hem bad met ontuitsprekelijke zuchtingen Zóó
mocht hij den Heere zoeken en vinden, om
vergeving van zonden te ontvangen in het bloed
des kruises En toen is dat vertrouwen in de
ziel gekomen, na zulk een gebed, dat hij veilig
en geborgen was in Christus, ja toen kon hij
alles aan den Heere overgeven en het werd
zijn zalige bevinding; „Ik lag en sliep gerust,
want de Heere ondersteunde mij!'. „Ik zal in
vrede te zamen nederliggen en slapen, want
Gij o Heere alleen, zult mij doen zeker wonen".
En dan wil dat maar niet alleen zeggen,
dat de Heere de wacht houdt over zijn lichaam
en zijn woning, dat Hij hem beschermt tegen
uitwendige vijanden, maar veel meer, dat God
ook voor zijn ziel zorgt
O, als Gods kind, vóór het gaat slapen,
mag bidden: „Geef mij heilige gedachten en
ween- ia deri droom mijn lust", dan bewaart de
Heere hem ook voor zondige gedachten in den
droom, maar dat niet alleen God doet meer
Hij werkt ook aan de ziel van Gods kind
in den slaap We mogen gerust aannemen,
dat Hij dan ook bezi.g is het hart te versterken
voor den geloofsstrijd van den volgenden dag.
En is 't niet de ervaring van Gods kinderen,
dat zij in de morgeizuren minder zondigen dan
in de avonduren
Wat een genadje dan, zóó te mogen neder
liggen en slapen!
Door den Heere Jezus aangebracht 1 Nooit
zou iemand in vrede nederliggen en slapen, als
in onzen tekst, als Hij dat niet voor Zijn volk
verdiend had. Alleen daardoor, dat Hij geen
steun had om het moede hoofd op neer te leg
gen, kunnen Gods kinderen in vrede neder
lagen- En dat zij zóó mogen slapen, heeft ook
Hij door zijn slapen verdiendWe lezen
van Hem, dat Hij vermoeid was en in het
schip ging en in slaap viel. Uitgeput en slapen,
opdat Zijn volk zou kunnen rusten en slapen
Zoo verdient Hij in Zijn slaap nog een zee
van zaligheid voor de Zijnen
l^ebt gij kennis, lezer! aan zulke nachten?
Ziet, de slaap is beeld van den natuurstaat
van den mensch. Van nature slapen we allen
den slaap der goddeloozen, den slaap van
valsche gerustheid. We zeggen: „Ik zal in vrede
nederliggen en slapen". „Vrede, vrede en geen
gevaar". En we weten niet aan welk een groot
gevaar dat we blootstaan. O, hoe moesten we
niet kunnen slapen, omdat we van nature
niet voor God kunnen bestaan
O, gij kunt mogelijk spreken van slapelooze
nachten. Maar de oorzaak daarvan is, dat ge
bang zijt voor brandgevaar, voor inbrekers,
bang voor uw brandkastOf, omdat ge in be
narde omstandigheden verkeert, omdat ge groote
geldelijke verliezen geleden hebtMisschien
ook, omdat een of meer geliefden des harten
werden weggenomen.
Maar ondertusschen kent gij geen slapelooze
nachten, omdat u uw zonden voortdurend voor
oogen zweven Gij zijt niet bevreesd om in
onverzoenden staat met God in te slapen
Gij denkt er niet over, dat ge ieder oogen
blik tot een vreeselijk ontwaken in de hel kunt
worden geroepen, ja zult worden geroepen,
als gij niet opstaat uit den slaap uwer zonde
O, hoe vaak gebeurt he!^ dat iemand gezond
en wel gaat slapen en slapende de eeuwigheid
ingaatDaar staan we allen bloot voor
Maar ook, al is dat niet het geval: „Wie
leeft er, die den slaap des doods niet eens zal
slapen Wie redt zijn ziel van 't graf En
dan geen bekeering meer mogelijk.
