L UIT HET WOORD
c. WARNAER, Dirksland, Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur
PREDIKBEURTEN
O
OOGSTCOLLECTE
SSSS5 ALLERLEI SKSS
ONDER REDACTIE VAN
SCHETSEN UIT DE
KERKGESCHIEDENIS
r VOOR DEN ZONDAG
OP ZONDAG 28 OCT. 1928
NED. HERV. KERK.
Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
Ameide.
Middelharnis, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van
der Wal van Dirksland. t
Den Bommel, v.m. 9.30 Ds. v. d. Zee en 's av.
6 uur leesdienst.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av.
6 uur "de heer Vetter van Langstraat.
Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur
dhr. van Yperen van Herkingen.
Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur
Ds. v. d. Zee van Den Bommel.
Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur dhr. van
Yperen.
Dirksland, v.m. Ds. van der Wal en 's av.
leesdienst.
Goedereede, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van
Sommelsdijk (Dankstond v. h. gewas).
Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur Ds.
van Ameide van Sommelsdijk.
GEREF. KERK.
Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Zijlstra van
Rotterdam.
Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de
Graaff.
Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. Schaafsma.
Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds.
de Lange.
Melissant, v.m. 10.30 en n.m. 2 uur dhr. Jansen
van Doorn.
Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. Diemer.
GEREF. GEMEENTE.
Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst.
Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst.
Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 (Doop) en s av.
6 uur Ds. van Dijke van Nieuw-Beijerland.
Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. de Blois.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst.
Van de overige gemeenten geen opgaaf.
Allerwege zal wederom dezer dagen de
oogstcollecte gehouden worden.
Inderdaad heeft de Heere het jaar zijner
goedheid gekroond.
Dag bij dag overlaadde Hij ons met Zijne
weldaden.
De wagens kraakten van de vrachten,
kraakten van Gods goedertierenheid
In de harde wegen kwamen nochtans sporen,
sporen van Gods goedertierenheid.
Als nu in Uw gemeente oogstcollecte is,
moogt ge wel eens bedenken wat gij den
Allerhoogste zult vergelden.
't Kon wel eens zijn, dat H ij komt af te
nemen wat g ij terug houdt.
En ook gij, die om welke reden dan ook
niet of spaarzamelijk ter kerke komt, maakt
U er niet van af.
En indien Uwe diaconie, waarvoor mogelijk
naaf oude gewoonte deze collecte bestemd is,
in Uwe gemeente door legaten schatrijk mocht
wezen, trek dan Uwe hand niet gemakshalve
terug, doch schenkt Uw gaven aan de Kerk,
of bestem een gedeelte voor het Studie- en
.-** Leerstoelfonds, Geref. Zendingsbond, ziende den
nood waarin vele Christelijke, Hervormde in
stellingen verkeeren.
STICHTELIJKE OVERDENKING
DES VADERS OOG.
Als hij nog verre was, zag zijn
Vader hem.
Luk. 15 vs. 20, midden.
De gelijkenis van den verloren zoon is de
gelijkenis van menschelijke hardheid en God
delijke ontferming.
Een tijdelijke triomf van een zoon, die zich
tegen zijn Vader te keer stelt, en een eeuwig
triomf van een Vader, die nochtans zijn zoon
omhelst.
Vele kleine treffende trekken teekent ons
Lucas in deze gelijkenis van den Heiland, die
als profeet sprak het woord der ontdekking
tot het verblinde volk.
Blind zijn is erg, doch nog erger is blind te
zijn en meenen te zien. Zoo was de verloren
zoon, zoo is de verblinde mensch.
Door de zonde beroofd van het Geesteslicht,
verviel hij van profeet tot duisterling.
Maar ontdekt aan zichzelf, keert hij meer en
meer tot zich zeiven in, en de droefheid, het
verlangen, het heimwee naar zijn vader, bewerkt
zijn onberouwelijke bekeering, toekeering naar
zijns vaders huis.
