n nieuwe mantel s PERDE BLAD FEUILLETON Het huisje aan den Zeedijk No. 3480. Gemeenteraad. Zaterdag 27 Oct. 1928. Lattd- en Tuinbouw. in UO0STGN0 WSES (Nadruk verboden) Heggen. Rondom tuinen maakt men den eenen keer gebruik van hooge, den anderen keer van lage heggen, niet veel hooger dan anderhalven me ter. Waar vele en scherpe winden gekeerd moeten worden, waar leelijke dingen aan het oog onttrokken, of waar men in een bepaald gedeelte van den tuin schaduw verlangt, heeft men een hooge heg noodig. Is het alleen om aanwijzing van grenzen te doen, dan is natuur lijk een lage heg voldoende. Men kweekt verder om en in tuinen ook nog sierheggen, welke niet alleen dienen tot grens en tot bescherming tegen wind en gedierte, maar die door fraaie bloesems ook het oog verlustigen. Sierheggen van altijd groen blijvend loofhout ziet men gaarne in de nabijheid der woningen, waar ze des winters een vriendelijk aanzien hebben. Ge makkelijk kan men ook aan gewone heggen van doorn, liguster, haagbeuk, e. d. een sier lijken vorm geven door op regelmatige afstan den de stammen te laten doorschieten en hun kronen in kogel- of pyramidevorm te snoeien; hetzelfde kan ook gedaan worden met heggen van naaldhout, zooals spar, Amerikaanschen levensboom, enz. Een kweeking in golfvorm, hier hoog, daar laag, met regelmatige afwis seling, levert aangenamer gezicht op dan een heg, die overal even hoog is. Ook kan men een en dezelfde heg laten bestaan uit ver schillende houtsoorten, niet verward door el kaar gegooid, maar smaakvol en regelmatig af wisselend; doch dan moeten de verschillende soorten in snelheid van groei overeenkomen, anders wordt de heg een wildernis. In plaats van, zooals we hierboven zeiden, enkele stam men in een haag te laten doorschieten en in een gewenschten vorm te snoeien, kan men ook andere, hoog stammige vormen tusschen de hoofdmassa planten, b.v. in een ligusterhaag stammen van seringen; in een haag van serin- struiken stammen van gouden regen. -Wat nu de keuze der houtsoorten voor de verschil lende heggen betreft, daarvoor kan men voor- eerst de volgende algemeene regelen geven. Ligging, grondsoort en klimaat moeten voor de planten geschikt zijn. Zij moeten gemakkelijk aanslaan, zich reeds aan den grond goed ver takken, en duurzaam zijn. Zij moeten den snoei kunnen verdragen; wal- en boschheggen (de laatste zijn heggen van 1J/2 tot 5 M. breedte, uit verscheidene rijen van verschillende hoogte bestaande) moeten, nadat ze afgehout zijn, weer krachtig uitloopen, zonder veel wortelschot te maken. Verder komen in aanmerking, de waarde van het hout, van de vruchten en van het blad. Bestaan de heggen uit wilg, dan komt het ook aan op de waarde der teenen voor de manden makerij of voor bindwerk. Verder dient men niet te vergeten, dat de eene heg zich veel beter dan de andere leent tot schuilplaats voor nuttige dieren. Houtsoorten met dorens zijn in dit opzicht meestal beter dan andere zonder die wapens; voor den winter is naaldhout, bo vendien jenerebes met haar dichte vertwijging, bijzonder gunstig. Fruit en andere nuttige heg gen kunnen bij verstandigen aanleg en verzor ging een niet onbelangrijk voordeel afwerpen. De Invloed van den Onderstam. /-^ (Slot). In Amerika was het Hedick, in Engeland Hutton, in Duitschland Schindler, en in ons land Sprenger, die allen een meer of minder diepgaand onderzoek instelden naar de variatie, welke bij de kunstmatig veredelde onderstam men voortkomt. Van