n nieuwe
mantel
s
PERDE BLAD
FEUILLETON
Het huisje aan den Zeedijk
No. 3480.
Gemeenteraad.
Zaterdag 27 Oct. 1928.
Lattd- en Tuinbouw.
in UO0STGN0 WSES
(Nadruk verboden)
Heggen.
Rondom tuinen maakt men den eenen keer
gebruik van hooge, den anderen keer van lage
heggen, niet veel hooger dan anderhalven me
ter. Waar vele en scherpe winden gekeerd
moeten worden, waar leelijke dingen aan het
oog onttrokken, of waar men in een bepaald
gedeelte van den tuin schaduw verlangt, heeft
men een hooge heg noodig. Is het alleen om
aanwijzing van grenzen te doen, dan is natuur
lijk een lage heg voldoende. Men kweekt verder
om en in tuinen ook nog sierheggen, welke
niet alleen dienen tot grens en tot bescherming
tegen wind en gedierte, maar die door fraaie
bloesems ook het oog verlustigen. Sierheggen
van altijd groen blijvend loofhout ziet men
gaarne in de nabijheid der woningen, waar ze
des winters een vriendelijk aanzien hebben. Ge
makkelijk kan men ook aan gewone heggen
van doorn, liguster, haagbeuk, e. d. een sier
lijken vorm geven door op regelmatige afstan
den de stammen te laten doorschieten en hun
kronen in kogel- of pyramidevorm te snoeien;
hetzelfde kan ook gedaan worden met heggen
van naaldhout, zooals spar, Amerikaanschen
levensboom, enz. Een kweeking in golfvorm,
hier hoog, daar laag, met regelmatige afwis
seling, levert aangenamer gezicht op dan een
heg, die overal even hoog is. Ook kan men
een en dezelfde heg laten bestaan uit ver
schillende houtsoorten, niet verward door el
kaar gegooid, maar smaakvol en regelmatig af
wisselend; doch dan moeten de verschillende
soorten in snelheid van groei overeenkomen,
anders wordt de heg een wildernis. In plaats
van, zooals we hierboven zeiden, enkele stam
men in een haag te laten doorschieten en in
een gewenschten vorm te snoeien, kan men ook
andere, hoog stammige vormen tusschen de
hoofdmassa planten, b.v. in een ligusterhaag
stammen van seringen; in een haag van serin-
struiken stammen van gouden regen. -Wat
nu de keuze der houtsoorten voor de verschil
lende heggen betreft, daarvoor kan men voor-
eerst de volgende algemeene regelen geven.
Ligging, grondsoort en klimaat moeten voor
de planten geschikt zijn. Zij moeten gemakkelijk
aanslaan, zich reeds aan den grond goed ver
takken, en duurzaam zijn. Zij moeten den snoei
kunnen verdragen; wal- en boschheggen (de
laatste zijn heggen van 1J/2 tot 5 M. breedte,
uit verscheidene rijen van verschillende hoogte
bestaande) moeten, nadat ze afgehout zijn, weer
krachtig uitloopen, zonder veel wortelschot te
maken. Verder komen in aanmerking, de waarde
van het hout, van de vruchten en van het blad.
Bestaan de heggen uit wilg, dan komt het ook
aan op de waarde der teenen voor de manden
makerij of voor bindwerk. Verder dient men
niet te vergeten, dat de eene heg zich veel
beter dan de andere leent tot schuilplaats voor
nuttige dieren. Houtsoorten met dorens zijn in
dit opzicht meestal beter dan andere zonder
die wapens; voor den winter is naaldhout, bo
vendien jenerebes met haar dichte vertwijging,
bijzonder gunstig. Fruit en andere nuttige heg
gen kunnen bij verstandigen aanleg en verzor
ging een niet onbelangrijk voordeel afwerpen.
De Invloed van den Onderstam.
/-^ (Slot).
