L UIT HET WOORD c. WARNAER, Dirksland, Ds. G. VAN DER WAL, Dirksland, A. H. VAN YPEREN, Herkingen en Ds. G. VAN DER ZEE, Den Bommel, Eindredacteur PREDIKBEURTEN O OOGSTCOLLECTE SSSS5 ALLERLEI SKSS ONDER REDACTIE VAN SCHETSEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS r VOOR DEN ZONDAG OP ZONDAG 28 OCT. 1928 NED. HERV. KERK. Sommelsdijk, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van Ameide. Middelharnis, v.m. leesdienst en 's av. Ds. van der Wal van Dirksland. t Den Bommel, v.m. 9.30 Ds. v. d. Zee en 's av. 6 uur leesdienst. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 leesdienst en 's av. 6 uur "de heer Vetter van Langstraat. Oude Tonge, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur dhr. van Yperen van Herkingen. Nieuwe Tonge, v.m. leesdienst en 's av. 6 uur Ds. v. d. Zee van Den Bommel. Herkingen, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur dhr. van Yperen. Dirksland, v.m. Ds. van der Wal en 's av. leesdienst. Goedereede, v.m. 9.30 Ds. van Ameide van Sommelsdijk (Dankstond v. h. gewas). Ouddorp, v.m. leesdienst en n.m. 2 uur Ds. van Ameide van Sommelsdijk. GEREF. KERK. Middelharnis, v.m. en 's av. Ds. Zijlstra van Rotterdam. Stad aan 't Haringvliet, v.m. en 's av. Ds. de Graaff. Den Bommel, v.m. en 's av. Ds. Schaafsma. Ooltgensplaat, v.m. 9.30 en 's av. 6 uur Ds. de Lange. Melissant, v.m. 10.30 en n.m. 2 uur dhr. Jansen van Doorn. Ouddorp, v.m. en n.m. Ds. Diemer. GEREF. GEMEENTE. Middelharnis, v.m. en 's av. leesdienst. Dirksland, v.m. en 's av. leesdienst. Herkingen, v.m. 9, n.m. 2 (Doop) en s av. 6 uur Ds. van Dijke van Nieuw-Beijerland. Ouddorp, v.m. en 's av. Ds. de Blois. OUD-GEREF. GEMEENTE. Herkingen, v.m. 9 en n.m. 2 uur leesdienst. Van de overige gemeenten geen opgaaf. Allerwege zal wederom dezer dagen de oogstcollecte gehouden worden. Inderdaad heeft de Heere het jaar zijner goedheid gekroond. Dag bij dag overlaadde Hij ons met Zijne weldaden. De wagens kraakten van de vrachten, kraakten van Gods goedertierenheid In de harde wegen kwamen nochtans sporen, sporen van Gods goedertierenheid. Als nu in Uw gemeente oogstcollecte is, moogt ge wel eens bedenken wat gij den Allerhoogste zult vergelden. 't Kon wel eens zijn, dat H ij komt af te nemen wat g ij terug houdt. En ook gij, die om welke reden dan ook niet of spaarzamelijk ter kerke komt, maakt U er niet van af. En indien Uwe diaconie, waarvoor mogelijk naaf oude gewoonte deze collecte bestemd is, in Uwe gemeente door legaten schatrijk mocht wezen, trek dan Uwe hand niet gemakshalve terug, doch schenkt Uw gaven aan de Kerk, of bestem een gedeelte voor het Studie- en .-** Leerstoelfonds, Geref. Zendingsbond, ziende den nood waarin vele Christelijke, Hervormde in stellingen verkeeren. STICHTELIJKE OVERDENKING DES VADERS OOG. Als hij nog verre was, zag zijn Vader hem. Luk. 15 vs. 20, midden. De gelijkenis van den verloren zoon is de gelijkenis van menschelijke hardheid en God delijke ontferming. Een tijdelijke triomf van een zoon, die zich tegen zijn Vader te keer stelt, en een eeuwig triomf van een Vader, die nochtans zijn zoon omhelst. Vele kleine treffende trekken teekent ons Lucas in deze gelijkenis van den Heiland, die als profeet sprak het woord der ontdekking tot het verblinde volk. Blind zijn is erg, doch nog erger is blind te zijn en meenen te zien. Zoo was de verloren zoon, zoo is de verblinde mensch. Door de zonde beroofd van het Geesteslicht, verviel hij van profeet tot duisterling. Maar ontdekt aan zichzelf, keert hij meer en meer tot zich zeiven in, en de droefheid, het verlangen, het heimwee naar zijn vader, bewerkt zijn onberouwelijke bekeering, toekeering naar zijns vaders huis. Verscheurt van