m
mMzmzMi
Bil nnrnmeriiesiaai uiiflrie Bianen
Bieten rooien
FEUILLETON
'n KinderO^
mantel jj, m
Kloosterbalsem
i
PUROL
Het huisje aan den Zeedijk
No. 3478
TWEEDE BLAD.
SCHAAKRUBRIEK.
WM~~ p
Unie-rede Ds. Van Ameide.
Dos er
Kloosterbalsem op
Geen goud
zoo goed
Gemeenteraad.
"""ncsiiïNOVWSES
Zaterdag 20 Oct. 1928.
Correspondentie deze Rubriek betreffende te zenden
aan F. W. Nanning Middelharnis.
No. 74.
Probleem no. 83 behandelt het „halfpin"
thema. De sleutelzet is 1. Pd2 dreigt 2. Te6
mat. Zwart heeft nu de volgende parades
1Lf5: 2. Dg3 mat.
1Lc6. 2. idem.
De' zwarte looper kan niet nemen.
11. Le5. 2. Tc4 mat.
11. Lf4. 2. Td2 mat.
In de laatste twee varianten sluit de zwarte
looper twee lijnen van wit af. Dit geeft aan
leiding tot 2 mooie matstellingen. Let op de
stand van den witten Toren t.o.v. den zwarten
Koning. De zw. looper op d7 kan den witten
op f5 niet slaan. Verder zijn er nog
Ic4. 2. De4 mat.
1Pc3. 2. Td4 mat (blokkeering).
1e5. 2. Dg3 mat. Interferentie.
De sleutelzet van no. 85 is 1. Dd7 dreigt
2 Dd3 mat. Deze zet doet twee „cross-checks
veranderingen ontstaan en wel na
1De4:f. 2. Pe4: mat( niet nu De4:
mat).
1Dc3: 2. Pd2 mat (niet nu Pc3: mat..
Deze „cross-checks" matveranderingen ont
staan na het directe ontpennen van het witte
paard op e4.
Andere varianten zijn
1Pcd5. 2. Db5 mat.
1Ped5. 2. Dc6 mat.
1Dd4. 2. Dd4: mat.
Dd5. 2. Dd5: mat.
1Dd6. 2. Dd6: mat.
Een vijfvoudige wit zwarte lijn-afsluiting.
Probleem voor den wedstrijd.
No. 87.
S. S. LEWMANN.
2e Prijs 4e kwartaal L'Italia Scacchistica 1927.
Zwart (7).
Wit (11).
Wit: Kh5, Dhl, Ta5 en a7, La3 en d5,
Pc5 en e3, pi. b6, g3 en gó.
Zwart: Kd6, Db5, Ta2, LfS, Phó, pi. d4
en e2.
Mat in twee (2) zetten.
Oplossing inzenden vóór Donderdag 1 No
vember.
Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve
oplossing wordt een punt in mindering gebracht
(minimum aantal punten is npl). Voor de maan-
delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste
punten hebben (echter meer dan 20). Ook niet-
abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achter
een geen oplossing ingezonden, dan wordt men
geacht niet meer mee te doen.
Stand van den ladderwedstrijd na
probleem no. 85.
No. 82 No. 83 No. 85 Totaal
W. Nieuwland .28 2 2 2 34
W. Schipper .22 2 2 0 26 (1)
G. v. Gelder .15 2 2 2 21
F. C. Laas 12 2 2 2 18
J. Hoek 16 -1 2 0 17 (1
C. Tiemens 14 -1 2 0 15 1)
„Udi" 10 2 2 0 14 (1)
A. Verbrugge .7 2 2 2 13
H. Tiemens 4 1 2 0 5 (1)
D. Hofland 0 2 2 0 4 (1)
„Amateur" 28 2 Priis 2 2
Oplossing Eindspel no. 63.