In Amerika was het Hedick, in Engeland
Hutton, in Duitschland Schindler, en in ons
land Sprenger, die allen een meer of minder
diepgaand onderzoek instelden naar de variatie,
welke bij de kunstmatig veredelde onderstam
men voortkomt. Van de door hen verkregen
resultaten gaf de heer Lijsten in de door hem
te Wageningen gehouden inleiding een vrij uit
voerig overzicht. Hij kwam daarbij tot de vol
gende punten: Het is bekend, dat de onder
stammen voor onze vruchtboomen, welke wor
den verkregen uit zaad, sterk variëeren. Uit
de onderzoekingen der laatste jaren is tevens
gebleken, dat ook bij die onderstammen, welke
kunstmatig worden vermeerderd, en van welke
men veronderstelde, dat ze weinig of niet va-
rieeren, zeer sterk verschillende typen voor
komen. Uit de onderzoekingen en uit waarne
mingen in de practijk is voldoende bekend, dat
de invloed van den onderstam op de
ent van groote beteekenis is; dat zoowel de
groei van den boom, als de g e z o n d h e i d s-
toestand en ook de vruchtbaarheid,
door den onderstam kan worden beïnvloed. Uit
de laatste onderzoekingen is gebleken, dat voor
appels (Doucin en Paradijs) 16 verschillende
typen als verzwakkende onderstam worden ge
bruikt; voor peren (kwee) 11 typen, terwijl
22 typen van onderstammen gebruikt worden
voor pruimen. Bij deze verschillende typen zijn
sterke en zwakke groeiers, en het is noodzakelijk
dat de kweeker rekening houdt met de eigen
schappen der onderstammen bij het veredelen.
Zoowel in Engeland als hier te lande is ge
bleken, dat op verschillende kweekerijen meer
dere typen van onderstammen dooreen gebruikt
worden, hetgeen zeer ten nadeele is van den
fruitteler, Het is noodzakelijk, dat nader wordt
nagegaan, welke onderstammen voor on z e be
drijven en voor ons klimaat en voor onze
handelsvariëteiten de meest gewenschte zijn.
Zoodra een juiste selectie heeft plaats gevon
den, zal de boomkweeker zijn boomen moeten
leveren met vermelding, op welken onder
stam ze zijn veredeld, opdat de teler kan
nagaan, welke boomen voor zij bedrijf het beste
zijn. Zoo mogelijk, moe de z a a i 1 i n g- -o n -
derstam in de toekomst niet meer worden
gebruikt, doch worden vervangen door sterk
groeiende onderstammen, welke zich vegetatief
(kunstmatig) laten vermeerderen, opdat groei-
verschil en verschil in vruchtbaarheid tot een
minimum worden teruggebracht.
Naarmate de onderzoekingen worden voort
gezet en meer materiaal wordt gebruikt, zullen
zich steeds nieuwe gezichtspunten voordoen. On
getwijfeld speelt ook de grondsoort een
groote rol, en om die reden zal het noodig zijn,
dat gelijke proeven op verschillende plaatsen
in ons land worden genomen.
Wist U dit?
De Nationale Veetentoonstelling te 's-Gra-
venhage werd ook door verschillende Ameri
kanen bezocht. Zie hier een paar uitspraken
van een 2-tal dier heeren: „De Europeesche
boeren zijn de Amerikaansche boeren verre
vooruit, wat betreft het gebruik van hulpmest
stoffen". „De landbouw wordt in Europa
intensief uitgeoefend en het bedrijf blijkt ook
rendabel te zijn, maar de toestand der boeren
is er in 't algemeen toch niet beter dan in
Amerika". De aardappelwratziekte
heeft zich dezen zomer zeer uitgebreid, vooral
in het Noorden van ons land, in 't Oldambt
en de Veenkoloniën. Men heeft te Winschoten
vergaderd en overlegd wat er tegen te doen. De
Regeering zal verzocht worden de teelt van
de Br a v o, den aardappel, die het meest vat
baar is voor de wratziekte, geheel te verbieden.
Een soort, vrij van wratziekte, is de Triomf.
Ook in de arbeiderstuintjes bij de fabrieken van
Van Houten te Weesp kwam de wratziekte
voor, schreef „De Telegraaf". Dat kan wel,
maar heel gek was wat het blad verder schreef:
dat de Plantenziektenkundigen Dienst zou vast
stellen, „welke aardappelen zonder bezwaar
voor de volksgezondheid konden worden vrij
gegeven". De wratzieke aardappelen dus scha
delijk wellicht voor de volksgezondheid Dat
wist U zeker niet Wij ook niet. Zouden de
gebruikers er misschien wratten van krijgen
Wenken en mededeelingen.
