H^Wusgekmd
PUROL
£)e ïïlüit
BESTEVAER
Economisch Moverzichi.
FEUILLETON
Dil nul
Verkoopingen.
Marktberichten.
Het huisje aan den Zeedijk
Rotterdam en haar
gevaren.
Hy ia de man
die de schoons
Raai? zwace taak
leeft het iand
ra tqd van nood
te beveiligen
tegen vceemde
dvecheeeaching
terneee daai? deze, hem in slaat
■stelt cuatid te geniéten van de
rieeptyke
Land- en Tuinbouw.
Zat.
■i
Wu
DANSGELEGENHEDEN.
Aanvankelijk was mijn plan, om niet meer
over Rotterdam en haar gevaren te schrijven,
hoewel er nog veel over te schrijven is.
Mij is gebleken, dat vele lezers het zeer op
prijs stellen, om op de gevaren en de groote
zonde te wijzen. Zoodoende ben ik besloten
om er nog een enkel artikel aan te wijden, in
de hoop, dat het voor velen, die op het hellend
vlak zijn, remmend mag werken en tot terug
keer mag brengen op het goede pad tot behoud
van hun onsterfelijke ziel. En dat het voor de
gelukkig velen, die nog niet veel van het
kwaad weten, een afschrikking mag zijn. Men
moet er van walgen en daarom is het noodig,
dat men er iets van weet. Dan kan misschien
wanneer iemand in de verleiding komt, het weer
staan, want men weet dan de gevolgen.
Z. zond mij een ingezonden stukje door mid
del van dit blad (31 Oct. 1928). Hij of zij
vroeg mij of ik wel wist, dat er op de eilanden
ook toestanden heerschen, die ah. w. een
publiek schandaal zijn. Zeker, de menschen ge
tuigen overal van zonde. U noemt één geval,
maar ik zou U wel honderden gevallen kunnen
noemen, die ten hemel schreiend zijn. Ik ben
het volkomen met uw schrijven eens, ik vind
het een droevige zaak. Zeer zeker zullen de
schuldigen gestraft worden door den Hoogen
Rechter.
Feit is, dat het kwaad of zonde over het
geheel genomen sterk toeneemt en het ongeloof
en afval sterk uitbreidt. De Profetiën in de
Heilige Schrift worden meer en meer vervuld.
De tijd nadert snel, dat het worstelen zal wor
den tot behoud onzer kerken. Maar het geloof
kan men niet ontnemen, evenwel dan zal het
een waarachtig geloof moeten zijn.
In Rusland is men al druk bezig om God
en Zijn dienst weg te cijferen Weg met de
kerken. Nog kort en men wordt vervolgd
Maar ik dwaal van mijn onderwerp af. Ik
wilde het hebben over dansen. Of het een
genot is, weet ik niet. Ik versta de kunst van
dansen niet. Door mijn ambt ben ik in de ge
legenheid geweest om het dansen dikwijls van
nabij te zien. Dus hoe er gedanst wordt en de
gevolgen, daar kan ik wel over oordeelen.
Er zijn verschillende dansgelegenheden in Rot
terdam. Openbare danshuizen zijn er, gerekend
naar een wereldstad, niet veel. De volksdans
huizen vindt men in dat gedeelte der stad, waar
de prostitutie en haar heele aanhang hoogtij
viert. Daar waar de meeste kroegen bijeen
zijn. B.v. op den Schiedamschen dijk, die de
lengte heeft van nog geen kilometer en waar
ongeveer 120 kroegen zijn, die alle tot des
nachts half één open zijn, behalve Zaterdag,
dan mogen de kroegen tot 's nachts 1 uur
open blijven. Daar vindt men ook de volks
dancings. En die inrichtingen zijn, de een al
mooier dan de ander ingericht. Het is er alles
even luxe. Er branden ontelbare mooie lampen,
die soms wonderbare effecten terugwerpen,
door het mooie geslepen spiegelglas, dat zich
schier overal bevindt. Dat is mooi, schitterend
en trekt de uitgaanders.
En dan achter in de zaal een prachtig mooi
groot orgel, een wonder der techniek, met een
front, zeer imponeerend. Als regel een paar
engeltjes er op met de bazuin.
Daar sta je dan te midden in de wereld, in
Moeders nemen voorde roode.
gesmette of ontstoken huid van
de kleine, uitsluitend
het allerbeste, en dat is
Doos 30 en 60 cl. Tube 80 ci. Bij Apofh. en Drogisten
de groote zonde. Dan komt de gedachte bij
je op, wanneer je die engeltjes op dat orgel
ziet: ja, eenmaal, op dien Grooten Dag, dan
zullen de Engelen komen met een groot geluid
der bazuin.