Verscheurt van zondesmart, beladen met
zondeschuld, durft hij het oog niet opheffen,
doch nederwaarts blikkend, reist hij nochtans
in al zijn bekommering naar des Vaders wo
ning.
Hoe zal zijn vader hem, die er alles heeft
doorgebracht, ontvangen Ziet daar, geachte
lezer, zijn vraag, dig zijn hart ontrust, zijn
gemoed benauwt, zijn geest overstelpt.
Ziet hier de zielestrijd van een bekommerden
zondaar.
Hij heeft openbare zonden en geheime.
De openbare zonden zijn hem aan te zien
m hunne gevolgen.
Van een koningskind verviel hij tot slaven
dienst, het kleed der gerechtigheid verwisselde
i voor den dwangbuis der zonde.
Maar ook de geheime zonden, bedekt voor
veler oogen, nochtans gesteld in 't licht van
goddelijk, Vaderlijk aanschijn.
Dp dit alles nu rust des Vaders oog.
Maar het is niet het oog van den toornigen
broeder, die, hoewel een zoon zijnde, leefde
als een knecht.
Het was het oog van liefderijk ontfermen,
wijl de Heere een welgevallen heeft aan een
verbroken hart en een verslagen geest.
Des vaders oog rust op zijn kind.
En al is dat ver weggereisd, de wereld in
gegaan, zich afgevende met slechtaards van
allerlei schakeering, des vaders hart reist met
hem mee, des vaders oog slaat hem gade.
Want dagelijks is de vader bezig met het
verlorene, Hij zoekt het weggedrevene, Hij be
arbeidt met Zijn Geest den onwillige, wijl het
een zoon is, van eeuwigheid gekend.
Maar die zoon moet door diepe wegen. Doch
ook daar rust des Vaders oog op hem.
Hij weet dit niet. Ziet het niet. Later zal
hij het verstaan.
Niet de zondaar eerst, maar de Heiland staat
aan de deur van het hart en Hij klopt.
Dan is de zondaar nog verre, doch de Heiland
nabij.
De zondaar smoort de stem, hij grendelt zijn
hart met den dwarsboom der eigenwilligheid.
Hij wil het kwaad niet zien. Heimelijk geeft
hij den Heere gelijk, nochtans hoort en
verneemt hij herhaaldelijk de roepstem, al
les tengevolge van het feit, dat de Heere het
verlorene zoekt, totdat Hij het vindt.
In trotschheid weggereisd, keert zoo iemand
in deemoed terug.
Zal de Vader notitie van hem nemen
Wie deze zielestrijd kent van den verloren
zoon, durft de oogen niet opslaan. Ziet der
halve ook niet, dat de Heere zijne handen den
ganschen dag heeft uitgestrekt tegen een weder-
strevig en tegensprekend volk. Bemerkt ook niet,
dat de Vader hem van verre reeds ziet 1
Immers de hemelsche Vader houdt Zijne
oogen op onze wegen.
Op de wegen der afdwaling, maar ook op
onzen terugkeer.
En als dit dan eene terugkeer is in schuld
verlorenheid, mogen wij met den Psalmdichter
zeggen: Uwe oogen zijn op mijn leed.
Rijke troost voor een bekommerd volk
Nog zien zij hun vader niet, maar de vader
ziet hen van verre.
En al hoort Hij geen voetstap, al verneemt
Hij geen woord, Hij kent van verre de ge
dachten.
Ook de gedachten des harten van den ver
loren zoon.
Gedachten van zondeschuld, gedachten van
onwaardigheid.
Zoo droeg Hij zijn afgedwaald volk als op
arendsvleugelen, en Hij droeg hen het beloofde
land binnen. Zijn oog bewaakte Zijn kudde
als een herder.
