KL005TERBAL5EM
„Geen Goud zoo Goed"
Dit mimnwr Mat ult luiee Bladen
TWEEDE BLAD.
Buitenland.
Uit de Pers.
Binnenland.
FEUILLETON
Woensdag 31 Oct. 1928. No. 3481.
Rotterdam en haar
Gevaren.
Het huisje aan den Zeedijk
TTV HOC STGNO VINSES
STRAFBARE FEITEN TEGEN DE
ZEDEN.
Art. 240 stelt strafbaar
a. het verspreiden, openlijk tentoonstellen, of
openlijk aanslaan
b het vervaardigen, in-, door- of uitvoeren,
of het in voorraad hebben, alles met het doel
van verspreiden, openlijk ten toon stellen, of
openlijk aanslaan
c. het openlijk of door verspreiding van een
geschrift (b.v. circulaires), ongevraagd aan
bieden of als verkrijgbaar aanwijzen van eenig
geschrift, eenige afbeelding of eenig voorwerp,
aanstootelljk voor de eerbaarheid.
Aanstootelijk voor de eerbaarheid wil zeggen
iets, dat door zijn ontuchtig karakter het al
gemeen schaamte- of zedelijkheidsgevoel kan
kwetsen.
Als U heel art. 240 bis en ter leest, zal Li
zeggen: zie zoo, de wetgever heeft gezorgd,
dat iets wat aanstoot voor de eerbaarheid kan
geven niet meer mogelijk is. Helaas, toch ge
beurt het.
Doodslag is ook strafbaar, maar leest de
krant eens?
Niettegenstaande is art. 240 een krachtige
steun ter bestrijding en voorkoming. Stel U
voor als dit alles toelaatbaar was.
Als men over sexueele aangelegenheden
schrijft dient men rekening te houden met het
feit, dat dit over het algemeen bij het publiek
in een kwaden reuk staat. Gelukkig, dat de
wetgever er anders over dacht. Maar ik ben
er van overtuigd, wanneer alle menschen wisten
wat er op dit gebied te doen is, zouden zij het
toejuichen, dat er tegen gestreden wordt, en
eenmeel gepleegde strafbare feiten vervolgd
worden.
Art. 240 vindt meer zijn toepassing in groote
steden dan in dorpen. Gelukkig is ons land,
zooals algemeen gezegd wordt, niet zoo besmet
met dergelijke lectuur of voorwerpen als
sommige andere landen. In Frankrijk en België
moet het veel erger zijn.
Wat wel schier in alle gemeenten voorkomt
is: voor de eer aanstootelijke liederen zingen,
of voor de eerbaarheid aanstootelijke woorden
of teekeningen stellen. Vooral dit laatste kan
men meermalen op schuttingen of muren con-
stateeren. Ook daar is straf tegen bedreigd,
wanneer dit alles in het openbaar gebeurt.
Dit zijn meestal handelingen, die door min
derjarigen geschieden. Wel een bewijs, dat het
ontuchtige karakter bij sommige menschen vroeg
ontplooit. Nu kan het soms ook wel uit bal
dadigheid geschieden.
U merkt wel, dat er van Overheidswege iets
tegen gedaan wordt. Maar dat is niet genoeg.
Ieder weldenkend mensch dient stelling te nemen
tegen alles wat niet oirbaar is. Niet alleen, dat
wat bij wetten en verordeningen verboden is,
maar er is nog zooveel onmenschelijks. Zooveel,
dat eigenlijk tegen eer en geweten indruischt.
Ik sluit hiermede mijn schrijven over sexueele
aangelegenheden. Ik heb U een heel klein beetje
laten zien wat er op dat gebied te doen is.
Hoe er tegen gestreden wordt, en wat er nog
tegen te doen is. Ik hoop, dat al de stukjes
hebben mogen medewerken ten goede, dat het
tot leering geweest mag zijn. Alles wat ik er
van geschreven heb, is nog maar bezien aan
den buitenkant. Ik kon er niet dieper op ingaan,
want U begrijpt wel, dat de krant door een
ieder wordt gelezen, ook door kinderen. En
het zou zeker niet goed zijn, als men iets zou
schrijven, dat de sexueele zinnelijkheid van
de jeugd zou prikkelen, hoe goed het ook
bedoeld wordt.