de door hen verkregen resultaten gaf de heer Lijsten in de door hem te Wageningen gehouden inleiding een vrij uit voerig overzicht. Hij kwam daarbij tot de vol gende punten: Het is bekend, dat de onder stammen voor onze vruchtboomen, welke wor den verkregen uit zaad, sterk variëeren. Uit de onderzoekingen der laatste jaren is tevens gebleken, dat ook bij die onderstammen, welke kunstmatig worden vermeerderd, en van welke men veronderstelde, dat ze weinig of niet va- rieeren, zeer sterk verschillende typen voor komen. Uit de onderzoekingen en uit waarne mingen in de practijk is voldoende bekend, dat de invloed van den onderstam op de ent van groote beteekenis is; dat zoowel de groei van den boom, als de g e z o n d h e i d s- toestand en ook de vruchtbaarheid, door den onderstam kan worden beïnvloed. Uit de laatste onderzoekingen is gebleken, dat voor appels (Doucin en Paradijs) 16 verschillende typen als verzwakkende onderstam worden ge bruikt; voor peren (kwee) 11 typen, terwijl 22 typen van onderstammen gebruikt worden voor pruimen. Bij deze verschillende typen zijn sterke en zwakke groeiers, en het is noodzakelijk dat de kweeker rekening houdt met de eigen schappen der onderstammen bij het veredelen. Zoowel in Engeland als hier te lande is ge bleken, dat op verschillende kweekerijen meer dere typen van onderstammen dooreen gebruikt worden, hetgeen zeer ten nadeele is van den fruitteler, Het is noodzakelijk, dat nader wordt nagegaan, welke onderstammen voor on z e be drijven en voor ons klimaat en voor onze handelsvariëteiten de meest gewenschte zijn. Zoodra een juiste selectie heeft plaats gevon den, zal de boomkweeker zijn boomen moeten leveren met vermelding, op welken onder stam ze zijn veredeld, opdat de teler kan nagaan, welke boomen voor zij bedrijf het beste zijn. Zoo mogelijk, moe de z a a i 1 i n g- -o n - derstam in de toekomst niet meer worden gebruikt, doch worden vervangen door sterk groeiende onderstammen, welke zich vegetatief (kunstmatig) laten vermeerderen, opdat groei- verschil en verschil in vruchtbaarheid tot een minimum worden teruggebracht. Naarmate de onderzoekingen worden voort gezet en meer materiaal wordt gebruikt, zullen zich steeds nieuwe gezichtspunten voordoen. On getwijfeld speelt ook de grondsoort een groote rol, en om die reden zal het noodig zijn, dat gelijke proeven op verschillende plaatsen in ons land worden genomen. Wist U dit? De Nationale Veetentoonstelling te 's-Gra- venhage werd ook door verschillende Ameri kanen bezocht. Zie hier een paar uitspraken van een 2-tal dier heeren: „De Europeesche boeren zijn de Amerikaansche boeren verre vooruit, wat betreft het gebruik van hulpmest stoffen". „De landbouw wordt in Europa intensief uitgeoefend en het bedrijf blijkt ook rendabel te zijn, maar de toestand der boeren is er in 't algemeen toch niet beter dan in Amerika". De aardappelwratziekte heeft zich dezen zomer zeer uitgebreid, vooral in het Noorden van ons land, in 't Oldambt en de Veenkoloniën. Men heeft te Winschoten vergaderd en overlegd wat er tegen te doen. De Regeering zal verzocht worden de teelt van de Br a v o, den aardappel, die het meest vat baar is voor de wratziekte, geheel te verbieden. Een soort, vrij van wratziekte, is de Triomf. Ook in de arbeiderstuintjes bij de fabrieken van Van Houten te Weesp kwam de wratziekte voor, schreef „De Telegraaf". Dat kan wel, maar heel gek was wat het blad verder schreef: dat de