Verbrand uw aardappelloof niet, dat is ver
lies; tenzij het ziekte vertoonde. Men kan het
in de wei dunnetjes uitstrooien vóór den winter;
gebruiken ter dekking der kuilen met aardappels,
bieten, wortelen en knolrapen, maar dan moet
er eerst wat blad of dennennaalden op de vruch
ten, anders is de dekking tegen de vorst niet
voldoende; ten slotte kan men het loof na dro
ging op een hoop zetten en voor strooisel aan
wenden. De verstandige boer zaait geen
ander koren uit dan wat te velde en op monster
is goedgekeurd. Het moet ter deeg gezuiverd
zijn van onkruid; daarom make men, zoo mo
gelijk, gebruik van de groote reinigingsmachines,
zooals er hier en daar ter beschikking zijn ge
steld. Wat een onkruid, van allerlei aard, halen
die machines er uit 't Gaat er om, goed zaad
vrij van onkruiden, op den akker' te brengen.
De kosten der reiniging haalt men er dubbel
en dwars uit. B—r.
Vergadering van den gemeenteraad van
OUDDORP op Woensdag 24 October
1928, des voorin, 10 uur.
Afwezig met kennisgeving de heeren J. West
hoeve, Bezuien en Mastenbroek.
De Voorzitter, burgemeester Gobius du Sart,
opent de vergadering met gebed, waarna de
notulen worden voorgelezen en onveranderd
vastgesteld.
B. en W. stellen voor toe te treden als lid
tot de vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten.
De VOORZITTER licht toe, dat de post al
een paar jaar op de begrooting staat. Ouddorp
is nog een van de weinige gemeenten, die niet
zijn toegetreden, terwijl de vereeniging buiten
gewoon veel nut heeft. B.v. nu het nieuwe wets
ontwerp van de financieele verhouding tuschen
het Rijk en de gemeenten is ingediend, blijkt
weer uit het rapport, dat vereeniging uitbracht,
hoe groot het nut is.
Met algemeene stemmen wordt het voorstel
van B. en W. aangenomen.
Ged. Staten geven hun goedkeuring op enkele
raadsbesluiten.
Het gemeentebestuur van Dirksland zond in
gevolge punt 7 van de gemeenschappelijke re
geling de begrooting en memorie van toelichting
van het vleeschkeuringsbedrijf. De begrooting
is geraamd op 4671.50 en de kapitaaldienst
op 10275..Deze begrooting wordt goed
gekeurd.
B. en W. stellen voor een goede verzekering
aan te brengen voor de berging van geldswaar
dige en administratieve papieren.
Wethouder VOOGD zegt, dat het gemeente
huis een kluis heeft, deze is 80 duim hoog,
40 duim diep en 1 M. breed. Er zijn geen
deuren voor, maar die zouden nog te maken zijn.
Wethouder WESTHOEVE merkt op, dat
al moet het 't zelfde kosten, spr. liever een
kluis dan een brandkast heeft.
De SECRETARIS meent, dat de kluis voor
een 500.— in orde te maken is.
De VOORZITTER zegt, dat een nieuwe
brandkast meer kost.
De heer T. TANIS zegt, dat het gedwongen
fraaiigheid is, als het niet van hooger hand
werd verlangd zou er niets van komen.
De VOORZITTER zegt, dat de gemeente
ontvanger last krijgt met het stellen van een
borgtocht. Ze zeggen, dat de zaak niet goed
verzekerd is. Wanneer er brand geweest was,
zou de Raad in de eerstvolgende vergadering
besluiten een kast aan te schaffen. Voorkomen
is beter dan genezen.
De heer PADMOS kent een spreekwoord,
dat zegt: als het kalf verdronken is, dempt men
den put.
Met algemeene stemmen wordt besloten een
verzekering aan te brengen hetzij een kluis
of een brandkast.
Van het gemeentebestuur van Dordrecht is
een schrijven ontvangen betreffende de vergoe
ding per leerling ,het betreft hier kinderen
van Lonkhuizen. De vergoeding is 3 X 13.