zondesmart, beladen met zondeschuld, durft hij het oog niet opheffen, doch nederwaarts blikkend, reist hij nochtans in al zijn bekommering naar des Vaders wo ning. Hoe zal zijn vader hem, die er alles heeft doorgebracht, ontvangen Ziet daar, geachte lezer, zijn vraag, dig zijn hart ontrust, zijn gemoed benauwt, zijn geest overstelpt. Ziet hier de zielestrijd van een bekommerden zondaar. Hij heeft openbare zonden en geheime. De openbare zonden zijn hem aan te zien m hunne gevolgen. Van een koningskind verviel hij tot slaven dienst, het kleed der gerechtigheid verwisselde i voor den dwangbuis der zonde. Maar ook de geheime zonden, bedekt voor veler oogen, nochtans gesteld in 't licht van goddelijk, Vaderlijk aanschijn. Dp dit alles nu rust des Vaders oog. Maar het is niet het oog van den toornigen broeder, die, hoewel een zoon zijnde, leefde als een knecht. Het was het oog van liefderijk ontfermen, wijl de Heere een welgevallen heeft aan een verbroken hart en een verslagen geest. Des vaders oog rust op zijn kind. En al is dat ver weggereisd, de wereld in gegaan, zich afgevende met slechtaards van allerlei schakeering, des vaders hart reist met hem mee, des vaders oog slaat hem gade. Want dagelijks is de vader bezig met het verlorene, Hij zoekt het weggedrevene, Hij be arbeidt met Zijn Geest den onwillige, wijl het een zoon is, van eeuwigheid gekend. Maar die zoon moet door diepe wegen. Doch ook daar rust des Vaders oog op hem. Hij weet dit niet. Ziet het niet. Later zal hij het verstaan. Niet de zondaar eerst, maar de Heiland staat aan de deur van het hart en Hij klopt. Dan is de zondaar nog verre, doch de Heiland nabij. De zondaar smoort de stem, hij grendelt zijn hart met den dwarsboom der eigenwilligheid. Hij wil het kwaad niet zien. Heimelijk geeft hij den Heere gelijk, nochtans hoort en verneemt hij herhaaldelijk de roepstem, al les tengevolge van het feit, dat de Heere het verlorene zoekt, totdat Hij het vindt. In trotschheid weggereisd, keert zoo iemand in deemoed terug. Zal de Vader notitie van hem nemen Wie deze zielestrijd kent van den verloren zoon, durft de oogen niet opslaan. Ziet der halve ook niet, dat de Heere zijne handen den ganschen dag heeft uitgestrekt tegen een weder- strevig en tegensprekend volk. Bemerkt ook niet, dat de Vader hem van verre reeds ziet 1 Immers de hemelsche Vader houdt Zijne oogen op onze wegen. Op de wegen der afdwaling, maar ook op onzen terugkeer. En als dit dan eene terugkeer is in schuld verlorenheid, mogen wij met den Psalmdichter zeggen: Uwe oogen zijn op mijn leed. Rijke troost voor een bekommerd volk Nog zien zij hun vader niet, maar de vader ziet hen van verre. En al hoort Hij geen voetstap, al verneemt Hij geen woord, Hij kent van verre de ge dachten. Ook de gedachten des harten van den ver loren zoon. Gedachten van zondeschuld, gedachten van onwaardigheid. Zoo droeg Hij zijn afgedwaald volk als op arendsvleugelen, en Hij droeg hen het beloofde land binnen. Zijn oog bewaakte Zijn kudde als een herder. En ook al waren zij nog verre, in balling schap weggevoerd, overgegeven na vele waar schuwingen aan het goeddunken van hun eigen afvallig hart, daar zag him Israels God, om eens aan hen te bevestigen Zijn beloofde heil. Zoo waren steeds Gods wegen, de zonde straffend, Zijn eigen volk niet sparend, evenwel Zijn toezegging gestand doende. Zoo rust nog des Vaders oog van verre op eiken verloren zoon. En wie nu ontdekt wordt verloren te zijn, vertoont ook de droefheid, openbaar wordende in het zielsverlangen, weder in genade te wor den aangenomen. Dat de Vader zoo iemand van verre reeds ziet, is wonderlijk mededoogen. Want van onzen kant is het door eigen schuld een afgesneden zaak, doch