rvoet-y :dinp Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. V 30ER DELAREfl NIETEN IN HOC SIGNO VINCES 'A- M mi lop haar> reffelcjke [ERKING >in?a >L9TilT JESÜT No. 3479 WOENSDAG 24 OCTOBER 1928 ideale eding iedereen Itepdam u. via Hingen Spierpijn* Kloosterbalsem 43ste JAARGANG I wordt toezicht Dekwame |eur°5 op ateliers W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. eenhouwerij 175 - R'dam STREGELING OMPJES Wat is Satan? „Geen goud zoo goed" Deze Courant verschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling» BUITENLAND bif vooruitbetaling f 8.50 per laar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zg beslaan, Advertentien worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, ger TELEF. 1005 en 1946 MBOOTDIENST 1IDDELHARNIS" ende 15 MEI 1928. ELHARNIS i ag en Dinsdag V. Middel» A. Vlaardingen 7.00 >tterdam 8.00 v.m. a (beh. Zon» Feestdagen)' amis 6.40 v.m. A. Vlaardin» I A. Rotterdam 10.00 v.m. 30 v.m.4 ERDAM i g en Dinsdag V. Rotterdam Vlaardingen 3.00 n.m. f nis 5.30 n.m. i(beh. Zon» 8. Feestdagen)® 3.15 n.m. V. Vlaardingen V. Brielle 2.15 n.m. nis 6.30 n.m. liting op den trein van 7.21 of 7.40 v.m. v. Vlaardingen. iluiting op den trein van 9.42 v.m. van Vlaardingen. ting op den trein van 14.40 en 14.51 (2.51 n.m.) te sluiting op den trein van m.) en 15.51 (3.51 n.m.) te rdingen overstappen. agen zijn te beschouwen 2e Paaschdag, Hemelvaartsdag g en de beide Kerstdagen iEGFLAATS VAN NOEMDE STOOM» T DIENST TE TERDAM IS tover de Reederljstraat. li de Fa. W. BOEKHO» Zn. is in den handel it een speciaal voor U t SUIKERBIETEN bruik dezer boekjes ont» ;n kooper van veel werk t den verkooper een goede e. DE UITGEVERS HET CONCEPT-PROGRAM EN ONZE ROEPING. Het ontwerp-program van actie door het par tijbestuur aangeboden, laat een positief geluid hooren. In het algemeen wordt als voornaamste taak der Kamerleden aangewezen een vaste beginsel- politiek met name waar het geldt handhaving en bevestiging van de Christelijke grondslagen van ons volksleven. Dan wordt het rechtsherstel geëischt om den moordenaar met den dood te straffen, bestrij ding der oneerbaarheid, bevordering der Zon dagsrust, wijziging der begrafeniswet om lijk verbranding onmogelijk te maken, afschaffing van den stemplicht, bestrijding van drankmis bruik, verzet tegen uitbreiding van den leer plicht, handhaving van een voldoende weer macht, afschaffing staatsloterij, al te maal ur gente vraagstukken die direct verband houden et het geestelijke en zedelijke leven van ons Ik. Wat de stoffelijke huishouding onzes volks betreft is het concept-program niet minder ac tueel. We zullen op dit oogenblik niet alles op nemen wat op het gebied van Binnenl. Zaken, Justitie, Landbouw en landbouwonderwijs, tuin bouw en bedrijfsleven, Onderwijs en Financiën, Waterstaat, Arbeid en Nijverheid en Koloniën naar Anti-Rev. inzicht geëischt wordt. Wij hebben het alles breedvoerig in onze dagbladen kunnen lezen. En nu denke men niet, dat dit alles in de eerstvolgende vierjarige periode tot stand ge bracht kan worden. Wij z|jn gebonden aan de politieke constel latie van ons volk. Twaalf of dertien Kamerleden kunnen zoo weinig doen. Maar dat neemt niet weg, dat er een dure oeping ligt om te getuigen wat o.i. als eisch Van het recht dat Godes is, in de wetten des lands tot uitdrukking gebracht moet worden. Het meest zal bereikt worden, wanneer er eensgezindheid is onder het volk, dat bij el kander hoort. Helaas is dat niet zoo. Het is veelszins als met Juda en Efraim, die elkander na de scheuring van Davids Konin krijk, benijdden en benauwden, zoodat er van een „vliegen op den schouder der Filistijnen" geen sprake meer w&s. Zal dat het volgende jaar weer zoo zijn Het ziet er wel naar uit. Van