rvoet-y
:dinp
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
V
30ER
DELAREfl
NIETEN
IN HOC SIGNO VINCES
'A- M
mi
lop haar>
reffelcjke
[ERKING
>in?a
>L9TilT
JESÜT
No. 3479
WOENSDAG 24 OCTOBER 1928
ideale
eding
iedereen
Itepdam u. via Hingen
Spierpijn*
Kloosterbalsem
43ste JAARGANG
I wordt
toezicht
Dekwame
|eur°5 op
ateliers
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
eenhouwerij
175 - R'dam
STREGELING
OMPJES
Wat is Satan?
„Geen goud
zoo goed"
Deze Courant verschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling»
BUITENLAND bif vooruitbetaling f 8.50 per laar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zg beslaan,
Advertentien worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
ger
TELEF. 1005 en 1946
MBOOTDIENST
1IDDELHARNIS"
ende 15 MEI 1928.
ELHARNIS i
ag en Dinsdag V. Middel»
A. Vlaardingen 7.00
>tterdam 8.00 v.m.
a (beh. Zon» Feestdagen)'
amis 6.40 v.m. A. Vlaardin»
I A. Rotterdam 10.00 v.m.
30 v.m.4
ERDAM i
g en Dinsdag V. Rotterdam
Vlaardingen 3.00 n.m. f
nis 5.30 n.m.
i(beh. Zon» 8. Feestdagen)®
3.15 n.m. V. Vlaardingen
V. Brielle 2.15 n.m.
nis 6.30 n.m.
liting op den trein van 7.21
of 7.40 v.m. v. Vlaardingen.
iluiting op den trein van
9.42 v.m. van Vlaardingen.
ting op den trein van 14.40
en 14.51 (2.51 n.m.) te
sluiting op den trein van
m.) en 15.51 (3.51 n.m.) te
rdingen overstappen.
agen zijn te beschouwen
2e Paaschdag, Hemelvaartsdag
g en de beide Kerstdagen
iEGFLAATS VAN
NOEMDE STOOM»
T DIENST TE
TERDAM IS
tover de Reederljstraat.
li
de Fa. W. BOEKHO»
Zn. is in den handel
it een speciaal voor U
t SUIKERBIETEN
bruik dezer boekjes ont»
;n kooper van veel werk
t den verkooper een goede
e. DE UITGEVERS
HET CONCEPT-PROGRAM EN ONZE
ROEPING.
Het ontwerp-program van actie door het par
tijbestuur aangeboden, laat een positief geluid
hooren.
In het algemeen wordt als voornaamste taak
der Kamerleden aangewezen een vaste beginsel-
politiek met name waar het geldt handhaving
en bevestiging van de Christelijke grondslagen
van ons volksleven.
Dan wordt het rechtsherstel geëischt om den
moordenaar met den dood te straffen, bestrij
ding der oneerbaarheid, bevordering der Zon
dagsrust, wijziging der begrafeniswet om lijk
verbranding onmogelijk te maken, afschaffing
van den stemplicht, bestrijding van drankmis
bruik, verzet tegen uitbreiding van den leer
plicht, handhaving van een voldoende weer
macht, afschaffing staatsloterij, al te maal ur
gente vraagstukken die direct verband houden
et het geestelijke en zedelijke leven van ons
Ik.
Wat de stoffelijke huishouding onzes volks
betreft is het concept-program niet minder ac
tueel.
We zullen op dit oogenblik niet alles op
nemen wat op het gebied van Binnenl. Zaken,
Justitie, Landbouw en landbouwonderwijs, tuin
bouw en bedrijfsleven, Onderwijs en Financiën,
Waterstaat, Arbeid en Nijverheid en Koloniën
naar Anti-Rev. inzicht geëischt wordt.
Wij hebben het alles breedvoerig in onze
dagbladen kunnen lezen.
En nu denke men niet, dat dit alles in de
eerstvolgende vierjarige periode tot stand ge
bracht kan worden.
Wij z|jn gebonden aan de politieke constel
latie van ons volk.
Twaalf of dertien Kamerleden kunnen zoo
weinig doen.
Maar dat neemt niet weg, dat er een dure
oeping ligt om te getuigen wat o.i. als eisch
Van het recht dat Godes is, in de wetten des
lands tot uitdrukking gebracht moet worden.
Het meest zal bereikt worden, wanneer er
eensgezindheid is onder het volk, dat bij el
kander hoort.
Helaas is dat niet zoo.
