H^Wusgekmd PUROL £)e ïïlüit BESTEVAER Economisch Moverzichi. FEUILLETON Dil nul Verkoopingen. Marktberichten. Het huisje aan den Zeedijk Rotterdam en haar gevaren. Hy ia de man die de schoons Raai? zwace taak leeft het iand ra tqd van nood te beveiligen tegen vceemde dvecheeeaching terneee daai? deze, hem in slaat ■stelt cuatid te geniéten van de rieeptyke Land- en Tuinbouw. Zat. ■i Wu DANSGELEGENHEDEN. Aanvankelijk was mijn plan, om niet meer over Rotterdam en haar gevaren te schrijven, hoewel er nog veel over te schrijven is. Mij is gebleken, dat vele lezers het zeer op prijs stellen, om op de gevaren en de groote zonde te wijzen. Zoodoende ben ik besloten om er nog een enkel artikel aan te wijden, in de hoop, dat het voor velen, die op het hellend vlak zijn, remmend mag werken en tot terug keer mag brengen op het goede pad tot behoud van hun onsterfelijke ziel. En dat het voor de gelukkig velen, die nog niet veel van het kwaad weten, een afschrikking mag zijn. Men moet er van walgen en daarom is het noodig, dat men er iets van weet. Dan kan misschien wanneer iemand in de verleiding komt, het weer staan, want men weet dan de gevolgen. Z. zond mij een ingezonden stukje door mid del van dit blad (31 Oct. 1928). Hij of zij vroeg mij of ik wel wist, dat er op de eilanden ook toestanden heerschen, die ah. w. een publiek schandaal zijn. Zeker, de menschen ge tuigen overal van zonde. U noemt één geval, maar ik zou U wel honderden gevallen kunnen noemen, die ten hemel schreiend zijn. Ik ben het volkomen met uw schrijven eens, ik vind het een droevige zaak. Zeer zeker zullen de schuldigen gestraft worden door den Hoogen Rechter. Feit is, dat het kwaad of zonde over het geheel genomen sterk toeneemt en het ongeloof en afval sterk uitbreidt. De Profetiën in de Heilige Schrift worden meer en meer vervuld. De tijd nadert snel, dat het worstelen zal wor den tot behoud onzer kerken. Maar het geloof kan men niet ontnemen, evenwel dan zal het een waarachtig geloof moeten zijn. In Rusland is men al druk bezig om God en Zijn dienst weg te cijferen Weg met de kerken. Nog kort en men wordt vervolgd Maar ik dwaal van mijn onderwerp af. Ik wilde het hebben over dansen. Of het een genot is, weet ik niet. Ik versta de kunst van dansen niet. Door mijn ambt ben ik in de ge legenheid geweest om het dansen dikwijls van nabij te zien. Dus hoe er gedanst wordt en de gevolgen, daar kan ik wel over oordeelen. Er zijn verschillende dansgelegenheden in Rot terdam. Openbare danshuizen zijn er, gerekend naar een wereldstad, niet veel. De volksdans huizen vindt men in dat gedeelte der stad, waar de prostitutie en haar heele aanhang hoogtij viert. Daar waar de meeste kroegen bijeen zijn. B.v. op den Schiedamschen dijk, die de lengte heeft van nog geen kilometer en waar ongeveer 120 kroegen zijn, die alle tot des nachts half één open zijn, behalve Zaterdag, dan mogen de kroegen tot 's nachts 1 uur open blijven. Daar vindt men ook de volks dancings. En die inrichtingen zijn, de een al mooier dan de ander ingericht. Het is er alles even luxe. Er branden ontelbare mooie lampen, die soms wonderbare effecten terugwerpen, door het mooie geslepen spiegelglas, dat zich schier overal bevindt. Dat is mooi, schitterend en trekt de uitgaanders. En dan achter in de zaal een prachtig mooi groot orgel, een wonder der techniek, met een front, zeer imponeerend. Als regel een paar engeltjes er op met de bazuin. Daar sta je dan te midden in de wereld, in Moeders nemen voorde roode. gesmette of ontstoken huid van de kleine, uitsluitend het allerbeste, en dat is Doos 30 en 60 cl. Tube 80 ci. Bij Apofh. en Drogisten de groote zonde. Dan komt de