KL005TERBAL5EM „Geen Goud zoo Goed" Dit mimnwr Mat ult luiee Bladen TWEEDE BLAD. Buitenland. Uit de Pers. Binnenland. FEUILLETON Woensdag 31 Oct. 1928. No. 3481. Rotterdam en haar Gevaren. Het huisje aan den Zeedijk TTV HOC STGNO VINSES STRAFBARE FEITEN TEGEN DE ZEDEN. Art. 240 stelt strafbaar a. het verspreiden, openlijk tentoonstellen, of openlijk aanslaan b het vervaardigen, in-, door- of uitvoeren, of het in voorraad hebben, alles met het doel van verspreiden, openlijk ten toon stellen, of openlijk aanslaan c. het openlijk of door verspreiding van een geschrift (b.v. circulaires), ongevraagd aan bieden of als verkrijgbaar aanwijzen van eenig geschrift, eenige afbeelding of eenig voorwerp, aanstootelljk voor de eerbaarheid. Aanstootelijk voor de eerbaarheid wil zeggen iets, dat door zijn ontuchtig karakter het al gemeen schaamte- of zedelijkheidsgevoel kan kwetsen. Als U heel art. 240 bis en ter leest, zal Li zeggen: zie zoo, de wetgever heeft gezorgd, dat iets wat aanstoot voor de eerbaarheid kan geven niet meer mogelijk is. Helaas, toch ge beurt het. Doodslag is ook strafbaar, maar leest de krant eens? Niettegenstaande is art. 240 een krachtige steun ter bestrijding en voorkoming. Stel U voor als dit alles toelaatbaar was. Als men over sexueele aangelegenheden schrijft dient men rekening te houden met het feit, dat dit over het algemeen bij het publiek in een kwaden reuk staat. Gelukkig, dat de wetgever er anders over dacht. Maar ik ben er van overtuigd, wanneer alle menschen wisten wat er op dit gebied te doen is, zouden zij het toejuichen, dat er tegen gestreden wordt, en eenmeel gepleegde strafbare feiten vervolgd worden. Art. 240 vindt meer zijn toepassing in groote steden dan in dorpen. Gelukkig is ons land, zooals algemeen gezegd wordt, niet zoo besmet met dergelijke lectuur of voorwerpen als sommige andere landen. In Frankrijk en België moet het veel erger zijn. Wat wel schier in alle gemeenten voorkomt is: voor de eer aanstootelijke liederen zingen, of voor de eerbaarheid aanstootelijke woorden of teekeningen stellen. Vooral dit laatste kan men meermalen op schuttingen of muren con- stateeren. Ook daar is straf tegen bedreigd, wanneer dit alles in het openbaar gebeurt. Dit zijn meestal handelingen, die door min derjarigen geschieden. Wel een bewijs, dat het ontuchtige karakter bij sommige menschen vroeg ontplooit. Nu kan het soms ook wel uit bal dadigheid geschieden. U merkt wel, dat er van Overheidswege iets tegen gedaan wordt. Maar dat is niet genoeg. Ieder weldenkend mensch dient stelling te nemen tegen alles wat niet oirbaar is. Niet alleen, dat wat bij wetten en verordeningen verboden is, maar er is nog zooveel onmenschelijks. Zooveel, dat eigenlijk tegen eer en geweten indruischt. Ik sluit hiermede mijn schrijven over sexueele aangelegenheden. Ik heb U een heel klein beetje laten zien wat er op dat gebied te doen is. Hoe er tegen gestreden wordt, en wat er nog tegen te doen is. Ik hoop, dat al de stukjes hebben mogen medewerken ten goede, dat het tot leering geweest mag zijn. Alles wat ik er van geschreven heb, is nog maar bezien aan den buitenkant. Ik kon er niet dieper op ingaan, want U begrijpt wel, dat de krant door een ieder wordt gelezen, ook door kinderen. En het zou zeker niet goed zijn, als men iets zou schrijven, dat de sexueele zinnelijkheid van de jeugd zou prikkelen, hoe goed het ook bedoeld wordt. Veel is er nog waar ik over gezwegen heb, o.a. koppelarij, het z.g.n. bordeelverbod, ver krachting enz. Artikel 250ter is zeer kort, maar als U het leest dan zegt U: hoe is het