En ook al waren zij nog verre, in balling
schap weggevoerd, overgegeven na vele waar
schuwingen aan het goeddunken van hun eigen
afvallig hart, daar zag him Israels God, om
eens aan hen te bevestigen Zijn beloofde heil.
Zoo waren steeds Gods wegen, de zonde
straffend, Zijn eigen volk niet sparend, evenwel
Zijn toezegging gestand doende.
Zoo rust nog des Vaders oog van verre op
eiken verloren zoon.
En wie nu ontdekt wordt verloren te zijn,
vertoont ook de droefheid, openbaar wordende
in het zielsverlangen, weder in genade te wor
den aangenomen.
Dat de Vader zoo iemand van verre reeds
ziet, is wonderlijk mededoogen. Want van onzen
kant is het door eigen schuld een afgesneden
zaak, doch de Heere heeft in Christus dien
band weer gelegd, opdat zijn geheiligd volk de
verderving niet zie.
Zoo ook gij, die vanwege Uwe zonden de
oogen niet durft opheffen, daaraan ontdekt
door Zijn' twistenden Heiligen Geest, weet, dat
de Schrift leert, dat de Vader U ziet.
En dat zien is een trekken. Trekken onderstelt
tegenstand. Maar de liefdekoorden zijn sterk.
Sterker dan des Satans macht. Als straks de
ontmoeting in verzoening daar is, zult ge 't
bekennen, dat het des Vaders oog is geweest,
dat U voor den volledigen ondergang heeft
bewaard, ja die om de verdienste van Christus
wille, U Uw schuld vergeeft, U rechtvaardigt
in Zijn bloed, U bekleedt met Zijn gerechtig
heid, om voor eeuwig blijde te zijn, wijl in
genade ontvangen en opgenomen.
D. B. G. v. d. Z.
VAN DEN BOMMEL,
door
Ds. G. VAN DER ZEE.
XIII.
(Vervolg).
Wat de uitgaven uit het tijdvak van schets
XII betreft, dient opgemerkt hoe de kerk nog
steeds schuld had wegens den bouw van 1647.
De leening van Ds. Bogardus van Nieuwe
Tonge, in 1652 1400..bedroeg na vijf en
twintig jaren nog 600.—-. Door zijn overlijden
nam Ds. Vogellius, alhier predikant, deze lee
ning over tegen de matige rente van 4
Dit zou wel eerder afgelost zijn, ware de
bouw van de school met een woning daar in
1661 niet tusschen gekomen, welke leening van
600.in 1669 geheel was afgelost.
Van andere groote zorgen was men ont
slagen.
Pastorie en school waren betaald, alleen de
grond van deze beide perceelen had men op
erfpacht voor samen 2.50 per jaar.
Merkwaardig is voorts het verband met de
vaderlandsche geschiedenis en druk der tijden.
Waren er overwinningen of nederlagen en
dergelijke groote gebeurtenissen te vermelden,
dan kwamen alhier de boden van het crimineel
gerechtshof van Geervliet.
Deze zeiden den volke bede- en dankdagen
aan ,als b.v. in 1654 na den Engelschen oorlog;
1672 toen het een en al donkerheid was in
het vaderland wegens den oorlog met Frankrijk,
Engeland, Munster en Keulen.
De nasleep der ellende van den oorlog kwam
men ook hier te weten, daar de verminkte sol
daten met vrouw en kinderen liepen te bedelen.
„In 1667 den 17 April gegeven aen twee
passanten (zwervers) die inde kercke kwamen
was gevangen geweest van den Duisman, de
als het avontmael uitgedeeld wierde, de een
ander comt hier wel meer, samen 1.50."
Maar veelvuldig is de bedelarij, en dikwijls
niet ten onrechte, om Hollander los te koopen
uit de handen der zeeroovers. Vooral de Turken
hebben gruwzaam huisgehouden. Er kwamen
hier en daar menschen, zonder voegzame kleedij
van armoede, met de boeien „noch omme het
lijff, waarmede de Turck haer gefangen hadde
gehouden". Zij kwamen voor zich zelf of voor
familieleden, die ergens nog gevangen zaten
op de galeien als slaaf.
