:KJES
soiiemant
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Zn.
IER UIERDE,
EN
IEN
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3486
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1928
43STE JAARGANG
N
EN
EERSTE BLAD.
Merders
IMPT
[IflGlfLIET - Tel. 14
|H .HBUM"
liiiil IS, R'dam
|iï Oude ïonae
leerprodueten,
Zn.
Op den Uitkijk.
CARTER'S UBiPILLS
:oond dat de
ig van
andere koek-
de Fabrikant
en wi|
ibaar,
strekt
lerne
in ge-
iiechts
c.M.
lend
W. BOEKHOVEN ft ZONEN
Het nadrukken van den inboud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Het Pachtvraagstttk en
de A.-R. Partij.
IELSDEJK
Ituigen noodig?
|uikt, of inruilen,
eens bij
(uwste en best
arenden prijs.
d leverbaar
100 «stuks.
im. Bij
platen altijd ruim
n Boekhandel
Het is zoo Gemakkelijk
een Goede Gezondheid
te Genieten.
Deze Lom nt verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bi vooruitbetaling*
BUITENi AND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZON! ERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
1 i
gelden aan leden
I tegen 3.84 °/0'sj aars.
nnen dagelijks wor»
■fij een der leden van
iïrooRURENDonder»
Ivond van 6—8 uur.
>LEMAN, Dirksland.
17273
ubelen en vierkante
badstoelen.
|eklecd en onbekleed
zooals Papierman»
Ook verkrijgbaar
Middelharnis.
ILSDIJK,
rten Smeeroliën en
rreerende prijzen,
aar: zuivere blanke
Kippenvoer. Recht»
rij Vraagt eens prijs,
aor Goeree en Over»
ende Vruchtboom»
merk: »Krimpen«.
»CaIimax« enz.
g onze gratis bro»
iterbehandeling van
velend.
EN DETAIL.
LSD IJK.
Van meet af heeft de A. R. partij
een open oog gehad voor het land-
bouwleven.
Zich wachtend om overdreven te
genstellingen tusschen stad en platte
land te scheppen, weet de A. R. partij,
dat voor een zeer groot deel de wel
stand van ons volksleven afhangt van
den toestand waarin landbouw en vee
teelt zich bevinden.
Van haar eerste stembus-program
af heeft onze partij te kennen gegeven
wat zij inzake den landbouw wil.
Zoo heette het b.v. bij het program
van actie voor de stembus van 1891:
„Rechtsverschaffing aan den stand on
zer Landbouwers door naast Kamer
van Koophandel en Nijverheid, thans
ook Kamers van Landbouw in te stel
len, ten einde „deze Kamers gehoord,
aan deze tak van ons volksleven zoo
danige bescherming bij de Wet te ver-
leenen, als door de tijdsomstandigheden
wordt geëischt".
En in de programs van 1897 en 1901
vinden wij den eisch: „nadere regeling
van het pachtcontract", waarop in den
breed wordt toegelicht, dat het Cen
traal Comité „zich bij den tegenwoor-
digen stand van dit vraagstuk het
meest aangetrokken gevoelt door de
beginselen nedergelegd in de stellingen,
nog onlangs door het lid van den R.
v. S. den heer Mr. J. P. Moltzer ont
wikkeld, en in hoofdzaak hierop neer
komende: le. dat de pachter voortaan
verplicht zou worden niet enkel een
zekere pachtsom te betalen, maar om
ook den bodem behoorlijk te verzorgen
op straffe van ontzetting; 2e. zeker
recht van' continuatie van pacht aan
den pachter en zijne erfgenamen, on
der voorwaarde desnoods door den
rechter te stellen3e. reductie van
pachtsom bij misgewas of te lage prij
zen; en 4e. vergoeding bij verlating van
het erf voor aangebrachte verbeterin
gen."