zekere zijde wordt week aan week den strijd gevoerd met een felheid en bitterheid, vaak ook met een zondige hartstochtelijkheid tegen onze partij, alsof er geen Filistijnen, geen Edom, geen Moab of Ammon bestaan. Ons concept-program, dat binnenkort als stembus-program zal worden vastgelegd, keert het wapen naar den grooten vijand, den geest dezer eeuw, die het toelegt op de Christelijke fundamenten van ons volksleven en het open bare leven wil paganiseeren, ontkerstenen. De groote vijand is daar, waar Groen hem steeds bestreed. „Ongeloof en Revolutie Dat is de gemeenschappelijke vijand van allen die den Naam van Christus belijden. Dat wijst ons vanzelf op onze roeping. In den kring waarin God ons stelde hebben wij deze geweldige waarheid te ontvouwen, zoo mogelijk de oogen er voor te openen. En dat met waardigheid en liefde tot de waarheid. *f S. D. A. P. EN HET PLATTELAND. Platteland, ontwaakt Dat zegt het orgaan der roode broederen. En hoe de. boer uit zijn slaapje moet worden opgeschrikt zegt het in duidelijke woorden er bij. Er moet een leger van roode propagandisten over het platteland worden uitgestort, niet uit de steden, want die vertrouwen onze boertjes nog niet, maar van het platteland zelve. Intusschen zullen die roode sprekers geen gemakkelijke taak hebben. Dat bleek uit hetgeen er zooal gezegd werd in het Wageningsche Landbouwcongres der S. D. A. P„ waar het Socialistisch Kamerlid' Van. der Sluis sprak over de noodzakelijkheid van een goede pachtwet. Een pachtwet helpt ons van den wal in de sloot, vond een debater, want dafzal de boeren versterken in hun neiging om zelf grond ln handen te krijgen. En dan komen ze tegenover de S. D. A. P. te staanEn dat is toch de bedoeling niet Een ander vond, dat het de eerste eisch is: de grond aan de gemeenschap En weer een ander, die het hiermee eens was, vond hiervoor een mooie vingerwijzing in het niet behandelde wetsontwerp-Van Houten, waarin de gemeente bij veiling van grond recht van voorkoop kreeg. Hij vroeg: zit daar niets voor de S. D. A. P. in Als we het platteland opgaan moeten we toch iets positiefs kunnen zeggen Wij gelooven, dat dit nog een nieuweling in het vak js. Het is altijd de groote kunst der S. D. A. P. geweest niets positiefs te zeggen, en hij had pas nog een les gehad van v. d. Sluis op welke wijze men veel zeggen kan zonder iets positiefs te zeggen Intusschen hij zal 't wel leeren Nog weer een ander verwachtte van een Pachtwet het kweeken van een „boerenkapita- lisme". En dat is toch wel het ergste dat er is Anderen waren tegenstanders van verbetering voor enkele groepen. Socialisatie van den bodem moet het toekomstideaal zijn. Werkhoven, ook niet de eerste de beste, vond, om dat te krijgen op het platteland, er eerst in eigen rijen veel meer belangstelling komen moet. „Het Volk" heeft dus gemakkelijk schrijven: platteland, ontwaaktHet zal eerst nog in eigen gelederen tot ontwaken moeten komen. De roode dageraad schijnt daar voor het platteland nog niet te lichten. Intusschen, één ding staat in dezen warwinkel wel vast De S. D. A. P. stuurt op socialisatie van den grond aan. De grond moet in handen van de gemeenschap komen En dat lijkt den heer v. d. Sluis niet zoo moeilijk toe. Immers den boer is het in de eerste plaats om het g e- b r u i k s recht van den grond, niet om het bezit recht te doen. Dat hij zoo hecht aan z'n grond is om het gebruik, niet om het bezit. Een stelling die afdoende bewijst hoe weinig deze heeren nog afweten van de psychologie van den Hollandschen boer. Zouden de roode heeren inderdaad meenen, dat het geslacht der Naboths, wien het wel degelijk om het b e z i t- recht van der vaderen erfdeel is te doen, is uitgestorven Intusschen we weten nu waar het