De VOORZITTER licht toe, dat het hier een
belangrijke beslissing betreft. Dordrecht heeft
eerst het schoolgeld afgetrokken van de kosten,
maar dat mag niet meer.
De VOORZITTER brengt weer de kwestie
van de pomp ter tafel. In de vorige vergadering
was dat aangehouden. Nelis heeft geen prijs
opgaaf gegeven. Spr. heeft thans met hem ge
telefoneerd. Hij zei, dat hij niets aan de ge
meente verdiend heeft en de pomp dus voor
niet minder dan 200.wil afstaan.
Spr. wil nu de beslissing aan den Raad over
laten.
De heer BREEN zegt, dat' die pomp niet
voor drinkwater in aanmerking komt.
De VOORZITTER zegt: dat is juist, het
wordt gebruikt voor het schrobben van straten
enz.
De heer T. TANIS merkt op, dat hierdoor
toch veel regenwater gespaard wordt. Het is
in 't belang van de havenbewoners. Er is ge
brek aan. Als ze er nu mee geholpen zijn, zou
spr. maar tot aanschaffing willen overgaan.
De heer BREEN zegt: als de waterleiding
nog eens komt, zijn we geholpen.
De VOORZITTER: U geeft den moed dus
nog niet op
Wethouder VOOGD zegt, dat wie het stuk
van den heer Blokhuis in de „Maas- en Schel-
debode" gelezen heeft, niet optimistisch gestemd
wordt.
De heer BREEN gelooft altijd, dat de water
leiding er nog wel eens zal komen.
Betreffende de pomp bij de haven zegt de
VOORZITTER, dat het eigenlijk een halve
maatregel is die pomp te plaatsen,
De heer TANIS zegt, dat de Raad wel meer
halve maatregelen treft, nu nog pas weer om
trent het besluit omtrent de kluis.
Na een poosje praten over die kluis of brand
kast, wordt besloten prijsopgaaf te vragen van
een Lip's brandkast, omdat dit toch beter geacht
wordt dan een kluis.
Ten slotte wordt besloten de pomp maar
over te nemen.
Aan de orde is de vaststelling van de ge-
meentebegrooting.
De commissie belast met het onderzoek, de
heeren Breen, T. Tanis en Mastenbroek, brengt
bij monde van den heer Tanis rapport uit.
Dit rapport is van den volgenden inhoud
Mijne Heeren
Ondergeteekenden, benoemd in de vergadering
van den Raad op 29 Augustus tot het onder
zoek van de begrooting dienst 1929, heeft de
eer U het vollende te rapporteeren
Ten eerste was de commissie eenparig van
oordeel het presentiegeld wederom in te voe
ren, men weet meerendeels wel, dat voor eenige
jaren werd besloten het presentiegeld af te
schaffen, doch daar was toen een voorwaarde
aan verbonden, welke blijkt thans niet werd
nagekomen, en stelt daarom voor het presentie
geld van de Raadsleden vast te stellen op 15
per jaar.
Ten tweede trok de post onderhoud ambts
woning van den burgemeester zeer de aandacht,
daar die op de begrooting voorkomt op 400,
terwijl de andere drie ambtswoningen van de
heeren Pik, Tiggelman en v. d. Linde elk voor
100 onderhoudskosten op de begrooting voor
komen, waarom de commissie voorstelt de wo
ning van den burgemeester terug te brengen
van 400. —op 250.— en die 150.— te
bestedenvoor verbetering andere woningen,
die volgens oordeel van de commissie daarvoor
in aanmerking komen.
Ten derde komt een post op de begrooting
voor: subsidie B. V. L., waarover we het niet
eens waren. Het voorstel in dezen was, dat
we meer gevoelden voor een geschenk aan te
bieden, dan er een vaste post subsidie voor
uit te trekken. Bijvoorbeeld het wapen, dat ze
aangekocht hebben ter gelegenheid van het 10-
jarig bestaan der B. V. L., als blijk van waar
deering voor hun te betalen, en de post sub
sidie van de begrooting af te voeren.
Verder stelt de commissie den Raad voor
om de begrooting alzoo voorloopig vast te stel
len met een ontvangst en uitgaaf van 68956.44,
met dank aan den secretaris voor de verleende
hulp en noodige wenken ons gegeven.