1. Pg6-J, Kg4; 2. Tc3, Lb2; 3. Tc2, La3;
4 Pe5t onv.; 5. Pc4j- en wint. Of
'l. Kh5; 2. Tc3, Lb2; 3. Tc2, La3;
4. Pe5, Ld6; 5. Tel: Le5: 6. Tc5 en wint.
Na 4Pb3 volgt 5. Tc3, Ld6; 6. Tb3
en wint. Of
1 Kg5; 2. Tc3, Lb2; 3. Tc2, La3;
4. Pe5, Pb3; 5. Tc3, Lb2; 6. Pf3f onv.; 7.
Tb3: en wint.
Eindspel no. 65.
K. A. L. Kubbel.
150 Endspielstudiën 1925.
Wit: Kbl, Df5, Pg4.
Zwart: Kh3, De7, Pc5, pi. a4 en c6.
Wit speelt en wint.
Eindspel' no. 66.
(Lasker's Schaakboek).
ZwartS. Berg.
Wit Dr. Lindehn.
Zwart speelt en wint.
1Dflf; 2. Dfl, e2f; 3. Pf2, efDf
(De K. moet nemen waarna volgt 4
Tf2f en wint).
CORRESPONDENTIE.
Jos. Duv. In dank probl. ontvangen.
No. 12, 1. Dc2.
F. C. L. Uit Antw. gunstig bericht.
Donderdagavond (3.30 uur hield de Ned. Herv.
predikant te Sommelsdijk Ds. van Ameide in
de kerk aldaar een Unierede, een herdenkings
rede naar aanleiding van het feit, dat het thans
een halve eeuw geleden is, dat het groote volks
petitionnement den Koning Willem III werd
aangeboden.
De vergadering werd op de gebruikelijke
wijze geopend, waarna spr. voorlas een ge
deelte uit den 78sten Psalm en Prediker 11.
Spr. begon met in herinnering te brengen het
woord van Jozef aan zijn broeders: „Gijlieden
wel, gij hebt het ten kwade gedacht, maar God
heeft het ten goede gedacht".
Dit woord mag ook gezegd worden van de
wet Kappeijne van de Copello, die in 1878 tot
stand kwam, en de „scherpe resolutie" inhield
voor de voorstanders van het christelijk onder
wijs.
Toen deze wet door de beide Kamers der
Staten-Generaal was aangenomen, werd door
het verdrukte volk een verzoekschrift tot Ko
ning Willem III gericht, waaronder ^in zeven
dagen tijds meer dan 300.000 handteekeningen
verzameld werden.
De bedoeling van deze wet was duidelijk.
De openbare school moest in zulk een gunstige
positie gesteld worden, dat de school met den
Bijbel de concurrentie niet meer kon volhouden.
Door middel van de school moest de kerk ten
onder gebracht worden en het liberale beginsel
over ons volk zegevieren. De openbare school
werd hiertoe begunstigd, dat heette de school
waar het Christendom boven geloofsverdeeld
heid gepredikt werd.
Het petitionnement hielp niet rechtstreeks.
Koning Willem III teekende de wet. Het
Handelsblad, hoofdorgaan der liberale partij,
jubelde en achtte de zege behaald.
Maar het heeft misgezien. Wel zullen er voor
standers van het christelijk onderwijs in die
dagen tot vertwijfeling gebracht zijn, toen het
kwaad ten volle besloten scheen, en gezegd
hebben: „nu is geen redding meer mogelijk,
tenzij God open vensters in den hemel geeft'
Maar God heeft open vensters in den hemel
gegeven.
De strijd werd voortgezet en op den strijd
is de overwinning gevolgd.
Naar aanleiding van hetgeen in 1878 heeft
plaats gehad wenschte spr. een bid- en dankure
voor het christelijk onderwijs te houden en doet
dit naar aanleiding van Marcus 10 14 le ge
deelte: „Maar Jezus dat ziende, nam het zeer
kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderkens
tot Mij komen en verhindert ze niet".