uiteindelijk om gaat. Socialisatie van den grond Straks kunnen we dan allemaal van Vadertje Staat een volkstuintje huren Vrijdagavond werd in het Koor der Ned. Herv. Kerk te Dirksland de serie winterlezin- gen ingeleid door Ds. K. Schilder te Rotterdam, met bovenstaand onderwerp. De leiding der vergadering berustte bij den Heer Potter die haar op de gebruikelijke wijze opende. Ds. Schilder wijst er op dat onze tijd geen waarde meer toekent aan het „ouderwetsche geloof" waarin ook het bestaan van den Satan begrepen is. En overigens is het een kenmerk van onze eeuw dat men aan den buitenkant van allerlei problemen staan blijft, men dringt niet tot den bodem der vraagstukken door. Het bij geloof van onze dagen vindt hierdoor voedsel en de poppetjes op auto's en de geluksdiertjes in vliegmachines bewijzen dat men voor het ouderwetsche geloof in het bestaan van Satan een armzalig surrogaat gekregen heeft, n.l. het geloof in het bestaan van booze geesten, die door dergelijke middeltjes moeten worden af geweerd. Intusschen heeft ook de Kerk zich eeuwen lang geen zuiver denkbeeld van Satan kunnen vormen. Het begrip Satan is eeuwenlang een asyl voor onwetendheid geweest. En in 't al gemeen kwam men er toe geen geestelijke ar moede, geen ongerechtigheid of zonden zonder Satan te verklaren. Voor dat men evenwel tot conclusies komt dient men eerst acht te slaan op hetgeen God ons over Satan in Zijn Woord geopenbaard heeft. Helaas is de Statenvertaling op alle plaat sen waar ze het woord Satan gebruikt niet even gelukkig geweest en ware het beter geweest indien er een ander woord voor gebezigd was. Het is er mede als met verschillende teksten waarin, de naam van Christus genoemd wordt. Wanneer men er voor in de plaats „Messias" leest worden ze ons veel duidelijker. Oorspronkelijk is het woord Satan geen eigen naam maar een zelfstandig naamwoord. Wan neer het oorspronkelijke woord Satan in onze taal wordt overgebracht, zegt dit op zichzelf nog niets dat boos is. In het Hebreeuwsch be- teekent het werkwoord waarvan het is afge leid „tegenstand bieden" of „in de oppositie zijn." Op zichzelf behoeft tegenstand bieden nog niet slecht te zijn. Men kan tegenstand bie den tegen het kwade en dan is het goed. Dat het hier maar niet een spelen met woor den is bewijst wel hetgeen we lezen in de ge schiedenis van Bileam (Nummeri 22) waar staat dat de Engel des Heeren zich stelde in den weg, hem (Bileam) tot een tegenpartij, in 't Hebreeuwsch staat er „hém tot een Satan". In Psalm 38 vindt men eveneens in 't He breeuwsch het woord Satan voor wat de ver talers „tegenstaan" noemden, gebruikt. Zoo zijn er meer plaatsen in den Bijbel te noemen, waaruit blijkt dat het woord Satan, oorspronkelijk op zichzelf nog niets kwaads be doelt. Nu is echter deze naam overgedragen op den grooten kwaden geest, en werd het woord satan een eigennaam. Hetzelfde geldt ook voor het woord duivel, dat in het Grieksch „lasteraar" of „aanklager' beteekent. Ook hier treffen we hetzelfde ge bruik van dat woord aan, b.v. in Lucas 16 waar sprake is van een rentmeester die bij zijn heer „verklaagd" werd. Op zichzelf beteekent dat nog niets slechts. Aanklagen kan noodig zijn, en dan houdt het zelfs drie deugden in. In de eerste plaats een zichzelf plaatsen onder de normen van het recht; in de tweede plaats een toepassen dier rechts beginselen en in de derde plaats voor die be ginselen ruim baan te maken in de wereld. Is men in dezen zin aanklager of „duivel" dan bewijst het, dat we ons zeiven onder het recht plaatsen. Maar nu is het met den duivel niet zoo. Hij klaagt ook aan, maar plaatst zich zelve niet onder de normen van het recht. Hij is de aanklager der broederen en daarbij de groote leugenaar omdat hij zichzelf niet