gedachte bij je op, wanneer je die engeltjes op dat orgel ziet: ja, eenmaal, op dien Grooten Dag, dan zullen de Engelen komen met een groot geluid der bazuin. Nu behoeft men echter niet in zoon danshuis te zijn om aan eeuwige dingen te denken, en men behoeft heusch geen engeltje op een orgel te zien, om je te helpen herinneren, dat men moet waken In sommige zaken bevindt zich ook een strijk je, dus als het groote orgel zwijgt begint het strijkje. Zoo doende wordt er voor de dansenden niet veel tijd verloren. Die inrichtingen mogen open zijn van 's avonds 8 uur tot 12 uur. Het zijn wel zeer verleidende en verlokkende in richtingen. Ook is er natuurlijk wat te drin ken, want allen hebben „verlof". Ook dragen sommige danshuizen prachtige namen, als Alcazar, Walhalla, Kristallenpaleis, enz. Een portier, meestal in prachtig uniform, vindt men bij den ingang. Dat is de man, die een oogje in 't zeil houdt, die dronken menschen weert; of wanneer er binnen soms ruzie-makende ele menten zijn, dan is hij de man, die met behulp der kellners of assistentie der politie het on- gewenschte op straat deponeert, en de orde is weer hersteld, het pirement draait weer lus tig voort. En vanaf de straat hoort men de muziek. De menschen, die deze inrichtingen bezoeken zijn van verschillend allooi. Iemand, die nog geen 18 jaar is, wordt niet toegelaten, dat is verboden volgens politie-voorschrift. Maar het is tegenwoordig zoo gesteld, dat het verschil in leeftijd soms moeilijk is uit te maken. Der tigers lijken soms minderjarig, gezien de Wee ding, kort haar enz. Vele jonge menschen van beide geslachten vertoeven daar. Vele prostituees komen daar, niet alleen om te dansen, maar in hoofdzaak om een „klantje" machtig te worden, en die hebben veel succes. Het dansen op zichzelf wekt in erge mate de geslachtsdrift op, vooral bij moreel zwakken. U moet zien hoe er ge danst wordt. Het elkaar pakken en het werken met de knieën en vooral met het onderlichaam. Vele meisjes dansen daar met het kennelijk doel om mannen over te halen voor wat anders. En ook mannelijke wezens vallen daar niet buiten Sommige vrouwen dansen a. h. w. in bad- costuum. Japonnetjes boven de knieën, zonder mouwen en een zeer lagen uitgesneden hals. Het heeft werkelijk soms veel weg van een badcostuum. Begrijpt U nu de gevaren Met einde is meestal: geld weg en soms zeer vaak de gezondheid. (U zult nog wel herinneren mijn schrijven over de geslachtsziekten De dansgelegenheid is een groot gevaar, voor al voor jonge meisjes. Het leidt bij velen tot prostitutie. En wat de mannen betreft, die gaan veelal een weg bewandelen, die leidt tot ver derf. Wat de eerste klas dansinrichtingen betreft, die zijn niets beter dan die boven omschreven. Die worden meestal bezocht door menschen van meer „stand". Wat het dansen betreft, daar is niet veel verschil in. De omgang of han delingen zijn niet zoo in 't oog loopend. Daar komen vele gehuurde vrouwen. En ook natuur lijk omgekeerd. Soms kunnen de gevolgen van die danspartijen tot verkeerde dingen leiden. De verhouding wordt allicht intiemer. Want om te dansen moet men elkaar toch beetpakken En dat noemen sommige menschen al „eenig". Het dansen is absoluut uit den booze, alleen nog maar gezien wat er uit voortvloeit. Nu krijgen we nog andere dansgelegenheden, de z.g.n. besloten clubjes. Daar waar het ge leerd wordt. De „wortel des kwaads" Ik zal even een dansleeraar aan het woord laten, die zijn waar aanbiedt. Lach niet, hoor Dansen is de onmisbare aanvulling eener volledige opvoeding. Niemand kan in de be tere kringen verschijnen, noch er een goed figuur maken, als hij niet behoorlijk dansen kan. Door dans-oefeningen