mogelijk, dat er zoon verbod bestaat in een beschaafde staat. Het luidt: Vrouwenhandel en handel in minderjarigen van het mannelijk geslacht wordt gestraft, enz. Vind U het niet vreeselijk En zou dit ar tikel voor niets in het leven geroepen zijn Neen, denkt dat niet. Ik sta hier niet op een vergadering, anders zou ik zeggen: wie heeft er nog wat te vragen. Maar dat gaat niet, misschien komt die ge legenheid wel eens. Nogmaals, al de zonde, die ik in de stukjes geschreven heb, is verbazend groot. Er moet tegen gestreden worden en het groote kwaad moet in den wortel worden aangetast. Volgende week hoop ik nog iets over andere onderwerpen te zeggen. R. TR. INGEZONDEN. AAN TR. Met zeldzame belangstelling las ik in onze „Maas" uw stukjes „Rotterdam en hare ge varen". U waarschuwt de menschen van de eilanden tegen Rotterdam. Maar wist u wel, dat bij ons ook van die hyena's rondsluipen, die zich op hun prooi werpen en ze uitzuigen tot 't laatste toe Ook hier zijn van die Eva's, die slangen, die geholpen door hunne familie heele huishoudings ongelukkig maken; die familie durft dan wel eerst na meegeholpen te hebben aan 't veroorzaken van onnoemelijk leed voor de wettige vrouw en kinderen met een schijn heilig gezicht in Gods huis durven komen; als waren van geen kwaad bewust. Die vam- pyrs, die onder den naam van „liefde" hun slachtoffer meetronen van vrouw en kinderen, haar, de wettige vrouw, achterlatend in tranen en zuchten. Liefde, eene gave Gods; liefde, die alles geeft, alles lijdt, alles draagt; liefde, die veredelt, opwekt en niet door slijk en modder haalt. Die vrouwen, wier brutaliteit grenzeloos is, slepen den man mee, die eens meende een anderen weg te moeten gaan, een weg, die zocht naar 't Hoogere. Men tornt tegenwoordig zooveel aan wetten en verordeningen, och mocht er nog eens wet komen, die straf legde op die huwelijksbederf- sters, op die vuile, veile deernen, wier harts tocht 't slechtste in den man wakker (roepen) roept; wier lokstem den man meetroont van de vrouw, die hij eens voor God en de men schen trouw beloofde; die den man zoo ver brengt, dat hij de eeden eens afgelegd bij den Doop zijner kinderen, doet breken. Maar al is er nog geen wet, eens komt de tijd, dat wij allen voor Gods rechterstoel moeten verschijnen en als ook die familie's gevraagd zal worden: „wat hebt gij met het leven, u gegeven, gedaan dan zal Hij richten. Dan zal Gods toorn losbranden over hen, die zooveel deden lijden. Er zijn er in ons eiland al die vielen; er zijn er, die op den rand van den afgrond staan. Geve God, dat die laatsten leeren inzien, hoe slecht hun weg is. Laten ze denken aan de mogelijk bestaande onschuldige kinderen, wier leven door hun toedoen reeds zooveel leed bracht. Doe God hun terugkeeren op den weg, die slechts ten verderve voert. Z. HET DUITSCHE LUCHTSCHIP GRAF ZEPPELIN OP DE THUISREIS. De Graf Zeppelin is Zondagochtend om 2 minuten voor twee uit Lakehurst vertrokken op de thuisreis (het was toen in Nederland al een uur of vijf later). Het luchtschip vloog om 9 u. 20 m. (Amsterd. tijd) over Long Island, ten oosten van New York. De koers was nood-oost, zoodat men aanneemt, dat de Zeppelin een noordelijker route zal nemen dan op de heenreis. Ongeveer om 8 u. 35 (A.T.) had het luchtschip New York (stad) bereikt en werd door zoeklichten van de wolkenkrabbers belicht. De stoomfluiten van de schepen in de haven begonnen te gillen, de bevolking werd gewekt en begroette, deels in nachtgewaad, de Zeppelin van hun vensters, uit de straten of uit de parken. Voor den terugtocht kwamen nog tot op het