Nu behoeft men echter niet in zoon danshuis
te zijn om aan eeuwige dingen te denken, en
men behoeft heusch geen engeltje op een orgel
te zien, om je te helpen herinneren, dat men
moet waken
In sommige zaken bevindt zich ook een strijk
je, dus als het groote orgel zwijgt begint het
strijkje. Zoo doende wordt er voor de dansenden
niet veel tijd verloren. Die inrichtingen mogen
open zijn van 's avonds 8 uur tot 12 uur. Het
zijn wel zeer verleidende en verlokkende in
richtingen. Ook is er natuurlijk wat te drin
ken, want allen hebben „verlof". Ook dragen
sommige danshuizen prachtige namen, als
Alcazar, Walhalla, Kristallenpaleis, enz. Een
portier, meestal in prachtig uniform, vindt men
bij den ingang. Dat is de man, die een oogje
in 't zeil houdt, die dronken menschen weert;
of wanneer er binnen soms ruzie-makende ele
menten zijn, dan is hij de man, die met behulp
der kellners of assistentie der politie het on-
gewenschte op straat deponeert, en de orde
is weer hersteld, het pirement draait weer lus
tig voort. En vanaf de straat hoort men de
muziek.
De menschen, die deze inrichtingen bezoeken
zijn van verschillend allooi. Iemand, die nog
geen 18 jaar is, wordt niet toegelaten, dat is
verboden volgens politie-voorschrift. Maar het
is tegenwoordig zoo gesteld, dat het verschil
in leeftijd soms moeilijk is uit te maken. Der
tigers lijken soms minderjarig, gezien de Wee
ding, kort haar enz.
Vele jonge menschen van beide geslachten
vertoeven daar. Vele prostituees komen daar,
niet alleen om te dansen, maar in hoofdzaak
om een „klantje" machtig te worden, en die
hebben veel succes. Het dansen op zichzelf
wekt in erge mate de geslachtsdrift op, vooral
bij moreel zwakken. U moet zien hoe er ge
danst wordt. Het elkaar pakken en het werken
met de knieën en vooral met het onderlichaam.
Vele meisjes dansen daar met het kennelijk doel
om mannen over te halen voor wat anders. En
ook mannelijke wezens vallen daar niet buiten
Sommige vrouwen dansen a. h. w. in bad-
costuum. Japonnetjes boven de knieën, zonder
mouwen en een zeer lagen uitgesneden hals.
Het heeft werkelijk soms veel weg van een
badcostuum.
Begrijpt U nu de gevaren
Met einde is meestal: geld weg en soms zeer
vaak de gezondheid. (U zult nog wel herinneren
mijn schrijven over de geslachtsziekten
De dansgelegenheid is een groot gevaar, voor
al voor jonge meisjes. Het leidt bij velen tot
prostitutie. En wat de mannen betreft, die gaan
veelal een weg bewandelen, die leidt tot ver
derf.
Wat de eerste klas dansinrichtingen betreft,
die zijn niets beter dan die boven omschreven.
Die worden meestal bezocht door menschen
van meer „stand". Wat het dansen betreft, daar
is niet veel verschil in. De omgang of han
delingen zijn niet zoo in 't oog loopend. Daar
komen vele gehuurde vrouwen. En ook natuur
lijk omgekeerd. Soms kunnen de gevolgen van
die danspartijen tot verkeerde dingen leiden.
De verhouding wordt allicht intiemer. Want
om te dansen moet men elkaar toch beetpakken
En dat noemen sommige menschen al „eenig".
Het dansen is absoluut uit den booze, alleen
nog maar gezien wat er uit voortvloeit.
Nu krijgen we nog andere dansgelegenheden,
de z.g.n. besloten clubjes. Daar waar het ge
leerd wordt. De „wortel des kwaads"
Ik zal even een dansleeraar aan het woord
laten, die zijn waar aanbiedt. Lach niet, hoor
Dansen is de onmisbare aanvulling eener
volledige opvoeding. Niemand kan in de be
tere kringen verschijnen, noch er een goed
figuur maken, als hij niet behoorlijk dansen
kan. Door dans-oefeningen verwerkt men
goede manieren en de noodige bevalligheid
van beweging. Aan de manier, waarop Dames
en Heeren zich voortbewegen, of groeten, of
Zich voorstellen, kan men zien, of zij min
of meer iets van de Danskunst weten. De
gezellige lessen, bals en besloten oefening
avonden maken de jonge menschen vertrouwd
met de heerschende gewoonten en étiquette.