verwerkt men goede manieren en de noodige bevalligheid van beweging. Aan de manier, waarop Dames en Heeren zich voortbewegen, of groeten, of Zich voorstellen, kan men zien, of zij min of meer iets van de Danskunst weten. De gezellige lessen, bals en besloten oefening avonden maken de jonge menschen vertrouwd met de heerschende gewoonten en étiquette. Juist wanneer men eenig begrip van dansen gaat krijgen, begint het een bekoring te wor den, daar men dan de volle aandacht aan stijl en houding kan wijden; en men in een aangenaam millieu eenige genotvolle uren doorbrengt Het is tegenwoordig een eisch, welke de moderne samenleving stelt, dat iemand uit de beschaafde kringen de moderne dansen machtig is. Niet iedereen heeft gelegenheid of zooveel kennissen, om zelf een club te vormen, wij lossen dit echter prachtig voor U op; en hadden het vorig jaar dan ook veel succes met een club, door ons saam- gesteld uit kleine clubjes, speciaal van ge huwden. De grootte der zaal en de aange name meubileering leenen er zich bijzonder voor, om het gezellig en intiem te maken. Hetzelfde bereikten wij ook met onze diverse middag-clubs, waar gehuwde en ongehuwde dames, tijdens hun thee-uurtje, de moderne dansen leerden, terwijl de avondclubs (voor dames en heeren; benevens jonggehuwden) zoo bezet waren, dat wij velen moesten af wijzen. Voor jongelui van H. B. S„ Gymnasia, M.U.L.O. en andere scholen, vormen wij prettige clubs, waar zooveel mogelijk de zelfde leeftijden bijeen gebracht worden. En nu nog een groote, of wel de voor naamste factor. Het dansen en wel voor namelijk op lessen, is een heel intiem iets. Het moet voor de ouders een geruststelling zijn te weten, waar hun kinderen dansles krijgen. Dan volgt de aanbeveling waar men terecht kan. Bovenstaande kon men lezen in het Rotter- damsch Nieuwsblad van 10 September 1928. Zijn nu alle menschen, die gaan dansen, slecht Neen, ik zal de laatste zijn die dat zegt. Wel zitten er veel „slangen" onder, zoo als Z. dat uitdrukt. (Geen hyena's hoor, die loeren op dood aas Ja Z„ de gelegenheid maakt den dief. En een groote stad biedt zooveel gelegenheid om iets, dat vast staat, aan het wankelen te bren gen. Zeker, Rotterdam biedt ook veel goeds, maar door op de gevaren te wijzen, blijven er misschien sommigen bij het goede. Satan viert er hoogtij. Wanneer er in Rotterdam aan een gevel of iets dergelijks gewerkt wordt, of een glazen- wasscher de ramen wascht, dan moet er een driehoek van zekere afmetingen zichtbaar in 't oog loopend ophangen, als teeken voor den voetganger voor eventueel gevaar. Het zou niet kwaad zijn, wanneer er boven op de hef- toren in de Koningshaven of boven op het Witte huis een heele groote driehoek stond als teeken: „Denk om de gevaren, die men in Rotterdam kan ontmoeten". De gevaren voor het zieleleven. De zonde, die wel overal is, maar in groote steden bij uitstek hoogtij viert. R. TR. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (Nadruk verboden) In moes- en bloemtuin, keuken en kelder. (2e helft November. Wie onzen raad opgevolgd heeft, kan nu ook zoo goed als in 't voorjaar, geregeld van het s p i n a z i e-gerecht proïiteeren. Maar is het niet beter, zoo is ons wel gevraagd om niet n u te plukken of te snijden, maar alles er aan te laten, opdat de pluk in 't voorjaar zooveel te groöter zij. Ons antwoord hierop is ge kunt er én nn én straks, in 't voorjaar, van pluk ken en eten. Indien ge slechts voorzichtig te werk gaat, zoodat de plantjes niet worden los getrokken; in 't vroege voorjaar kunt ge den groei aanwakkeren door één- of een paar maal wat chilisalpeter te geven. Of een flinke beer- bemesting, zooals velen