Plantenziektenkundigen Dienst zou vast stellen, „welke aardappelen zonder bezwaar voor de volksgezondheid konden worden vrij gegeven". De wratzieke aardappelen dus scha delijk wellicht voor de volksgezondheid Dat wist U zeker niet Wij ook niet. Zouden de gebruikers er misschien wratten van krijgen Wenken en mededeelingen. Verbrand uw aardappelloof niet, dat is ver lies; tenzij het ziekte vertoonde. Men kan het in de wei dunnetjes uitstrooien vóór den winter; gebruiken ter dekking der kuilen met aardappels, bieten, wortelen en knolrapen, maar dan moet er eerst wat blad of dennennaalden op de vruch ten, anders is de dekking tegen de vorst niet voldoende; ten slotte kan men het loof na dro ging op een hoop zetten en voor strooisel aan wenden. De verstandige boer zaait geen ander koren uit dan wat te velde en op monster is goedgekeurd. Het moet ter deeg gezuiverd zijn van onkruid; daarom make men, zoo mo gelijk, gebruik van de groote reinigingsmachines, zooals er hier en daar ter beschikking zijn ge steld. Wat een onkruid, van allerlei aard, halen die machines er uit 't Gaat er om, goed zaad vrij van onkruiden, op den akker' te brengen. De kosten der reiniging haalt men er dubbel en dwars uit. B—r. Vergadering van den gemeenteraad van OUDDORP op Woensdag 24 October 1928, des voorin, 10 uur. Afwezig met kennisgeving de heeren J. West hoeve, Bezuien en Mastenbroek. De Voorzitter, burgemeester Gobius du Sart, opent de vergadering met gebed, waarna de notulen worden voorgelezen en onveranderd vastgesteld. B. en W. stellen voor toe te treden als lid tot de vereeniging van Nederlandsche Ge meenten. De VOORZITTER licht toe, dat de post al een paar jaar op de begrooting staat. Ouddorp is nog een van de weinige gemeenten, die niet zijn toegetreden, terwijl de vereeniging buiten gewoon veel nut heeft. B.v. nu het nieuwe wets ontwerp van de financieele verhouding tuschen het Rijk en de gemeenten is ingediend, blijkt weer uit het rapport, dat vereeniging uitbracht, hoe groot het nut is. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van B. en W. aangenomen. Ged. Staten geven hun goedkeuring op enkele raadsbesluiten. Het gemeentebestuur van Dirksland zond in gevolge punt 7 van de gemeenschappelijke re geling de begrooting en memorie van toelichting van het vleeschkeuringsbedrijf. De begrooting is geraamd op 4671.50 en de kapitaaldienst op 10275..Deze begrooting wordt goed gekeurd. B. en W. stellen voor een goede verzekering aan te brengen voor de berging van geldswaar dige en administratieve papieren. Wethouder VOOGD zegt, dat het gemeente huis een kluis heeft, deze is 80 duim hoog, 40 duim diep en 1 M. breed. Er zijn geen deuren voor, maar die zouden nog te maken zijn. Wethouder WESTHOEVE merkt op, dat al moet het 't zelfde kosten, spr. liever een kluis dan een brandkast heeft. De SECRETARIS meent, dat de kluis voor een 500.— in orde te maken is. De VOORZITTER zegt, dat een nieuwe brandkast meer kost. De heer T. TANIS zegt, dat het gedwongen fraaiigheid is, als het niet van hooger hand werd verlangd zou er niets van komen. De VOORZITTER zegt, dat de gemeente ontvanger last krijgt met het stellen van een borgtocht. Ze zeggen, dat de zaak niet goed verzekerd is. Wanneer er brand geweest was, zou de Raad in de eerstvolgende vergadering besluiten een kast aan te schaffen. Voorkomen is beter dan genezen. De heer PADMOS kent een spreekwoord, dat zegt: als het kalf verdronken is, dempt men den put. Met