De programs van actie van 1922 en
1925 bevatten de clausule: „de pacht
overeenkomst worde beter geregeld",
en in het concept-program van actie
dat ons thans door het Centrale Con
vent werd aangeboden lezen wij: „naar
een betere regeling der pachtovereen
komst worde gestreefd".
Wanneer we al deze eischen naast
elkander leggen valt het op, dat inzake
het pachtcontract onze eischen niet po
sitiever geworden zijn, eer het tegen
deel.
Dat vindt zijn oorzaak niet in het feit
dat onze belangstelling voor deze ur
gente materie zou verflauwd zijn, maar
om omdat het oog steeds meer open
ging voor de groote moeilijkheden, die
aan deze kwestie verbonden zijn.
Moltzer's plannen toch, waarop onze
actie-programs van '97 en '01 zich be
riepen konden de kritiek van theoretici
en practici niet doorstaan, en thans is
er niemand meer, die het in zijn plan
nen zou opnemen.
Dit bewijst, dat er in het afgetrok-
kenne mooie stelsels voor het land-
bouwleven zijn te maken, maar dat de
praktijk er mee spot.
Deze les maant tot vorzichtigheid.
u fvoorzic'lti9^eid, die niet in acht
behoeft te worden genomen wanneer
men zich plaatst op revolutionairen
grondslag. Socialisme en communisme
kunnen zich positief uitlaten. De com-
munistische partij heeft zelfs een af
zonderlijk agrarisch program van 17
punten. Interessant om eens te lezen
Maar wie rekening houdt met de
rechten van het historisch gewordene,
staat voor groote practische moeilijk
heden.
Het Anti-Rev. beginsel leert, dat de
Overheid er is om der zonde wil, waar
uit tweeërlei voortvloeit: le. dat de
Overheid ingrijpt, waar wantoestanden
zich voordoen, gevolg van de zonde,
het zwakkere tegen het sterkere be
schermt, en 2e. dat zij zich, waar het
maatschappelijk leven goed function-
neert, te onthouden heeft van alle in
menging.
Dit beginsel moet ook worden toe
gepast op het landbouwbedrijf.
Het spreekt vanzelf, dat de A. R.
partij niets weten wil van het socialis
tisch ideaal: Socialisatie van den land
bouw.
Het particuliere grondbezit wordt
doof de A. R. partij gehandhaafd en
beschermd.
Hier is eerbied voor het historisch
gewordene.
De historie heeft bovendien geleerd,
dat de ontwikkeling van het privaat
bezit in 't algemeen en van den parti
culieren grondeigendom in het bijzon
der dé energie en het initiatief heeft
ontplooid en het zou een nationale
ramp beteekenen, indien de prikkel van
het privaat bezit in onzen tijd werd
weggenomen. Het zou niet slechts een
grove schending van rechtsbeginselen
beteekenen, maar algeheele ontwrich
ting van het maatschappelijke leven.
De Anti-Rev. partij stelt zich dan
ook vierkant tegenover de wenschen,
die op het Socialistisch Landbouwcon-
gres werden gehoord.
Natuurlijk sluit dit beginsel van het
privaat bezit niet alle overheidsinmen
ging uit.
We zeiden zoo even, dat naar A. R.
principe de Overheid om der zonde wil
door God is ingesteld. Ze heeft uitbui
ting en ongerechtigheid tegen te gaan.
Ze heeft dus het recht zoo noodig
het recht van privaat bezit aan te ran
den. We zien dat trouwens praktisch
op velerlei gebied gebeuren. Wat het
landbouwbedrijf betreft zien we het
heel duidelijk in de landarbeiderswet,
die recht tot onteigening verleent.
Het spreekt echter vanzelf, dat dit
recht der Overheid niet dan in uiterste
noodzaak mag worden aangewend.
En dat is nu juist een groote moei
lijkheid bij de pachtovereenkomst.
Immers elk ingrijpen der Overheid
in de pachtovereenkomst randt direct
het privaat bezitrecht aan. Van Over
heidswege wordt het vrije gebruik en
de vrije beschikking van den eigendom
beperkt, zoo spoedig zij zich er mee
inlaat.