Het is veelszins als met Juda en Efraim, die
elkander na de scheuring van Davids Konin
krijk, benijdden en benauwden, zoodat er van
een „vliegen op den schouder der Filistijnen"
geen sprake meer w&s.
Zal dat het volgende jaar weer zoo zijn
Het ziet er wel naar uit.
Van zekere zijde wordt week aan week den
strijd gevoerd met een felheid en bitterheid,
vaak ook met een zondige hartstochtelijkheid
tegen onze partij, alsof er geen Filistijnen, geen
Edom, geen Moab of Ammon bestaan.
Ons concept-program, dat binnenkort als
stembus-program zal worden vastgelegd, keert
het wapen naar den grooten vijand, den geest
dezer eeuw, die het toelegt op de Christelijke
fundamenten van ons volksleven en het open
bare leven wil paganiseeren, ontkerstenen.
De groote vijand is daar, waar Groen hem
steeds bestreed.
„Ongeloof en Revolutie
Dat is de gemeenschappelijke vijand van allen
die den Naam van Christus belijden.
Dat wijst ons vanzelf op onze roeping.
In den kring waarin God ons stelde hebben
wij deze geweldige waarheid te ontvouwen, zoo
mogelijk de oogen er voor te openen.
En dat met waardigheid en liefde tot de
waarheid.
*f S. D. A. P. EN HET PLATTELAND.
Platteland, ontwaakt
Dat zegt het orgaan der roode broederen.
En hoe de. boer uit zijn slaapje moet worden
opgeschrikt zegt het in duidelijke woorden er
bij. Er moet een leger van roode propagandisten
over het platteland worden uitgestort, niet uit
de steden, want die vertrouwen onze boertjes
nog niet, maar van het platteland zelve.
Intusschen zullen die roode sprekers geen
gemakkelijke taak hebben.
Dat bleek uit hetgeen er zooal gezegd werd
in het Wageningsche Landbouwcongres der
S. D. A. P„ waar het Socialistisch Kamerlid'
Van. der Sluis sprak over de noodzakelijkheid
van een goede pachtwet.
Een pachtwet helpt ons van den wal in de
sloot, vond een debater, want dafzal de boeren
versterken in hun neiging om zelf grond ln
handen te krijgen. En dan komen ze tegenover
de S. D. A. P. te staanEn dat is toch de
bedoeling niet
Een ander vond, dat het de eerste eisch is:
de grond aan de gemeenschap En weer een
ander, die het hiermee eens was, vond hiervoor
een mooie vingerwijzing in het niet behandelde
wetsontwerp-Van Houten, waarin de gemeente
bij veiling van grond recht van voorkoop kreeg.
Hij vroeg: zit daar niets voor de S. D. A. P.
in Als we het platteland opgaan moeten we
toch iets positiefs kunnen zeggen
Wij gelooven, dat dit nog een nieuweling in
het vak js.
Het is altijd de groote kunst der S. D. A. P.
geweest niets positiefs te zeggen, en hij had
pas nog een les gehad van v. d. Sluis op welke
wijze men veel zeggen kan zonder iets positiefs
te zeggen Intusschen hij zal 't wel leeren
Nog weer een ander verwachtte van een
Pachtwet het kweeken van een „boerenkapita-
lisme". En dat is toch wel het ergste dat er is
Anderen waren tegenstanders van verbetering
voor enkele groepen. Socialisatie van den bodem
moet het toekomstideaal zijn.
Werkhoven, ook niet de eerste de beste, vond,
om dat te krijgen op het platteland, er eerst in
eigen rijen veel meer belangstelling komen moet.
„Het Volk" heeft dus gemakkelijk schrijven:
platteland, ontwaaktHet zal eerst nog in eigen
gelederen tot ontwaken moeten komen. De roode
dageraad schijnt daar voor het platteland nog
niet te lichten.
Intusschen, één ding staat in dezen warwinkel
wel vast
De S. D. A. P. stuurt op socialisatie van
den grond aan. De grond moet in handen van
de gemeenschap komen En dat lijkt den heer
v. d. Sluis niet zoo moeilijk toe. Immers den
boer is het in de eerste plaats om het g e-
b r u i k s recht van den grond, niet om het
bezit recht te doen. Dat hij zoo hecht aan
z'n grond is om het gebruik, niet om het
bezit.