O, reiziger naar de eeuwigheid, sta nog op
uit den slaap der zonde. Ontwaakt, ontwaakt
en laat Christus over u lichten Ga niet slapen
vóór dat ge vrede gevonden hebt in het bloed
des kruises, voor dat ge weet in Christus met
een ^bevredigd God te doen te hebbenHet
is hu de dag der zaligheid.
Weet gij, lezer, dat er een nimmer eindigende
eeuwigheid voor de deur staat1? Weet ge met
een Heilig en rechtvaardig God te doen te
hebben Weet ge wat het zeggen wil, niet
in vrede te kunnen nederliggen en slapen, om
dat gij met u zelf en met uw zonden te doen
hebt gekregen Omdat gij ook oog hebt ge
kregen voor Gods wraaknemende gerechtigheid
„O", zoo zegt een bekommerde ziel, „daar
zijn wat nachten, dat de slaap van mijn oogen
wijkt en als ik al even insluimer, dan zie ik
aanstonds bij het ontwaken al meer mijn schuld
voor God en gevoel den toorn des Heeren.
O, ieder oogenblik kan mij stooten in het
eeuwig verderf".
O, als 't zóó met u gesteld is, dan spoedig
naar Jezus heen Ja maarzegt ge. Ja,
wat maar Meent ge, dat Jezus slaapt O ja,
Hij kan Zich wel eens slapende houden Maar
Hij doet het nooitAls ge dat meent, zijt
ge zelf misschien nog niet goed wakker Vraag
dan den Heere maar om afbrekeride genade,
opdat gij spoedig verstaan moogt, dat bij Hem
alleen vrede en rust voor uw ziel te verkrijgen
is. Dan zal het ook bij u worden: „Ik zal in
vrede te zamen nederliggen en slapen, want
Gij, o Heere alleen, zult mij doen zeker wonen".
Daar weet gij, kind des Heeren, bij eigen
ervaring van te spreken. O overdenk veel de
genade u geschonken Gij hebt verdiend eeuwig
te waken in èen poel van jammer en ellende
Dat zou uw lot zijn geworden, als de Heere
u niet genadig was geweest. Genade is het, dat
ge nu in vrede moogt nederliggen en slapen,
en zelfs in dien slaap nog pasklaar gemaakt
wordt voor den Hemel, waar gij straks zeker
zult wonen
Maar, zegt ge, die nachten zijn niet zoovele
ze zijn weinige. Maar dan moet gebedenken,
dat de oorzaak daarvan menigmaal is, dat gij
't er ook zoo slecht afbrengt voor den Heere.
Laat uw schuldbelijdenis, voordat ge u ter ruste
begeeft, niet vaak zooveel te wenschen over
Maar dan kunt geook niet verwachten, dat ge
in vrede zult nederliggen en .met den Heere
inslapen en dan mist ge ook de zekerheid des
geloofs, dat ge eenmaal zeker bij den Heere
zult wonen
Laten dan die nachten vele wordenLaat
het daartoe uw lust en begeerte zijn om des
daags in alles rekening te houden met den
Heere. Beijver u aan Zijn hand te loopen, dan
kunt gij er 's avonds op rekenen, dat Hij,
nadat gij uw knieën voor Mem gebogen hebt,
uw ziel zal toefluisteren, dat geen kwaad u
zal wedervaren en geen plaag uw tent zal na
deren, ja dat Hij uw ziel in den slaap met Zijn
genade zal versterken; meer nog,' dat Hij dat
zal blijven doen, totdat voor u de slaap des
doods aanbreektOok dan zal Hij u niet be
geven noch verlaten Als uw lichaam weder
keert tot de aarde, overgaat in den slaap des
grafs, zal uw ziel zeker wonen in den Hemel
Maar daar blijft 't niet bij
De slaap is beeld van den dood, het slapen
gaan beeld van het sterven en het ontwaken
beeld van de opstanding der dooden. De Heere
zal ook uw lichaam in het graf bewaken, totdat
straks de ure van de opstanding uit de dooden
is aangebroken. Dat zal voor u zijn naar
lichaam en ziel beide de dageraad van eeuwige
heerlijkheid.