algemeene stemmen wordt besloten een verzekering aan te brengen hetzij een kluis of een brandkast. Van het gemeentebestuur van Dordrecht is een schrijven ontvangen betreffende de vergoe ding per leerling ,het betreft hier kinderen van Lonkhuizen. De vergoeding is 3 X 13. De VOORZITTER licht toe, dat het hier een belangrijke beslissing betreft. Dordrecht heeft eerst het schoolgeld afgetrokken van de kosten, maar dat mag niet meer. De VOORZITTER brengt weer de kwestie van de pomp ter tafel. In de vorige vergadering was dat aangehouden. Nelis heeft geen prijs opgaaf gegeven. Spr. heeft thans met hem ge telefoneerd. Hij zei, dat hij niets aan de ge meente verdiend heeft en de pomp dus voor niet minder dan 200.wil afstaan. Spr. wil nu de beslissing aan den Raad over laten. De heer BREEN zegt, dat' die pomp niet voor drinkwater in aanmerking komt. De VOORZITTER zegt: dat is juist, het wordt gebruikt voor het schrobben van straten enz. De heer T. TANIS merkt op, dat hierdoor toch veel regenwater gespaard wordt. Het is in 't belang van de havenbewoners. Er is ge brek aan. Als ze er nu mee geholpen zijn, zou spr. maar tot aanschaffing willen overgaan. De heer BREEN zegt: als de waterleiding nog eens komt, zijn we geholpen. De VOORZITTER: U geeft den moed dus nog niet op Wethouder VOOGD zegt, dat wie het stuk van den heer Blokhuis in de „Maas- en Schel- debode" gelezen heeft, niet optimistisch gestemd wordt. De heer BREEN gelooft altijd, dat de water leiding er nog wel eens zal komen. Betreffende de pomp bij de haven zegt de VOORZITTER, dat het eigenlijk een halve maatregel is die pomp te plaatsen, De heer TANIS zegt, dat de Raad wel meer halve maatregelen treft, nu nog pas weer om trent het besluit omtrent de kluis. Na een poosje praten over die kluis of brand kast, wordt besloten prijsopgaaf te vragen van een Lip's brandkast, omdat dit toch beter geacht wordt dan een kluis. Ten slotte wordt besloten de pomp maar over te nemen. Aan de orde is de vaststelling van de ge- meentebegrooting. De commissie belast met het onderzoek, de heeren Breen, T. Tanis en Mastenbroek, brengt bij monde van den heer Tanis rapport uit. Dit rapport is van den volgenden inhoud Mijne Heeren Ondergeteekenden, benoemd in de vergadering van den Raad op 29 Augustus tot het onder zoek van de begrooting dienst 1929, heeft de eer U het vollende te rapporteeren Ten eerste was de commissie eenparig van oordeel het presentiegeld wederom in te voe ren, men weet meerendeels wel, dat voor eenige jaren werd besloten het presentiegeld af te schaffen, doch daar was toen een voorwaarde aan verbonden, welke blijkt thans niet werd nagekomen, en stelt daarom voor het presentie geld van de Raadsleden vast te stellen op 15 per jaar. Ten tweede trok de post onderhoud ambts woning van den burgemeester zeer de aandacht, daar die op de begrooting voorkomt op 400, terwijl de andere drie ambtswoningen van de heeren Pik, Tiggelman en v. d. Linde elk voor 100 onderhoudskosten op de begrooting voor komen, waarom de commissie voorstelt de wo ning van den burgemeester terug te brengen van 400. —op 250.— en die 150.