Juist wanneer men eenig begrip van dansen
gaat krijgen, begint het een bekoring te wor
den, daar men dan de volle aandacht aan
stijl en houding kan wijden; en men in een
aangenaam millieu eenige genotvolle uren
doorbrengt
Het is tegenwoordig een eisch, welke de
moderne samenleving stelt, dat iemand uit
de beschaafde kringen de moderne dansen
machtig is. Niet iedereen heeft gelegenheid
of zooveel kennissen, om zelf een club te
vormen, wij lossen dit echter prachtig voor
U op; en hadden het vorig jaar dan ook
veel succes met een club, door ons saam-
gesteld uit kleine clubjes, speciaal van ge
huwden. De grootte der zaal en de aange
name meubileering leenen er zich bijzonder
voor, om het gezellig en intiem te maken.
Hetzelfde bereikten wij ook met onze diverse
middag-clubs, waar gehuwde en ongehuwde
dames, tijdens hun thee-uurtje, de moderne
dansen leerden, terwijl de avondclubs (voor
dames en heeren; benevens jonggehuwden)
zoo bezet waren, dat wij velen moesten af
wijzen.
Voor jongelui van H. B. S„ Gymnasia,
M.U.L.O. en andere scholen, vormen wij
prettige clubs, waar zooveel mogelijk de
zelfde leeftijden bijeen gebracht worden.
En nu nog een groote, of wel de voor
naamste factor. Het dansen en wel voor
namelijk op lessen, is een heel intiem iets.
Het moet voor de ouders een geruststelling
zijn te weten, waar hun kinderen dansles
krijgen.
Dan volgt de aanbeveling waar men terecht
kan.
Bovenstaande kon men lezen in het Rotter-
damsch Nieuwsblad van 10 September 1928.
Zijn nu alle menschen, die gaan dansen,
slecht Neen, ik zal de laatste zijn die dat
zegt. Wel zitten er veel „slangen" onder, zoo
als Z. dat uitdrukt. (Geen hyena's hoor, die
loeren op dood aas
Ja Z„ de gelegenheid maakt den dief. En
een groote stad biedt zooveel gelegenheid om
iets, dat vast staat, aan het wankelen te bren
gen. Zeker, Rotterdam biedt ook veel goeds,
maar door op de gevaren te wijzen, blijven
er misschien sommigen bij het goede. Satan
viert er hoogtij.
Wanneer er in Rotterdam aan een gevel of
iets dergelijks gewerkt wordt, of een glazen-
wasscher de ramen wascht, dan moet er een
driehoek van zekere afmetingen zichtbaar in
't oog loopend ophangen, als teeken voor den
voetganger voor eventueel gevaar. Het zou
niet kwaad zijn, wanneer er boven op de hef-
toren in de Koningshaven of boven op het
Witte huis een heele groote driehoek stond als
teeken: „Denk om de gevaren, die men in
Rotterdam kan ontmoeten". De gevaren voor
het zieleleven. De zonde, die wel overal is,
maar in groote steden bij uitstek hoogtij viert.
R. TR.
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(Nadruk verboden)
In moes- en bloemtuin, keuken en kelder.
(2e helft November.
Wie onzen raad opgevolgd heeft, kan nu ook
zoo goed als in 't voorjaar, geregeld van het
s p i n a z i e-gerecht proïiteeren. Maar is het
niet beter, zoo is ons wel gevraagd om niet
n u te plukken of te snijden, maar alles er aan
te laten, opdat de pluk in 't voorjaar zooveel
te groöter zij. Ons antwoord hierop is ge kunt
er én nn én straks, in 't voorjaar, van pluk
ken en eten. Indien ge slechts voorzichtig te
werk gaat, zoodat de plantjes niet worden los
getrokken; in 't vroege voorjaar kunt ge den
groei aanwakkeren door één- of een paar maal
wat chilisalpeter te geven. Of een flinke beer-
bemesting, zooals velen doen, maar waarvan
wij niet houden. Zulk een bemesting, als de
groente spoedig zal worden genuttigd, vinden
we vies en onhygiënisch. We zullen het daar
over wel eens apart hebben. Wie zijn tuin
heeft op het zand en daar spinazie heeft ge
zaaid op den kouden grond, doet zeker ver
standig om er thans zooveel mogelijk van te
plukken, want bij strenge vorst kan menig
plantje sneuvelen. Ën dan nog eens: voorzichtig.