Ziet, dat predikt u ook het woord van onze
overdenking. Gij kunt met vertrouwen den slaap
des doods tegengaan.
En als ge dan ook aan uw eigen hart ervaren
hebt, wat het is „in vrede te zamen neder te
liggen en te slapen", dan weet ge, dat bij zulk
een inslapen de Heere u indachtig maakte, dat
Hij u bij het overgaan in den slaap des grafs,
in Zijn armen zal nemen. En als ge dan na
zulk een slaap mocht opstaan en het daglicht
aanschouwen, dan vroeg de Heere aan u of
gij u ook in den slaap des doods niet aan Hem
zoudt toevertrouwen, omdat Hij u weer terug
gebracht had in het heerlijkst licht, zooals Hij
dat doen zal in den jongsten dag
En dan mocht ge gelooven: „want Gij, o
Heere alleen, zult mij doen zeker wonen".
„Zeker wonen" op een nieuwe aarde, waar
geen nacht meer zal zijn, maar vrede tot in
alle eeuwigheid.
H. v. Y.
BB BB
KERKELIJK HUWELIJK.
Met de rubriek „Geestelijke Opbouw" be
doelen wij dergelijke stukjes, die dienstbaar
kunnen zijn tot de godsdienstig-zedelijke ont
wikkeling van ons volk; alzoo de verruiming
van onzen blik op het kerkelijk erf onzer va
deren van verleden en heden en de verdieping
van inzicht in de geestelijke vraagstukken. Het
spreekt vanzelf, dat wij dan ook dikwijls in
aanraking komen met datgene wat eenerzijds
ook geplaatst kon worden onder het hoofd
Kerkelijk Leven.
Zoo thans een enkel woord over het Ker
kelijk Huwelijk.
Onder de liturgische geschriften, te vinden
in ieder Kerkboek, treffen wij aan het „for
mulier om den huwelijken staat voor de ge
meente van Christus te bevestigen".
Dit formulier is een van de oudste,. die wij
bezitten en werd door Petraus Datheen
15311588) ontleend aan de Kerkorde van
de Paltz (in Duitschland)die wederom geput
heeft uit de gegevens van Calvijn.
Het blijkt, dat het formulier het huwelijk eene
goddelijke instelling acht, echter niet, zooals
bij Rome, dit tot een sacrament verheft.
Het behoort tot de natuurlijke levensorde,
die gelijk alles op dit gebied, door God in
de schepping is gelegd, doch behoeft naar
de opvatting onzer vaderen, de kerkelijke be
vestiging ift het midden der gemeente voor
Gods heilig aangezicht.
Dit is in den loop der tijden de gangbare
opvatting geworden onder het gereformeerde
volk van vorige eeuwen.
Wel was er reeds in 1580 een burgerlijk
huwelijk, doch de verwarring was nog ontzet
tend groot. Het formulier van Datheen heeft
belangrijke wijzigingen ondergaan, ten slotte in
1618/19, met de Dordtsche Synode, waarna het
in de liturgische geschriften is opgenomen, zoo
als wij het heden bezitten.
De tijden waarin Maarten Micron het op
stelde waren ernstig en zwaar, hetgeen in den
somberen aanhef nog naklinkt.
Het formulier heeft le een didactisch, d.i.
onderwijzend gedeelte, en 2e een liturgisch deel.
Onder het liturgisch deel verstaan wij dat stuk,
waarin de kerkelijke handeling der huwelijks
sluiting naar voren komt.
Tot het jaar 1795 werd het huwelijk be-i
schouwd als eene zaak, die kerkelijk bevestigd
moest worden.