de Heere heeft in Christus dien band weer gelegd, opdat zijn geheiligd volk de verderving niet zie. Zoo ook gij, die vanwege Uwe zonden de oogen niet durft opheffen, daaraan ontdekt door Zijn' twistenden Heiligen Geest, weet, dat de Schrift leert, dat de Vader U ziet. En dat zien is een trekken. Trekken onderstelt tegenstand. Maar de liefdekoorden zijn sterk. Sterker dan des Satans macht. Als straks de ontmoeting in verzoening daar is, zult ge 't bekennen, dat het des Vaders oog is geweest, dat U voor den volledigen ondergang heeft bewaard, ja die om de verdienste van Christus wille, U Uw schuld vergeeft, U rechtvaardigt in Zijn bloed, U bekleedt met Zijn gerechtig heid, om voor eeuwig blijde te zijn, wijl in genade ontvangen en opgenomen. D. B. G. v. d. Z. VAN DEN BOMMEL, door Ds. G. VAN DER ZEE. XIII. (Vervolg). Wat de uitgaven uit het tijdvak van schets XII betreft, dient opgemerkt hoe de kerk nog steeds schuld had wegens den bouw van 1647. De leening van Ds. Bogardus van Nieuwe Tonge, in 1652 1400..bedroeg na vijf en twintig jaren nog 600.—-. Door zijn overlijden nam Ds. Vogellius, alhier predikant, deze lee ning over tegen de matige rente van 4 Dit zou wel eerder afgelost zijn, ware de bouw van de school met een woning daar in 1661 niet tusschen gekomen, welke leening van 600.in 1669 geheel was afgelost. Van andere groote zorgen was men ont slagen. Pastorie en school waren betaald, alleen de grond van deze beide perceelen had men op erfpacht voor samen 2.50 per jaar. Merkwaardig is voorts het verband met de vaderlandsche geschiedenis en druk der tijden. Waren er overwinningen of nederlagen en dergelijke groote gebeurtenissen te vermelden, dan kwamen alhier de boden van het crimineel gerechtshof van Geervliet. Deze zeiden den volke bede- en dankdagen aan ,als b.v. in 1654 na den Engelschen oorlog; 1672 toen het een en al donkerheid was in het vaderland wegens den oorlog met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. De nasleep der ellende van den oorlog kwam men ook hier te weten, daar de verminkte sol daten met vrouw en kinderen liepen te bedelen. „In 1667 den 17 April gegeven aen twee passanten (zwervers) die inde kercke kwamen was gevangen geweest van den Duisman, de als het avontmael uitgedeeld wierde, de een ander comt hier wel meer, samen 1.50." Maar veelvuldig is de bedelarij, en dikwijls niet ten onrechte, om Hollander los te koopen uit de handen der zeeroovers. Vooral de Turken hebben gruwzaam huisgehouden. Er kwamen hier en daar menschen, zonder voegzame kleedij van armoede, met de boeien „noch omme het lijff, waarmede de Turck haer gefangen hadde gehouden". Zij kwamen voor zich zelf of voor familieleden, die ergens nog gevangen zaten op de galeien als slaaf. „Den 27 Maart 1669 gegeven aen een arme vrouw met een kint die haer man in den Engelschen oorlog verloren hadde 6 stuivers". Dit was zoowat de fooi, die alle passanten, meest ontslagen en verminkte soldaten, ontvin gen, waaronder kapiteins en luitenants. Maar ook de geloofsvervolging telde hare slachtoffers. Zco kwamen hier lieden, die uit Piemont ver dreven waren om des geloofs wille, en die b.v. zeven jaren gevangen gezeten hadden. Edel lieden uit Frankrijk, nu tot den bedelstaf ver nederd. „Den 27 Juny aen een Schoolmeester met vrouwe en kinderen die door de franssen alles hadden moeten verlaten, soo zij zeiden waeren bijnae naeckt ontflooden 2. „Den 12 July aen twee kinders die door den oorlogh van haer ouders gedwaelt waren 1.