Veel is er nog waar ik over gezwegen heb,
o.a. koppelarij, het z.g.n. bordeelverbod, ver
krachting enz. Artikel 250ter is zeer kort, maar
als U het leest dan zegt U: hoe is het mogelijk,
dat er zoon verbod bestaat in een beschaafde
staat. Het luidt: Vrouwenhandel en handel in
minderjarigen van het mannelijk geslacht wordt
gestraft, enz.
Vind U het niet vreeselijk En zou dit ar
tikel voor niets in het leven geroepen zijn
Neen, denkt dat niet.
Ik sta hier niet op een vergadering, anders
zou ik zeggen: wie heeft er nog wat te vragen.
Maar dat gaat niet, misschien komt die ge
legenheid wel eens.
Nogmaals, al de zonde, die ik in de stukjes
geschreven heb, is verbazend groot. Er moet
tegen gestreden worden en het groote kwaad
moet in den wortel worden aangetast.
Volgende week hoop ik nog iets over andere
onderwerpen te zeggen.
R. TR.
INGEZONDEN.
AAN TR.
Met zeldzame belangstelling las ik in onze
„Maas" uw stukjes „Rotterdam en hare ge
varen". U waarschuwt de menschen van de
eilanden tegen Rotterdam. Maar wist u wel,
dat bij ons ook van die hyena's rondsluipen,
die zich op hun prooi werpen en ze uitzuigen
tot 't laatste toe Ook hier zijn van die Eva's,
die slangen, die geholpen door hunne familie
heele huishoudings ongelukkig maken; die familie
durft dan wel eerst na meegeholpen te hebben
aan 't veroorzaken van onnoemelijk leed voor
de wettige vrouw en kinderen met een schijn
heilig gezicht in Gods huis durven komen;
als waren van geen kwaad bewust. Die vam-
pyrs, die onder den naam van „liefde" hun
slachtoffer meetronen van vrouw en kinderen,
haar, de wettige vrouw, achterlatend in tranen
en zuchten. Liefde, eene gave Gods; liefde,
die alles geeft, alles lijdt, alles draagt; liefde,
die veredelt, opwekt en niet door slijk en modder
haalt. Die vrouwen, wier brutaliteit grenzeloos
is, slepen den man mee, die eens meende een
anderen weg te moeten gaan, een weg, die
zocht naar 't Hoogere.
Men tornt tegenwoordig zooveel aan wetten
en verordeningen, och mocht er nog eens wet
komen, die straf legde op die huwelijksbederf-
sters, op die vuile, veile deernen, wier harts
tocht 't slechtste in den man wakker (roepen)
roept; wier lokstem den man meetroont van
de vrouw, die hij eens voor God en de men
schen trouw beloofde; die den man zoo ver
brengt, dat hij de eeden eens afgelegd bij den
Doop zijner kinderen, doet breken.
Maar al is er nog geen wet, eens komt de
tijd, dat wij allen voor Gods rechterstoel moeten
verschijnen en als ook die familie's gevraagd
zal worden: „wat hebt gij met het leven, u
gegeven, gedaan dan zal Hij richten. Dan
zal Gods toorn losbranden over hen, die zooveel
deden lijden.
Er zijn er in ons eiland al die vielen; er zijn
er, die op den rand van den afgrond staan.
Geve God, dat die laatsten leeren inzien, hoe
slecht hun weg is. Laten ze denken aan de
mogelijk bestaande onschuldige kinderen, wier
leven door hun toedoen reeds zooveel leed
bracht. Doe God hun terugkeeren op den weg,
die slechts ten verderve voert.
Z.
HET DUITSCHE LUCHTSCHIP GRAF
ZEPPELIN OP DE THUISREIS.
De Graf Zeppelin is Zondagochtend om
2 minuten voor twee uit Lakehurst vertrokken
op de thuisreis (het was toen in Nederland al
een uur of vijf later).
Het luchtschip vloog om 9 u. 20 m. (Amsterd.
tijd) over Long Island, ten oosten van New
York. De koers was nood-oost, zoodat men
aanneemt, dat de Zeppelin een noordelijker
route zal nemen dan op de heenreis. Ongeveer
om 8 u. 35 (A.T.) had het luchtschip New
York (stad) bereikt en werd door zoeklichten
van de wolkenkrabbers belicht. De stoomfluiten
van de schepen in de haven begonnen te gillen,
de bevolking werd gewekt en begroette, deels
in nachtgewaad, de Zeppelin van hun vensters,
uit de straten of uit de parken.