Immers de verloofden hadden, zich bij den
predikant ter plaatse in ondertrouw begeven,
die hunne namen op het register plaatste. De
kerk hield deze boeken bij.
Toch was er in menige plaats eene grove
wanordelijkheid op te merken, gelijk ons het
boekje van Prof. Knappert: „Verloving en hu
welijk in vroeger dagen", duidelijk leert.
Velen die voorgaven getrouwd te zijn, an
deren di? den pastoor of predikant, bij ge
mengde huwelijken n.l. om den tuin leidden.
Stelde men prijs op een officieel 'gesloten
huwelijk, en had men de kerk den rug toe
gekeerd, dan was door de verschillende wet
geving in onze gewesten, zoon huwelijk in
vroeger dagen van verschillende rechtskracht.
Het normale huwelijk, overal geldigheid waar
borgende, met al zijn consequenties, was het
huwelijk gesloten in de Gereformeerde Kerk.
Door revolutie en ongeloof kwam echter deze
huwelijkssluiting in gedrang.
Velen weigerden zich bij den plaatselijken
predikant op te geven. Daar hierdoor groote
moeilijkheden ontstonden, wijl men gewoon was,
na aflezing van den kansel, dit huwelijk des
Zondags in de samenkomst der gemeente (ge
lijk nog op sommige plaatsen geschiedt) te be
vestigen, kwam in het jaar 1795 een ommekeer.
Dit was het jaar der groote Fransche Re
volutie.
Aan alle kerkeraden en burgerlijke over
heden werd een boekje gezonden, waarvan de
aanhef is
Publicatie,
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
1795. Het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid.
Verder lezen wij 12 geboden, betrekking heb
bende op de nieuwe huwelijkswetgeving.
De reden wordt aldus omschreven, dat de
wetgevers zich „verplicht rekenen alle die daa-
den tegen te gaan welke uit enkele Religie-
zucht en dus uit een allerschadelijkste Dweperij
gebooren worden en welke met de waare ge
steldheid eener handeldrijvende Republiek vol
strekt strijdig zijn".
Gezien de verwarring die er heerschte, door
dat velen bij elkaar woonden zonder huwelijks-
acten, is het ingrijpen van Staatswege prijzens
waardig, doch de gevolgen voor het kerkelijk
publiek zijn diep treurig gebleken.
Immers ging ieder bijna in dezen stroom mede.
Het huwelijk werd officieel van Goddelijke
instelling verlaagd tot een burgerlijk contract.
Hiertegen gaat ons bedenken.
Dat de Wetgever in onze gemengde be
volking eerst een burgerlijke voltrekking eischt,
is administratief goed, doch daarmede is alles
gezegd.
Het huwelijk is de alleroudste instelling. Ou
der dan besnijdenis en doop, dan Pascha en
Avondmaal.
Het huwelijk is èen nieuw leven, eene on
verbreekbare verbintenis, en overwaard om
voor Gods aangezicht in ootmoed aan te gaan.
Wie als orthodox protestant, in eer en deugd
trouwt, mag zich daarvan niet onttrekken, wijl
het juist een zegen des Heeren is een levens
gezel (lin) gevonden te hebben.
En wie belijdend lidmaat is der Kerk, ver-
siere deze belijdenis, naar het woord van a
Brakel, met een geloovigen wandel, door aller
eerst op dit nieuwe levenspad, bezaaid met
rozen en doornen, des Heeren aangezicht te
zoeken.
Wie er zich van afmaakt door te zeggen
ik kan de belofte toch niet nakomen, heeft
juist, omdat hij of zij het zelf niet kan,
des Heeren hulpe noodig.
Ieder nieuw begin zij met het gebed Onze
hulpe zij in den Naam des Heeren.
Deze levensregel is gegrond op Gods or
dinantiën, die door de Revolutie zijn wegge
vaagd.
PROTESTANT.