Niet slechts de Farizeeërs verhinderden de
kinderen het gaan tot Jezus, ook de discipelen
des Heeren zeiven waren maar matig ingenomen
dat de vrouwen hun kinderen tot den Heiland
brachten. Maar Jezus ontfermt zich er over en
bestraft zijn discipelen er voor. Hij wil, dat de
kinderen tot Hem gebracht worden.
Maar dat was niet slechts Zijn heiligen wil
tijdens zijn omwandeling op aarde, doch alle
eeuwen door.
De kinderen zijn de schatten der kerk.
Het is een rijken zegen kinderen van God
te ontvangen. Een vrouw noemde haar beide
zoons eens haar juweelen en stelde ze hooger
dan de uitgestalde sieradiën van haar vriendin.
De taak der ouders die kinderen op te voeden
hebben legt op hen een ontzaglijke verantwoor
ding. Het zal een ontzettend oogenblik zijn als
straks in den oordeelsdag de opvoeding in de
balans gelegd wordt, jdoe weinig wordt die dure
roeping nog verstaan.
Daarom wil spr. hier eerst wijzen op de
noodzakelijkheid van een christelijke gezins
opvoeding.
Spr. wijst op groote moeilijkheden, die zich
hier voordoen. Maar er is een doeltreffend mid
del en dat is het getrouw gebruik van Gods
Wooijd. „Gods Woord", schreef eens iemand
voor in zijn Bijbel, „houdt de zonde vér van
ons, of de zonde houdt ons ver van Gods
Woord". Dat is een treffende gedachte. Wesley
waarschuwde er reeds voor, dat het niet vol
doende is, dat we een Bijbel in huis hebben,
wanneer die onder het stof ligt hebben we er
niet aan. En toch bij hoevelen neemt het Woord
van God niet de plaats in die het toekomt. Het
wordt bij velen bedolven onder de dagbladen,
anderen hebben gebrek aan tijd en doen aan
AI va denken, die toen hem gevraagd werd
waarom hij niets van de zonsverduistering ge
zien had, antwoordde: „Ik heb zooveel op
aarde te doen, dat ik geen tijd heb om naar
den hemel te kijken 1"
Het is een zegen wanneer wij ouders gehad
hebben die er anders over dachten Zulke ou
ders kunnen ons tot rijken zegen zijn en Spener's
leven en sterven bewijst, dat het gebed onzer
ouders bij onzen Iaatsten snik nog tot zegen
zijn kan.
Daarom moet naast het naarstige gebruik
van het Woord onzes Gods ook het voort
durend gebed voor en met het kind komen.
Maar naast de gezinsopvoeding staat het on
derwijs op de school.
Het is er één mede. Het is er niet los van
te maken, zooals de stam met den wortel, het
blad met de tak verbonden is, zoo is de school
verbonden aan het huisgezin.
Daarom moet het onderwijs zich ook bij de
gezinsopvoeding aansluiten. De scholen moeten
zijn wat eens iemand noemde: de tuinbedden
waar zoovele kostbare planten worden opge
kweekt voor tijd en eeuwigheid.
Daarom eischen wij voor onze kinderen scho
len waar christelijk onderwijs gegeven wordt.
Het socialisme wil staatsscholen, het legt de
taak der opvoeding van het volkskind op de
schouders van „vader Staat".
Maar ouders die hun kind lieten doopen
weten wel beter. Het doopsformulier zegt het
hen wel anders.
Het is echter een bedroevend feit, dat de
noodzakelijkheid van christelijk onderwijs onder
ons nog zoo weinig gevoeld wordt, ja, dat het
voor velen nog een steen des aanstoots is.
Wie menschen wil leeren kennen, moet maar
eens pogingen in het werk stellen een christe
lijke school te stichten. Voor de kerk, de zen
ding enz. heeft men geld over, maar voor het
christelijk onderwijs niet. Zij die voor de chris
telijke school ijveren, heeten onruststokers, ver
deeldheidzaaiers, ja zelfs een ramp voor het
vaderland, omdat zonder de christelijke school
de eenheid en den vrede bewaard zouden ge
bleven zijn.