Een stelling die afdoende bewijst hoe weinig
deze heeren nog afweten van de psychologie
van den Hollandschen boer. Zouden de roode
heeren inderdaad meenen, dat het geslacht der
Naboths, wien het wel degelijk om het b e z i t-
recht van der vaderen erfdeel is te doen, is
uitgestorven
Intusschen we weten nu waar het uiteindelijk
om gaat.
Socialisatie van den grond
Straks kunnen we dan allemaal van Vadertje
Staat een volkstuintje huren
Vrijdagavond werd in het Koor der Ned.
Herv. Kerk te Dirksland de serie winterlezin-
gen ingeleid door Ds. K. Schilder te Rotterdam,
met bovenstaand onderwerp.
De leiding der vergadering berustte bij den
Heer Potter die haar op de gebruikelijke wijze
opende.
Ds. Schilder wijst er op dat onze tijd geen
waarde meer toekent aan het „ouderwetsche
geloof" waarin ook het bestaan van den Satan
begrepen is. En overigens is het een kenmerk
van onze eeuw dat men aan den buitenkant van
allerlei problemen staan blijft, men dringt niet
tot den bodem der vraagstukken door. Het bij
geloof van onze dagen vindt hierdoor voedsel
en de poppetjes op auto's en de geluksdiertjes
in vliegmachines bewijzen dat men voor het
ouderwetsche geloof in het bestaan van Satan
een armzalig surrogaat gekregen heeft, n.l. het
geloof in het bestaan van booze geesten, die
door dergelijke middeltjes moeten worden af
geweerd.
Intusschen heeft ook de Kerk zich eeuwen
lang geen zuiver denkbeeld van Satan kunnen
vormen. Het begrip Satan is eeuwenlang een
asyl voor onwetendheid geweest. En in 't al
gemeen kwam men er toe geen geestelijke ar
moede, geen ongerechtigheid of zonden zonder
Satan te verklaren.
Voor dat men evenwel tot conclusies komt
dient men eerst acht te slaan op hetgeen God
ons over Satan in Zijn Woord geopenbaard
heeft.
Helaas is de Statenvertaling op alle plaat
sen waar ze het woord Satan gebruikt niet even
gelukkig geweest en ware het beter geweest
indien er een ander woord voor gebezigd was.
Het is er mede als met verschillende teksten
waarin, de naam van Christus genoemd wordt.
Wanneer men er voor in de plaats „Messias"
leest worden ze ons veel duidelijker.
Oorspronkelijk is het woord Satan geen eigen
naam maar een zelfstandig naamwoord. Wan
neer het oorspronkelijke woord Satan in onze
taal wordt overgebracht, zegt dit op zichzelf
nog niets dat boos is. In het Hebreeuwsch be-
teekent het werkwoord waarvan het is afge
leid „tegenstand bieden" of „in de oppositie
zijn." Op zichzelf behoeft tegenstand bieden
nog niet slecht te zijn. Men kan tegenstand bie
den tegen het kwade en dan is het goed.
Dat het hier maar niet een spelen met woor
den is bewijst wel hetgeen we lezen in de ge
schiedenis van Bileam (Nummeri 22) waar
staat dat de Engel des Heeren zich stelde in
den weg, hem (Bileam) tot een tegenpartij,
in 't Hebreeuwsch staat er „hém tot een Satan".
In Psalm 38 vindt men eveneens in 't He
breeuwsch het woord Satan voor wat de ver
talers „tegenstaan" noemden, gebruikt.
Zoo zijn er meer plaatsen in den Bijbel te
noemen, waaruit blijkt dat het woord Satan,
oorspronkelijk op zichzelf nog niets kwaads be
doelt.
Nu is echter deze naam overgedragen op
den grooten kwaden geest, en werd het woord
satan een eigennaam.
Hetzelfde geldt ook voor het woord duivel,
dat in het Grieksch „lasteraar" of „aanklager'
beteekent. Ook hier treffen we hetzelfde ge
bruik van dat woord aan, b.v. in Lucas 16
waar sprake is van een rentmeester die bij zijn
heer „verklaagd" werd.
Op zichzelf beteekent dat nog niets slechts.
Aanklagen kan noodig zijn, en dan houdt
het zelfs drie deugden in. In de eerste plaats een
zichzelf plaatsen onder de normen van het recht;
in de tweede plaats een toepassen dier rechts
beginselen en in de derde plaats voor die be
ginselen ruim baan te maken in de wereld.
Is men in dezen zin aanklager of „duivel"
dan bewijst het, dat we ons zeiven onder het
recht plaatsen.