Het is dan ook geen wonder, dat de
meer besproken commissie Diepenhorst
tot de conclusie kwam, dat de wetgever
in deze materie niet zoo heel veel doen
kan.
Daar komt nog iets bij.
De moeilijkheid zit niet alleen hierin,
dat elke overheidsbemoeiing direct diep
in het privaat bezitrecht ingrijpt, maar
de Overheid begeeft zich hier ook op
zeer ongewis terrein. Het landbouw-
leven is gebonden en afhankelijk van
allerlei factoren, die geen sterveling in
zijn hand heeft.
Dwingende regelen van Overheids
wege kunnen groote schade berokke
nen, die niemand vooruit bezien kan.
Vandaar, dat de commissie Diepen
horst het voor alle dingen noodig acht
te: versterking van het verantwoorde
lijkheidsbesef bij beide partijen. Alles
is en blijft hier eigenlijk afhankelijk van
de werking der zedelijke factoren bij
de handelende partijen. Ontbreekt dit
besef, dan is hier zelfs de beste wet
tot machteloosheid gedoeld.
Dit moet bij dit vraagstuk voorop
staan.
En dan kan naar ons urgentie pro
gram zegt naar betere regeling der
pachtovereenkomst worden gestreefd.
Langs welken weg en in welke rich
ting zegt ons program van actie niet.
En dat is ook moeilijk te zeggen.
Het is voldoende, dat ook het ur
gentie program de behoefte aan een
betere pachtovereenkomst uitspreekt,
en daarmede erkent, dat de Overheid
hier zij het naar Anti-Rev. beginsel
uiterst voorzichtig moet ingrijpen
om de rechtspositie van den pachter
evenals zijn bestaanszekerheid een be
tere basis te geven.
Het zal langs organisatorischen weg
door onze groote landbouworganisaties
moeten worden litgewezen in welke
richting de oplossing gezocht moet
worden.
Ik weet niet of mijn lezers wel eens van een
„Tantaluskwelling" gehoord hebben.
Misschien wel, maar niet ieder zal weten
wat daarmee eigenlijk bedoeld wordt of waar
de uitdrukking van afkomstig is.
Tantalus is een figuur uit de Grieksche go
denleer.
Hij was een zoon van Zeus.-den voornaam-
sten god der Grieken.
Tantalus had eens aan den disch van zijn
roemruchtigen vader zich vergrepen. Hij had
volgens sommigen van de edelste dranken en
spijzen gestolen, volgens anderen had hij ge
heimen van zijn vader medegedeeld.
In ieder geval hij moest gestraft worden.
Daartoe werd hij verwezen naar de „onder
wereld".
Daar was hij gekluisterd aan een groote rots
en staat tot aan de kin in het water, boven
zijn hoofd hangen de heerlijkste en sappigste
vruchten.
Nauwelijks wil hij echter drinken of het
water wijkt terug.
Of als hij een van de vruchten grijpen wil
ontsnappen ze aan zijn hand.
Zoo moet hij honger en dorst lijden, te mid
den van het helderste water en de rijkste
vruchten.
Dat was de „Tantaluskwelling".
Het is een vreeselijke kwelling.
In de middeleeuwen werden er sommige mis
dadigers ook mee geplaagd.
Velen mijner lezers zullen wel eens in onze
Residentie in de gevangenpoort geweest zijn.
Onder anderen vreeselijke folteringen heeft
men daar ook de „hongerkamer".
Vroeger werden daar de tot den hongerdood
veroordeelden ingebracht. Men wijst u nog de
koker in den muur aan, die in verbinding stond
met een bijgelegen keuken, waar de heerlijkste
gerechten bereid werden. De geur dier spijzen
kwam door den koker in de hongerkamer.
Men kan zich bijna zulke onmenschelijke
wreedheden niet indenken.
Toch werden ze in vroegere eeuwen toe
gepast.