Wat hierop te antwoorden.
Spr. antwoordt met een vraag: Wie staan hier
schuldig Dat zijn niet de voorstanders der
Chr. School, maar de verdedigers der neutrale
school.
De liberale toeleg was een volksschool te
krijgen, waar over het Woord van God niet
gesproken mocht worden. Het gevolg is ge
weest, dat' er een groote onkunde is gekomen
in, breede lagen van ons volk. Met de een
voudigste heilswaarheden raakte men onbekend.
Het is gebeurd, dat op een gymnasium een
leerling, die veel afwist van de Grieksche en
is het gewone gezegde, als men zich
heeft gesneden, gestooten, gebrand,
geklemd of geschramd. Die verzacht,
zuivert en er blijven géén litteekens.
ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spui
DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6"
Romeinsche goden, op de vraag waar Golgotha
ligt, antwoordde Dat is een oude vesting in
Noord-Afrika.
Waar de onbekendheid met de groote heils-
feiten zoo groot werd onder de meer ontwik
kelden, hoe zou het dan wel onder de minder
ontwikkelden zijn
De christelijke school moest er komen om
onder ons eenvoudige volk, onder Gods zegen
nog te redden wat te redden was. En nu denke
men niet, dat het eenige verschil tusschen chris
telijk en openbaar onderwijs is, dat op de
eerste gebeden en den Bijbel gelezen wordt
en op de laatste niet.
Het gansche onderwijs rust op anderen grond
slag.
Hoe kan op een openbare school onze Vader-
landsche geschiedenis recht gedaan worden
Hoe kunnen onze nationale geloofshelden vol
doende geteekend worden, wanneer er niet ge
rept mag worden van het geloof, dat de stuw
kracht en de drijfveer van hun strijden en
worstelen geweest is
Zelfs Dr. Bronsveld, die toch waarlijk geen
vijand van het liberalisme was, heeft de libe
ralen eens verweten, dat zij niet slechts den
Bijbel van de school geweerd hebben, maar
een geslacht gekweekt hebben, dat niet meer
afweet van onze nationale helden en wat de
hefboom is geweest van onze roemrijke pro
vinciën.
Men noemde de openbare school „neutraal".
Spr. vraagt echter: „Wat is neutraal
Hoe kan men het juiste licht werpen op den
80-jarigen worstelstrijd onzer vaderen, wanneer
niet gesproken mag worden van het geloof, dat
er de wortel van was
In de formule: „opvoeding tot christelijke en
maatschappelijke deugden", meende men den
steen der wijzen gevonden te hebben.
Maar kan een boom in de lucht groeien
Moet niet elke plant zijn voedingsstoffen uit
den bodem halen waarin ze wortelt
Zoo ook zijn er geen christelijke deugden
zonder dat ze uit Christus voortkomen.
Daarom mochten onze vaderen geen vrede
met die neutrale school hebben.
Christus heeft gezegd: „Laat de kinderkens
tot Mij komen en verhinder ze niet".
Naar die stem hebben zij geluisterd.
En wat op de christelijke school geleerd
wordt zijn geen abstracte dogma's, waaraan het
kind niets zou hebben, zooals wel eens gesmaald
wordt, maar levensvragen, die het niet missen
kan.
Onze vaderen hebben gehoord naar de roep
stem van den christen-dichter De Costa, die zei:
Kloven, ontvellingen, schrammen
en andere huidverwondingen ver»
zacht en geneest men snel met
Doos 30 en 60 ct.
Bouwt scholen in wier schoot het Evangeliezout
Voor Kerk en Staat een dier'bre jeugd behoudt.
Nadat spr. uit Ps. 119 heeft laten zingen,
wijst hij er op, dat de strijd voor de christelijke
school tot overwinning geleid heeft. De palm
boom groeit in de verdrukking.