Ook met het loopen op of kruipen over de
bedden kan men veel bederven, vooral op
kleigrond, die dan te vast aan wordt ge
drukt. We zagen laatst, toen het ietwat
vroor, iemand al zeer zorgzaam zijn wortelbed
dekken. OnnoodigMen moet er niet gauw
met matten bij zijn. Wortel- en slabedden kun
nen een matig vorstje goed verdragen, de plant
jes worden er sterker door. Ook het dekken der
bakken doe men niet te gauw, en niet te
zeer. Dreigt er nachtvorst, dan legge men een
rietmat op, dat is voldoende. Eerst als het
sterker gaat vriezen, brenge men een dubbele
rietmat aan, of soms een stroomat. Blijft de
lucht 's morgens betrokken, wordt het niet hel
der, dan is het niet noodzakelijk de matten af
te nemen.
We zijn nu op eenmaal midden in het plant
seizoen gekomen. Misschien hebt ge al boomen
of heesters besteld, dat is goed, althans op vrij
hoogen grond, want daar is het beter te planten
in 't na- dan in 't voorjaar. Is bij aankomst
van het plantmateriaal wellicht vorst ingetreden,
of hebt ge het direct er niet naar om te planten,
dan moet ge het inkuilen, in een hoekje,
dicht opeen, ter beschutting tegen de vorst, 't
Gebeurt, dat door het lange vervoer de wortels
ingedroogd zijn, in dat geval worden de boomen
en struiken een nacht met de wortels in het
water gelegd. Waar ge ook op letten moet
Of er aan het ontvangen plantsoen nog blad
zit. Zoo ja, dan moet dat er af gedaan worden.
Want de bladeren zouden doorgaan met vocht
te verdampen, de planten zouden daardoor uit
drogen, want de afgestoken wortels zouden dat
verlies niet kunnen herstellen. Zijn de planten
voorloopig ingekuild, dan stelle men het planten
toch niet langer uit dan noodzakelijk is wegens
vorst. Hoe eerder, hoe beter: zoolang sterke
vorst niet allen groei doet ophouden, hebben
er in den oogenschijnlijk slapenden boom toch
nog omzettingen plaats, terwijl de boom of
heester ook direct jonge wortels gaat vormen.
Het planten van een vruchtboom dient
zorgvuldig te geschieden. Hij moet komen niet
alleen in vruchtbaren grond, maar ook in een
voldoend lossen bodem, waarin de wortels zich
onbelemmerd naar alle kanten kunnen ontwik
kelen. 't Is dus absoluut onvoldoende, dat
zooals nog vaak geschiedt een flink gat
wordt gemaakt, waarin de boom maar even of
ternauwernood past. Dat zou zich wreken door
slechten groei. Een flink, ruim plantgat dus,
waarin de boom spoedig kan aanwortelen en
doorgroeien. Bepaalde regels zijn verder niet
te geven, er moet gehandeld worden naar om
standigheden. Heeft men vele boomen te plan
ten, dan worde van te voren het geheele ter
rein, na behoorlijke bemesting, flink diep om
gespit; 't spreekt vanzelf, dat het dan niet noo
dig is bij het planten groote kuilen te maken.
De diepte van het planten worde geregeld naar
den waterstand, 't Is onnoodig diep er uit te
graven, of den ondergrond dieper los te maken,
dan het peil, waarop in den zomer het water
staat. Waar het water hoog staat, is het nuttig
en noodig wat aarde in de gaten te brengen,
zoodat de boomen op een verhevenheid of
heuveltje komen te staan. Met het planten kan
men doorgaan, zoolang de winter niet invalt.
Men neme nog het volgende daarbij in acht:
de wortels, die bij het opsteken beschadigd zijn,
worden met een scherp mes glad gesneden, de
snijvlakte naar beneden gericht, om het in
wateren en daardoor rotten te voorkomen; bij
eenigszins groote boomen kunnen we de kroon
wat insnoeien en uitdunnen, om hem in even
wicht te brengen met het verminderde aantal
wortels; deze moeten bij het planten goed naar
alle kanten worden uitgespreid. Is dit met. zorg
geschied, dan worden alle tusschenruimten met
fijne aarde aangevuld. De aarde mag bij het
planten niet te nat en klonterig zijn, doch ook
niet te droog. Rondom den wortelvoet moet
een hoeveelheid aarde, vermengd met compost
of mest, worden aangebracht, welke echter niet
in onmiddellijke aanraking met de wortels mag
komen.