laatste oogenblik passagiers zich aanmelden. Een van hen bood tevergeefs een extra bedrag van 2400. De Graf Zeppelin passeerde om 10.20 (Am sterd. tijd) Block Island, ten Noordoosten van Long Island. Dit eiland ligt ongeveer 215 K.M. van New- York verwijderd, zoodat het luchtschip met een snelheid van ruim 120 K.M. per uur gevlogen heeft. Het luchtschip blijft in voortdurende draadlooze verbinding met het station te Lake hurst, dat weerberichten doorgeeft, waarnaar dr. Eckener zijn verderen koers zal bepalen. In de eerste uren der terugreis van de „Graf Zeppelin" heeft dr. Eckener aan president Coo- lidge, den minister van marine en den zee officier, die te Lakehurst het commando heeft, telegrammen gezonden, waarin hij hen bedankt voor de gastvrijheid, der bemanning van de Zeppelin in Amerika bewezen. Nader wordt gemeld De opstijging van de Zeppelin te Lakehurst geschiedde bij het volle licht der maan. De wind was zwak en de windrichting guns tig, zoodat de „Graf Zeppelin" verrassend vlug uit de loods gebracht kon worden. In het ge heel duurde dit slechts tien minuten. Toen de manschappen, die de Zeppelin uit de loods ge haald hadden, de touwen losmaakten en de groote motoren de nachtelijke stilte verbraken schoot het luchtschip de hoogte in. De Zeppelin beschreef eerst een grooten cir kel boven Lakehurst waar zij sinds haar aan komst uit Duitschland vertoefd heeft en nam daarop koers naar hetnoordoosten. De passagierslijst onderging op het laatste oogenblik nog een verandering, daar lady Drum mond niet aanwezig bleek. In haar plaats maakt William Ullman de reis mee. Er zijn 32 zakken post aan boord met een totaal gewicht van 1531 pond. Volgens een ander bericht heeft het lucht schip 50.000 brieven en briefkaarten aan boord. In het luchtschip bevinden zich 60 menschen, o.w. één vrouw. Nader bericht Wolff nog uit Providence (Rhode Island), dat de Graf Zeppelin die de Block Islands met een snelheid van ongeveer 120 K.M. per uur gepasseerd was op een hoogte van ruim 800 M. vloog en in Oostelijke richting verdween. Een zwakke Noord-Westelijke wind begunstigde den tocht. Tot degenen, die als invité's den tocht naar Duitschland meemaken, behooren commandant Maurice R. Price van het station te Lakehurst en luitenant Charles Bauch, uit Dorchester in Massachusetts. Bauch is een der overlevenden van de ramp, die indertijd het Amerikaansche luchtschip Shennandoah had getroffen. Verder luitenant Thomas Settle, uit Washington. Wolff meldt uit Berlijn dat, dr. Rürr ver klaard heeft, dat de „Graf Zeppelin" eerst naar Friedrichhafen gaat en eerst later het voorgenomen bezoek aan Berlijn zal brengen. Een verstekeling. Volgens den Lokal Anzeiger is gisterenmorgen om 11 uur 20 m. een verstekeling aan boord van het luchtschip Graf Zeppelin ontdekt. Het „Landstormblad" schrijft HET LIEGT. Het dagblad het Volk, dat kans gezien heeft, onderscheidene malen als „Het Liegt" te worden betiteld, heeft ter gelegenheid van onzen Natio- nalen Landstormdag aan dezen bijnaam weer eens bijzondere eer bewezen. Het begon al met wat het hoogstaande blad van onzen Landstormdag op zijn ge-illustreerde pagina aan zijn lezers liet zien. Van de honderden prachtfoto's, die een schit terenden indruk geven, nam het Volk er niet één op. Neen het nam een foto van een knaap, die op de muziekinstrumenten paste, en een van een bedaagden man een lid van een on zer plaatselijke commissiën om bij zijn lezers den indruk te wekken, dat als de Landstormdag met meer dan twintigduizend mannen defileert, dit niet anders zijn dan kinderen en oude man nen. Men moet