-". Een ander soort bedelaar was die van 3 Augustus 1676 „Aen een kapelaen of bekeerde paep met toestemmen van den domeny gegeven 12 st." Wat het onderhoud der gebouwen betreft, valt het zeer op, dat meermalen per jaar groote reparatiën moesten geschieden aan het venster glas, waaruit wij concludeeren, dat het schil dersvak te dezen opzichte zeer vooruit is ge gaan. Een vaste conditie was om bij elke reparatie aan allerlei werklieden gratis bier te schenken. Ook was er op het dorp, tegen de jaarwedde van de kerk, een vroedvrouw, die de arme menschen verplicht was te helpen. Van vaste bedeelden lezen wij niet, daar de speciale diakonie-rekening ontbreekt, en het batig saldo steeds in de kerkekas werd gestort. Toch komen gaven van weldadigheid wel voor, zooals aan de genoemde passanten. Verbrandde iemands huis, dan liep men stad en land af om te collecteeren. Studenten en proponenten zochten ook dikwerf zoo aan den kost te komen. Den 14 Februari 1669 brak er brand uit. Veel gereedschap was in de kerk geborgen. Men kon echter niet spoedig water krijgen, daar alles dik bevroren was. De koster kreeg op dracht om „den bijt" open te houden gedu rende den ganschen nacht en ontving daarvoor van de kerk veertien stuivers. Doch niet alleen het leed, ook de vreugde werd met geknal en vuurvlammen zichtbaar be leefd. Want de vrede met Engeland werd in 1669 alhier herdacht op de volgende wijze „gedaen acht pont buskruit aen de burgers van Den Bommel als se victorye brandde over den vrede van den koening van Engelandt en de Staeten van Hollant. 4. Hoewel kerkelijk gescheiden van Ooltgens plaat, was er in burgerlijke regeering nog een heid. Toch ging de scheiding zich langzamer hand voltrekken, hetgeen ook blijkt uit de re kening van 10 Aug. 1677, toen men het gebied der landerijen zuiverder ging afbakenen. Pas in de 19e eeuw is de scheiding volkomen tot stand gebracht door Anthony van Weel; 8 November 1813. Toen in Juli 1671 Ds. de Valois zijn vrouw stierf, was voor hem eene andere omgeving een uitkomst, en vertrok hij binnen het jaar naar IJsselmonde. Zijn opvolger was Martinus van den Broek, die hier twee jaren later stierf en in de kerk is begraven. Daarop, van 1676—1679, stond hier Ds. Vogellius, wiens komst zeer gewenscht was door d^ twee jaren vacature, die ontzaglijk veel geld kostte wegens reizen om een predikant te zoeken. Zijn opvolger was Damasus Zas, 16791682, gestorven Januari 1683. Hierna kwam de zoon van den vroegeren Ds. Henricus de Valois, geheeten Wilhelmus, die 24 October 1683 hier werd bevestigd, doch die reeds drie jaren later door den dood werd weggenomen. (Wordt vervolgd). au MIDDELHARNIS. Ds. Steenblok van Lopik heeft voor het beroep naar de Geref. Kerk alhier bedankt. De heer L. Gouswaard heeft tegen 1 Jan. а.s. ontslag aangevraagd als boekhouder van de Diakonie der Ned. Herv. Kerk. Woensdag 31 October a.s., des avonds б.30 uur, zal in de Ned. Herv. Kerk alhier de verhuring plaats hebben van de opengekomen zitplaatsen. DIRKSLAND. Tot kerkelijk ontvanger in de Ned. Herv. Kerk is benoemd de heer A. Ha- meete Az. HERKINGEN. In verband met verbouw Kerk en Consistorie der Herv. Gemeente is de Chr. Bibliotheek tijdelijk ondergebracht in de Pas torie, waar belanghebbenden zich kunnen ver voegen tot afhalen van boeken. EEN PROT. NATIONALE EENHEIDS BEWEGING? Nog enkele weken en de Zendingsweek is daar; de week van 4—11 November zal in tal van Gemeenten in het teeken der zending staan. Het Zendingsbureau te Oegstgeest (Samen werkende Zendingscorporaties) heeft gedurende vele weken niets onbeproefd gelaten om voor deze Zendingsweek belangstelling te wekken en heeft voortdurend er op aangedrongen, dat vooral H.H. Predikanten tijdig deel zouden nemen aan den noodzakelijken voorbereidenden f arbeid. In hoevere deze pogingen geslaagd zijn is thans nog niet te beoordeelen. Of er een Prot. nationale eenheidsbeweging uit groeien zal, staat nog niet vast. Het kan, als allen die zouden kunnen medewerken zulks inderdaad doen Beoocdeellng van preeken. In »N.