— te bestedenvoor verbetering andere woningen, die volgens oordeel van de commissie daarvoor in aanmerking komen. Ten derde komt een post op de begrooting voor: subsidie B. V. L., waarover we het niet eens waren. Het voorstel in dezen was, dat we meer gevoelden voor een geschenk aan te bieden, dan er een vaste post subsidie voor uit te trekken. Bijvoorbeeld het wapen, dat ze aangekocht hebben ter gelegenheid van het 10- jarig bestaan der B. V. L., als blijk van waar deering voor hun te betalen, en de post sub sidie van de begrooting af te voeren. Verder stelt de commissie den Raad voor om de begrooting alzoo voorloopig vast te stel len met een ontvangst en uitgaaf van 68956.44, met dank aan den secretaris voor de verleende hulp en noodige wenken ons gegeven. De Commisie, C. BREEN. T. TANIS Tz. De VOORZITTER dankt de commissie voor haar arbeid en stelt de voorstellen der com missie aan de orde. Wat betreft het presentiegeld zegt de VOOR ZITTER, dat het verband tusschen een ge maakte afspraak en de jaarwedde van de wet houders, nadere toelichting behoeft. De heer T. TANIS: het is afgesproken, dat de Wethouders 200.— van hun jaarwedde in de kas van het algemeen armbestuur zouden storten. Dat is één jaar gebeurd, maar nadien hebben de Wethouders het weer in eigen zak laten glijden. De VOORZITTER weet niet of er hier ver band bestaat tusschen een en ander. Er is wel over gesproken in den Raad, maar een besluit is niet genomen. Eén keer hebben de Wethou ders het gedaan, maar de heer Grinwis heeft het later nagelaten, omdat het toch eigenlijk traktement is door Ged. Staten vastgesteld, voor bewezen diensten aan de gemeente. Toen heeft ook Wethouder Voogd het niet meer gedaan, want het is niet beloofd, slechts is de wen- schelijkheid door den Raad bepleit. ROTTERDAM, Hoo'gstraat, hoek Spui DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6" De heer C. BOSLAND herinnert zich, dat er wel over gesproken is. De VOORZITTER antwoordt bevestigend, maar de Wethouders hebben zich niet ver bonden. De heer C. BOSLAND: neen, maar ze hebben het vrijwillig gedaan. De heer PADMOS zegt: Vrijwillig doen of vrijwillig laten staat gelijk. De heer T. TANIS merkt op, dat de Wet houders één keer het geld aan het armbestuur afdroegen, later is dat niet meer gebeurd. Spr. vindt het min om de menschen voor één keer blij te maken en later weer in te trekken. De VOORZITTER zegt, dat de Wethouders zich nooit verbonden hebben. De Raad vond hun jaarwedde te hoog en betoogde de wen- schelijkheid, dat ze het in de armenkas stortten. De heer T. TANIS begrijpt niet, dat ze het dan één keer gedaan hebben. De VOORZITTER antwoordt: ik ook niet, ik had het nooit gedaan, misschien is het een vergissing geweest. De heer T. TANIS vindt, dat men zich met geld niet gemakkelijk vergist. (Gelach). De VOORZITTER zegt, dat de Raad recht heeft op presentiegeld, maar acht het beter, dat men hiervoor andere argumenten gebruikt dan dit. De heer C. TANIS zegt, dat er tegenwoordig menschen in den Raad zitten, die voor hun dagelijksch brood werken en het presentiegeld wel gebruiken kunnen. De VOORZITTER stemt hiermede in. Met algemeene stemmen wordt besloten presentiegeld te geven. Wat betreft de woning van den burgemeester zegt de VOORZITTER, dat de secretaris met spr. er over gesproken heeft. Spr. had gezegd: doet er 100.— af, maar de secretaris zei: wanneer U twee kamers wilt laten schilderen moet het wel op 400.