Gelukkig is er ook in dit opzicht veel ver
betering gekomen.
In de geordende samenleving kwam men tot
humaner denkbeelden en treft men zulke ont
zettende dingen niet meer aan.
Ik zeg in de „geordende samenleving", want
zoo spoedig is door de Revolutie den gang
van zaken niet op zijn kop gezet, of men kan
dezelfde gruwelheden weer verwachten.
Rusland en hetgeen in Hongarije onder de
roode terreur gebeurd is, bewijzen het.
In Boedapest werden enkele jaren geleden
nog de auto's en motorfietsen voor het stadhuis
met ronkende motoren neergezet, opdat het pu
bliek het gekerm der martelaren, dat uit de
kelders opsteeg, niet zou hooren.
Men roepe dus niet te hard, dat men sinds
drie of vier eeuwen ver vooruit gegaan zijn.
De dierlijke harsttochten zijn er nog en als ze
ontketend worden staan we voor dezelfde bloe
dige tafereelen als in de middeleeuwen.
Het is echter niet over dit obscure onderwerp
dat ik schrijven wilde.
Ik had het over de „Tantalus-kwelling".
Slachtoffers van die „kwelling" vind ik onze
socialistische arbeiders.
Ook hen worden de uitgezochtste spijzen en
dranken voorgehouden, maarze blijven
buiten bereik, gebonden als die roode arbeiders
zijn aan den rotsblok van de socialistische
utopie.
Het paradijs, het land van belofte, de heil
staat wordt den socialist telkens weer in zijn
lectuur uitgebeeld en zijn hongerige ziel mag
er naar zien en grijpenkomen doet het
nooit.
Men moet geregeld de socialistische pers bij
houden om te beseffen in welke gemoedsgesteld
heid de socialist door zijn partijleiders wordt
gehouden.
De S. D. A. P. moet leven van de onte
vredenheid zijner leden.
Dat is eenmaal een noodwendigheid.
Zooals de advokaterij leeft van den zwendel
en de ongerechtigheid, zoo leeft de S. D. A. P.
van de ontevredenheid zijner leden.
Neem die ontevredenheid weg en de S.D.A.P.
bestaat niet meer.
Dat verstaan haar leiders zeer wel.
En daarom wordt dag aan dag kolommen
druks gevuld met het zaad der ontevredenheid
en onruststokerij.
Den werkman wordt iederen dag voorge
houden hoe ellendig zijn positie is, dat hij de
verworpene, de uitgezogene is, en het is geen
wonder, dat hij het op het laatst gaat gelooven.
Zoo wordt zijn ziel leeg en hongerig en wre
velig gemaakt, tot hij meezingt in het koor
„Wij hebben lang genoeg bemind,
Wij willen eindelijk haten".
En als het vuur van dien haat tegen al wat
geen proletariaat is goed oplaait, is het doel
bereikt, dan is hij geketend aan den rots van
het wreede, harde socialisme, en dan worden
hem de uitgezochtste spijzen van den heilstaat,
waar het communisme heerschen zal, voorge
houden en dan begint de eeuwigdurende Tan
talus-kwelling, waaruit hij nooit verlost wordt.
Ik heb eens een caricatuur gezien, die hier
goed bij past.
Een man op een wagentje gezeten hield een
lange zweep, waaraan een vette worst gebon
den was, voor den mond van een arbeider, die
voor het karretje gespannen op handen en
Koop een fleschje van die kleine, versuikerde, plant
aardige pillen. Ze worden verkocht in roode
kokertjes van 75 ct, maar eisch vooral het merk:
CARTER'S KLEINE LEVER PILLEN.
Zij zijn gemakkelijk in te
nemen en doen de inge
wanden pijnloos functio-
neeren. Constipatie bestaat
niet, wanneer ge Uw spijs
vertering in orde houdt.
Hoofdpijn, slechte spijs
vertering, last van gal en
een ongezonde gelaatskleur verdwijnen dan
spoedig. Probeer ze vanavond nog, U zult dan
heerlijk slapen en morgen frisch ontwaken.