Maar nu is het met den duivel niet zoo.
Hij klaagt ook aan, maar plaatst zich zelve
niet onder de normen van het recht. Hij is de
aanklager der broederen en daarbij de groote
leugenaar omdat hij zichzelf niet om de majesteit
van het recht Gods bekommert.
Daarom kunnen zijn aanklachten op zichzelf
wel waarheden bevatten. Het is mogelijk (ook
onder de menschen) dat men met waarheden
strooit en dat men d e waarheid toch niet heeft.
Zoo is het met den duivel.
Welnu, het woord duivel oorspronkelijk niets
kwaads bedoelend is in den loop der tijden
toegepast op den boozen geest dien wij duivel
noemen.
Satan en duivel, of te wel tegenpartijder en
aan klager, zijn de hoofdnamen.
Dan worden er door Gods Woord nog ver
scheidene andere namen genoemd die zijn wezen
ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spul
DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6"
verder ontplooien. De Bijbel noemt hem „tegen
partijder der geloovigen" voor de rechtbank
Gods. Voorts „verzoeker" en „Beëlzebub' dat
waarschijnlijk beteekent „heer van de woning",
(hier dus heer van de wereldwoning). Dan
„Baalzebub" dat waarschijnlijk beteekent, aan
voerder der vliegen of muskieten die zooveel
kwaad verspreiden onder de menschen. Baal
zebub was de patroon der muskieten. Voorts
Belial" dat nietswaardige beteekent, „oude
slang", „groote draak" dat in het oorspronkelijke
het werkwoord „zien" „loeren" vertolkte, de
slang „loert" op zijn prooi. Dan wordt hij nog
genoemd, „overste dezer wereld", „menschen-
moorder van den beginne", „God dezer eeuw",
enz.
Wat zegt dat alles nu
Het is alle eeuwen door voor de Kerk een
heel moeilijk vraagstuk geweest, zoodat de fan
tasie zich maar al te vaak aan het heilige ver
grepen heeft. Reeds het oude Joodsche volk
bezondigde zich hieraan en ging aan Satan een
bijgeloovige vrees hechten. De leer van den
duivel werd vermenschelijkt. Jesaja moest hier
tegen ten velde trekken én Christus waarschuw
de er tegen en later ook de apostel Paulus.
Zij allen moeten vechten tegen de bedorven
fantasie, welke men omtrent den duivel den
vrijen loop liet.
Hiertoe vervalt men echter noodwendig, wan
neer men den duivel los van God wil verklaren.
Zoo gauw men dat doet is de ketterij geboren.
En dan wordt Satan in onze fantasie lang zoo
verschrikkelijk niet meer als hij werkelijk is.
De duivel uit de middeleeuwen met bokspooten
en stoothorens kon men gerust laten loopen.
Ook is hem een familie-afstamming toege
dicht. Men sprak van de moeder van den duivel
en zelfs van zijn grootmoeder. Dit alles hielp
er toe mede van hem een valsche voorstelling
te maken, die noodlottig voor de kerk kon
worden.
Maar wij moeten luisteren naar wat de H.
Schrift zegt. Gods Woord leert ons, dat Satan
is de „eenzame", zonder moeder of geslacht.
Hij staat als de eenzame, door God gescha
pen, niet geboren als overste der engelen.
Daarom als hij zondigen gaat is het oneindig
verschrikkelijker dan van elk ander schepsel.
Hij is origineel, kiest fundamenteel voor het
kwade, ten volle bewust van wat hij doet, ken
nen de alfa en omega van de zonde.
Daarom is het zondigen van Satan zoo vree-
selijk, omdat hij niet wordt maar i s.
Spr. heeft in zijn ambt wel eens menschen
ontmoet, die zeiden: „dominé, ik ben aan den
rand van den hel geweest". Zulke gezegden
zijn een oorzaak tot lachen en weenen tegelijk.
Zulke menschen weten niet wat zij zeggen.
Als men eenig begrip krijgt van het wezen van
den Satan, laat men zulke oppervlakkige praat
jes wel na. Voor Satan is ook duizend jaren
als één dag. Hij komt niet als klein wicht in
de wereld, dat langzaam groeit en zich over
de dingen verwondert om later met de proble
men te worstelen. Hij is niet wordende, maar
zijnde. Hij is volwassen, in volle" kracht, goed
ziende en begrijpende, door God geschapen. Als
de onwedergeboren mensch zondigt, peilt hij
de diepte van het kwaad niet, dringt hij niet
door tot het wezen der zonde, maar Satan
zondigt met geopende oogen. Als hij, voor wien
duizend jaren zijn als één dag, zondigt, dan
staan de schepping, het drama van Golgotha
en de wonderen van het Pinksterfeest voor zijn
geest alsof zij pas gebeurd zijn. En om zoo
met open oogen te zondigen, doelbewust den
vollen omvang wetend, én de zonde volhouden,
dat is satanisch.