— blijven. Spr. heeft er natuurlijk geen bezwaar tegen, dat er 150 wordt afgedaan. Met algemeene stemmen wordt hiertoe be sloten. Wat den Bijz. Vrijw. Landstorm betreft, zegt spr., dat het hier een instelling betreft, die vrij van alle politiek is, en daar de Raad eigen lijk een politiek lichaam is, hoort het hier niet thuis. Maar de B. V. L. steunt het wettig gezag en daar het meest leden zijn, die niet erg bij kas zijn, is er geen bezwaar, dat er een kleine subsidie wordt uitgetrokken, voor een land stormfilm, het betalen van een spreker, een sigaartje, enz. De heer T. TANIS is het hier volkomen mee eens. Spr. dacht, dat het gemeentebestuur het standpunt innam om van de leden van den B. V. L. loontrekkende dienaars te maken. Nu dat niet het geval is gaat spr. er geheel mee accoord. De begrooting wordt met algemeene stemmen vastgesteld. De 150.die van de woning van den burgemeester overblijven zullen als onvoorzien geboekt worden, .daar de drie gemeentewonin gen, waar het rapport der commissie van sprak, het niet noodig hebben. Voor die post is 500 uitgetrokken, terwijl er dit jaar maar 306 is uitgegeven. De VOORZITTER dankt den Raad voor zijn welwillend besluit om de kwestie der maxi mum snelheid uit te stellen tot deze vergadering, nu spr. tegenwoordig is. B. en W. hebben deze zaak nauwkeurig bekeken. 20 K.M. is het mi nimum, volgens de motor- en rijwielwet. Een groot bezwaar is, dat de politieverordening pas geheel herzien is en daarbij is vastgesteld wat tot de bebouwde kom dient gerekend te wor den. De maximum snelheid geldt alleen voor de bebouwde kom en niet er buiten. Praktisch komt het er dus op neer, dat de maximum snel heid alleen tusschen de brandslooten geldt. Nu kan de Raad wel een andere bebouwde kom vaststellen, maar dan moeten vele bepalingen in de politieverordening aan een grondige revisie onderworpen worden. Bovendien uit het kran tenverslag van de Rechtzitting blijkt, dat de Ambtenaar bij 't O. M. van 't Kantongerecht te Sommelsdijk de wenschelijkheid heeft uitge sproken, dat er geen verbalen worden opge maakt van overtredingen der maximum snelheid beneden de 30 K.M. Er is van de maximum snelheid een heele studie gemaakt. Samson gaf een mooie memorie van toelichting op de Mo tor- en Rijwielwet. B. en W. hebben een en ander nader onder de oogen gezien en nog ge en vrijmoedigheid om den Raad te adviseeren een maximum snelheid in te voeren. Op den provincie-weg zou ze toch ook niet gelden en die loopt tot vlak bij het dorp toe. En zoo zijn er meer toegangen, die er niet onder zouden vallen. Wethouder VOOGD zegt, dat de overtre dingen ook moeilijk te constateeren zijn en er is trouwens nog een bepaling in de motor- en rijwielwet, waardoor de politie, wanneer ge reden wordt met zoodanige snelheid, dat het gevaar oplevert voor de veiligheid van het verkeer, verbaal kan opmaken, ook al is er geen maximum snelheid. De heer T. TANIS vindt deze bepaling veel door H. ZEEBERG. 29) „Wat en vroeg Gretha. „Nu, wat had ze te vertellen Dat ze het hier een groot „gat" vond zeker „Niets van gezegd", zei Gretha. ,,'k Heb haar den weg gewezen naar Adriaan Blankert". „Kwam je haar tegen Gretha en vroeg zij toen den weg „Neen Moe", aarzelde Gretha, „ik gleed uit en toen kwam zij mij vragen of ik mij bezeerd had". „Ben je gevallen, Gretha. Was het erg „Neen, Moeke, het beteekende niets". „Hoe kun je nu vallen als je goed door- fietst", meende Hermien. „Ik keek den Krommen weg in en toen lette ik niet op mijn stuur. Hans lachte hartelijk. „Ik zal het eens zeggen menschen", zei hij, „want ik snap het al lang. In den Krommen weg kwam een dame aangereden. En toen keek nieuwsgierig kopje oftewel Gretha Meinema 200 strak naar die dame, dat zij niet op haar stuur lette en voor straf tegen den grond sloeg. s het zoo niet gegaan, Gretha „)e bent