Bij eenig nadenken dringt zich de vraag wel
eens aan menigeen opVanwaar de naam
„Protestant" en wat is de beteekenis
Waar wij kort geleden den Hervormingsdag
31 October hebben herdacht, hetzij in onze kerk
of in ons huisgezin en waar de naam protestant
nu bijna vier eeuwen oud is, willen wij even
in de historie teruggaan.
Op 31 October 1517 had Dr. Maarten Luther
zijn 95 stellingen aangeslagen aan de deur der
slotkapel te Wittenberg.
Een maand later waren zij door heel Europa
bekend en begon de groote strijd.
Na vele disputen en debatten over,het vóór
en tegen, werd Luther door den Paus veroor
deeld en in den kerkelijken ban gedaan. Dat
wil zeggen: hij werd van de kerk en alzoo van
de zaligheid afgesneden. Niemand mocht hem
herbergen, maar wel straffeloos alle onheil be
rokkenen.
Daarop volgde verantwoording voor den
keizer.
Deze was pas aan de regeering en had vele
zaken te regelen. Dit geschiedde altoos in
Duitschland op den Rijksdag, waarop alle vor
sten en hooge overheidspersonen vergaderd
waren.
Deze Rijksdag duurde soms maanden, en werd
nu eens hier, dan weer elders gehouden.
De eerste rijksdag onder den nieuwen keizer
Karei V zou gehouden worden 1521 te Worms
en werd 28 Januari geopend.
Op het groote programma stond ook de
kerkelijke aangelegenheid van Luther. Daartoe
was hij ontboden per 18 April.
Hij verscheen, verantwoordde'zich, doch werd
veroordeeld.
Doch deze veroordeeling was niet officieel,
want de keurvorst Frederik de Wijze en de
Palzgraaf waren met vele andere van Luthers
aanhangers vertrokken.
De veroordeeling ging echter toch door, be
vestigd bij Wormser Edict besluit) van
25 Mei 1521, hoewel gedateerd 8 Mei; dit was
om er een officieel karakter aan te geven.
Het kwam hierop neer: Van Rijkswege werd
nu Luthers uitlevering geëischt. Zijn aanhangers
moesten gevangen genomen worden, en zijn
boeken verbrand.
Allerlei politieke omstandigheden verhinder
den echter de uitvoering er van, daar niet alleen
veel volk, doch ook vele vorsten aanhangers
van Luther waren.
Nu was er vijf jaren daarna wederom Rijks
dag, n.l. te Spiers.
Daar kwam het Edict van 1521 ter sprake.
Het resultaat was, dat de Rijksstenden, d.w.z.
degenen die ten opzichte hiervan te oordeelen
hadden, zóó moesten handelen, als zij voor
God en den Keizer meenden te kunnen ver
antwoorden.
Er was dus een overeenkomst getroffen, zon
der geloofsdwang.
Maar dezie vrijheid van 'overtuiging, ge-
honden aan het Woord Gods, was de toen
malige wereld vreemd, en in strijd met het
Oppergezag der R. K. Kerk.
De Pausgezinde vorsten voelden dit zeer
goed en de Roomsche Kerk wankelde daar
mede op hare grondvesteij;
Deswege werd deze zaak op den daarop
volgenden Rijksdag weer besproken, n.l. we
derom te Spiers in het jaar 1529.
Het besluit was aldus: De vastgestelde over
eenkomst van 1526 werd ingetrokken. Men
mocht geen godsdienstrichting voorstaan die af
week van Rome, ook al dacht men 3it voor
God en den Keizer te kunnen verantwoorden,
doch werd gebonden aan het vroeger genomen
besluit van 1521, het Edict van Worms.
Dit nu lokte bij de „Evangelischen" verzet
uit, welk verzet zij schriftelijk vastlegden in het
protest van 19 April 1529. Daarin ver
klaarden zij, dat een ieder in de zaken, die
de eere Gods en de zaligheid der ziel raakten,
vrij moest blijven om te handelen gelijk hij
voor God en zijn geweten verantwoorden kon.