Thans zijn er meer dan 1500 christelijke
scholen over ons land verspreid. Na 50-jarigen
strijd mogen we ons verheugen in vrijheid en
gelijkstelling en bezitten we een christelijke
onderwijs als nergens ter wereld meer wordt
gevonden.
Maar zooals altijd in dagen van voorspoed
komt de schaduw. Door de vrijstelling is bij
het onderwijzerscorps niet alles meer goud wat
er blinkt. De schoolbesturen hebben wel goed
toe te zien.
Met groot genoegen heeft spr. het verzoek
van het schoolbestuur om hier te spreken aan
vaard.
Spr. gevoelt de dringende noodzakelijkheid,
dat de ouders hun kinderen naar de christelijke
school zenden en spr, betreurt het, dat ook in
deze gemeente nog niet alle ouders die nood
zakelijkheid beseffen.
Spr. heeft steeds op de dure roeping der
ouders in deze gewezen en zal daarmede blijven
voortgaan. Wat iemand uit deze dorpen binnen
en buiten deze gemeenten rondstrooit, als zou
spr. niets voor het chr. onderwijs gevoelen en
er niets voor over hebben, is laster, en wanneer
die persoon zoo voortgaat, zal hij de straf, die
den lasteraar treft, niet ontgaan.
Spr. eindigt zijn gloedvol betoog met een
opwekkend woord aan de ouders, opdat zij hun
verantwoordelijkheid beseffende, hun kinderen
onderwijs doen geven overeenkomstig den eisch
van het doopsformulier en opdat Christus hier
over Zijn zegen schenkende, straks zijn door
boorde Handen over hun en hun kinderen moge
uitbreiden in hoogepriesterlijken zegen en zij
tot Hem zeggen mogen: Zie hier wij, en de
kinderen die Gij ons gegeven hebt.
De vergadering, die goed bezocht was, werd
op de gebruikelijke wijze gesloten.
Tevens werd de 50ste Uniecollecte, die dezer
dagen langs de huizen gehouden zal worden,
door spr. warm aanbevolen.
VERGADERING van den Raad der
Gemeente OOLTGENSPLAAT op
Donderdag 18 October des nam. 2.30
ure.
Voorzitter Burgemeester Donkersloot.
Present alle leden.
De VOORZ. opent de vergadering met ge
bed.
Na een welkomstwoord leest de Secretaris de
Notulen voor welke worden vastgesteld.
Ingekomen Stukken.
Uit het verslag van den keuringsdienst van
waren blijkt dat in deze gemeente 41 inspecties
werden gehouden, 31 van melk, 18 van andere
waren. 3 werden afgekeurd, 3 waarschuwingen
werden gegeven, processen-verbaal werden niet
opgemaakt.
Goedkeuring van Ged. Staten betreffende
af- en overschrijving.
Boeken en Kas van den Administrateur van
het groot Armbestuur waren in orde. Ih kas was
f 210.87Yi.
Schrijven van J. H. Korteweg Cz. om afschrij
ving Hondenbelasting daar de klacht ongegrond
is wordt het niet toegestaan.
Heden is een verzoek ingekomen van L. Dors
man, Joh. Neels en D. Ras om de heining ach
ter hun woningen niet te plaatsen zooals de
gemeente dit doen wil.
De VOORZ. toont het Kadaster en zegt nog
veel meer grond te kunnen nemen, doch wil
billijk zijn en een gedeelte in erfpacht geven.
Dorsman neemt er het eene oogenblik genoegen
mede en het andere oogenblik is hij weer niet
genegen om de voorgestelde regeling te aan
vaarden.
Tenslotte verklaart de Voorz. onder eede
beloofd te hebben de belangen der gemeente
te dienen, en daar het volgens hem gemeente
grond is mag hij niet toegeven. De Vader van
Neels heeft vroeger gevraagd uitpad te mogen
behouden, dit pleit ook voor het recht der ge
meente.