toch maar durven Vanzelfsprekend nam het blad ook een ver slag van onzen Landstormdag óp. Toen wij den verslaggever van Het Volk, met een gezicht groen van nijd, aan zijn noti ties bezig zagen, hadden wij al een vermoeden, dat er iets schoons werd gebrouwen. Het is dan ook iets moois geworden. Het ergste kwam evenwel nog in het navol gende bericht Ook perronjongens worden hun slachtoffers. Landstormers en onbetaald bier. AMERSFOORT, 1 October. Ook op het station alhier hebben Nationale Landstor mers blijk gegeven van hun eigenaardige men taliteit. Naar wij vernemen, is ook de stati ons-restaurateur alhier door de heeren beet genomen. Een 5-tal treinen zijn op den be- wusten dag Amersfoort gepasseerd en had den elk een kort oogenblik oponthoud. Van dit oponthoud maakten de revolutie-bezweer ders gebruik om zich te goed te doen aan bier en het buffet werd als het ware bestormd. Ook de perronjongens werden aangeklampt en toen de treinen vertrokken waren, bleek bij de afrekening, dat in eiken trein meer was gedronken dan waarvoor was betaald. De res taurateur heeft persoonlijk fleschjes bier uit gereikt, waarmede enkelen dan plotseling ver dwenen. Hij heeft zich hierover bij den sta tionschef dan ook beklaagd. Wij zijn persoonlijk naar Amersfoort getogen om een onderzoek in te stellen. Wij vroegen den stationschef wat er gebeurd was. Het antwoord luidde: „Dat bericht in de krant? Alles gelogen. Van wanordelijkheid is geen sprake geweest. Het is mogelijk, dat er een man is geweest, die een fleschje bier niet betaald heeft, maar dat gebeurt op eiken druk ken dag, en dat is niet, omdat men niet wil betalen, maar meer uit angst, dat de trein net zal vertrekken". Wij vroegen daarna den man, die den heelen dag in de krantenkiosk had gezeten. Hij haalde op een veelbeteekende wijze zijn schouders op en zeide: ,,'t Is wel vreemd, dat ik daarvan dan niets bemerkt heb". Wij, nog niet geheel tevreden, vroegen den restaurateur te spreken. Was afwezig, doch de gérant, die tevens toezicht heeft op de perron jongens, was zoo vriendelijk ons nader in te lichten: „Wij hebben er verbaasd van gestaan van dat bericht. De restaurateur wilde er eerst nog een stuk tegen in de krant schrijven. Och, er is een verslaggever van „Het Volk" gekomen en die heeft wat met de perronjongens staan praten en zoo is het bericht in de wereld ge komen. Een van de perronjongens heeft gezegd, dat hij een cent en een halve cent in zilverpapier heeft ontvangen, dat is alles". Ziedaar de klacht over onze zesduizend land stormers, die op 27 September tweemaal Amers foort met een enkele minuut oponthoud zijn gepasseerd, tot haar ware proporties terug gebracht, namelijk de ongecontroleerde bewering van een perronjongen, die blijkbaar op goeden voet stond met den blijkbaar waarheidslievenden verslaggever van „Het Volk". „De Telegraaf" nam ongeveer hetzelfde be richt op, waaruit wij de conclusie trekken, dat al schelden „Volk" en „Telegraaf" elkaar te genwoordig bijna dagelijks de huid vol, zij het toch wel met een en denzelfden verslaggever kunnen doen. Eer is teer. En daarom heeft de voorzitter van het dage- lijksch bestuur van den Nationalen Landstorm dag een onderzoek laten instellen naar den ver koop van de consumptie op de boot van Sta voren naar Enljhuizen v. v. Met deze boot werden circa 1700 man ver voerd, wellicht het grootste aantal, dat ooit met een boot over de Zuiderzee is gevaren. De bediening, bestaande uit vijf man, was voor zijn taak geheel niet berekend en zijn aantal veel te klein. Geen wonder, dat de consumptieverkoop ge heel in de war