Die diepte kunnen wij menschen met ons
verduisterd verstand nooit peilen. We kunnen
het wezen van deze helsche macht hier nooit
verstaan. Alles wat de H. Schrift ons van Satan
tracht te zeggen is nog zeer geflatteerd, mooier
dan het in werkelijkheid is.
Want evenmin als wij hier ten volle de heer
lijkheid Gods ooit begrijpen kunnen en alles
wat Gods Woord hierover zegt altijd nog min
der is dan het werkelijke, zoo ook is het Sa
tanische veel erger dan de H. Schrift ons kan
voorstellen. Want Gods Woord moest in men-
schelijke vormen bekleed worden om ons ge
brekkig bevattingsvermogen eenigermate tege
moet te komen.
Het ligt dus aan onze bevatting, dat de Satan,
zooals Gods Woord hem teekent, nog altijd
geflatteerd is.
Daarom, wie dit voor oogen houdt, schermt
niet zoo gemakkelijk met groote woorden en
beseft, dat het „komen aan den rand der hel",
dus aan de grens van het satanische, meer is
dan onze gebrekkige geest verdragen kan.
Een tweede gedachte waarbij spr. stilstaat
is, dat Satan naar zijn wezen een geest is,
d.w.z. dat de poorten van onze ziel voor hem
open staan. Dat is slechts waarneembaar aan
de vruchten. Het binnenkomen van den geest
des duivels zelve bemerken we niet. Geen ken-
theorie, geen zielkunde, ook geen Christelijke
zielkunde, weet hier de vraag op te lossen op
welken weg de Satan de sleutel vindt waar
mede hij de poorten van onze ziel ontsluit.
Dat is nooit duidelijk geworden.
En wat van Ethische zijde beweerd wordt,
dat de duivel geen persoon kan zijn, die ons
dus op deze wijze benaderen kan (omdat de
persoonsvorming alleen door den H. Geest
plaats heeft), houdt geen steek, omdat Satan
oorspronkelijk goed geschapen is. En wat een
maal door God is geschapen kan de zonde
nooit opheffen. Alleen kan de zonde het in
verkeerde richting stuwen. Satan blijft dus ook
na zijn val een persoon, een genie, geweldig
in zijn conceptie. Satan kan nooit ontsnappen
aan zijn oorspronkelijke schepping. Hij blijft
in wezen die hij is, de groote, de eenzame, de
aanvoerder van legioenen duivelen. Dr. Kuyper
maakte dit duidelijk met een beeld, ontleend
aan den sneltrein. De kracht van den stoom
openbaart zich niet alleen zoolangde trein op
de rails loopt, maar ook wanneer de trein
ontspoort blijkt nog uit de ruïne welke kracht
de stoom ontwikkelt. Uit Satan's eerste zonde
sprak reeds zijn genie. God had hem evenals
ons de schoone gave der fantasie gegeven. Een
gave die heerlijk is zoolang wij haar gebruiken
binnen de perken van het wettige, maar die
vreeselijk worden kan, zoodra we deze om-
tuining als eed speelsch kind overgaan. Dat
deed Satan. In zijn fantasie maakte hij een
schepping, waarin niet God, maar hij de eerste
was. Dat was de ontvangenis van het kwaad,
daarop wilde hij die fantasie omzetten in de
daad, toen was het kwaad geboren.
Maar ook na zijn val houdt hij het geweldige
genie, dat God hem in zijn schepping gaf, blijft
de reuze geest gigantisch, die eerbied voor het
werk van zijn Maker blijft afdwingen.
Zoozeer blijft de gestalte van Satan eerbied
wekkend, dat zelfs naar Judas' brief, de Ar
changel Michael, twistende over het lichaam
van Mozes, geen oordeel van lastering tegen
Satan d'uéfde inbrengen, maar zeidede
Heere bestraffe U
Hoever strekken echter de mogelijkheden van
Satan
De Franschman Bolière dichtte een vers op
Satan, verheerlijkt zijn zondeval en noemde
het een opgang tot God. Het was een lofdicht
op de ongebondenheid aan God en bedoelde de
banden der Kerk en der geestelijkheid van die
dagen te hekelen. Maar de ware vrijheid is niet
het loszijn van God, maar de gebondenheid aan
God.