„Den 27 Maart 1669 gegeven aen een arme
vrouw met een kint die haer man in den
Engelschen oorlog verloren hadde 6 stuivers".
Dit was zoowat de fooi, die alle passanten,
meest ontslagen en verminkte soldaten, ontvin
gen, waaronder kapiteins en luitenants.
Maar ook de geloofsvervolging telde hare
slachtoffers.
Zco kwamen hier lieden, die uit Piemont ver
dreven waren om des geloofs wille, en die b.v.
zeven jaren gevangen gezeten hadden. Edel
lieden uit Frankrijk, nu tot den bedelstaf ver
nederd.
„Den 27 Juny aen een Schoolmeester met
vrouwe en kinderen die door de franssen alles
hadden moeten verlaten, soo zij zeiden waeren
bijnae naeckt ontflooden 2.
„Den 12 July aen twee kinders die door
den oorlogh van haer ouders gedwaelt waren
1.-".
Een ander soort bedelaar was die van 3
Augustus 1676
„Aen een kapelaen of bekeerde paep met
toestemmen van den domeny gegeven 12 st."
Wat het onderhoud der gebouwen betreft,
valt het zeer op, dat meermalen per jaar groote
reparatiën moesten geschieden aan het venster
glas, waaruit wij concludeeren, dat het schil
dersvak te dezen opzichte zeer vooruit is ge
gaan.
Een vaste conditie was om bij elke reparatie
aan allerlei werklieden gratis bier te schenken.
Ook was er op het dorp, tegen de jaarwedde
van de kerk, een vroedvrouw, die de arme
menschen verplicht was te helpen.
Van vaste bedeelden lezen wij niet, daar
de speciale diakonie-rekening ontbreekt, en het
batig saldo steeds in de kerkekas werd gestort.
Toch komen gaven van weldadigheid wel voor,
zooals aan de genoemde passanten. Verbrandde
iemands huis, dan liep men stad en land af
om te collecteeren. Studenten en proponenten
zochten ook dikwerf zoo aan den kost te
komen.
Den 14 Februari 1669 brak er brand uit.
Veel gereedschap was in de kerk geborgen.
Men kon echter niet spoedig water krijgen, daar
alles dik bevroren was. De koster kreeg op
dracht om „den bijt" open te houden gedu
rende den ganschen nacht en ontving daarvoor
van de kerk veertien stuivers.
Doch niet alleen het leed, ook de vreugde
werd met geknal en vuurvlammen zichtbaar be
leefd.
Want de vrede met Engeland werd in 1669
alhier herdacht op de volgende wijze
„gedaen acht pont buskruit aen de burgers
van Den Bommel als se victorye brandde over
den vrede van den koening van Engelandt en
de Staeten van Hollant. 4.
Hoewel kerkelijk gescheiden van Ooltgens
plaat, was er in burgerlijke regeering nog een
heid. Toch ging de scheiding zich langzamer
hand voltrekken, hetgeen ook blijkt uit de re
kening van 10 Aug. 1677, toen men het gebied
der landerijen zuiverder ging afbakenen.
Pas in de 19e eeuw is de scheiding volkomen
tot stand gebracht door Anthony van Weel;
8 November 1813.
Toen in Juli 1671 Ds. de Valois zijn vrouw
stierf, was voor hem eene andere omgeving
een uitkomst, en vertrok hij binnen het jaar
naar IJsselmonde.
Zijn opvolger was Martinus van den Broek,
die hier twee jaren later stierf en in de kerk
is begraven.
Daarop, van 1676—1679, stond hier Ds.
Vogellius, wiens komst zeer gewenscht was
door d^ twee jaren vacature, die ontzaglijk veel
geld kostte wegens reizen om een predikant
te zoeken.