doen, maar waarvan wij niet houden. Zulk een bemesting, als de groente spoedig zal worden genuttigd, vinden we vies en onhygiënisch. We zullen het daar over wel eens apart hebben. Wie zijn tuin heeft op het zand en daar spinazie heeft ge zaaid op den kouden grond, doet zeker ver standig om er thans zooveel mogelijk van te plukken, want bij strenge vorst kan menig plantje sneuvelen. Ën dan nog eens: voorzichtig. Ook met het loopen op of kruipen over de bedden kan men veel bederven, vooral op kleigrond, die dan te vast aan wordt ge drukt. We zagen laatst, toen het ietwat vroor, iemand al zeer zorgzaam zijn wortelbed dekken. OnnoodigMen moet er niet gauw met matten bij zijn. Wortel- en slabedden kun nen een matig vorstje goed verdragen, de plant jes worden er sterker door. Ook het dekken der bakken doe men niet te gauw, en niet te zeer. Dreigt er nachtvorst, dan legge men een rietmat op, dat is voldoende. Eerst als het sterker gaat vriezen, brenge men een dubbele rietmat aan, of soms een stroomat. Blijft de lucht 's morgens betrokken, wordt het niet hel der, dan is het niet noodzakelijk de matten af te nemen. We zijn nu op eenmaal midden in het plant seizoen gekomen. Misschien hebt ge al boomen of heesters besteld, dat is goed, althans op vrij hoogen grond, want daar is het beter te planten in 't na- dan in 't voorjaar. Is bij aankomst van het plantmateriaal wellicht vorst ingetreden, of hebt ge het direct er niet naar om te planten, dan moet ge het inkuilen, in een hoekje, dicht opeen, ter beschutting tegen de vorst, 't Gebeurt, dat door het lange vervoer de wortels ingedroogd zijn, in dat geval worden de boomen en struiken een nacht met de wortels in het water gelegd. Waar ge ook op letten moet Of er aan het ontvangen plantsoen nog blad zit. Zoo ja, dan moet dat er af gedaan worden. Want de bladeren zouden doorgaan met vocht te verdampen, de planten zouden daardoor uit drogen, want de afgestoken wortels zouden dat verlies niet kunnen herstellen. Zijn de planten voorloopig ingekuild, dan stelle men het planten toch niet langer uit dan noodzakelijk is wegens vorst. Hoe eerder, hoe beter: zoolang sterke vorst niet allen groei doet ophouden, hebben er in den oogenschijnlijk slapenden boom toch nog omzettingen plaats, terwijl de boom of heester ook direct jonge wortels gaat vormen. Het planten van een vruchtboom dient zorgvuldig te geschieden. Hij moet komen niet alleen in vruchtbaren grond, maar ook in een voldoend lossen bodem, waarin de wortels zich onbelemmerd naar alle kanten kunnen ontwik kelen. 't Is dus absoluut onvoldoende, dat zooals nog vaak geschiedt een flink gat wordt gemaakt, waarin de boom maar even of ternauwernood past. Dat zou zich wreken door slechten groei. Een flink, ruim plantgat dus, waarin de boom spoedig kan aanwortelen en doorgroeien. Bepaalde regels zijn verder niet te geven, er moet gehandeld worden naar om standigheden. Heeft men vele boomen te plan ten, dan worde van te voren het geheele ter rein, na behoorlijke bemesting, flink diep om gespit; 't spreekt vanzelf, dat het dan niet noo dig is bij het planten groote kuilen te maken. De diepte van het planten worde geregeld naar den waterstand, 't Is onnoodig diep er uit te graven, of den ondergrond dieper los te maken, dan het peil, waarop in den zomer het water staat. Waar het water hoog staat, is het nuttig en noodig wat aarde in de gaten te brengen, zoodat de boomen op een verhevenheid of heuveltje komen te staan. Met het planten kan men doorgaan, zoolang de winter niet invalt. Men neme nog het volgende daarbij in acht: de wortels, die bij het opsteken beschadigd zijn, worden met een scherp mes glad gesneden, de