Het feit, dat de Maatschappij tot Exploitatie
van Kunstzijde fabrieken in het buitenland, wel
ke in 1925 werd opgericht, tot heden nog geen
dividend heeft'uitgekeerd, moet voor de aan
deelhouders, buiten de Jïnka, ongetwijfeld wel
een groote teleurstelling zijn. Het publiek heeft
gemeend, dat kunstzijde, bij wijze van spreken,
indentiek aan goud geworden is, en nu dit bij
de Maekubee voorloopig niet het geval blijkt
te zijn, is deze teleurstelling zeer begrijpelijk,
vooral ook omdat de Enka, de moedermaat
schappij, zich nog steeds in grooten bloei ver
heugen mag.
Bij de Maekubee bestaat, zooals bekend mag
worden geacht, de exploitatie van Kunstzijde
fabrieken daarin, dat zij houdster is van aan-
deelen in kunstzijde produceerende fabrieken
de Maekubee is dus alleen indirect als exploi-
tante te beschouwen.
Hieronder volgt een opgave van de fabrie
ken, waarin de Maekubee geïnteresseerd is
a. de British Enka Artificial Silk Co. Ltd. te
Aintrec bij Liverpool, opgericht in 1925. Ver
leden jaar was een verlies in te halen van ca.
80.000 Niettemin heet het, dat de British
Enka er gunstig voorstaat.
b. de Société Lyonnaise de Soi Artificielle,
eveneens van 1925. Wanneer wij wel zijn inge
licht, heeft de Maekubee intusschen haar belang
bij deze onderneming verkocht. Dit belang droeg
ruim 9 millioen francs, waarvan de koers 500
zou zijn geweest. Op welke basis moet nu
deze koers begrepen worden volgens Amster-
damsche usantie a 50 ets of volgens de werkelij
ke beurswaarde der franc. Dit levert een ver
schil op van ongeveer 18.000.000.
c. de S.A. Italo Olandese Enka. Hiervan we
ten wij slechts, dat er moeilijkheden te overwin
nen zijn geweest, en dat groote concurrentie
ondervonden is geworden.
d. de Neue Glanzstoffwerke A.-G. te Breslau
Deze is opgericht voor nog geen twee jaar o.m.
met medewerking van de machtige Vereinigte
Glanzstoff-Fabriken A.-G. te Elberfeld.
e. de American Enka Corporation, welke dit
jaar in het leven is geroepen, en welke voor
loopig nog niet aan fabrikatie zal toekomen.
Uit deze gegevens blijkt dat over de vier on
dernemingen waarmede de Makubee in relatie
staat, slechts weinig bekend is, doch in nog
sterker mate geldt dit ten opzichte van het aan
deel, dat de Maekubee in die verschillende ven
nootschappen heeft. Voor de aandeelhouders
kan het in de eerste plaats van belang zijn te
weten, hoe groot het aandeel van de Maekubee
in die ondernemingen is, en of zij een meerder
heid van het kapitaal bezit, dus of zij in staat
is haar inzichten door te zetten. Slechts wanneer
deze bijzonderheden bekend zijn, Valt er een
peil te trekken op de waarde van de Maeku-
bee-papieren zelf. Dit te weten is daarom te
meer van belang, omdat het zeker is dat drie
van de vier fabrieken geen dividend betaald
hebben, hetgeen voor de holding company een
moeilijke factor is voor de juiste waardeering.
Intusschen werd de jaarlijksche algemeene
vergadering van aandeelhouders der Maeku
bee gehouden en het was op deze vergadering,
dat de Heer F. J. Bernhard verschillende vragen
gesteld heeft in verband met het boven be
schrevene. Verschillende dier vragen zijn niet
beantwoord, en geen enkele, welke betrekking
had op de absolute grootte van het aandeelen-
bezit. Geconstateerd is echter, dat het verlies
der Italo Olandese niet minder bedraagt dan
17.900.000 Lire of 2.325.000, en dat de winst
op de verkoop der aandeelen in de Fransche
fabriek niet 23.200.000 heeft opgeleverd doch
4.600.000.