Bedenk, dat Carter's Kleine Lever Pillen volgens
doktersrecept zijn samengesteld en dus door
oud en jong kunnen worden gebruikt. Zij be
vatten geen giftige stoffen en doen de ingewan
den pijnloos functioneeren zonder onaangename
nawerking. Waarom zoudt ge U gekortwiekt
voelen - ge hebt recht op goede gezondheid! Let
op, dat U „Carter's" krijgt: eisch bovenstaand
merk. Bij Apoth. en Drog., in roode kokertjes
van 75 ct. en f 2.25.
Import. Fa. B. Meindersma, Den Haag. 20
knieën vooruit kroop en het wagentje trekken
moest. Hij hapte naar het worstje, maar iedere
beweging deed het karretje sneller vooruit gaan
en daarmede natuurlijk ook de worst. Hij kreeg
het nooit te pakken, maar de bestuurder liet
zich rijden.
Zoo is inderdaad de positie van den socialis-
tischen arbeider. Hij mag het karretje van de
S. D. A. P. trekken, maar aan het worstje komt
hij nooit toe.
Beziet men de S. D. A. P. in ons land bij
dit licht, dan wordt ook menige zonderlinge
houding van deze partij verklaarbaar.
Feitelijk toch is de S. D. A. P. bij ons vleesch
noch visch.
Troelstra noemt het communistisch manifest
van Karl Marx den grondslag, waarop zijn le
vensbeschouwing rust.
Maar van het Marxisme moeten de S.D.A.P.-
ers niets hebben. Ze zijn van marxisten over-
gezwenkt tot wat men noemt „revisionisten",
meer gematigden, meer burgerlijken, en om die
zwenking worden ze door de communisten en
de linkerflank in eigen partij nog maar al te
dikwijls lastig gevallen.
'k Heb de positie der S. D. A. P. eens aardig
hooren teekenen met het beeld van een goed-
gezeten heertje op middelbaren leeftijd met een
burgemeesters-buikje, of zooals ik pas nog een
caricatuur zag. In 1900 een arme sjovele werk
man, mager en revolutionair doend, met daar
naast in 1928 een net deftig gekleed heertje
met hoog boord en actetasch onder den arm.
Zóó is het de S. D. A. P. inderdaad in de
laatste kwarteeuw vergaan.
Het is een „makke" partij geworden.
Althans op het gezicht.
Maar men zij voorzichtig.
De heeren rijn met hun eigen figuur verlegen.
Toen de minister van defensie de S. D. A. P.
in de Kamer vroeg wat zij zou doen als er
weer eens oorlog uitbrak en ons leger gemo-
biliseerd moest wordenbleven zij het ant
woord schuldig.
En de revolutie-greep van Troelstra in 1918
is door de S. D. A. P. nooit verloochend.
Vleesch noch visch dus.
Ze willen van twee walletjes eten.
In de kapitalistische maatschappij bezetten ze
heel genoegelijk de vette baantjes en accep
teeren inkomens, waar twintig arbeidersgezinnen
van kunnen leven, maar als er eens een revo
lutie komt, willen ze natuurlijk ook daarvan
profiteeren.
Derhalve balanceeren ze als een koord
danser op het slappe touw.
Ze hebben naar buiten dus wel een moeilijke
positie.
Ze doen het voorkomen alsof ze zich schik
ken naar den ordelijken gang van zaken.
Ze dwepen met het woord „democratie", dat
„rechtmatige volksinvloed" beteekent, o wee
als de minister het durfde wagen buiten het
parlement om eigenmachtig op te treden Ze
staan met hun interpellatie's en motie's klaar.
Maar als het instituut, dat het wettig gezag
en de zuivere democratie beschermt, eens bij
eenkomt, staat „Het Volk" vol van bittere
haat over dit „machtsinstituut", en worden de
heeren, die op o r a n j e papiertjes revolutionaire
denkbeelden onder de vrijwillige landstormers
strooien, in bescherming genomen.