«H. Kerkblad* schr. prof. Grosheide Wanneer we des Zondags uit de kerk ko» men, dan begint menigmaal al onder den gang naar onze woning het spreken over de gehoorde preek. Thuis wordt het gesprek voort* gezet, aan de kleintjes wordt gevraagd, of ze nog weten, welke psalmen zijn gezongen, de grooten noemen de tekst en vertellen wat uit de preek. Zoo praten we over hetgeen we in de kerk hebben gehoord. Hoe doen we dat? Er is wel groote ver» scheidenheid. Mag ik eens beginnen met twee uitersten te noemen Er zijn menschen, die uitsluitend uitgaan van de gedachte, een predikatie is een ver» kondiging van het Woord Gods. Daar hebben we naar te luisteren en onder te buigen. Aanmerkingen komen eigenlijk niet te pas door de prediking van 's Heeren getuigenis Voor den Dienaar des Goddelijken Woords zullen we zwijgen. Dat is de meening, die ook op het huisbezoek nog al eens ten beste wordt gegeven. Ja, er zijn zelf predikanten, die, als hun wat over hun preeken wordt gezegd, op deze wijze alle kritiek willen af snijden. Het Woord Gods wordt gebracht, daarmede uit. Nu het andere uiterste. Men is al met zekeren tegenzin naar de kerk gegaan, 't Zal toch wel weer niet veel wezen, van mor» gen 1 Thuis gekomen heeft men niets dan kritiek, zelfs ontziet men zich ntet om in het bijzijn van de kinderen op minachtende wijze te spreken over de Bediening van het Woord. De kinderen nemen het natuurlijk over en weldra gaat alle achting voor den Dienaar des Woords en zijn ambtswerk ont» breken. We noemen dit twee uitersten. Wat het eerste betreft, we mogen niet nalaten te ondescheiden tusschen het Woord Gods en de prediking daarvan. Het eerste is volmaakt, bekeerende de ziel, de tweede is menschenwerk en, al geschiedt ze dan ambtelijk, dat wil zeggen tengevolge van bepaalde Goddelijken opdracht, ze is gebrek» kig. En het zou zonde zijn van te voren bij dit menschenwerk alle kritiek te willen uit» sluiten. Trouwens de Schrift zelf vermaant ons telkens weer toe te zien op de leer, dat is toch bepaald op de prediking, ons te wach» ten voor verkeerde leeringen, het Woord Gods wel te onderzoeken. Hebben we dus bezwaar tegen het eene uiterste, we aarzelen niet daaraan oogen» blikkelijk toe te voegen dat ons het andere nog veel verderfelijker lijkt. Ondermijning van den eerbied voor de prediking zal onaf» wijsbaar ook aantasten het Woord, dat ge» predikt wordt. En wie de ambtsdragers in een hoek duwt, doet in elk geval hun Zen» der oneer aan. Wie niet opgaat met het volk Gods in de ernstige begeerte met den Heere te verkeeren onder de prediking van het Woord, die berooft zichzelf van te voren van den zegen en zal tegenover den Dienst des Woords nooit goed komen te staan. Willen we dus als recht en roeping der gemeente handhaven, dat haar oordeel gaat over de prediking, het komt er wel op aan, dat dit oordeel zal geschieden naar juisten maatstaf. Hier ontbreekt nog zooveel. Een groot euvel is, dat al vaak de preeken worden beoordeeld met vergelijking. Niet, hoe was deze bepaalde preek, maar wie preekt in het algemeen beter, Ds. A. of Ds. B. Door die vergelijking wordt het wezen van de Bediening des Woords aangetast, alle Dienaren komen als gezondenen van Christus' wege en moeten als zoodanig worden ont» vangen. De een is niet meer, niet beter, niet waardiger dan de ander. Niemand ont» kent, dat er verschil van gaven is. En het zou dwaas zijn dat weg te cijferen Het is ook een kwaad, om de bijzondere gaven, die God heeft gegeven, niet te erkennen. Maar dat neemt niet weg, dat elke preek op en voor zichzelf kan en moet beoordeeld