Voor den terugtocht kwamen nog tot op het
laatste oogenblik passagiers zich aanmelden.
Een van hen bood tevergeefs een extra bedrag
van 2400.
De Graf Zeppelin passeerde om 10.20 (Am
sterd. tijd) Block Island, ten Noordoosten van
Long Island.
Dit eiland ligt ongeveer 215 K.M. van New-
York verwijderd, zoodat het luchtschip met een
snelheid van ruim 120 K.M. per uur gevlogen
heeft. Het luchtschip blijft in voortdurende
draadlooze verbinding met het station te Lake
hurst, dat weerberichten doorgeeft, waarnaar
dr. Eckener zijn verderen koers zal bepalen.
In de eerste uren der terugreis van de „Graf
Zeppelin" heeft dr. Eckener aan president Coo-
lidge, den minister van marine en den zee
officier, die te Lakehurst het commando heeft,
telegrammen gezonden, waarin hij hen bedankt
voor de gastvrijheid, der bemanning van de
Zeppelin in Amerika bewezen.
Nader wordt gemeld
De opstijging van de Zeppelin te Lakehurst
geschiedde bij het volle licht der maan.
De wind was zwak en de windrichting guns
tig, zoodat de „Graf Zeppelin" verrassend vlug
uit de loods gebracht kon worden. In het ge
heel duurde dit slechts tien minuten. Toen de
manschappen, die de Zeppelin uit de loods ge
haald hadden, de touwen losmaakten en de
groote motoren de nachtelijke stilte verbraken
schoot het luchtschip de hoogte in.
De Zeppelin beschreef eerst een grooten cir
kel boven Lakehurst waar zij sinds haar aan
komst uit Duitschland vertoefd heeft en nam
daarop koers naar hetnoordoosten.
De passagierslijst onderging op het laatste
oogenblik nog een verandering, daar lady Drum
mond niet aanwezig bleek.
In haar plaats maakt William Ullman de reis
mee. Er zijn 32 zakken post aan boord met een
totaal gewicht van 1531 pond.
Volgens een ander bericht heeft het lucht
schip 50.000 brieven en briefkaarten aan boord.
In het luchtschip bevinden zich 60 menschen,
o.w. één vrouw.
Nader bericht Wolff nog uit Providence
(Rhode Island), dat de Graf Zeppelin die de
Block Islands met een snelheid van ongeveer
120 K.M. per uur gepasseerd was op een hoogte
van ruim 800 M. vloog en in Oostelijke richting
verdween. Een zwakke Noord-Westelijke wind
begunstigde den tocht.
Tot degenen, die als invité's den tocht naar
Duitschland meemaken, behooren commandant
Maurice R. Price van het station te Lakehurst
en luitenant Charles Bauch, uit Dorchester in
Massachusetts. Bauch is een der overlevenden
van de ramp, die indertijd het Amerikaansche
luchtschip Shennandoah had getroffen. Verder
luitenant Thomas Settle, uit Washington.
Wolff meldt uit Berlijn dat, dr. Rürr ver
klaard heeft, dat de „Graf Zeppelin" eerst
naar Friedrichhafen gaat en eerst later het
voorgenomen bezoek aan Berlijn zal brengen.
Een verstekeling.
Volgens den Lokal Anzeiger is gisterenmorgen
om 11 uur 20 m. een verstekeling aan boord
van het luchtschip Graf Zeppelin ontdekt.
Het „Landstormblad" schrijft
HET LIEGT.
Het dagblad het Volk, dat kans gezien heeft,
onderscheidene malen als „Het Liegt" te worden
betiteld, heeft ter gelegenheid van onzen Natio-
nalen Landstormdag aan dezen bijnaam weer
eens bijzondere eer bewezen.
Het begon al met wat het hoogstaande blad
van onzen Landstormdag op zijn ge-illustreerde
pagina aan zijn lezers liet zien.
Van de honderden prachtfoto's, die een schit
terenden indruk geven, nam het Volk er niet
één op. Neen het nam een foto van een knaap,
die op de muziekinstrumenten paste, en een
van een bedaagden man een lid van een on
zer plaatselijke commissiën om bij zijn lezers
den indruk te wekken, dat als de Landstormdag
met meer dan twintigduizend mannen defileert,
dit niet anders zijn dan kinderen en oude man
nen. Men moet toch maar durven
Vanzelfsprekend nam het blad ook een ver
slag van onzen Landstormdag óp.