VAN NIEUWAAL en BRINKMAN willen
de heining plaatsen als door B. en W. is aan
gegeven.
Het voorstel van B. en W. wordt hierop met
algemeene stemmen aangenomen.
yDe VOORZITTER verzoekt toestemming om
een raadsbesluit in te trekken waarbij gelden
door
H. ZEEBERG.
28)
In den Krommen weg zag zij, hoe een meisje
op de fiets kwam aangereden, die zij in de
buurt nog nooit had gezien. Onmiddellijk zag
zij wel, dat deze niet thuis hoorde op het land.
„Dat is dan zeker het meisje, dat bij vrouw
Blankert is, waarvan Vader sprak", dacht zij.
Onwillekeurig eerst, daarna opzettelijk, ging
zij langzamer rijden. Zij wilde dat meisje wel
eens goed zien. En dat zou heel goed kunnen.
Want zij zouden wel gelijktijdig bij den twee
sprong zijn.
Het meisje had zooveel aandacht voör de
komende, dat haar fiets even op de helling van
den weg kwam met het gevolg, dat die, wegens
het min of meer gladde van den weg, uitgleed
■en zij pardoes op den grond smakte.
Onmiddellijk sprong Lia, die nu vlakbij ge
komen was, van haar rijwiel en vroeg: „Heb
je je erg bezeerd, kleine
Maar het meisje was reeds opgekrabbeld,
pakte de tasch en hing die weer over 't stuur.
..Het gaat wel, juffrouw", antwoordde zij,
t Is meer de schrik".
„Heb je nergens pijn vroeg Lia.
„Een weinig in mijn been. Maar het zal wel
gaan", zeide het meisje, dat Lia onbevangen
aankeek.
Deze vroeg zich verwonderd af, waar zij de
trekken, die uit dit frissche meisjesgelaat spra
ken, meer had ontmoet, maar zij kon die toch
niet thuisbrengen.
Het meisje van haar kant zag Lia met on
verholen verbazing aan, hoewel zij volstrekt niet
brutaql was.
„Kom je uit school vroeg Lia.
Zonder dat zij wist waarom, voelde zij zich
tot het kind aangetrokken. Misschien was het,
omdat zij, die nu reeds ruim drie dagen met
een oude vrouw had gepraat, wel eens met een
jong ding een keuveltje wilde maken.
Het antwoord op haar vraag werd ras ge
geven.
„Ja, uit de Normaalschool, 't Zit er voor deze
week weer op tot Maandag".
„Zoo, moet je naar het dorp
„Ja juffrouw. LI ook Of soms naar boer
Blankert
Lia keek verrast op.
„Hoe weet je dat, dat ik naar boer Blankert
ga
„Ik zie het aan uw neus", lachte het meisje,
overmoedig.
„Neen maar, dat is een kunststuk. Leer je
dat op de Normaalschool?"
Lia Begon schik in de ontmoeting te krijgen.
„Niet bepaald. Maar u is toch bij vrouw
Blankert aan den zeedijk gelogeerd, is het niet 7"
„Dat heb je aardig geraden
„Waar moest u anders vandaan komen 'k
Wist wel, dat u daar was".
„Wie heeft je dat dan verteld
„Wel Vader natuurlijk. Die heeft u al ge
sproken, is het niet
„Wie ben je dan Ben je soms
„Ik heet Gretha Meinema", zeide het meisje.
„Mijn vader is dominé".
Nu ging Lia een licht op. Het waren de
trekken van dominé Meinema, die zij bij het
meisje eerst niet thuis kon brengen.
„Zoo", zeide zij, „nu begrijp ik, dat je ver
moeden kon wie ik ben".
„Ja, ik dacht het onmiddellijk. U woont in
Utrecht, hé
„Ja, in Utrecht", antwoordde Lia. „Maar
zouden wij niet gaan fietsen Het is wel wat
kuud, om zoo op den weg te staan".