Van de vier fabrieken zijn er dus twee welke
eerst een grooten achterstand moeten inhalen
voor er sprake kan zijn van verdeelbare winst,
terwijl de twee andere voor de productie geen
beteekenis hebben. Voor de aandeelhouders der
Maekubee staat dus geen andere weg open dan
af te wachten wat de toekomst zal brengen.
e
Verkooping van Drie Huizen met Erven,
zeer gunstig gelegen op den besten winkel»
stand aan den Westdijk en achteruitkomende
aan het Spui te Middelharnis, in 3 perceelen
en combinatiën, op 'Woensdag 21 November
1928, bij Inzet, en op Woensdag 28 November
1928, bij Afslag, telkens des avonds 7 uur in
het Hotel Meijer te Middelharnis.
Ten verzoeke van de familie Waterman.
Notaris VAN BUUREN.
Op Maandag 19 November 1928, veiling
en op Maandag 26 November 1928, afslag,
telkens 's avonds 7 uur, ter herberge van M.
van der Werff, van een Woon» en Winkelhuis,
met erf en grond (eeuwigdurende erfpacht),
te Melissant aan den Molendijk, kad. Sectie
A no. 1056, groot 1 are 13 centiaren, bewoond
door J. Driesprong Jz.
Betaaldag der koopsom en aanvaarding 31
December 1928.
Notaris VAN DER SLUYS.
Openbare Vrijwillige Verkooping van een
Burgerwoonhuis met Erf en Tuin aan den
Molendijk te Stad aan 't Haringvliet, ten ver»
zoeke van de Erven van Mej. Wed. E. H. de
Ruiter, aldaar, op Dinsdag 27 November 1928,
bij inzet, Cafe Smit, en op Dinsdag 4 De»
cember 1928, bij afslag, Cafe Peekstok, telkens
des namiddags 2 uur.
Verkooping van Meubilaire Goederen op
Dinsdag 4 December 1928, des namiddags 3
uur aan gemeld Woonhuis aan den Molendijk.
Notaris VAN BUUREN.
door
H. ZEEBERG.
34)
Het was voor het eerst, dat zij Lia recht
streeks bij den Bijbel betrok. Vol verwondering
ook belangstelling, al wilde zij die mogelijk
niet erkennen keek het meisje haar aan.
„Hoor maar", zei Grootmoeder, „Psalm 147:
„Hij geeft sneeuw als wol. Hij strooit den
rijm als asch. Hij werpt zijn ijs henen als stuk
ken; wie zou bestaan voor Zijn koude Hij,
dat is God de Heere, Lia, Die de wereld be
stuurt. God zendt ons dat alles. Als je toch
eens in Hem wilde gelooven, kind 1"
Sprakeloos staarde Lia naar de oude vrouw,
die zoo vol geestdrift sprak.
Grootmoeder zag het. En opeens hield zij
op, als was zij geschrokken van haar optreden.
,,'k Bedoelde er geen kwaad mee, Lia", ver
ontschuldigde zij zich. „Ik kan je het geloof
niet geven. Alleen maar zeggen, dat je God
vragen moet. Anders wordt je nooit gelukkig,
al denken de menschen van wel. Maar het is
misschien beter, dat ik er nog niet met je over
praat. Ik wil volstrekt niet overhalen. Je moet
het uit vrije beweging doen". -
,,'k Neem het u niet kwalijk, Grootmoe. U
leeft daar nou eenmaal bij. Maar ik heb het
nooit geleerd en heb er ook geen behoefte aan".
„Toch zul je er behoefte aan moeten krijgen
kind, als het goed is", antwoordde de oude
vrouw.
Lia reageerde er niet op. Zwijgend werd het
ontbijt gebruikt, waarna Grootmoeder zich ge
reed maakte voor de kerk. Zij was juist klaar,
toen het rijtuig kwam, waaruit Jan sprong.
„Je bent vroeg, Jan".
„Ja Opoe, 't valt niet mee door de sneeuw.
Er is wat gevallen, hé, vannacht
,,'t Zal waar wezen. Had de slede maar
genomen".
„Vader dacht, dat het te koud voor u zou
zijn. Het gaat wel met het rijtuig. Hebt u warm
water, Opoe
„Ja jongen. Haal de stoof maar. 't Wordt
tijd zeker
De jongen kwam gezwind terug met den
warmwaterstoof, die Lia in het keukentje vulde.
„Nu is het winter, hé Jan", zei ze opgewekt.
„Vindt je het niet mooi buiten
,,'t Gaat wel", antwoordde Jan, tot groote
verwondering van Lia. ,,'t Is ieder jaar zoo".