Toen wij den verslaggever van Het Volk,
met een gezicht groen van nijd, aan zijn noti
ties bezig zagen, hadden wij al een vermoeden,
dat er iets schoons werd gebrouwen. Het is dan
ook iets moois geworden.
Het ergste kwam evenwel nog in het navol
gende bericht
Ook perronjongens worden hun slachtoffers.
Landstormers en onbetaald bier.
AMERSFOORT, 1 October. Ook op
het station alhier hebben Nationale Landstor
mers blijk gegeven van hun eigenaardige men
taliteit. Naar wij vernemen, is ook de stati
ons-restaurateur alhier door de heeren beet
genomen. Een 5-tal treinen zijn op den be-
wusten dag Amersfoort gepasseerd en had
den elk een kort oogenblik oponthoud. Van
dit oponthoud maakten de revolutie-bezweer
ders gebruik om zich te goed te doen aan
bier en het buffet werd als het ware bestormd.
Ook de perronjongens werden aangeklampt en
toen de treinen vertrokken waren, bleek bij
de afrekening, dat in eiken trein meer was
gedronken dan waarvoor was betaald. De res
taurateur heeft persoonlijk fleschjes bier uit
gereikt, waarmede enkelen dan plotseling ver
dwenen. Hij heeft zich hierover bij den sta
tionschef dan ook beklaagd.
Wij zijn persoonlijk naar Amersfoort getogen
om een onderzoek in te stellen.
Wij vroegen den stationschef wat er gebeurd
was. Het antwoord luidde: „Dat bericht in de
krant? Alles gelogen. Van wanordelijkheid is
geen sprake geweest. Het is mogelijk, dat er
een man is geweest, die een fleschje bier niet
betaald heeft, maar dat gebeurt op eiken druk
ken dag, en dat is niet, omdat men niet wil
betalen, maar meer uit angst, dat de trein net
zal vertrekken".
Wij vroegen daarna den man, die den heelen
dag in de krantenkiosk had gezeten. Hij haalde
op een veelbeteekende wijze zijn schouders op
en zeide: ,,'t Is wel vreemd, dat ik daarvan
dan niets bemerkt heb".
Wij, nog niet geheel tevreden, vroegen den
restaurateur te spreken. Was afwezig, doch de
gérant, die tevens toezicht heeft op de perron
jongens, was zoo vriendelijk ons nader in te
lichten: „Wij hebben er verbaasd van gestaan
van dat bericht. De restaurateur wilde er eerst
nog een stuk tegen in de krant schrijven. Och,
er is een verslaggever van „Het Volk" gekomen
en die heeft wat met de perronjongens staan
praten en zoo is het bericht in de wereld ge
komen. Een van de perronjongens heeft gezegd,
dat hij een cent en een halve cent in zilverpapier
heeft ontvangen, dat is alles".
Ziedaar de klacht over onze zesduizend land
stormers, die op 27 September tweemaal Amers
foort met een enkele minuut oponthoud
zijn gepasseerd, tot haar ware proporties terug
gebracht, namelijk de ongecontroleerde bewering
van een perronjongen, die blijkbaar op goeden
voet stond met den blijkbaar waarheidslievenden
verslaggever van „Het Volk".
„De Telegraaf" nam ongeveer hetzelfde be
richt op, waaruit wij de conclusie trekken, dat
al schelden „Volk" en „Telegraaf" elkaar te
genwoordig bijna dagelijks de huid vol, zij het
toch wel met een en denzelfden verslaggever
kunnen doen.
Eer is teer.
En daarom heeft de voorzitter van het dage-
lijksch bestuur van den Nationalen Landstorm
dag een onderzoek laten instellen naar den ver
koop van de consumptie op de boot van Sta
voren naar Enljhuizen v. v.
Met deze boot werden circa 1700 man ver
voerd, wellicht het grootste aantal, dat ooit
met een boot over de Zuiderzee is gevaren.
De bediening, bestaande uit vijf man, was
voor zijn taak geheel niet berekend en zijn aantal
veel te klein.
Geen wonder, dat de consumptieverkoop ge
heel in de war liep.
We kunnen er aan toevoegen, dat twee der
Friesche leiders een dag tevoren een bespreking
hebben gehad met de pachter der buffetten en
den hofmeester, om hen van het groote ver
voer op de hoogte te stellen en hen te waar
schuwen daarvoor hun maatregelen te nemen.