De Commisie,
C. BREEN.
T. TANIS Tz.
De VOORZITTER dankt de commissie voor
haar arbeid en stelt de voorstellen der com
missie aan de orde.
Wat betreft het presentiegeld zegt de VOOR
ZITTER, dat het verband tusschen een ge
maakte afspraak en de jaarwedde van de wet
houders, nadere toelichting behoeft.
De heer T. TANIS: het is afgesproken, dat
de Wethouders 200.— van hun jaarwedde
in de kas van het algemeen armbestuur zouden
storten. Dat is één jaar gebeurd, maar nadien
hebben de Wethouders het weer in eigen zak
laten glijden.
De VOORZITTER weet niet of er hier ver
band bestaat tusschen een en ander. Er is wel
over gesproken in den Raad, maar een besluit
is niet genomen. Eén keer hebben de Wethou
ders het gedaan, maar de heer Grinwis heeft
het later nagelaten, omdat het toch eigenlijk
traktement is door Ged. Staten vastgesteld, voor
bewezen diensten aan de gemeente. Toen heeft
ook Wethouder Voogd het niet meer gedaan,
want het is niet beloofd, slechts is de wen-
schelijkheid door den Raad bepleit.
ROTTERDAM, Hoo'gstraat, hoek Spui
DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6"
De heer C. BOSLAND herinnert zich, dat
er wel over gesproken is.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend,
maar de Wethouders hebben zich niet ver
bonden.
De heer C. BOSLAND: neen, maar ze hebben
het vrijwillig gedaan.
De heer PADMOS zegt: Vrijwillig doen of
vrijwillig laten staat gelijk.
De heer T. TANIS merkt op, dat de Wet
houders één keer het geld aan het armbestuur
afdroegen, later is dat niet meer gebeurd. Spr.
vindt het min om de menschen voor één keer
blij te maken en later weer in te trekken.
De VOORZITTER zegt, dat de Wethouders
zich nooit verbonden hebben. De Raad vond
hun jaarwedde te hoog en betoogde de wen-
schelijkheid, dat ze het in de armenkas stortten.
De heer T. TANIS begrijpt niet, dat ze
het dan één keer gedaan hebben.
De VOORZITTER antwoordt: ik ook niet,
ik had het nooit gedaan, misschien is het een
vergissing geweest.
De heer T. TANIS vindt, dat men zich met
geld niet gemakkelijk vergist. (Gelach).
De VOORZITTER zegt, dat de Raad recht
heeft op presentiegeld, maar acht het beter, dat
men hiervoor andere argumenten gebruikt dan
dit.
De heer C. TANIS zegt, dat er tegenwoordig
menschen in den Raad zitten, die voor hun
dagelijksch brood werken en het presentiegeld
wel gebruiken kunnen.
De VOORZITTER stemt hiermede in. Met
algemeene stemmen wordt besloten presentiegeld
te geven.
Wat betreft de woning van den burgemeester
zegt de VOORZITTER, dat de secretaris met
spr. er over gesproken heeft. Spr. had gezegd:
doet er 100.— af, maar de secretaris zei:
wanneer U twee kamers wilt laten schilderen
moet het wel op 400.— blijven. Spr. heeft
er natuurlijk geen bezwaar tegen, dat er 150
wordt afgedaan.
Met algemeene stemmen wordt hiertoe be
sloten.
Wat den Bijz. Vrijw. Landstorm betreft, zegt
spr., dat het hier een instelling betreft, die
vrij van alle politiek is, en daar de Raad eigen
lijk een politiek lichaam is, hoort het hier niet
thuis. Maar de B. V. L. steunt het wettig gezag
en daar het meest leden zijn, die niet erg bij
kas zijn, is er geen bezwaar, dat er een kleine
subsidie wordt uitgetrokken, voor een land
stormfilm, het betalen van een spreker, een
sigaartje, enz.
De heer T. TANIS is het hier volkomen mee
eens. Spr. dacht, dat het gemeentebestuur het
standpunt innam om van de leden van den
B. V. L. loontrekkende dienaars te maken. Nu
dat niet het geval is gaat spr. er geheel mee
accoord.