snijvlakte naar beneden gericht, om het in wateren en daardoor rotten te voorkomen; bij eenigszins groote boomen kunnen we de kroon wat insnoeien en uitdunnen, om hem in even wicht te brengen met het verminderde aantal wortels; deze moeten bij het planten goed naar alle kanten worden uitgespreid. Is dit met. zorg geschied, dan worden alle tusschenruimten met fijne aarde aangevuld. De aarde mag bij het planten niet te nat en klonterig zijn, doch ook niet te droog. Rondom den wortelvoet moet een hoeveelheid aarde, vermengd met compost of mest, worden aangebracht, welke echter niet in onmiddellijke aanraking met de wortels mag komen. Het feit, dat de Maatschappij tot Exploitatie van Kunstzijde fabrieken in het buitenland, wel ke in 1925 werd opgericht, tot heden nog geen dividend heeft'uitgekeerd, moet voor de aan deelhouders, buiten de Jïnka, ongetwijfeld wel een groote teleurstelling zijn. Het publiek heeft gemeend, dat kunstzijde, bij wijze van spreken, indentiek aan goud geworden is, en nu dit bij de Maekubee voorloopig niet het geval blijkt te zijn, is deze teleurstelling zeer begrijpelijk, vooral ook omdat de Enka, de moedermaat schappij, zich nog steeds in grooten bloei ver heugen mag. Bij de Maekubee bestaat, zooals bekend mag worden geacht, de exploitatie van Kunstzijde fabrieken daarin, dat zij houdster is van aan- deelen in kunstzijde produceerende fabrieken de Maekubee is dus alleen indirect als exploi- tante te beschouwen. Hieronder volgt een opgave van de fabrie ken, waarin de Maekubee geïnteresseerd is a. de British Enka Artificial Silk Co. Ltd. te Aintrec bij Liverpool, opgericht in 1925. Ver leden jaar was een verlies in te halen van ca. 80.000 Niettemin heet het, dat de British Enka er gunstig voorstaat. b. de Société Lyonnaise de Soi Artificielle, eveneens van 1925. Wanneer wij wel zijn inge licht, heeft de Maekubee intusschen haar belang bij deze onderneming verkocht. Dit belang droeg ruim 9 millioen francs, waarvan de koers 500 zou zijn geweest. Op welke basis moet nu deze koers begrepen worden volgens Amster- damsche usantie a 50 ets of volgens de werkelij ke beurswaarde der franc. Dit levert een ver schil op van ongeveer 18.000.000. c. de S.A. Italo Olandese Enka. Hiervan we ten wij slechts, dat er moeilijkheden te overwin nen zijn geweest, en dat groote concurrentie ondervonden is geworden. d. de Neue Glanzstoffwerke A.-G. te Breslau Deze is opgericht voor nog geen twee jaar o.m. met medewerking van de machtige Vereinigte Glanzstoff-Fabriken A.-G. te Elberfeld. e. de American Enka Corporation, welke dit jaar in het leven is geroepen, en welke voor loopig nog niet aan fabrikatie zal toekomen. Uit deze gegevens blijkt dat over de vier on dernemingen waarmede de Makubee in relatie staat, slechts weinig bekend is, doch in nog sterker mate geldt dit ten opzichte van het aan deel, dat de Maekubee in die verschillende ven nootschappen heeft. Voor de aandeelhouders kan het in de eerste plaats van belang zijn te weten, hoe groot het aandeel van de Maekubee in die ondernemingen is, en of zij een meerder heid van het kapitaal bezit, dus of zij in staat is haar inzichten door te zetten. Slechts wanneer deze bijzonderheden bekend zijn, Valt er een peil te trekken op de waarde van de Maeku- bee-papieren zelf. Dit te weten is daarom te meer van belang, omdat het zeker is dat drie van de vier fabrieken geen dividend betaald hebben, hetgeen voor de holding company een moeilijke factor is voor de juiste waardeering. Intusschen werd de jaarlijksche algemeene vergadering van aandeelhouders der Maeku bee gehouden en het was op deze vergadering, dat de Heer F. J. Bernhard verschillende vragen