Wanneer iemand eens een vinger naar een
socialist zou uitsteken, zou spoedig de „klasse-
justitie" in het geweer geroepen worden om
dien snoodaard de rechtmatige straf toe te die
nen, maar wanneer drie stakers in Vlissingen
een niet-stakend huisvader, die op Zondag z'n
kindertjes uit de Zondagsschool haalt, hinder
lijk volgen, mag de rechter niets doen, maar
moet volgens een Socialistisch Eerste Kamerlid
vrijspraak volgen.
Zoo zijn de tweeslachtige manieren van hee
ren socialisten.
En zoo moeten ze doen, willen ze zich op
het slappe koord in evenwicht houden
Maar naar binnen is het niet minder erg.
Want ze moeten leven van een hongerige,
ontevreden volksmassa. Dus naar die zijde moe
ten ze wel min of meer revolutionair voor den
dag komen, en louter afbraak-politiek leveren,
de hetze tegen „clericalen" (godsdienstigen)
„kapitalisme", klassejustitie", „militarisme" enz.
gaande houden.
Het is walgelijk te zien op welke wijze dat
gebeurt.
Wat niet rood is, heet huichelachtig, eigen
gerechtig, egoïstisch, en door dagelijksche be
werking wordt systematisch aan een groot deel
van ons Nederlandsche volk een beeld van het
andere deel voorgehouden, dat die menschen
tot waanvoorstellingen voeren moet, en haat
doet opgroeien, die een onoverbrugbare kloof
schept tusschen burgers van eenzelfde land.
Die heeren spelen aldus met gevaarlijk vuur.
Want als het eenmaal tot een uitbarsting
komt, weet men wel waar het begint, maar
niet waar het ophoudt.
Men ziet dat trouwens ook uit de geschie
denis, dat als eenmaal na zoon hetze de
Revolutievlam oplaait, de leiders spoedig de
leiding kwijt zijn.
De Fransche Revolutie heeft haar eigen
scheppers op de guillotine vermoord. Rusland
gaf hetzelfde te zien.
Hopen we, dat het hier nooit zoo ver komt
Maar wat helpt dat alles nu den arbeider
Niets, het houdt hem geestelijk en stoffelijk
arm.
Voor tijd en eeuwigheid geeft het hem niets,
maar ontneemt het hem alles.
Het is een Tantalus-kwelling.
En diep tragisch is het te zien, dat thans
bijna een kwart deel van geheel onze bevolking
zich aan dien schijn overgeeft, en zich aan
den rooden rots kluisteren laat.
Wij hebben hiertegenover een dure roeping.
Met c o n t r a-revolutionaire denkbeelden te
propageeren zijn we er niet.
Slechts in het A n t i-Revolutionair beginsel
zit het redmiddel.
Tegenover het Socialisme het Evangelie.
De oude Bijbel is ook voor dat roode ge
vaar der twintigste eeuw het eenige middel ter
genezing.
Zijn heilzaam Woord neemt aan
Maar dan volsta men niet met vrome praatjes.
Die zijn goedkoop.
We hebben behoefte aan daders des Woords.
Patroons die sociaal voelen voor hun arbei
ders, hun geestelijke roeping ten opzichte van
hun ondergeschikten verstaan.
Denk aan het anathema, dat Jacobus den
rijken, die hun goed misbruiken, in het aange
zicht slingert
En de arbeiders, die zich Christenen heeten,
hebben evenzeer een dure en moeilijke roeping.
„Wandelende brieven van Jezus Christus".
Met minder kunnen zij in geen geval toe.
Slechts waar zoo het Woord onzes Gods
door de geloofsdaad en de geloofswerk
zaamheden zijner belijders in de wereld
uitstraalt is er hope, dat er slachtoffers van
de roode rots ontkluisterd worden en hun ziel
verzadigen kunnen met het Brood des Levens.
UITKIJK.