worden. En naar juisten maatstaf, dien men nooit zal vinden, irdien men de preeken van een bijzonder geliefden en begaafden prediker als een soort duimstok gebruikt om anderen te meten. In de tweede plaats wordt veel te veel een preek naar het uiterlijke beoordeeld We zullen niet herhalen, wat we daarover in ander verband eenigen tijd geleden heb» ben geschreven. Maar de zuster, die wel wist met welk versje dominee was geëindigd, doch den tekst niet meer kon noemen, is geen eenlinge in onze kerken. Uiterlijke gaven hebben hun waarde, maar zijn het voor» naamste niet. Als we een preek beoordeelen, zullen we ons slechts dit afvragen wordt hier het Woord des Heeren verklaard en toegepast Is er om den tekst heengedraaid en van alles bijgehaald of was, hetgeen gezegd werd, inderdaad uit den tekst ^afgeleid Is er een toepassing ge» geven, die ook bij tien andere teksten kon hooren, of is dit Woord Gods gebracht in verband met de nooden van Gods volk Was er een veelheid van woorden, die niets' of hetzelfde zeiden, of zijn schatten uitge» stald, oude en nieuwe? Er zijn zeker ook vragen van uitlegging en techniek, die niet ieder in staat is te beantwoorden. Doch die vragen worden in de bespiekingen eigenlijk maar zelden gesteld. De vragen die we noemden, zijn op te lossen door het een» voudige kind van God, dat zelf leeft bij 's Heeren getuigenis. W.D. Hooggeleerde Professor Hepp wat maakt U zich toch druk met uw zoeken naar den maatstaf voor de kwaliteit der preeken van de hedendaags, he dominees. Daar U zich door de post stapels brieven van min of meer bezwaarde kritici«op»tegenwoordige»preeken brengen U moet ze altemaal doorworstelen schiften, in»den»papiermand deponeeren. ver» knippen, citeerenU moet er Uw oordeel over geven U moet detailleeren, distilleeren samenvattenU moet verdragen, wat Kerk» bode»redakteuren opmerken, in verband met Uw enquête.... Waarom toch zoo druk, Professor? Waarom loopt U den eenigen maatstaf voor» bij, die wordt aangegeven in bovenstaande geheimzinnige letters: W. D W.D Wanneer U, welke preek ook, beoordeelen wilt, of beoordeeld wilt hebben, meet haar dan af aan de letters: W. D.verrassend is het resultaat. En U kunt alle preeken er aan afmetendie van een «oude*, en een «jonge* domineedie van «V.U.»man«, en die van een «Kemper.ling*die van een dogmatikus en die van een mystikus; die van een soci» aanvoelend predikant, en die van een aristo» craat»in»'t»preekenonderwerpelijke en voor» werpelijke, praktische en betoogende, boete en troost»preeken. Ze kunnen allen getoetst aan de letteren W. D. Ik ben werkelijk dankbaar, dat ik zoo ge» lukkig mocht zijn, dezen maatstaf komen te vinden. Hoe vond ik dien Wat is de beteekenis van dat mysterieuze W. D. Hoort. Het is historisch, al klinkt het spookjes» achtig. Daar was, tot op den dag van heden, eens iemand, die sinds meer dan een tiental jaren, een lijst bijhield, op dewelke al de dominees van «buiten* vermeld werden, met den tekst en den datum hunner preek, en het oordeel des broeders zelf daarover. Dat oordeel luidde natuurlijk verschillend «goed* «minnetjes*, «niet onaardig*, «zwak*, «heel goed*, «bizonder goed« Welnu, dat is niet onaadig, zegt ge. Zoo zijn er meer. Ja zoo zijn er meer. Persoonlijk ken ik ook iemand, die geeft voor elke preek een cijfer. Eigenaardig als je naar 't oordeel vraagt, en je hoort dan: 6plus,7 ...8,5 ....5 Maar deze beoordeelaar verdient onsterfelij» ken roem is de lauwerkrans der historie van Professor Hepp met zijn enquête. Want ziet, achter die oordeelen des mans stonden eenige malen nog de letterenW.D. 1 En heel eigenaardig: juist achter de waardeeringsuitspaak«bizonder goed* Toen die man gevraagd werd: «wat be» teekenen die letters Toen was 't antwoord nietwondervolle do» minee, of«wakkere dienaar* of zoo iets maar: witte das. En hier is 's mans kommentaar«die had een witte das aan en als ze een witte das voor hebben, dan weet ik van te voren wel, dat ze uitstekend zijn O, hooggeleerde Professor Hepp, luister toch naar deze stemstaakt uw enquête en zet in 't volgend Reformatienummer deze verzuchting, als slot Uwer artikelenreeks «Och droegen alle doom'nees maar een witte dasl Van vele hoorders zonk wel de ki itiek ineen tot asch »G. Kerkb. voor N.»Br.