Dit protest werd onderteekend door den
keurvorst van Saksen, den landgraaf van Hes
sen, den markgraaf van Brandenburg, de her
togen van Lüneburg en den vorst van Anhalt
en door 14 steden, waaronder Straatsburg.
De protesteerenden werden vanaf 19 April
1529 protestanten genoemd.
Deze naam waarborgt echter niets positiefs.
Wel was dat bij de opstellers de bedoeling
in dien zin, dat zij zich met Luther schaarden
om het geschreven Woord Gods.
Zij protesteerden tegen geloofsdwang.
Het Protestantisme heeft sedert dien tijd al
lerlei phasen doorloopen.
Er is b.v. Luthersch, Anabaptistisch en Cal
vinistisch protestantisme gekomen.
In onzen tijd noemt zich ieder protestant, die
niet R. Katholiek is. Daar zit een element van
waarheid in.
Echter is de opzet anders.
Het wordt saamgevat in Luthers woord
„Het Woord Gods zult gij laten staan
Noemt een vrijzinnige zich dus protestant,
gelijk velen vereenigd zijn in den Protestanten
bond, dan hebben zij wel den naam, doch niet
de zaak.
Van negaties kunnen wij niet leven.
Daarom raakt de naam protestant in dis-
crediet.
En terechtEr ligt geen waarborg in voor
het geloofsleven.
De naam protestant heeft eigenlijk veel meer
inhoud, maar, zooals het altijd gaat: de woor
den krijgen de beteekenis door het gebruik.
Wie protestant is, getuigt, want „testeeren"
beteekent getuigen.
Getuigt iemand pro, d.i. vóór, (in tegenstel
ling met contra, d.i. tegen) dan is hij de ware
pro-testant naar de grondbeteekenis van het
woord.
Zoo'n protestant protesteert tegen geloofs
dwang, en getuigt van en vóór de geopenbaarde
waarheid GodsJezus Christus overgeleverd
om onze zonden, opgewekt om onze rechtvaar-
digmaking.
VAN DEN BOMMEL
door
Ds. G. VAN DER ZEE.
Toen de kwestie met den Ambachtsheer in
zake het beroep van Ds. Wilh. de Valois was
opgelost, werd hij den 24 October 1683 alhier
bevestigd door Ds. Petrus Magerus.
Deze jaren verliepen rustig, althans ver
melden de boeken geene treffende of schok
kende gebeurtenissen.
Maar spoedig zou het leven van dezen jongen
predikant worden afgesneden. Het was n.l. in
den nazomer van 1686, dat de treurmare van
zijn overlijden over het dorp ging.
„Door het ontijdigh afsterven van Ds. W.
de Valois is de gemeynte J. Christi op den
Bommel geruymen tijt herderloos geweest."
Deze geruime tijd was n.l. nog geen half
jaar, daar de opengevallen plaats „spoedig"
(zouden wij zeggen) bezet werd door Ds. A.
de Roi, voorjaar 1687.
Hoewel hij hier slechts vier jaren stond, is
er van zijn tijd toch meer te verhalen.
Het was n.l. in de avondgodsdienstoefening
(hoewel men des Zondags 's middags kerkte)
met een enkele kaars te donker. En wijl het
tevens een sieraad voor het gebouw zou zijn,
besloot men tot aankoop van twee koperen
kaars-kroonen.
Dit plan vond ingang bij de gemeenteleden,
want aan vrijwillige bijdragen werd ongeveer
44.gecollecteerd, terwijl de diakoniekas
de rest aanzuiverde tot een bedrag van 92.25.
De smid Jacób Noordijk leverde het ijzerwerk,
terwijl een jaar later melding gemaakt wordt
van het aanbrengen van 12 koperen knopjes.
Dat ze zijn aangeschaft voor winteravond
beurten blijkt ook al uit het feit, dat er posten
op de rekening staan als vergoeding voor den
predikdienst. De kerk zelf gaf overigens nog
geen bijdrage in het tractement.