om de majesteit van het recht Gods bekommert. Daarom kunnen zijn aanklachten op zichzelf wel waarheden bevatten. Het is mogelijk (ook onder de menschen) dat men met waarheden strooit en dat men d e waarheid toch niet heeft. Zoo is het met den duivel. Welnu, het woord duivel oorspronkelijk niets kwaads bedoelend is in den loop der tijden toegepast op den boozen geest dien wij duivel noemen. Satan en duivel, of te wel tegenpartijder en aan klager, zijn de hoofdnamen. Dan worden er door Gods Woord nog ver scheidene andere namen genoemd die zijn wezen ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spul DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6" verder ontplooien. De Bijbel noemt hem „tegen partijder der geloovigen" voor de rechtbank Gods. Voorts „verzoeker" en „Beëlzebub' dat waarschijnlijk beteekent „heer van de woning", (hier dus heer van de wereldwoning). Dan „Baalzebub" dat waarschijnlijk beteekent, aan voerder der vliegen of muskieten die zooveel kwaad verspreiden onder de menschen. Baal zebub was de patroon der muskieten. Voorts Belial" dat nietswaardige beteekent, „oude slang", „groote draak" dat in het oorspronkelijke het werkwoord „zien" „loeren" vertolkte, de slang „loert" op zijn prooi. Dan wordt hij nog genoemd, „overste dezer wereld", „menschen- moorder van den beginne", „God dezer eeuw", enz. Wat zegt dat alles nu Het is alle eeuwen door voor de Kerk een heel moeilijk vraagstuk geweest, zoodat de fan tasie zich maar al te vaak aan het heilige ver grepen heeft. Reeds het oude Joodsche volk bezondigde zich hieraan en ging aan Satan een bijgeloovige vrees hechten. De leer van den duivel werd vermenschelijkt. Jesaja moest hier tegen ten velde trekken én Christus waarschuw de er tegen en later ook de apostel Paulus. Zij allen moeten vechten tegen de bedorven fantasie, welke men omtrent den duivel den vrijen loop liet. Hiertoe vervalt men echter noodwendig, wan neer men den duivel los van God wil verklaren. Zoo gauw men dat doet is de ketterij geboren. En dan wordt Satan in onze fantasie lang zoo verschrikkelijk niet meer als hij werkelijk is. De duivel uit de middeleeuwen met bokspooten en stoothorens kon men gerust laten loopen. Ook is hem een familie-afstamming toege dicht. Men sprak van de moeder van den duivel en zelfs van zijn grootmoeder. Dit alles hielp er toe mede van hem een valsche voorstelling te maken, die noodlottig voor de kerk kon worden. Maar wij moeten luisteren naar wat de H. Schrift zegt. Gods Woord leert ons, dat Satan is de „eenzame", zonder moeder of geslacht. Hij staat als de eenzame, door God gescha pen, niet geboren als overste der engelen. Daarom als hij zondigen gaat is het oneindig verschrikkelijker dan van elk ander schepsel. Hij is origineel, kiest fundamenteel voor het kwade, ten volle bewust van wat hij doet, ken nen de alfa en omega van de zonde. Daarom is het zondigen van Satan zoo vree- selijk, omdat hij niet wordt maar i s. Spr. heeft in zijn ambt wel eens menschen ontmoet, die zeiden: „dominé, ik ben aan den rand van den hel geweest". Zulke gezegden zijn een oorzaak tot lachen en weenen tegelijk. Zulke menschen weten niet wat zij zeggen. Als men eenig begrip krijgt van het wezen van den Satan, laat men zulke oppervlakkige praat jes wel na. Voor Satan is ook duizend jaren als één dag. Hij komt niet als klein wicht in de wereld, dat langzaam groeit en zich over de dingen verwondert om later met de proble men te worstelen. Hij is niet wordende, maar zijnde. Hij is volwassen, in volle" kracht, goed ziende en begrijpende, door God geschapen. Als de onwedergeboren mensch zondigt, peilt hij de diepte van het kwaad niet, dringt hij niet door tot het wezen der zonde, maar Satan zondigt met geopende oogen. Als