« J. Sm. EEN KWESTIE TE HERKINGEN. Voor Ged. Staten. Ged. Staten van Zuid-Holland hebben Maan dagmiddag in openbare zitting het beroep van den Kerkeraad der Geref. Gem. te Herkingen tegen de beslissing van het gemeentebestuur al daar, waarbij op grond van art. 7 der wet van 10 September van 1883 toestemming tot op richting van een kerkgebouw werd geweigerd. Het beroep werd met een enkel woord toege licht door den secretaris der Geref. Gem„ den heer J. W. van Houdt, die de beslissing van het gemeentebestuur van Herkingen ongegrond achtte. Het bestaande kerkgebouw, dat de Ge ref. Gem. door een nieuw, op eenigen afstand daarvan, wenscht te vervangen, is z.i. rechtma tig eigendom dier gemeente. Een andere kerke lijke gemeente, die daarop recht kan doen gel den, hetgeen voor het gemeentebestuur aanwij- ding zou zijn tot weigering der gevraagde toe stemming, bestaat er in Herkingen niet. Daarentegen betoogde Mr. Stolk, optredend als gemachtigde der oud-Nederduitsch Geref. Gem., dat die ander gemeente wel degelijk be staat en dat het die gemeente is waarvoor spr. pleitte. Welnu deze oud-Nederduitsch Geref. Gem. heeft een actie ingesteld ter verkrijging van het (oude) gebouw der kerk, waarvan zij oorspronkelijk eigenares is. Een nieuw gebouw, dat de Geref. Gem. wenscht zou zeker niet op de plaats mogen komen waar de Geref. Gem. dat verlangt, omdat deze nauwelijks veertig me ter is verwijderd van het bestaande kerkgebouw en omdat, wanneer dit oude gebouw aan de oud-Nederduitsch Geref. Gem. wordt toegewe zen, beide kerkdiensten gestoord zouden wor den door elkanders orgelmuziek en kerkgezang. De oud-Nederduitsch Geref. Gem. hoopt dan ook, dat Ged. Staten de beslissing van het ge meentebestuur zullen handhaven. In zijn repliek ontkende de heer van Houdt nogmaals het bestaan eener oud-Nederduitsch Geref. Gem. Mr. Stolk kan ten hoogste gemach tigde van enkele menschen zijn, die beweren, dat zij een oud-Nederduitsch Geref. Gem. vor men. Dit groepje menschen, zeide spr., is des tijds uit de toenmalige oud-Nederduitsch Geref. Gem. getreden door unanieme bedanking als lid. De gesmaldeelde rest is om organisatorische redenen later tot de Geref. Gem. overgegaan en heeft dus den naam dezer gemeente overgeno men. Het kerkgebouw is haar bij rechterlijke be slissing toegewezenhet kan dus niet toebe- hooren aan pl.m. 8 menschen die destijds zijn uitgetreden'. Wat den afstand tusschen het be staande en het nieuw te stichten gebouw betreft, deze is belangrijk meer dan 40 meter. Er tus schen bevinden zich 2 rijwegen van 6 a 8 meter een boerderij, een sloot en een strook grond. Van een proces is aan de Geref. Gem. niets be kend, zoodat er geen termen aanwezig zijn voor een weigering vanwege het gemeentebestuur. Mr. Stolk, repliceerend, wees er op, dat men niet met den afstand van een voetganger, doch voor het geluid te maken heeftwelnu, het ge luid kent in dit geval slechts den afstand he melsbreed en die is 40 meter. Nadat nog enkele inlichtingen omtrent detail punten waren ingewonnen, werd de openbare behandeling gesloten. De beslissing van Ged. Staten volgt later.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 7