„Nu, maar ik vind het»in ééti woord prachtig,
'k Heb het nog nooit zoo gezien".
„Zullen we morgen een .sledetochtje maken
vroeg Jan enthousiast'.
„Mag dat wel
„O jawel, er is niet veel te doen. 't Mag
wel van vader, 'k Zal het hem straks wel
vragen. Ga je niet mee naar de kerk?"
Lia kleurde. Zoo spontaan, onopgesmukt
kwam de vraag er uit.
„Neen jongen, 'k Ben nog nooit in een kerk
geweest".
„O", zei Jan, maar ging er niet dieper op in.
Grootmoeder Blankert verscheen in het keu
kentje, gereed om heen te gaan.
„Zorg je voor de koffie, Lia Twaalf uur
ben ik wel weer terug".
„Gaat U uit de kerk niet mee' naar huis
Opoe
„Nee, jongen, vandaag niet".
Lia begreep, dat dit anders gewoonte Was.
En zij zag den teleurgestelden trek op het ge
zicht van den jongen.
„Gaat u maar mee Grootmoe", zeide zij.
„Ik vind het alleen wel".
„En hoe moet het dan met het etéü 1 Neen,
neen, vandaag niet. We zullen wel zien hoe
het moet".
Lia voelde hoe hier om harentwille een offer
werd gebracht. Oom Adriaan zou er ook niet
over te spreken zijn. Voor het eerst kreeg zij
de idee, dat zij hier tot last was, omdat zij
niet leefde in de sfeer van de familie. Was zij
iemand geweest, die ook naar de kerk ging, dan
was het gegaan als gewoon. Het stemde haar
niet opgewekter.
„Nu Lia, tot straks hoor. 'k Zal eens zien
of je goede koffie kunt zetten", zei de oude
vrouw.
„Dat Grootmoe. Dag Jan".
Lia liep mede naar het rijtuig, om Groot
moeder te helpen bij het instijgen. Maar het was
niet noodig. Met een veerkracht, die verbazing
afdwong, stapte de vier en zeventigjarige in het
wagentje, dat weldra wegreed door de sneeuw.
Lia liep huiverend het huisje weer in, waar
zij den ontbijtboel begon af te wasschen, zij
had dat in de vier afgeloopen dagen geleerd,
want thuis had zij het nooit gedaan, om daarna
het kamertje wat op te redderen. Veel mocht
er niet aan gedaan worden, had Grootmoeder
gezegd. Zondags moest alleen het allervoor
naamste werk worden verricht.
Zoo was Lia in een half uur gereed. Zij kéék
op de klok. Het was nu negen uur. Ze waren
nu zeker op de boerderij, om dan naar de kerk
te gaan, die om half tien begon.
Zij vroeg zich af wat er toch allemaal ge
beurde in zoo'n kerk. En wat een tijd zaten
de menschen daar in. Zeven kwartier had
Grootmoeder gezegd, soms anderhalf uur. Laat
eens zien: twaalf uur weer thuis Zeker dat
kwam uit. En het was nu pas negenWat
moest zij die drie uren toch doen
Was zij maar meegegaan naar de kerk. Het
was toch geen kwaad. En dan was zij Groot
moeder niet tot last geweest. Thuis wisten zij
het toch niet, behoefden het ook niet te weten.
Welja, zij moest een volgenden Zondag maar
meegaan. Dat was toch hier ook geen zitten.
Als zij eens een praatje ging maken bij
vrouw Goedegebuure Dat was nog al een
aardig mensch. En zij was niet naar de kerk,
vertelde Grootmoeder. Er waren kleine kinderen.
Of de man of de vrouw moest thuis blijven.
Dat was een idee. Dat kon zij straks wel doen.
Maar het was nu nog te vroeg. Eerst maar eens
wat lezen. „Eline Vere" van Couperus boeide
toch altijd. Zij had het boek al enkele malen
gelezen, maar het toch naar hier meegebracht.
Telkens ontdekte zij er iets schoons in.
En tóch, toen zij het boek uit haar koffer
op het zoldertje gehaald had en was beginnen
te lezen, legde zij het onvoldaan ter zijde. Het
lezen smaakte niet. Zij vond het erg eenzaam
in het huisje en miste zeer Grootmoeder, aan
wie zij in deze enkele dagen zich zoo was gaan
hechten.