gesteld heeft in verband met het boven be schrevene. Verschillende dier vragen zijn niet beantwoord, en geen enkele, welke betrekking had op de absolute grootte van het aandeelen- bezit. Geconstateerd is echter, dat het verlies der Italo Olandese niet minder bedraagt dan 17.900.000 Lire of 2.325.000, en dat de winst op de verkoop der aandeelen in de Fransche fabriek niet 23.200.000 heeft opgeleverd doch 4.600.000. Van de vier fabrieken zijn er dus twee welke eerst een grooten achterstand moeten inhalen voor er sprake kan zijn van verdeelbare winst, terwijl de twee andere voor de productie geen beteekenis hebben. Voor de aandeelhouders der Maekubee staat dus geen andere weg open dan af te wachten wat de toekomst zal brengen. e Verkooping van Drie Huizen met Erven, zeer gunstig gelegen op den besten winkel» stand aan den Westdijk en achteruitkomende aan het Spui te Middelharnis, in 3 perceelen en combinatiën, op 'Woensdag 21 November 1928, bij Inzet, en op Woensdag 28 November 1928, bij Afslag, telkens des avonds 7 uur in het Hotel Meijer te Middelharnis. Ten verzoeke van de familie Waterman. Notaris VAN BUUREN. Op Maandag 19 November 1928, veiling en op Maandag 26 November 1928, afslag, telkens 's avonds 7 uur, ter herberge van M. van der Werff, van een Woon» en Winkelhuis, met erf en grond (eeuwigdurende erfpacht), te Melissant aan den Molendijk, kad. Sectie A no. 1056, groot 1 are 13 centiaren, bewoond door J. Driesprong Jz. Betaaldag der koopsom en aanvaarding 31 December 1928. Notaris VAN DER SLUYS. Openbare Vrijwillige Verkooping van een Burgerwoonhuis met Erf en Tuin aan den Molendijk te Stad aan 't Haringvliet, ten ver» zoeke van de Erven van Mej. Wed. E. H. de Ruiter, aldaar, op Dinsdag 27 November 1928, bij inzet, Cafe Smit, en op Dinsdag 4 De» cember 1928, bij afslag, Cafe Peekstok, telkens des namiddags 2 uur. Verkooping van Meubilaire Goederen op Dinsdag 4 December 1928, des namiddags 3 uur aan gemeld Woonhuis aan den Molendijk. Notaris VAN BUUREN. door H. ZEEBERG. 34) Het was voor het eerst, dat zij Lia recht streeks bij den Bijbel betrok. Vol verwondering ook belangstelling, al wilde zij die mogelijk niet erkennen keek het meisje haar aan. „Hoor maar", zei Grootmoeder, „Psalm 147: „Hij geeft sneeuw als wol. Hij strooit den rijm als asch. Hij werpt zijn ijs henen als stuk ken; wie zou bestaan voor Zijn koude Hij, dat is God de Heere, Lia, Die de wereld be stuurt. God zendt ons dat alles. Als je toch eens in Hem wilde gelooven, kind 1" Sprakeloos staarde Lia naar de oude vrouw, die zoo vol geestdrift sprak. Grootmoeder zag het. En opeens hield zij op, als was zij geschrokken van haar optreden. ,,'k Bedoelde er geen kwaad mee, Lia", ver ontschuldigde zij zich. „Ik kan je het geloof niet geven. Alleen maar zeggen, dat je God vragen moet. Anders wordt je nooit gelukkig, al denken de menschen van wel. Maar het is misschien beter, dat ik er nog niet met je over praat. Ik wil volstrekt niet overhalen. Je moet het uit vrije beweging doen". - ,,'k Neem het u niet kwalijk, Grootmoe. U leeft daar nou eenmaal bij. Maar ik heb het nooit geleerd en heb er ook geen behoefte aan". „Toch zul je er behoefte aan moeten krijgen kind, als het goed is", antwoordde de oude vrouw. Lia reageerde er niet op. Zwijgend werd het ontbijt gebruikt, waarna Grootmoeder zich ge reed maakte voor de kerk. Zij was juist klaar, toen het rijtuig kwam, waaruit Jan sprong. „Je bent vroeg, Jan". „Ja Opoe, 't valt niet mee door de sneeuw. Er is wat gevallen, hé, vannacht ,,'t Zal waar wezen. Had de slede maar genomen". „Vader dacht, dat het te koud voor u zou zijn. Het gaat wel met het rijtuig. Hebt u warm water, Opoe „Ja jongen. Haal de stoof maar. 