liep. We kunnen er aan toevoegen, dat twee der Friesche leiders een dag tevoren een bespreking hebben gehad met de pachter der buffetten en den hofmeester, om hen van het groote ver voer op de hoogte te stellen en hen te waar schuwen daarvoor hun maatregelen te nemen. Deze waarschuwing heeft blijkbaar niet ge holpen, want de regeling der consumptieverkoop was totaal onvoldoende. Niettegenstaande dit alles, hebben de pach ters en het personeel een besten dag gemaakt, terwijl ten slotte kan medegedeeld worden, dat niemand ook maar één cent is tekort gekomen. PRINSES JULIANA NAAR DE OOST? Onder den titel „de wensch van Indië" drie start „Het Huisgezin" Ook in Indië heeft het aanstaande bezoek van den Belgischen kroonprins, naast vol doening over het bezoek zelf, dezelfde teleur stelling ten aanzien van de belangstelling enkel „uit de verte" van ons eigen konings huis gewekt, waaraan wij uiting hebben ge geven. Negentig jaar is het geleden, dat een telg der Nederlandsche dynastie Indië bezocht het was in 1837, dat prins Hendrik, de latere gouverneur van het groothertogdom Luxem burg, een jongere broer van koningin Wilhel- mina's vader, als jeugdig adelborst onze Oost aandeed. Sindsdien heeft geen Oranje meer in Indië voet aan wal gezet, ofschoon in de latere ja- Wonden door hei Bietensteken Zijn door het bietensteken Uw handen ge barsten, ruw, gewond, pijnlijk en ontstoken? Doen Uw handen pijn bij het werken en verhinderen zij U zoo flink aan te pakken als gij wel zoudt wenschen? Bedenk dan, dat naast deze ongemakken elke open wond een open deur is voor bloedvergiftiging en infectie, (besmetting). Wanneer gij Uw eenvoudige verwonding, schijnbaar niet ernstig maar toch zoo lastig, open en ontstoken plekken, Uw hinderlijke bloedblaren, Uw kloven, Uw open vingers, dadelijk behandelt met AKKER s Kloosterbalsem, zult ge in 9 van de 10 gevallen niet het gevaar loopen, dat kleine oorzaken groote gevolgen kunnen hebben. En hebt gij oude wonden, die om zoo te zeggen een erfenis zijn van vroeger verwaar loosde kwetsuren, dan zult gij in AKKER's Kloosterbalsem het jarenlang beproefde middel vinden, dat diezelfde wonden, waarmee gij al zoo lang sukkelt, bijna ziender oogen zuivert en geneest. Verzorg daarom het klein ste onbeteekenendste wondje met AKKER's waarvan tallooze jarenlange gebruikers onveranderlijk en opgetogen zeggen door H. ZEEBERG. 30) ..Ja tante, allen goed gezond", antwoordde Lia, die haar tante een sympathiek mensch be gon te vinden, ,,'k Moest de groeten aan de familie overbrengen". „Mooi, dank je wel. Je drinkt wel thee Met melk en suiker „Graag, tante". Lia vond, dat tante zeer beschaafd was in haar optreden en kreeg weer de idee, dat in de stad te veel op de boeren afgegeven werd. Bedrijvig schonk de boerin thee, terwijl zij al door praatte, blijkbaar met de bedoeling Lia volkomen op haar gemak te zetten. Als dit wer kelijk haar bedoeling was, dan was zij daarin volkomen geslaagd. Want Lia had al haar be klemdheid verloren. Oom Adriaan mocht nu ■wel komen, met tante in de kamer zou het samenzijn niet zoo gedwongen wezen. Zij keek het vertrek niet opvallend, eens rond. Eet was heel goed te bespeuren, dat hier een jongere generatie woonde dan in het huisje aan den zeedijk. Wel lagen er dezelfde matten °P den vloer en ook hetzelfde zwartroode tapijt met franje, maar de meubelen waren niet ouder- Wetsch. Er stonden een paar armstoelen, met er bekleed. Ook was er een mooi eikenhouten I H u ^'n9en schilderijen aan den wand. d" ston<^ een or9e'. keel wat grooter an, at "ij Grootmoeder. Er was ook geen slee- aC