Echter is het los zijn van God, zooals deze
Fransche dichter den Satan zag, slechts schijn.
Hij blijft ook als gevallen engel aan God ge
bonden. Dat blijkt duidelijk uit het eerste hoofd
stuk van het boek Job. Satan kan niet meer
dan God hem toelaat. En nu is hij wel de
bloedzuiger, die het bloed aftapt, maar ook
bonden. Daarom kan hij ook nooit God mees-
f v. stijve spieren
dadelijk wrijven met het eenige middel
dat tot diep in Uw spieren doordringt
en U snel weer lenig maakt; Akker'»
ter worden. Hij kan nooit doen wat niet in de
schepping potentieel aanwezig is.
Dat blijkt uit de verzoeking van Christus
in de woestijn.
Veertig dagen vertoefde de Heiland na zijn
zoo nog kan God evenals de arts het kleine
diertje hem nog gebruiken tot uitvoering van
een goed en wijs plan.
Satan blijft aan schepsels-mogelijkheden ge-
Doop in de woestijn, worstelde daar met de
problemen, waarom hij pas gedoopt, terwijl
zijn liefde en ijver brandende waren, daar 40
lange dagen werkeloos moest vertoeven, hoe
Hij door het Joodsche volk zou worden ont
vangen en van Zijn Koningschap over de
wereld.
Satan komt nu tot Hem en sluit zich bij de
probleemstelling, welke in Christus aanwezig
was, aan en verleidt Hem van steenen brood
te maken, van de tinne des tempels te springen
om als een God uit den Hemel vallende in het
Joodsche volk te verschijnen en door Satan te
aanbidden, overste der wereld te worden.
Satan komt met geen nieuwe dingen, hij
schept niets nieuws, maar bewerkt hetgeen hij
aanwezig vindt.
Dat is diep beschamend voor ons, die zoo
gaarne de schuld op den Satan werpen willen.
Wij zeggen zoo graag: het komt van den
duivel. Beter is het te zeggen: het komt ook
van den duivel. Maar het zou niet van den
duivel komen, indien hij het niet in ons hart
aanwezig vond.
De duivel kan niets doen of er moet vooraad
in den mensch zijn, die hem kans biedt. Wij
hebben in Satan dus nooit een excuus voor de
zonde.
Resumeerend zegt spr. nog eens hoedanig een
geest Satan is. Hij is een persoonlijke geest,
geschapen, doch gevallen. Wij kunnen hem niet
volkomen begrijpen. Hem binden kan alleen
God, en daarop kan Hij de vaten ontrooven.
Achter Satan moeten wij God zien, anders
krijgen we nooit eenig begrip omtrent zijn eigen
lijk vreeselijk wezen.
Hierop laat spr. zingen psalm 68 9 en 17.
Satan is geen geest om over te lachen.
Het is de zonder der Roomsche kerk der
middeleeuwen geweest, dat zij dit gedaan heeft.
Er werden vroeger door de kerk wel tooneel-
stukjes opgevoerd, waarbij engelen, menschen
en duivelen een rol speelden. De duivelen die
de engelen trachten beentje te lichten moesten
het echter altijd verliezen. Het waren steeds
domme wezens in die voorstellingen, die altijd
door de engelen overwonnen werden.
De werkelijkheid is echter anders.
De duivel is niet dom, maar een groot genie.
Toch vergist hij zich wel eens. Dat blijkt bij
Job, waar hij zich vergist inzake de volharding
der heiligen.
Satan heeft den strijd tegen God aangebon
den. Van Hem kan hij echter niets winnen,
daarom kiest hij Gods schepsel tot slachtoffer.
Groot is zijn toorn over de schepselen Gods.
Hij weet echter, dat hem een kleinen tijd ge
geven is en daarom neemt naarmate zijn tijd
inkort zijn toorn toe. Straks werkt hij in
menschengestalte als de Anti-christ komt. Dan
komt de volle ontlading van zijn toorn.
Men noemt Satan wel de aap van God, om
dat hij zijn Schepper wil nadoen.
Het is een woord van Luther, maar niet het
beste. Er zijn menschen, die niet anders van
Luther weten dan dit en dat van den inktkoker
- -