De begrooting wordt met algemeene stemmen
vastgesteld.
De 150.die van de woning van den
burgemeester overblijven zullen als onvoorzien
geboekt worden, .daar de drie gemeentewonin
gen, waar het rapport der commissie van sprak,
het niet noodig hebben. Voor die post is 500
uitgetrokken, terwijl er dit jaar maar 306
is uitgegeven.
De VOORZITTER dankt den Raad voor
zijn welwillend besluit om de kwestie der maxi
mum snelheid uit te stellen tot deze vergadering,
nu spr. tegenwoordig is. B. en W. hebben deze
zaak nauwkeurig bekeken. 20 K.M. is het mi
nimum, volgens de motor- en rijwielwet. Een
groot bezwaar is, dat de politieverordening pas
geheel herzien is en daarbij is vastgesteld wat
tot de bebouwde kom dient gerekend te wor
den. De maximum snelheid geldt alleen voor
de bebouwde kom en niet er buiten. Praktisch
komt het er dus op neer, dat de maximum snel
heid alleen tusschen de brandslooten geldt. Nu
kan de Raad wel een andere bebouwde kom
vaststellen, maar dan moeten vele bepalingen in
de politieverordening aan een grondige revisie
onderworpen worden. Bovendien uit het kran
tenverslag van de Rechtzitting blijkt, dat de
Ambtenaar bij 't O. M. van 't Kantongerecht te
Sommelsdijk de wenschelijkheid heeft uitge
sproken, dat er geen verbalen worden opge
maakt van overtredingen der maximum snelheid
beneden de 30 K.M. Er is van de maximum
snelheid een heele studie gemaakt. Samson gaf
een mooie memorie van toelichting op de Mo
tor- en Rijwielwet. B. en W. hebben een en
ander nader onder de oogen gezien en nog
ge en vrijmoedigheid om den Raad te adviseeren
een maximum snelheid in te voeren. Op den
provincie-weg zou ze toch ook niet gelden en
die loopt tot vlak bij het dorp toe. En zoo
zijn er meer toegangen, die er niet onder zouden
vallen.
Wethouder VOOGD zegt, dat de overtre
dingen ook moeilijk te constateeren zijn en er
is trouwens nog een bepaling in de motor- en
rijwielwet, waardoor de politie, wanneer ge
reden wordt met zoodanige snelheid, dat het
gevaar oplevert voor de veiligheid van het
verkeer, verbaal kan opmaken, ook al is er
geen maximum snelheid.
De heer T. TANIS vindt deze bepaling veel
door
H. ZEEBERG.
29)
„Wat en vroeg Gretha.
„Nu,
wat had ze te vertellen Dat ze het
hier een groot „gat" vond zeker
„Niets van gezegd", zei Gretha. ,,'k Heb
haar den weg gewezen naar Adriaan Blankert".
„Kwam je haar tegen Gretha en vroeg zij
toen den weg
„Neen Moe", aarzelde Gretha, „ik gleed uit
en toen kwam zij mij vragen of ik mij bezeerd
had".
„Ben je gevallen, Gretha. Was het erg
„Neen, Moeke, het beteekende niets".
„Hoe kun je nu vallen als je goed door-
fietst", meende Hermien.
„Ik keek den Krommen weg in en toen lette
ik niet op mijn stuur.
Hans lachte hartelijk.
„Ik zal het eens zeggen menschen", zei hij,
„want ik snap het al lang. In den Krommen
weg kwam een dame aangereden. En toen keek
nieuwsgierig kopje oftewel Gretha Meinema
200 strak naar die dame, dat zij niet op haar
stuur lette en voor straf tegen den grond sloeg.
s het zoo niet gegaan, Gretha
„)e bent toch eiqenlijk een mispunt, Hans",
grapte het meisje.
"Hnnk je wel voor je oordeel, zusje. Ik merk
f 1 p den spijker precies op den kop heb ge-
Kt. Enfin, jij hebt de eer het eerst met me-
ju rouw Van Meersma gesproken te hebben".
-Heet zij zoo, Hans?"
aar voornaam is, zooals jij zooeven
zeide, dan is haar naam Lia van Meersma.
aar Lia zal wel een afkorting wezen".