Deze waarschuwing heeft blijkbaar niet ge
holpen, want de regeling der consumptieverkoop
was totaal onvoldoende.
Niettegenstaande dit alles, hebben de pach
ters en het personeel een besten dag gemaakt,
terwijl ten slotte kan medegedeeld worden, dat
niemand ook maar één cent is tekort gekomen.
PRINSES JULIANA NAAR DE OOST?
Onder den titel „de wensch van Indië" drie
start „Het Huisgezin"
Ook in Indië heeft het aanstaande bezoek
van den Belgischen kroonprins, naast vol
doening over het bezoek zelf, dezelfde teleur
stelling ten aanzien van de belangstelling
enkel „uit de verte" van ons eigen konings
huis gewekt, waaraan wij uiting hebben ge
geven.
Negentig jaar is het geleden, dat een telg
der Nederlandsche dynastie Indië bezocht
het was in 1837, dat prins Hendrik, de latere
gouverneur van het groothertogdom Luxem
burg, een jongere broer van koningin Wilhel-
mina's vader, als jeugdig adelborst onze
Oost aandeed.
Sindsdien heeft geen Oranje meer in Indië
voet aan wal gezet, ofschoon in de latere ja-
Wonden door hei
Bietensteken
Zijn door het bietensteken Uw handen ge
barsten, ruw, gewond, pijnlijk en ontstoken?
Doen Uw handen pijn bij het werken en
verhinderen zij U zoo flink aan te pakken als
gij wel zoudt wenschen? Bedenk dan, dat
naast deze ongemakken elke open wond een
open deur is voor bloedvergiftiging en infectie,
(besmetting). Wanneer gij Uw eenvoudige
verwonding, schijnbaar niet ernstig maar toch
zoo lastig, open en ontstoken plekken, Uw
hinderlijke bloedblaren, Uw kloven, Uw open
vingers, dadelijk behandelt met AKKER s
Kloosterbalsem, zult ge in 9 van de 10
gevallen niet het gevaar loopen, dat kleine
oorzaken groote gevolgen kunnen hebben.
En hebt gij oude wonden, die om zoo te
zeggen een erfenis zijn van vroeger verwaar
loosde kwetsuren, dan zult gij in AKKER's
Kloosterbalsem het jarenlang beproefde middel
vinden, dat diezelfde wonden, waarmee gij
al zoo lang sukkelt, bijna ziender oogen
zuivert en geneest. Verzorg daarom het klein
ste onbeteekenendste wondje met AKKER's
waarvan tallooze jarenlange gebruikers onveranderlijk en opgetogen zeggen
door
H. ZEEBERG.
30)
..Ja tante, allen goed gezond", antwoordde
Lia, die haar tante een sympathiek mensch be
gon te vinden, ,,'k Moest de groeten aan de
familie overbrengen".
„Mooi, dank je wel. Je drinkt wel thee Met
melk en suiker
„Graag, tante".
Lia vond, dat tante zeer beschaafd was in
haar optreden en kreeg weer de idee, dat in de
stad te veel op de boeren afgegeven werd.
Bedrijvig schonk de boerin thee, terwijl zij
al door praatte, blijkbaar met de bedoeling Lia
volkomen op haar gemak te zetten. Als dit wer
kelijk haar bedoeling was, dan was zij daarin
volkomen geslaagd. Want Lia had al haar be
klemdheid verloren. Oom Adriaan mocht nu
■wel komen, met tante in de kamer zou het
samenzijn niet zoo gedwongen wezen.
Zij keek het vertrek niet opvallend, eens rond.
Eet was heel goed te bespeuren, dat hier
een jongere generatie woonde dan in het huisje
aan den zeedijk. Wel lagen er dezelfde matten
°P den vloer en ook hetzelfde zwartroode tapijt
met franje, maar de meubelen waren niet ouder-
Wetsch. Er stonden een paar armstoelen, met
er bekleed. Ook was er een mooi eikenhouten
I H u ^'n9en schilderijen aan den wand.
d" ston<^ een or9e'. keel wat grooter
an, at "ij Grootmoeder. Er was ook geen slee-
aC a maar een groene vulkachel. En aan den
wand hing niet een priesche kiok> maar een,
zooa s zij in Wjnkejs in jjtrecht zag hangen.
e was alles anders. Het was de nieuwe
ij terwijl Grootmoeder de oude vertegenwoor
digde. Maar in beide woningen was de gezellige
sfeer, de intimiteit, die Lia thuis zoo miste.