Zijn opvolger was Damasus Zas, 16791682,
gestorven Januari 1683.
Hierna kwam de zoon van den vroegeren
Ds. Henricus de Valois, geheeten Wilhelmus,
die 24 October 1683 hier werd bevestigd, doch
die reeds drie jaren later door den dood werd
weggenomen.
(Wordt vervolgd).
au
MIDDELHARNIS. Ds. Steenblok van Lopik
heeft voor het beroep naar de Geref. Kerk
alhier bedankt.
De heer L. Gouswaard heeft tegen 1 Jan.
а.s. ontslag aangevraagd als boekhouder van
de Diakonie der Ned. Herv. Kerk.
Woensdag 31 October a.s., des avonds
б.30 uur, zal in de Ned. Herv. Kerk alhier de
verhuring plaats hebben van de opengekomen
zitplaatsen.
DIRKSLAND. Tot kerkelijk ontvanger in de
Ned. Herv. Kerk is benoemd de heer A. Ha-
meete Az.
HERKINGEN. In verband met verbouw Kerk
en Consistorie der Herv. Gemeente is de Chr.
Bibliotheek tijdelijk ondergebracht in de Pas
torie, waar belanghebbenden zich kunnen ver
voegen tot afhalen van boeken.
EEN PROT. NATIONALE EENHEIDS
BEWEGING?
Nog enkele weken en de Zendingsweek is
daar; de week van 4—11 November zal in tal
van Gemeenten in het teeken der zending staan.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest (Samen
werkende Zendingscorporaties) heeft gedurende
vele weken niets onbeproefd gelaten om voor
deze Zendingsweek belangstelling te wekken
en heeft voortdurend er op aangedrongen, dat
vooral H.H. Predikanten tijdig deel zouden
nemen aan den noodzakelijken voorbereidenden f
arbeid.
In hoevere deze pogingen geslaagd zijn is
thans nog niet te beoordeelen. Of er een Prot.
nationale eenheidsbeweging uit groeien zal, staat
nog niet vast. Het kan, als allen die zouden
kunnen medewerken zulks inderdaad doen
Beoocdeellng van preeken.
In »N.«H. Kerkblad* schr. prof. Grosheide
Wanneer we des Zondags uit de kerk ko»
men, dan begint menigmaal al onder den
gang naar onze woning het spreken over de
gehoorde preek. Thuis wordt het gesprek voort*
gezet, aan de kleintjes wordt gevraagd, of ze
nog weten, welke psalmen zijn gezongen, de
grooten noemen de tekst en vertellen wat
uit de preek.
Zoo praten we over hetgeen we in de kerk
hebben gehoord.
Hoe doen we dat? Er is wel groote ver»
scheidenheid.
Mag ik eens beginnen met twee uitersten
te noemen
Er zijn menschen, die uitsluitend uitgaan
van de gedachte, een predikatie is een ver»
kondiging van het Woord Gods. Daar hebben
we naar te luisteren en onder te buigen.
Aanmerkingen komen eigenlijk niet te pas
door de prediking van 's Heeren getuigenis
Voor den Dienaar des Goddelijken Woords
zullen we zwijgen. Dat is de meening, die
ook op het huisbezoek nog al eens ten beste
wordt gegeven. Ja, er zijn zelf predikanten,
die, als hun wat over hun preeken wordt
gezegd, op deze wijze alle kritiek willen af
snijden. Het Woord Gods wordt gebracht,
daarmede uit.
Nu het andere uiterste. Men is al met
zekeren tegenzin naar de kerk gegaan, 't
Zal toch wel weer niet veel wezen, van mor»
gen 1 Thuis gekomen heeft men niets dan
kritiek, zelfs ontziet men zich ntet om in
het bijzijn van de kinderen op minachtende
wijze te spreken over de Bediening van het
Woord. De kinderen nemen het natuurlijk
over en weldra gaat alle achting voor den
Dienaar des Woords en zijn ambtswerk ont»
breken.