„Dat kan niet schelen. Het is toch een mooie
snoezige naam", zeide Gretha ietwat veront
waardigd.
„Wel zeker, meisje", spotte Hans,, „daar zeg
ik toch niets van, is het wel Zij heeft jou al
ingepalmd, geloof ik".
„Het is een heel aardige juffrouw. En knap
ook. Dat zullen jullie wel zien".
„Het is de vraag of wij haar zullen zien",
zei Hans, die schik had zijn zusje een weinig
te plagen.
„Natuurlijk. Want zij komt hier. Heeft zij zelf
gezegd. Maar 'k weet niet wanneer. Ik heb
gevraagd of zij Zondag mee uit de kerk komt".
„Heb je dat gevraagd, Gretha 7" vroeg me
vrouw verwonderd.
„Ja Mama, was dat niet goed
„O ja, ik vind het best. Maar wat zeide zij
„Niets, geloof ik. Neen, wij hebben er niet
meer over gepraat".
„O, dat zal ook wel niet. Ik geloof niet, dat
mejuffrouw Van Meersma naar de kerk komen
zal".
„Behoort zij niet tot onze kerk, Moeder
vroeg Gretha, die opeens er erg in kreeg, dat
het drietal haar met belangstelling aanstaarde.
„Ik geloof, Gretha", zei Mevrouw ernstig,
„dat zij nooit naar een kerk gaat".
„Nooit naar een kerk vroeg Gretha ten
hoogste verbaasd. „Maar hoe kan dat Vrouw
Blankert is toch haar Grootmoeder
„Zeker kindje, maar haar dochter, dus de
moeder van het meisje, bemoeit zich niet meer
met de kerk. In Utrecht komen zij er nooit.
Lia, zoo heet zij immers heeft dus nooit van
den Heere Jezus gehoord".
Gretha kon het nog niet goed vatten.
„Maar", zeide zij aarzelend, want het kwam
haar ongerijmd voor, „maar, dan, danis
ze net als de heidenen 1"
Hans glimlachte even. Kinderen zeiden toch
maar precies de waarheid. Want zoo was het
toch: heidenen in Christelijk Nederland 1
„Ja Gretha, misschien komt het op hetzelfde
neer, al is het niet hetzelfde. Ik vrees, dat men
haar nog nooit van den Heere Jezus heeft ver
teld. Maar natuurlijk zal zij wel iets van den
godsdienst afweten".
Mevrouw Meinema sprak op heel ernstigen
toon. De lach was van de gezichten verstorven.
Gretha was er van onder den indruk.
„Maar dan is ze eigenlijk héél, héél arm",
merkte zij op.
„Ja, Gretha, wie den Heere Jezus niet heeft,
is arm, al is hij nog zoo rijk aa.n geld en goed.
De vader van juffrouw Van Meersma is heel
rijk. Maar den Heere dient hij niet. Dus heeft
Lia er nooit van gehoord, dat wij allen arme
zondaren zijn, die alleen door den Heere Jezus
gered kunnen worden".
„Maar zij mag toch hier wel komen, Moe
„Natuurlijk kind. Papa heeft het haar toch
zelf gevraagd".
„Dan zal ik haar toch eens vertellen, dat zij
naar den Heere Jezus moet gaan", zei Gretha
vol geestdrift.
Het drietal glimlachte flauwtjes.
„Mag dat niet, Moe
„Welzeker kind. Dat mag zeker. Dat moet1
Doe het maar gerust hoor, bij gelegenheid".
„Dat zal ik vast doen. En dan komt het nog
wel in orde", meende Gretha opgewekt.
En zij lieten haar in dien waan.
Intusschen was Lia, na nog even omgekeken
te hebben naar de tengere fitjuur van de weg-
peddelende Gretha Meinema, de boerderij van
haar oom genaderd.
Zij was blij, dat zij er was. Want zij had
het koud gekregen. Haar handen hoewel ge
stoken in dikke wollen handschoenen, waren
stijf van het omklemd houden van het koud-
metalen stuur. Bovendien bad zij, door het
gesprek met het leuke domineeskind, ook niet
zoo stevig meer door gereden, als in het begin
van den tocht. Daarom was zij verheugd er
te zijn. En tóch was zij niet verheugd. Want als
zij er nog aan dacht hoe zij door oom Adriaan
ontvangen was, dan ging zij met een beklemd
gemoed hier heen.