Allengs kreeg alles een nieuw aanzien, daar
na 42 jaren ook de predikstoel opnieuw werd
bekleed en van een nieuw Psalmboek werd
voorzien. Men zong tot 1775 de psalmen van
Petrus Datheen.
Voorts werd in Febr. 1689 een avondmaal-
servies van tin aangeschaft, n.l. 3 schotels en
4 bekers, samen voor 12.60.
Maar niet alleen het interieur, ook van buiten
herstelde men hetgene dat om herziening riep,
n.l. den toren, die toen met lood werd bekleed.
Tot in de dagen van dezen predikant A. de
Roij was er in den dienst nog maar één col
lecte, n.l. voor de Diaconie.
Wij zagen reeds vroeger, dat hieruit de be-
hoeftigen werden gestèund en voorts, dat het
Schoolmeestersgeld er uit betaald werd. De
rest was voor de kerkekas.
Ds. de Roij stelde echter in 1688 voor om
tot beter onderhoud van de kerk een tweede
zakje te doen rondgaan.
Hiervoor had men echter noodig de toestem
ming van den Ambachtsheer. Deze had echter
reeds voor eenige jaren hiertoe tijdelijk ver
gunning verleend, doch het geld was voor de
Groote-Armen van Ooltgensplaat. Later was
dit recht ingetrokken. Om echter meer kans
van slagen te hebben, werd hem dit bericht,
dat n.l. een tweede zakje geen nieuwigheid was.
Na veel kwestie hierover was in 1690 het
practisch resultaat, dat het tweede zakje werd
ingesteld, terwijl de gecollecteerde penningen
voor de helft aan de kerk kwam en de andere
helft voor de Groote Armen van Ooltgensplaat.
Men bedenke bij dit laatste, dat Den Bommel
burgerlijk nog geen zelfstandige gemeente was,
en dus onder Ooltgensplaat hoorde.
Hiermede was meteen de scheiding der kas
sen van kerk en diaconie een feit geworden,
echter met dien verstande, dat elk tekort dij-ect
door de diakonie werd gedekt, zonder dat het
noodig was ook maar iemand daarvan reken
schap te geven.
Dit tweede zakje met zijne bestemming voor
beiderlei doel heeft echter in den loop der
eeuwen kwestie veroorzaakt.
Wij moeten nu een sprong maken naar het
jaar 1829.
Koning Willem I bepaalde, dat het begraven
vanaf 1 Januari van dat jaar moest beschouwd
worden als een burgerlijke aangelegenheid en
niet meer als een kerkelijke plechtigheid. Het
begraven i n de kerk was vanaf dien tijd
(1 Jan. 1829) verboden.
Alzoo ging het kerkhof over van de kerk
op de burgerlijke gemeente, en wel tegen een
jaarlijksche erfpacht van 57.50.
Dit betaalde de burgemeester tot 1857 trouw
aan den kerkmeester. Doch toen hij in deze
betaling nalatig bleef, weigerde de kerkeraad
om de helft der gecollecteerde penningen af
te staan. De burgemeester sommeerde tot be
taling, doch de kerkeraad bleef zijn standpunt
innemen.
Daarop dreigde de burgervader met een pro
ces, waartegen de kerkeraad zeer opzag, en
besloot de zaak in der minne te schikken, door
van de erfpacht af te zien.
Zoo waren beide lichamen, kerk en gemeente,
van elkaar af.
(Wordt vervolgd).
RECTIFICATIE.
In het vervolg-artikel over Christelijk-Sociale
beginselen, sloop een hinderlijke drukfout in de
voorlaatste alinea van ons vorig no.
Het ging over de vonkskens en resten van
het beeld Gods, daardoor heeft de mensch
(aldus Prof. Visscher in zijn Ethiek) de ont
vankelijkheid voor de herschepping. Er
stond: heerschappij.