Evert was intusschen niet meer zoo verlegen.
Hij was haar, met een doos in de hand ge
naderd en zag haar vol belangstelling aan.
„Wat heb je daar voor moois, Evert 7"
„Een meccanodoos. Van Grootmoeder ge
kregen met St. Nicolaas".
„Wat fijn Je kunt er heel wat van maken
hé
„Jaeen karretje; en een molen. Hier, dit
allemaal". En hij toonde Lia een plaatje met
de afbeeldingen.
„Prachtig is dat. Als ik weer eens kom, mag
ik dan eens mee helpen bouwen
„Jawel", zei Evert gretig. „Je bent toch geen
schooljuffrouw
„Neen", lachte Lia, „onderwijzeres ben ik
niet. Waarom vraag je dat
„Omdat je met mij spelen wilt".
„Welja, waarom zou ik dat niet doen
Evert gaf er geen antwoord op. Hij vond
het blijkbaar wat vreemd.
„Och, wij spelen niet vaak met hem. Op een
boerderij is het altijd druk, hé zei de boerin.
,,'t Is nu winter, nu gaat het wel. Maar anders
weten we wel, wat we te doen hebben".
„Dat zal wel tante. U doet toch alles niet
alleen
„Je kunt wel zien, Lia, dat je uit de stad komt.
Men heeft daar zoo geen weet van het leven
op een boerderij. Neen, neen, alleen zou niet
gaan. Ik heb Marie, die straks wel komen zal.
En dan nog een flinke dienstbode. En Jan helpt
zijn vader al flink".
„Hoe oud is Marie nu, tante
„Zij is achttien geweest. En Jan is veertien.
Dat wordt al een flinke boer. Hij is nu naar
de stad, naar den Landbouwwintercursus. Zijn
vader zegt, en daar heeft hij ook gelijk in, dat
hij met den tijd mee moet. Vroeger hoorde je
nooit van landbouwonderwijs. Maar de jongens
kunnen er heel wat leeren waar ze genoegen
van kunnen beleven in het bedrijf".
„Ja, het is alles heel wat veranderd bij vroe
ger", meende Lia.
„Dat zal waar wezen. En we moeten nu
eenmaal met den tijd mee. 'k Verwonder mij er
altijd over, dat Grootmoeder er ook zoo over
denkt. Dat zie je niet vaak bij heel oude
menschen".
Lia merkte op met welk een eerbied tante
Martje over Grootmoeder sprak.
„U mag Grootmoeder graag lijden, tante
,,'k Houd heel veel van haar en heb veel
van haar geleerd, op alle gebied. En dat ik niet
alleen, maar velen. Ze is een moeder in Israel,
Lia". Maar onmiddellijk voegde zij daaraan toe:
„O, dat is waar ook, neem me niet kwalijk,
die uitdrukking versta je niet".
Lia gaf er geen antwoord op. Zij dacht on
middellijk al, dat die uitdrukking wel met den
Bijbel verband zou houden.
Het was trouwens niet noodig, dat zij ant
woordde. Want juist werd de deur geopend
en verscheen een meisje van een jaar of acht
tien, een aantrekkelijk gezicht, al was het wat
grof en al te blozend, gevolg van het veel buiten
vertoeven.
Bij den eersten oogopslag zag Lia, dat de
dochter des huizes binnengekomen was. Want
zij geleek, als twee druppels water gelijk zijn,
op haar moeder.
HOOFDSTUK XII.
Verrast bleef zij staan, de deurknop in de
hand.
Lia was opgestaan en trad haar onbevangen
tegemoet.
'k Behoef niet te vragen wie je bent", zeide
zij. „Het evenbeeld van tante. Ik ben Lia,
Marie".
Het ijs was onmiddellijk gebroken.
Impulsief stak Marie Blanker! haar nichtje
de hand toe, waaruit Lia de juiste gevolgtrek
king maakte, dat de stroeve wind tegenover
haar ook uit dien hoek niet waaide. Vermoe
delijk was het alleen oom Adriaan. Nu, en dan
zou het wel gaan, met zooveel bondgenooten.
Zij ging meer en meer moed scheppen.