Maar zij had zich vast voorgenomen den raad
van Grootmoeder op te volgen, die vanmorgen
gezegd had: „Wees maar vriendelijk, Lia, dan
komt het vanzelf wel in orde; tante Martje zal
je wel goed bevallen en op den duur zal oom
Adriaan wel bijdraaien".
Juist toen Lia van haar fiets sprong kwam
een groote hond blaffend uit de schuur. Zij
schrok zich bijna een ongeluk en slaakte een
klein gilletje.
Maar op datzelfde oogenblik zag zij uit de
deur van het woonhuis een vrouw komen, die
bevelend riep: „Stil Hector, kom hier
De hond gehoorzaamde onmiddellijk, maar
keek toch nog dreigend naar haar, die hij als
een vreemde indringster beschouwde
Lia herademde.
Glimlachend kwam de vrouw op haar toe.
„Je bent zeker nicht Lia vroeg zij op zulk
een vriendelijken toon, dat Lia zich in de vreem
de omgeving onmiddellijk thuis ging gevoelen.
„Ja, is u tante Martje
„Dat ben ik hoor. Ik zag je komen. Het is
heel goed dat je er bent. Kom maar gauw
binnen. Het is koud".
„Waar moet ik de fiets brengen, tante
„Zet maar tegen het raam. Zoo, kom mee.
Doe maar gauw je goed af. In de kamer is
het lekker warm".
Aan den kleerhanger in de gang, een breede
gang belegd met tegels, waarover een looper
was gelegd, hing Lia haar hoed, bont en mantel,
om dan door de steeds pratende tante Martje
Lia moest heel scherp luisteren en zij be
greep lang niet alles, omdat het werd gesproken
in onvervalscht dialect voorgegaan te wor
den naar een groote, zindelijke kamer, die, dat
bemerkte Lia onmiddellijk, diende tot huiskamer.
Zij meende, dat er niemand aanwezig was.
Maar een geluid in den hoek van het vertrek
deed haar even die richting uitzien. Zij zag
hoe een paar jongensoogen op haar gevestigd
waren.
„Kom eens hier, Evert".
„Evert kwam, verslagen, op zijn Moeder af.
„Zoo, geef deze juffrouw maar een hand.
Dat is nu Lia uit Utrecht, die bij Grootmoeder
is".
De jongen strekte, zonder Lia aan te zien,
zijn hand uit.
„Dag Evert", zei Lia. „Wat heb jij een
mooien naam
Schuw keek hij haar aan en zeide dan bijna
onhoorbaar: „Dag juffrouw".
„Ik ben geen juffrouw, Evert. Ik ben Lia,
je nichtje. Zeg maar gerust Lia, hoor".
,,'t Is nog wat vreemd", zei de boerin, terwijl
Evert ongemerkt weer naar den hoek van de
kamer schoof.
„Ja, tante, ik neem het heelemaal niet kwalijk.
Wat is het hier lekker warm En dan toch
zo'o'n groote kamer".
„Er wordt flink gestookt. Maar bij Grootmoe
heb je toch ook geen last van de kou, is het
wel
„Neen", lachte Lia, geheel op haar gemak,
zittend in een armstoel, die tante haar aange
wezen had.
„Maakt zij het goed, Lia
„Best hoor tante. Wat is zij nog kras hé
„Dat zal waar wezen. Je bent het er al wat
gewoon
„Alsof ik er al jaren ben, tante".
„Zoo, dat mag ik hooren. Ik had hef ook wel
gedacht. Grootmoeder is niet kwaad. Je bent
anders in een raren tijd gekomen, zoo midden
in den winter. Maar enfin, je blijft nog lang,
is het niet
„Dat is wel de bedoeling, tante. Als Grootmoe
het tenminste goed vindt. Van huis mag het
wel".
„Grootmoeder vindt het best. Daarop kun
je wel gerust wezen. Was het thuis goed toen
je wegging?"
(Wordt vervolgd).