't Wordt tijd zeker De jongen kwam gezwind terug met den warmwaterstoof, die Lia in het keukentje vulde. „Nu is het winter, hé Jan", zei ze opgewekt. „Vindt je het niet mooi buiten ,,'t Gaat wel", antwoordde Jan, tot groote verwondering van Lia. ,,'t Is ieder jaar zoo". „Nu, maar ik vind het»in ééti woord prachtig, 'k Heb het nog nooit zoo gezien". „Zullen we morgen een .sledetochtje maken vroeg Jan enthousiast'. „Mag dat wel „O jawel, er is niet veel te doen. 't Mag wel van vader, 'k Zal het hem straks wel vragen. Ga je niet mee naar de kerk?" Lia kleurde. Zoo spontaan, onopgesmukt kwam de vraag er uit. „Neen jongen, 'k Ben nog nooit in een kerk geweest". „O", zei Jan, maar ging er niet dieper op in. Grootmoeder Blankert verscheen in het keu kentje, gereed om heen te gaan. „Zorg je voor de koffie, Lia Twaalf uur ben ik wel weer terug". „Gaat U uit de kerk niet mee' naar huis Opoe „Nee, jongen, vandaag niet". Lia begreep, dat dit anders gewoonte Was. En zij zag den teleurgestelden trek op het ge zicht van den jongen. „Gaat u maar mee Grootmoe", zeide zij. „Ik vind het alleen wel". „En hoe moet het dan met het etéü 1 Neen, neen, vandaag niet. We zullen wel zien hoe het moet". Lia voelde hoe hier om harentwille een offer werd gebracht. Oom Adriaan zou er ook niet over te spreken zijn. Voor het eerst kreeg zij de idee, dat zij hier tot last was, omdat zij niet leefde in de sfeer van de familie. Was zij iemand geweest, die ook naar de kerk ging, dan was het gegaan als gewoon. Het stemde haar niet opgewekter. „Nu Lia, tot straks hoor. 'k Zal eens zien of je goede koffie kunt zetten", zei de oude vrouw. „Dat Grootmoe. Dag Jan". Lia liep mede naar het rijtuig, om Groot moeder te helpen bij het instijgen. Maar het was niet noodig. Met een veerkracht, die verbazing afdwong, stapte de vier en zeventigjarige in het wagentje, dat weldra wegreed door de sneeuw. Lia liep huiverend het huisje weer in, waar zij den ontbijtboel begon af te wasschen, zij had dat in de vier afgeloopen dagen geleerd, want thuis had zij het nooit gedaan, om daarna het kamertje wat op te redderen. Veel mocht er niet aan gedaan worden, had Grootmoeder gezegd. Zondags moest alleen het allervoor naamste werk worden verricht. Zoo was Lia in een half uur gereed. Zij kéék op de klok. Het was nu negen uur. Ze waren nu zeker op de boerderij, om dan naar de kerk te gaan, die om half tien begon. Zij vroeg zich af wat er toch allemaal ge beurde in zoo'n kerk. En wat een tijd zaten de menschen daar in. Zeven kwartier had Grootmoeder gezegd, soms anderhalf uur. Laat eens zien: twaalf uur weer thuis Zeker dat kwam uit. En het was nu pas negenWat moest zij die drie uren toch doen Was zij maar meegegaan naar de kerk. Het was toch geen kwaad. En dan was zij Groot moeder niet tot last geweest. Thuis wisten zij het toch niet, behoefden het ook niet te weten. Welja, zij moest een volgenden Zondag maar meegaan. Dat was toch hier ook geen zitten. Als zij eens een praatje ging maken bij vrouw Goedegebuure Dat was nog al een aardig mensch. En zij was niet naar de kerk, vertelde Grootmoeder. Er waren kleine kinderen. Of de man of de vrouw moest thuis blijven. Dat was een idee. Dat kon zij straks wel doen. Maar het was nu nog te vroeg. Eerst maar eens wat lezen. „Eline Vere" van Couperus boeide toch altijd. Zij had het boek al enkele malen gelezen, maar het toch naar hier meegebracht. Telkens ontdekte zij er iets schoons in. En tóch, toen zij het boek uit haar koffer op het zoldertje gehaald had en was beginnen te lezen, legde zij het onvoldaan ter zijde. Het lezen smaakte niet. Zij vond het erg eenzaam in het