hij, voor wien duizend jaren zijn als één dag, zondigt, dan staan de schepping, het drama van Golgotha en de wonderen van het Pinksterfeest voor zijn geest alsof zij pas gebeurd zijn. En om zoo met open oogen te zondigen, doelbewust den vollen omvang wetend, én de zonde volhouden, dat is satanisch. Die diepte kunnen wij menschen met ons verduisterd verstand nooit peilen. We kunnen het wezen van deze helsche macht hier nooit verstaan. Alles wat de H. Schrift ons van Satan tracht te zeggen is nog zeer geflatteerd, mooier dan het in werkelijkheid is. Want evenmin als wij hier ten volle de heer lijkheid Gods ooit begrijpen kunnen en alles wat Gods Woord hierover zegt altijd nog min der is dan het werkelijke, zoo ook is het Sa tanische veel erger dan de H. Schrift ons kan voorstellen. Want Gods Woord moest in men- schelijke vormen bekleed worden om ons ge brekkig bevattingsvermogen eenigermate tege moet te komen. Het ligt dus aan onze bevatting, dat de Satan, zooals Gods Woord hem teekent, nog altijd geflatteerd is. Daarom, wie dit voor oogen houdt, schermt niet zoo gemakkelijk met groote woorden en beseft, dat het „komen aan den rand der hel", dus aan de grens van het satanische, meer is dan onze gebrekkige geest verdragen kan. Een tweede gedachte waarbij spr. stilstaat is, dat Satan naar zijn wezen een geest is, d.w.z. dat de poorten van onze ziel voor hem open staan. Dat is slechts waarneembaar aan de vruchten. Het binnenkomen van den geest des duivels zelve bemerken we niet. Geen ken- theorie, geen zielkunde, ook geen Christelijke zielkunde, weet hier de vraag op te lossen op welken weg de Satan de sleutel vindt waar mede hij de poorten van onze ziel ontsluit. Dat is nooit duidelijk geworden. En wat van Ethische zijde beweerd wordt, dat de duivel geen persoon kan zijn, die ons dus op deze wijze benaderen kan (omdat de persoonsvorming alleen door den H. Geest plaats heeft), houdt geen steek, omdat Satan oorspronkelijk goed geschapen is. En wat een maal door God is geschapen kan de zonde nooit opheffen. Alleen kan de zonde het in verkeerde richting stuwen. Satan blijft dus ook na zijn val een persoon, een genie, geweldig in zijn conceptie. Satan kan nooit ontsnappen aan zijn oorspronkelijke schepping. Hij blijft in wezen die hij is, de groote, de eenzame, de aanvoerder van legioenen duivelen. Dr. Kuyper maakte dit duidelijk met een beeld, ontleend aan den sneltrein. De kracht van den stoom openbaart zich niet alleen zoolangde trein op de rails loopt, maar ook wanneer de trein ontspoort blijkt nog uit de ruïne welke kracht de stoom ontwikkelt. Uit Satan's eerste zonde sprak reeds zijn genie. God had hem evenals ons de schoone gave der fantasie gegeven. Een gave die heerlijk is zoolang wij haar gebruiken binnen de perken van het wettige, maar die vreeselijk worden kan, zoodra we deze om- tuining als eed speelsch kind overgaan. Dat deed Satan. In zijn fantasie maakte hij een schepping, waarin niet God, maar hij de eerste was. Dat was de ontvangenis van het kwaad, daarop wilde hij die fantasie omzetten in de daad, toen was het kwaad geboren. Maar ook na zijn val houdt hij het geweldige genie, dat God hem in zijn schepping gaf, blijft de reuze geest gigantisch, die eerbied voor het werk van zijn Maker blijft afdwingen. Zoozeer blijft de gestalte van Satan eerbied wekkend, dat zelfs naar Judas' brief, de Ar changel Michael, twistende over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen Satan d'uéfde inbrengen, maar zeidede Heere bestraffe U Hoever strekken echter de mogelijkheden van Satan De Franschman Bolière dichtte een vers op Satan, verheerlijkt zijn zondeval en noemde het een opgang tot God. Het was een lofdicht op de ongebondenheid aan God en bedoelde