toch eiqenlijk een mispunt, Hans", grapte het meisje. "Hnnk je wel voor je oordeel, zusje. Ik merk f 1 p den spijker precies op den kop heb ge- Kt. Enfin, jij hebt de eer het eerst met me- ju rouw Van Meersma gesproken te hebben". -Heet zij zoo, Hans?" aar voornaam is, zooals jij zooeven zeide, dan is haar naam Lia van Meersma. aar Lia zal wel een afkorting wezen". „Dat kan niet schelen. Het is toch een mooie snoezige naam", zeide Gretha ietwat veront waardigd. „Wel zeker, meisje", spotte Hans,, „daar zeg ik toch niets van, is het wel Zij heeft jou al ingepalmd, geloof ik". „Het is een heel aardige juffrouw. En knap ook. Dat zullen jullie wel zien". „Het is de vraag of wij haar zullen zien", zei Hans, die schik had zijn zusje een weinig te plagen. „Natuurlijk. Want zij komt hier. Heeft zij zelf gezegd. Maar 'k weet niet wanneer. Ik heb gevraagd of zij Zondag mee uit de kerk komt". „Heb je dat gevraagd, Gretha 7" vroeg me vrouw verwonderd. „Ja Mama, was dat niet goed „O ja, ik vind het best. Maar wat zeide zij „Niets, geloof ik. Neen, wij hebben er niet meer over gepraat". „O, dat zal ook wel niet. Ik geloof niet, dat mejuffrouw Van Meersma naar de kerk komen zal". „Behoort zij niet tot onze kerk, Moeder vroeg Gretha, die opeens er erg in kreeg, dat het drietal haar met belangstelling aanstaarde. „Ik geloof, Gretha", zei Mevrouw ernstig, „dat zij nooit naar een kerk gaat". „Nooit naar een kerk vroeg Gretha ten hoogste verbaasd. „Maar hoe kan dat Vrouw Blankert is toch haar Grootmoeder „Zeker kindje, maar haar dochter, dus de moeder van het meisje, bemoeit zich niet meer met de kerk. In Utrecht komen zij er nooit. Lia, zoo heet zij immers heeft dus nooit van den Heere Jezus gehoord". Gretha kon het nog niet goed vatten. „Maar", zeide zij aarzelend, want het kwam haar ongerijmd voor, „maar, dan, danis ze net als de heidenen 1" Hans glimlachte even. Kinderen zeiden toch maar precies de waarheid. Want zoo was het toch: heidenen in Christelijk Nederland 1 „Ja Gretha, misschien komt het op hetzelfde neer, al is het niet hetzelfde. Ik vrees, dat men haar nog nooit van den Heere Jezus heeft ver teld. Maar natuurlijk zal zij wel iets van den godsdienst afweten". Mevrouw Meinema sprak op heel ernstigen toon. De lach was van de gezichten verstorven. Gretha was er van onder den indruk. „Maar dan is ze eigenlijk héél, héél arm", merkte zij op. „Ja, Gretha, wie den Heere Jezus niet heeft, is arm, al is hij nog zoo rijk aa.n geld en goed. De vader van juffrouw Van Meersma is heel rijk. Maar den Heere dient hij niet. Dus heeft Lia er nooit van gehoord, dat wij allen arme zondaren zijn, die alleen door den Heere Jezus gered kunnen worden". „Maar zij mag toch hier wel komen, Moe „Natuurlijk kind. Papa heeft het haar toch zelf gevraagd". „Dan zal ik haar toch eens vertellen, dat zij naar den Heere Jezus moet gaan", zei Gretha vol geestdrift. Het drietal glimlachte flauwtjes. „Mag dat niet, Moe „Welzeker kind. Dat mag zeker. Dat moet1 Doe het maar gerust hoor, bij gelegenheid". „Dat zal ik vast doen. En dan komt het nog wel in orde", meende Gretha opgewekt. En zij lieten haar in dien waan. Intusschen was Lia, na nog even omgekeken te hebben naar de tengere fitjuur van de weg- peddelende Gretha Meinema, de boerderij van haar oom genaderd. Zij was blij, dat zij er was. Want zij had het koud gekregen. Haar handen hoewel ge stoken in dikke wollen handschoenen, waren stijf van het omklemd houden van het