Melancholiek gestemd keek zij naar buiten,
waar zij weer werd getroffen. De schoonheid
van de ongerepte sneeuw op het veld maakte
een diepen indruk op haar, welke indruk nog
verhoogd werd doordat de zon van achter de
wolken te voorschijn kwam en haar zwakke
stralen op de sneeuw afzond.
Wat was het toch mooi daarbuiten. Wat een
verschil met het leven in de stadMama en
Annie lagen natuurlijk nog te bed. Dat was
met haar anders ook zoo. Dan ontbeten zij op
de slaapkamer. En zoo tegen een uur of twaalf
stonden zij op. Vanavond zouden zij wel weer
uitgaan, naar een concert of naar den schouw
burg. O, wat was zij dankbaar, dat zij hier
was. In die enkele dagen was zij al tot rust
gekomen. Wat een ander leven was dat toch.
Thuis lachten zij haar uit natuurlijk. Maar ze
liet ze lachen. Want bij al hun uitgaan hadden
zij toch niets. Je werd er zoo nerveus van.
Hoe mooi toch daarbuitenOnwillekeurig
dacht Lia aan de opmerkingen van Grootmoe
der vanmorgen, even na het opstaan. Wat was
dat oudje toen in eenen enthousiastNatuurlijk
moest toen de Bijbel er bij te pas komen. Groot
moeder leefde bij den Bijbel. Gek was dat toch.
Het was toch maar een gewoon boek, alleen
wat godsdienstig.
Zij moest toch eens lezen wat er van de
ROTTERDAM, 13 Nov. 1928.
Op de heden in ons Veilingslokaal, Var«
moezierstraat 37—39, gehouden Veiling, wet»
den de volgende prijzen besteed:
Kipeieren6,50 tot f 12,35
Idem (klein)tot
Idem extra zwtot
Eendeieren 7,30 tot 8,70
Ganseieren tot
Middenprijs f
Aanvoer 65.000 stuks.
DE ROTTERDAMSCHE VEILING
sneeuw stond. Als zij het nu maar vinden kon.
Want het was zoo'n dik boekPsalm 147 had
Grootmoeder gezegd. Dat zou toch wel te vin
den zijn na wat gezoek.
Lia voegde onmiddellijk de daad bij de ge
dachte en nam den Bijbel van Grootmoeder,
dien zij opensloeg. Op de eerste bladzijde, waar
op onder elkaar verschillende namen waren
geschreven met een ongeoefende hand. En niet
door één persoon, maar door verschillende.
Nieuwsgierig bekeek zij de namen, tot haar
trof den naam van haar moeder en dien van
oom Adriaan. Toen eerst begreep zij recht,
wat dit beteekende: het was een geslachtsre
gister 1 Het ging wel drie geslachten terug. Het
bestudeeren er van nam heel wat tijd in be
slag. Maar telkens werd het Lia helderder.
Dat was dus Grootvader, de man van Groot
moeder. Achter zijn naam, evenals bij bijna alle
andere namen, stond geschreven wanneer hij
overleden was. En op zijn naam volgden an
deren. Zij telde er zes. Achter vier namen stond
overleden en dan de datum. Achter twee namen
stond dat niet: Marie en Adriaan.
De bladzijde ging spreken tot Lia. Zij werd
er stil van. Een onverklaarbare angst maakte
zich van haar meester en zij liep het vertrek
uit door het keukentje, waar zij een doek om
het hoofd sloeg, naar buiten.
Maar dat duurde niet lang. Ook daar trof
haar de indrukwekkende stilte. Niets, niets werd
vernomen: geen menschelijke stem; geen dier
lijke stem; ook de zee, die anders zoo ruischen
kon, zweeg nu.
Lia ging weer naar binnen en bladerde werk
tuigelijk in den Bijbel. Psalm 147 had Groot
moeder gezegd. Waar zou zij die kunnen
vinden
(Wordt vervolgd).
De ah
Lf7! De
mat, kan|
1.
1.
1.
Deze ij
welke dc
die echte|
die veel
door 't
variant
een echol
bleem, ai]
gewenscH
is daarerf
Een
Na 1.
m
Wit: I
Pd7 enl
Zwaa
g7, Pi- f
Mat
Oplc
vemberl
Men j
toetreda
zet teltl
oplossiif
(minimi
delijkscl
punten f
abonnél
een ged
geacht f
W. Sc|
F. C.
G. v.
„Udi" I
C. Tiel
J. Hoef
A. Ve|
D. Ho
H. Tid
„Amat|
W.
1.
4. Kd
Het ed
te bel
Td7f,|
Wi|
Zv
Wi|