We noemen dit twee uitersten.
Wat het eerste betreft, we mogen niet
nalaten te ondescheiden tusschen het Woord
Gods en de prediking daarvan. Het eerste
is volmaakt, bekeerende de ziel, de tweede
is menschenwerk en, al geschiedt ze dan
ambtelijk, dat wil zeggen tengevolge van
bepaalde Goddelijken opdracht, ze is gebrek»
kig. En het zou zonde zijn van te voren bij
dit menschenwerk alle kritiek te willen uit»
sluiten. Trouwens de Schrift zelf vermaant
ons telkens weer toe te zien op de leer, dat
is toch bepaald op de prediking, ons te wach»
ten voor verkeerde leeringen, het Woord
Gods wel te onderzoeken.
Hebben we dus bezwaar tegen het eene
uiterste, we aarzelen niet daaraan oogen»
blikkelijk toe te voegen dat ons het andere
nog veel verderfelijker lijkt. Ondermijning
van den eerbied voor de prediking zal onaf»
wijsbaar ook aantasten het Woord, dat ge»
predikt wordt. En wie de ambtsdragers in
een hoek duwt, doet in elk geval hun Zen»
der oneer aan. Wie niet opgaat met het volk
Gods in de ernstige begeerte met den Heere
te verkeeren onder de prediking van het
Woord, die berooft zichzelf van te voren
van den zegen en zal tegenover den Dienst
des Woords nooit goed komen te staan.
Willen we dus als recht en roeping der
gemeente handhaven, dat haar oordeel gaat
over de prediking, het komt er wel op aan,
dat dit oordeel zal geschieden naar juisten
maatstaf.
Hier ontbreekt nog zooveel.
Een groot euvel is, dat al vaak de preeken
worden beoordeeld met vergelijking. Niet,
hoe was deze bepaalde preek, maar wie
preekt in het algemeen beter, Ds. A. of Ds.
B. Door die vergelijking wordt het wezen
van de Bediening des Woords aangetast, alle
Dienaren komen als gezondenen van Christus'
wege en moeten als zoodanig worden ont»
vangen. De een is niet meer, niet beter,
niet waardiger dan de ander. Niemand ont»
kent, dat er verschil van gaven is. En het
zou dwaas zijn dat weg te cijferen Het is ook
een kwaad, om de bijzondere gaven, die God
heeft gegeven, niet te erkennen.
Maar dat neemt niet weg, dat elke preek
op en voor zichzelf kan en moet beoordeeld
worden. En naar juisten maatstaf, dien men
nooit zal vinden, irdien men de preeken van
een bijzonder geliefden en begaafden prediker
als een soort duimstok gebruikt om anderen
te meten.
In de tweede plaats wordt veel te veel een
preek naar het uiterlijke beoordeeld
We zullen niet herhalen, wat we daarover
in ander verband eenigen tijd geleden heb»
ben geschreven. Maar de zuster, die wel wist
met welk versje dominee was geëindigd, doch
den tekst niet meer kon noemen, is geen
eenlinge in onze kerken. Uiterlijke gaven
hebben hun waarde, maar zijn het voor»
naamste niet.
Als we een preek beoordeelen, zullen we
ons slechts dit afvragen wordt hier het Woord
des Heeren verklaard en toegepast Is er om
den tekst heengedraaid en van alles bijgehaald
of was, hetgeen gezegd werd, inderdaad uit
den tekst ^afgeleid Is er een toepassing ge»
geven, die ook bij tien andere teksten kon
hooren, of is dit Woord Gods gebracht in
verband met de nooden van Gods volk
Was er een veelheid van woorden, die niets'
of hetzelfde zeiden, of zijn schatten uitge»
stald, oude en nieuwe? Er zijn zeker ook
vragen van uitlegging en techniek, die niet
ieder in staat is te beantwoorden.