koud- metalen stuur. Bovendien bad zij, door het gesprek met het leuke domineeskind, ook niet zoo stevig meer door gereden, als in het begin van den tocht. Daarom was zij verheugd er te zijn. En tóch was zij niet verheugd. Want als zij er nog aan dacht hoe zij door oom Adriaan ontvangen was, dan ging zij met een beklemd gemoed hier heen. Maar zij had zich vast voorgenomen den raad van Grootmoeder op te volgen, die vanmorgen gezegd had: „Wees maar vriendelijk, Lia, dan komt het vanzelf wel in orde; tante Martje zal je wel goed bevallen en op den duur zal oom Adriaan wel bijdraaien". Juist toen Lia van haar fiets sprong kwam een groote hond blaffend uit de schuur. Zij schrok zich bijna een ongeluk en slaakte een klein gilletje. Maar op datzelfde oogenblik zag zij uit de deur van het woonhuis een vrouw komen, die bevelend riep: „Stil Hector, kom hier De hond gehoorzaamde onmiddellijk, maar keek toch nog dreigend naar haar, die hij als een vreemde indringster beschouwde Lia herademde. Glimlachend kwam de vrouw op haar toe. „Je bent zeker nicht Lia vroeg zij op zulk een vriendelijken toon, dat Lia zich in de vreem de omgeving onmiddellijk thuis ging gevoelen. „Ja, is u tante Martje „Dat ben ik hoor. Ik zag je komen. Het is heel goed dat je er bent. Kom maar gauw binnen. Het is koud". „Waar moet ik de fiets brengen, tante „Zet maar tegen het raam. Zoo, kom mee. Doe maar gauw je goed af. In de kamer is het lekker warm". Aan den kleerhanger in de gang, een breede gang belegd met tegels, waarover een looper was gelegd, hing Lia haar hoed, bont en mantel, om dan door de steeds pratende tante Martje Lia moest heel scherp luisteren en zij be greep lang niet alles, omdat het werd gesproken in onvervalscht dialect voorgegaan te wor den naar een groote, zindelijke kamer, die, dat bemerkte Lia onmiddellijk, diende tot huiskamer. Zij meende, dat er niemand aanwezig was. Maar een geluid in den hoek van het vertrek deed haar even die richting uitzien. Zij zag hoe een paar jongensoogen op haar gevestigd waren. „Kom eens hier, Evert". „Evert kwam, verslagen, op zijn Moeder af. „Zoo, geef deze juffrouw maar een hand. Dat is nu Lia uit Utrecht, die bij Grootmoeder is". De jongen strekte, zonder Lia aan te zien, zijn hand uit. „Dag Evert", zei Lia. „Wat heb jij een mooien naam Schuw keek hij haar aan en zeide dan bijna onhoorbaar: „Dag juffrouw". „Ik ben geen juffrouw, Evert. Ik ben Lia, je nichtje. Zeg maar gerust Lia, hoor". ,,'t Is nog wat vreemd", zei de boerin, terwijl Evert ongemerkt weer naar den hoek van de kamer schoof. „Ja, tante, ik neem het heelemaal niet kwalijk. Wat is het hier lekker warm En dan toch zo'o'n groote kamer". „Er wordt flink gestookt. Maar bij Grootmoe heb je toch ook geen last van de kou, is het wel „Neen", lachte Lia, geheel op haar gemak, zittend in een armstoel, die tante haar aange wezen had. „Maakt zij het goed, Lia „Best hoor tante. Wat is zij nog kras hé „Dat zal waar wezen. Je bent het er al wat gewoon „Alsof ik er al jaren ben, tante". „Zoo, dat mag ik hooren. Ik had hef ook wel gedacht. Grootmoeder is niet kwaad. Je bent anders in een raren tijd gekomen, zoo midden in den winter. Maar enfin, je blijft nog lang, is het niet „Dat is wel de bedoeling, tante. Als Grootmoe het tenminste goed vindt. Van huis mag het wel". „Grootmoeder vindt het best. Daarop kun je wel gerust wezen. Was het thuis goed toen je wegging?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 5