de banden der Kerk en der geestelijkheid van die dagen te hekelen. Maar de ware vrijheid is niet het loszijn van God, maar de gebondenheid aan God. Echter is het los zijn van God, zooals deze Fransche dichter den Satan zag, slechts schijn. Hij blijft ook als gevallen engel aan God ge bonden. Dat blijkt duidelijk uit het eerste hoofd stuk van het boek Job. Satan kan niet meer dan God hem toelaat. En nu is hij wel de bloedzuiger, die het bloed aftapt, maar ook bonden. Daarom kan hij ook nooit God mees- f v. stijve spieren dadelijk wrijven met het eenige middel dat tot diep in Uw spieren doordringt en U snel weer lenig maakt; Akker'» ter worden. Hij kan nooit doen wat niet in de schepping potentieel aanwezig is. Dat blijkt uit de verzoeking van Christus in de woestijn. Veertig dagen vertoefde de Heiland na zijn zoo nog kan God evenals de arts het kleine diertje hem nog gebruiken tot uitvoering van een goed en wijs plan. Satan blijft aan schepsels-mogelijkheden ge- Doop in de woestijn, worstelde daar met de problemen, waarom hij pas gedoopt, terwijl zijn liefde en ijver brandende waren, daar 40 lange dagen werkeloos moest vertoeven, hoe Hij door het Joodsche volk zou worden ont vangen en van Zijn Koningschap over de wereld. Satan komt nu tot Hem en sluit zich bij de probleemstelling, welke in Christus aanwezig was, aan en verleidt Hem van steenen brood te maken, van de tinne des tempels te springen om als een God uit den Hemel vallende in het Joodsche volk te verschijnen en door Satan te aanbidden, overste der wereld te worden. Satan komt met geen nieuwe dingen, hij schept niets nieuws, maar bewerkt hetgeen hij aanwezig vindt. Dat is diep beschamend voor ons, die zoo gaarne de schuld op den Satan werpen willen. Wij zeggen zoo graag: het komt van den duivel. Beter is het te zeggen: het komt ook van den duivel. Maar het zou niet van den duivel komen, indien hij het niet in ons hart aanwezig vond. De duivel kan niets doen of er moet vooraad in den mensch zijn, die hem kans biedt. Wij hebben in Satan dus nooit een excuus voor de zonde. Resumeerend zegt spr. nog eens hoedanig een geest Satan is. Hij is een persoonlijke geest, geschapen, doch gevallen. Wij kunnen hem niet volkomen begrijpen. Hem binden kan alleen God, en daarop kan Hij de vaten ontrooven. Achter Satan moeten wij God zien, anders krijgen we nooit eenig begrip omtrent zijn eigen lijk vreeselijk wezen. Hierop laat spr. zingen psalm 68 9 en 17. Satan is geen geest om over te lachen. Het is de zonder der Roomsche kerk der middeleeuwen geweest, dat zij dit gedaan heeft. Er werden vroeger door de kerk wel tooneel- stukjes opgevoerd, waarbij engelen, menschen en duivelen een rol speelden. De duivelen die de engelen trachten beentje te lichten moesten het echter altijd verliezen. Het waren steeds domme wezens in die voorstellingen, die altijd door de engelen overwonnen werden. De werkelijkheid is echter anders. De duivel is niet dom, maar een groot genie. Toch vergist hij zich wel eens. Dat blijkt bij Job, waar hij zich vergist inzake de volharding der heiligen. Satan heeft den strijd tegen God aangebon den. Van Hem kan hij echter niets winnen, daarom kiest hij Gods schepsel tot slachtoffer. Groot is zijn toorn over de schepselen Gods. Hij weet echter, dat hem een kleinen tijd ge geven is en daarom neemt naarmate zijn tijd inkort zijn toorn toe. Straks werkt hij in menschengestalte als de Anti-christ komt. Dan komt de volle ontlading van zijn toorn. Men noemt Satan wel de aap van God, om dat hij zijn Schepper wil nadoen. Het is een woord van Luther, maar niet het beste. Er zijn menschen, die niet anders van Luther weten dan dit en dat van den inktkoker - -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1