Doch die vragen worden in de bespiekingen
eigenlijk maar zelden gesteld. De vragen die
we noemden, zijn op te lossen door het een»
voudige kind van God, dat zelf leeft bij 's
Heeren getuigenis.
W.D.
Hooggeleerde Professor Hepp wat maakt
U zich toch druk met uw zoeken naar den
maatstaf voor de kwaliteit der preeken van
de hedendaags, he dominees. Daar U zich
door de post stapels brieven van min of meer
bezwaarde kritici«op»tegenwoordige»preeken
brengen U moet ze altemaal doorworstelen
schiften, in»den»papiermand deponeeren. ver»
knippen, citeerenU moet er Uw oordeel
over geven U moet detailleeren, distilleeren
samenvattenU moet verdragen, wat Kerk»
bode»redakteuren opmerken, in verband met
Uw enquête....
Waarom toch zoo druk, Professor?
Waarom loopt U den eenigen maatstaf voor»
bij, die wordt aangegeven in bovenstaande
geheimzinnige letters: W. D
W.D
Wanneer U, welke preek ook, beoordeelen
wilt, of beoordeeld wilt hebben, meet haar
dan af aan de letters: W. D.verrassend is
het resultaat. En U kunt alle preeken er aan
afmetendie van een «oude*, en een «jonge*
domineedie van «V.U.»man«, en die van
een «Kemper.ling*die van een dogmatikus
en die van een mystikus; die van een soci»
aanvoelend predikant, en die van een aristo»
craat»in»'t»preekenonderwerpelijke en voor»
werpelijke, praktische en betoogende, boete
en troost»preeken.
Ze kunnen allen getoetst aan de letteren
W. D.
Ik ben werkelijk dankbaar, dat ik zoo ge»
lukkig mocht zijn, dezen maatstaf komen te
vinden.
Hoe vond ik dien Wat is de beteekenis
van dat mysterieuze W. D.
Hoort.
Het is historisch, al klinkt het spookjes»
achtig.
Daar was, tot op den dag van heden, eens
iemand, die sinds meer dan een tiental jaren,
een lijst bijhield, op dewelke al de dominees
van «buiten* vermeld werden, met den tekst
en den datum hunner preek, en het oordeel
des broeders zelf daarover.
Dat oordeel luidde natuurlijk verschillend
«goed* «minnetjes*, «niet onaardig*, «zwak*,
«heel goed*, «bizonder goed«
Welnu, dat is niet onaadig, zegt ge.
Zoo zijn er meer.
Ja zoo zijn er meer. Persoonlijk ken ik ook
iemand, die geeft voor elke preek een cijfer.
Eigenaardig als je naar 't oordeel vraagt, en
je hoort dan: 6plus,7 ...8,5 ....5
Maar deze beoordeelaar verdient onsterfelij»
ken roem is de lauwerkrans der historie
van Professor Hepp met zijn enquête.
Want ziet, achter die oordeelen des mans
stonden eenige malen nog de letterenW.D. 1
En heel eigenaardig: juist achter de
waardeeringsuitspaak«bizonder goed*
Toen die man gevraagd werd: «wat be»
teekenen die letters
Toen was 't antwoord nietwondervolle do»
minee, of«wakkere dienaar* of zoo iets
maar: witte das.
En hier is 's mans kommentaar«die had een
witte das aan en als ze een witte das voor
hebben, dan weet ik van te voren wel, dat
ze uitstekend zijn
O, hooggeleerde Professor Hepp, luister
toch naar deze stemstaakt uw enquête en
zet in 't volgend Reformatienummer deze
verzuchting, als slot Uwer artikelenreeks
«Och droegen alle doom'nees
maar een witte dasl
Van vele hoorders zonk wel
de ki itiek ineen tot asch
»G. Kerkb. voor N.»Br.« J. Sm.