huisje en miste zeer Grootmoeder, aan wie zij in deze enkele dagen zich zoo was gaan hechten. Melancholiek gestemd keek zij naar buiten, waar zij weer werd getroffen. De schoonheid van de ongerepte sneeuw op het veld maakte een diepen indruk op haar, welke indruk nog verhoogd werd doordat de zon van achter de wolken te voorschijn kwam en haar zwakke stralen op de sneeuw afzond. Wat was het toch mooi daarbuiten. Wat een verschil met het leven in de stadMama en Annie lagen natuurlijk nog te bed. Dat was met haar anders ook zoo. Dan ontbeten zij op de slaapkamer. En zoo tegen een uur of twaalf stonden zij op. Vanavond zouden zij wel weer uitgaan, naar een concert of naar den schouw burg. O, wat was zij dankbaar, dat zij hier was. In die enkele dagen was zij al tot rust gekomen. Wat een ander leven was dat toch. Thuis lachten zij haar uit natuurlijk. Maar ze liet ze lachen. Want bij al hun uitgaan hadden zij toch niets. Je werd er zoo nerveus van. Hoe mooi toch daarbuitenOnwillekeurig dacht Lia aan de opmerkingen van Grootmoe der vanmorgen, even na het opstaan. Wat was dat oudje toen in eenen enthousiastNatuurlijk moest toen de Bijbel er bij te pas komen. Groot moeder leefde bij den Bijbel. Gek was dat toch. Het was toch maar een gewoon boek, alleen wat godsdienstig. Zij moest toch eens lezen wat er van de ROTTERDAM, 13 Nov. 1928. Op de heden in ons Veilingslokaal, Var« moezierstraat 37—39, gehouden Veiling, wet» den de volgende prijzen besteed: Kipeieren6,50 tot f 12,35 Idem (klein)tot Idem extra zwtot Eendeieren 7,30 tot 8,70 Ganseieren tot Middenprijs f Aanvoer 65.000 stuks. DE ROTTERDAMSCHE VEILING sneeuw stond. Als zij het nu maar vinden kon. Want het was zoo'n dik boekPsalm 147 had Grootmoeder gezegd. Dat zou toch wel te vin den zijn na wat gezoek. Lia voegde onmiddellijk de daad bij de ge dachte en nam den Bijbel van Grootmoeder, dien zij opensloeg. Op de eerste bladzijde, waar op onder elkaar verschillende namen waren geschreven met een ongeoefende hand. En niet door één persoon, maar door verschillende. Nieuwsgierig bekeek zij de namen, tot haar trof den naam van haar moeder en dien van oom Adriaan. Toen eerst begreep zij recht, wat dit beteekende: het was een geslachtsre gister 1 Het ging wel drie geslachten terug. Het bestudeeren er van nam heel wat tijd in be slag. Maar telkens werd het Lia helderder. Dat was dus Grootvader, de man van Groot moeder. Achter zijn naam, evenals bij bijna alle andere namen, stond geschreven wanneer hij overleden was. En op zijn naam volgden an deren. Zij telde er zes. Achter vier namen stond overleden en dan de datum. Achter twee namen stond dat niet: Marie en Adriaan. De bladzijde ging spreken tot Lia. Zij werd er stil van. Een onverklaarbare angst maakte zich van haar meester en zij liep het vertrek uit door het keukentje, waar zij een doek om het hoofd sloeg, naar buiten. Maar dat duurde niet lang. Ook daar trof haar de indrukwekkende stilte. Niets, niets werd vernomen: geen menschelijke stem; geen dier lijke stem; ook de zee, die anders zoo ruischen kon, zweeg nu. Lia ging weer naar binnen en bladerde werk tuigelijk in den Bijbel. Psalm 147 had Groot moeder gezegd. Waar zou zij die kunnen vinden (Wordt vervolgd). De ah Lf7! De mat, kan| 1. 1. 1. Deze ij welke dc die echte| die veel door 't variant een echol bleem, ai] gewenscH is daarerf Een Na 1. m Wit: I Pd7 enl Zwaa g7, Pi- f Mat Oplc vemberl Men j toetreda zet teltl oplossiif (minimi delijkscl punten f abonnél een ged geacht f W. Sc| F. C. G. v. „Udi" I C. Tiel J. Hoef A. Ve| D. Ho H. Tid „Amat| W. 1. 4. Kd Het ed te bel Td7f,| Wi| Zv Wi|

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 2