„Ik wist niet eens, dat je hier waart. Al
lang vroeg Marie, die, zonder onbeleefd te
zijn, vol belangstelling naar de bezoeksters keek.
„Een half uurtje, zoowat, niet tante
„Ik denk het ook. 'k Vond het aardig, dat
je gekomen bent. Wij hadden je anders morgen
bij Grootmoeder ontmoet". 1
„O, was u daar morgen gekomen
„Ja, of anders Grootmoeder hier. Maar dat
"zou nu wel niet, nu je er bent. Adriaan, je
oom, gaat haar met het rijtuig halen, om naar
de kerk te gaan. Ten minste des winters, 's Zo
mers wil zij het niet. Uit de kerk gaan wij
dan de eene week hier koffie drinken, de an
dere week aan den zeedijk.
„O, wat gezellig. Mag ik dan ook wel ko
men
„Wel, dat spreekt vanzelf. Je behoort nu
ook tot het huisgezin, hé Je bent hier altijd
welkom, hoor. 'k Hoop, dat je met Marie goed
kunt opschieten."
„Dat zal wel gaan, tante. Ik ben heusch niet
zoo veeleischend", zei Lia met een glimlach.
Dat moest Marie Blankert in haar hart on
middellijk toegeven. De voorstelling, die zij van
haar nichtje gemaakt had, beantwoordde ab
soluut niet aan de werkelijkheid. Zij had ge
meend een trotsch meisje te zullen ontmoeten,
dat afstootte door haar hooghartige houding.
Maar zij maakte kennis met een oogenschijnlijk
eenvoudig meisje, dat absoluut niet hoog van
hart was, maar innemend en vriendelijk. Zij
had gemeend, dat haar nichtje zoo gekleed zou
zijn, dat de pracht der kleeding verblindde.
Maar zij zag wel een keurige kleedij, die afstak
bij hare, doch niet opzichtig, gelijk haar voor
stelling was geweest.
Onmiddellijk was de schaal overgeslagen ten
gunste van Lia en had Adriaan Blankert een
bondgenoote minder. Marie begreep maar niet,
waarom vader zoo tegen dat nichtje gekant kon
zijn. Zij had er trouwens reeds met moeder i
over gesproken, maar die had opgemerkt, hoe
zij niet vergeten moest, dat vader al de misère
met tante uit Utrecht had meegemaakt. En nu
was het wel niet goed van hem, dat hij zoo
handelde, maar daarom was het wel verklaar
baar. Tante had ook heel verkeerd gedaan.
De boerin ging op de lichte scherts van Lia in.
„Niet zoo veeleischend", zeide zij. „Neen,
maar dat moet men op het platteland ook niet
zijn. 't Is zeker wel een groot verschil: thuis
of bij Grootmoeder en hier
„Ja, tante, het is een verschil van dag en
nacht", antwoordde Lia openhartig. Maar ik
heb het hier zeer goed naar mijn zin. In een
stad is het leven ook niet prettig. Ik ontdek
hier ten minste duizendmaal meer tevredenheid".
„Ik denk, dat er in de stad ook wel tevreden
heid zal zijn, al is het dan niet bij alle men
schen. Het ligt niet aan de stad of aan het
platteland. Het zit in het hart van een mensch.
En God geeft die tevredenheid. Wie waarlijk
den Heere vreest, is tevreden met zijn lot".
„Dat zijn dingen, waarvan ik niets weet,
tante", merkt Lia op.
Eigenaardig vond zij het: Grootmoeder ant
woordde zij niet als deze een opmerking over
den godsdienst maakte. Het kwam, omdat zij
meende, dat die alleen voor oude menschen
was. Maar hier sprak een vrouw van den
leeftijd van haar Mama. En die sprak toch
net als Grootmoeder
„Dat weet ik, Lia", hoorde zij haar tante
zeggen. Het spijt mij, dat het niet zoo is. Maar
je bent er ons niet minder om. Je bent altijd
welkom, als je de kinderen maar geen dingen
vertelt, die niet goed voor ze zijn. Wij zijn
gewoon anders te leven, dat heb je bij Groot
moeder wel gemerkt. Als je je daar in kunt
schikken, dan zul je van ons geen last hébben".
„Ik schik mij er in, tante, al is het alles
zeer vreemd. Thuis was ik dat niet gewoon".
Er volgde geen rechtstreeksch antwoord.
(Wordt vervolgd).