EEN KWESTIE TE HERKINGEN.
Voor Ged. Staten.
Ged. Staten van Zuid-Holland hebben Maan
dagmiddag in openbare zitting het beroep van
den Kerkeraad der Geref. Gem. te Herkingen
tegen de beslissing van het gemeentebestuur al
daar, waarbij op grond van art. 7 der wet van
10 September van 1883 toestemming tot op
richting van een kerkgebouw werd geweigerd.
Het beroep werd met een enkel woord toege
licht door den secretaris der Geref. Gem„ den
heer J. W. van Houdt, die de beslissing van
het gemeentebestuur van Herkingen ongegrond
achtte. Het bestaande kerkgebouw, dat de Ge
ref. Gem. door een nieuw, op eenigen afstand
daarvan, wenscht te vervangen, is z.i. rechtma
tig eigendom dier gemeente. Een andere kerke
lijke gemeente, die daarop recht kan doen gel
den, hetgeen voor het gemeentebestuur aanwij-
ding zou zijn tot weigering der gevraagde toe
stemming, bestaat er in Herkingen niet.
Daarentegen betoogde Mr. Stolk, optredend
als gemachtigde der oud-Nederduitsch Geref.
Gem., dat die ander gemeente wel degelijk be
staat en dat het die gemeente is waarvoor spr.
pleitte. Welnu deze oud-Nederduitsch Geref.
Gem. heeft een actie ingesteld ter verkrijging
van het (oude) gebouw der kerk, waarvan zij
oorspronkelijk eigenares is. Een nieuw gebouw,
dat de Geref. Gem. wenscht zou zeker niet op
de plaats mogen komen waar de Geref. Gem.
dat verlangt, omdat deze nauwelijks veertig me
ter is verwijderd van het bestaande kerkgebouw
en omdat, wanneer dit oude gebouw aan de
oud-Nederduitsch Geref. Gem. wordt toegewe
zen, beide kerkdiensten gestoord zouden wor
den door elkanders orgelmuziek en kerkgezang.
De oud-Nederduitsch Geref. Gem. hoopt dan
ook, dat Ged. Staten de beslissing van het ge
meentebestuur zullen handhaven.
In zijn repliek ontkende de heer van Houdt
nogmaals het bestaan eener oud-Nederduitsch
Geref. Gem. Mr. Stolk kan ten hoogste gemach
tigde van enkele menschen zijn, die beweren,
dat zij een oud-Nederduitsch Geref. Gem. vor
men. Dit groepje menschen, zeide spr., is des
tijds uit de toenmalige oud-Nederduitsch Geref.
Gem. getreden door unanieme bedanking als lid.
De gesmaldeelde rest is om organisatorische
redenen later tot de Geref. Gem. overgegaan en
heeft dus den naam dezer gemeente overgeno
men. Het kerkgebouw is haar bij rechterlijke be
slissing toegewezenhet kan dus niet toebe-
hooren aan pl.m. 8 menschen die destijds zijn
uitgetreden'. Wat den afstand tusschen het be
staande en het nieuw te stichten gebouw betreft,
deze is belangrijk meer dan 40 meter. Er tus
schen bevinden zich 2 rijwegen van 6 a 8 meter
een boerderij, een sloot en een strook grond.
Van een proces is aan de Geref. Gem. niets be
kend, zoodat er geen termen aanwezig zijn voor
een weigering vanwege het gemeentebestuur.
Mr. Stolk, repliceerend, wees er op, dat men
niet met den afstand van een voetganger, doch
voor het geluid te maken heeftwelnu, het ge
luid kent in dit geval slechts den afstand he
melsbreed en die is 40 meter.
Nadat nog enkele inlichtingen omtrent detail
punten waren ingewonnen, werd de openbare
behandeling gesloten.
De beslissing van Ged. Staten volgt later.