a maar een groene vulkachel. En aan den wand hing niet een priesche kiok> maar een, zooa s zij in Wjnkejs in jjtrecht zag hangen. e was alles anders. Het was de nieuwe ij terwijl Grootmoeder de oude vertegenwoor digde. Maar in beide woningen was de gezellige sfeer, de intimiteit, die Lia thuis zoo miste. Evert was intusschen niet meer zoo verlegen. Hij was haar, met een doos in de hand ge naderd en zag haar vol belangstelling aan. „Wat heb je daar voor moois, Evert 7" „Een meccanodoos. Van Grootmoeder ge kregen met St. Nicolaas". „Wat fijn Je kunt er heel wat van maken hé „Jaeen karretje; en een molen. Hier, dit allemaal". En hij toonde Lia een plaatje met de afbeeldingen. „Prachtig is dat. Als ik weer eens kom, mag ik dan eens mee helpen bouwen „Jawel", zei Evert gretig. „Je bent toch geen schooljuffrouw „Neen", lachte Lia, „onderwijzeres ben ik niet. Waarom vraag je dat „Omdat je met mij spelen wilt". „Welja, waarom zou ik dat niet doen Evert gaf er geen antwoord op. Hij vond het blijkbaar wat vreemd. „Och, wij spelen niet vaak met hem. Op een boerderij is het altijd druk, hé zei de boerin. ,,'t Is nu winter, nu gaat het wel. Maar anders weten we wel, wat we te doen hebben". „Dat zal wel tante. U doet toch alles niet alleen „Je kunt wel zien, Lia, dat je uit de stad komt. Men heeft daar zoo geen weet van het leven op een boerderij. Neen, neen, alleen zou niet gaan. Ik heb Marie, die straks wel komen zal. En dan nog een flinke dienstbode. En Jan helpt zijn vader al flink". „Hoe oud is Marie nu, tante „Zij is achttien geweest. En Jan is veertien. Dat wordt al een flinke boer. Hij is nu naar de stad, naar den Landbouwwintercursus. Zijn vader zegt, en daar heeft hij ook gelijk in, dat hij met den tijd mee moet. Vroeger hoorde je nooit van landbouwonderwijs. Maar de jongens kunnen er heel wat leeren waar ze genoegen van kunnen beleven in het bedrijf". „Ja, het is alles heel wat veranderd bij vroe ger", meende Lia. „Dat zal waar wezen. En we moeten nu eenmaal met den tijd mee. 'k Verwonder mij er altijd over, dat Grootmoeder er ook zoo over denkt. Dat zie je niet vaak bij heel oude menschen". Lia merkte op met welk een eerbied tante Martje over Grootmoeder sprak. „U mag Grootmoeder graag lijden, tante ,,'k Houd heel veel van haar en heb veel van haar geleerd, op alle gebied. En dat ik niet alleen, maar velen. Ze is een moeder in Israel, Lia". Maar onmiddellijk voegde zij daaraan toe: „O, dat is waar ook, neem me niet kwalijk, die uitdrukking versta je niet". Lia gaf er geen antwoord op. Zij dacht on middellijk al, dat die uitdrukking wel met den Bijbel verband zou houden. Het was trouwens niet noodig, dat zij ant woordde. Want juist werd de deur geopend en verscheen een meisje van een jaar of acht tien, een aantrekkelijk gezicht, al was het wat grof en al te blozend, gevolg van het veel buiten vertoeven. Bij den eersten oogopslag zag Lia, dat de dochter des huizes binnengekomen was. Want zij geleek, als twee druppels water gelijk zijn, op haar moeder. HOOFDSTUK XII. Verrast bleef zij staan, de deurknop in de hand. Lia was opgestaan en trad haar onbevangen tegemoet. 'k Behoef niet te vragen wie je bent", zeide zij. „Het evenbeeld van tante. Ik ben Lia, Marie". Het ijs was onmiddellijk gebroken. Impulsief stak Marie Blanker! haar nichtje de hand toe, waaruit Lia de juiste gevolgtrek king maakte, dat de stroeve wind tegenover haar ook uit dien hoek niet waaide. Vermoe delijk was het alleen oom Adriaan. Nu, en dan zou het wel gaan, met zooveel bondgenooten. Zij ging meer en meer moed scheppen. „Ik wist niet eens, dat je hier waart. Al lang vroeg Marie, die, zonder onbeleefd te zijn, vol belangstelling naar de bezoeksters keek. „Een half uurtje, zoowat, niet tante „Ik denk het ook. 'k Vond het aardig, dat je gekomen bent. Wij hadden je anders morgen bij Grootmoeder ontmoet". 1 „O, was u daar morgen gekomen „Ja, of anders Grootmoeder hier. Maar dat "zou nu wel niet, nu je er bent. Adriaan, je oom, gaat haar met het rijtuig halen, om naar de kerk te gaan. Ten minste des winters, 's Zo mers wil zij het niet. Uit de kerk gaan wij dan de eene week hier koffie drinken, de an dere week aan den zeedijk. „O, wat gezellig. Mag ik dan ook wel ko men „Wel, dat spreekt vanzelf. Je behoort nu ook tot het huisgezin, hé Je bent hier altijd welkom, hoor. 'k Hoop, dat je met Marie goed kunt opschieten." „Dat zal wel gaan, tante. Ik ben heusch niet zoo veeleischend", zei Lia met een glimlach. Dat moest Marie Blankert in haar hart on middellijk toegeven. De voorstelling, die zij van haar nichtje gemaakt had, beantwoordde ab soluut niet aan de werkelijkheid. Zij had ge meend een trotsch meisje te zullen ontmoeten, dat afstootte door haar hooghartige houding. Maar zij maakte kennis met een oogenschijnlijk eenvoudig meisje, dat absoluut niet hoog van hart was, maar innemend en vriendelijk. Zij had gemeend, dat haar nichtje zoo gekleed zou zijn, dat de pracht der kleeding verblindde. Maar zij zag wel een keurige kleedij, die afstak bij hare, doch niet opzichtig, gelijk haar voor stelling was geweest. Onmiddellijk was de schaal overgeslagen ten gunste van Lia en had Adriaan Blankert een bondgenoote minder. Marie begreep maar niet, waarom vader zoo tegen dat nichtje gekant kon zijn. Zij had er trouwens reeds met moeder i over gesproken, maar die had opgemerkt, hoe zij niet vergeten moest, dat vader al de misère met tante uit Utrecht had meegemaakt. En nu was het wel niet goed van hem, dat hij zoo handelde, maar daarom was het wel verklaar baar. Tante had ook heel verkeerd gedaan. De boerin ging op de lichte scherts van Lia in. „Niet zoo veeleischend", zeide zij. „Neen, maar dat moet men op het platteland ook niet zijn. 't Is zeker wel een groot verschil: thuis of bij Grootmoeder en hier „Ja, tante, het is een verschil van dag en nacht", antwoordde Lia openhartig. Maar ik heb het hier zeer goed naar mijn zin. In een stad is het leven ook niet prettig. Ik ontdek hier ten minste duizendmaal meer tevredenheid". „Ik denk, dat er in de stad ook wel tevreden heid zal zijn, al is het dan niet bij alle men schen. Het ligt niet aan de stad of aan het platteland. Het zit in het hart van een mensch. En God geeft die tevredenheid. Wie waarlijk den Heere vreest, is tevreden met zijn lot". „Dat zijn dingen, waarvan ik niets weet, tante", merkt Lia op. Eigenaardig vond zij het: Grootmoeder ant woordde zij niet als deze een opmerking over den godsdienst maakte. Het kwam, omdat zij meende, dat die alleen voor oude menschen was. Maar hier sprak een vrouw van den leeftijd van haar Mama. En die sprak toch net als Grootmoeder „Dat weet ik, Lia", hoorde zij haar tante zeggen. Het spijt mij, dat het niet zoo is. Maar je bent er ons niet minder om. Je bent altijd welkom, als je de kinderen maar geen dingen vertelt, die niet goed voor ze zijn. Wij zijn gewoon anders te leven, dat heb je bij Groot moeder wel gemerkt. Als je je daar in kunt schikken, dan zul je van ons geen last hébben". „Ik schik mij er in, tante, al is het alles zeer vreemd. Thuis was ik dat niet gewoon". Er volgde geen rechtstreeksch antwoord. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 3