„Goed", zei Gretha. „Mag ik zoover met u
mee
„Graag. Je kunt me dan meteen den weg
wijzen. Want ik weet niet precies waar ik
wezen moet".
„Moet u naar Adriaan Blankert
„Ja, het is nog vóór het dorp, hé
,,'t Is gemakkelijk genoeg. Je kunt je nooit
vergissen: na den tweesprong de eerste dwars
weg links. En dan loop je recht op de boer
derij aan".
„Ben je er wel eens geweest
„Wel eens We komen er Zoo vaak. Ook
bij uw Grootmoeder. Dat is een aardig mensch
hé
Lia had machtig veel schik in de praatster,
die naast haar reed en met wie zij zoo onver
wachts kennis had gemaakt.
„Ja, Gretha, ik mag toch wel Gretha zeggen
mijn Grootmoeder is zeker een best mensch.
Ik houd al heel veel van haar".
„Is u dan hier nog nooit geweest
„Jawel, maar toen was ik nog zoo klein.
Pas vijf jaar".
„O, dan weet u er niet veel meer van. Maar
wat komt u op een gekken tijd logeeren. Midden
in deH winter, 's Zomers is het toch veel
mooier
„Daar heb je gelijk in. Maar ik wilde graag
eens naar buiten. Ik werd het moe in de stad".
Dat ging volkomen boven Gretha's begrip.
„Moe in de stad vroeg zij verbaasd. „Ik
zou het er, geloof ik, nooit moe worden. Een
groote stad moet heerlijk zijn".
„Jullie hebben toch ook in een groote stad
gewoond
„O ja, maar toen was ik nog zoo klein. Ik
was even twee jaar, toen Papa naar hier
kwam".
„Dus je bent twaalf jaar geweest
- „Hoe weet u dat
Gretha lachte hartelijk.
„Dat is nu eens mijn geheim".
„U is een type", zeide Gretha. „Ja, ik ben
nu twaalf. Nog jong, hé
„Dat zal waar wezen", meende Lia. „Maar
kun je dan zoo vroeg al op de Normaalschool
wezen
„Als je twaalf bent, kun je op de voorbe
reidende klasse. Ik ben er nog niet lang op.
Van 1 September af".
„O, bevalt het je goed ?7
„Best hoor. 'k Wil alleen, dat het maar
gauw mooi weer wordt".
„Waarom
,,'t Is geen baantje, om iederen dag heen en
weer te fietsen, als het winter is".
„Daar heb je gelijk in. Ik dacht er niet aan.
Maar we rijden toch den dwarsweg niet voor
bij Daar ginds zie ik het dorp al, niet
„Ja, maar daarom zijn wij nog niet op het
dorp. Het lijkt kort bij. Maar de weg maakt
nog een paar groote bochten. Hier moet u
links af. Zoo wat een minuut of vijf rijden,
dan is u aan de boerderij".
„Mooi. Ik dank je wel voor je gezelschap.
Het was heel aardig".
„U komt ook eens bij ons, hé Papa heeft
het gezegd".
„Ja hoor, dat zal ik vast dóen".
„Ga morgen met ons mee uit de kerk. Dan
is het heel gezellig bij ons. Hans is ook al
thuis. Vroeger dan wij dachten".
Lia werd even verlegen. Bits wilde zij ant
woorden: „Ik ga nooit naar een kerk", maar
zij bedacht zich. Waarom zou zij dat aan dit
kind vertellen Het was maar beter van niet.
Gelukig kon zij antwoorden op de laatste op
merking.
„Zoo, is je broer nu al thuis
„Ja, fijn hoor. En Dinsdag krijgen wij va-
cantie tot na Nieuwjaar. Dat wordt een prettige
tijd. We komen u ook wel eens opzoeken".
Lia lachte^
„Waarim lacht u zoo
„Komen jullie mij opzoeken
„Nu ja, uw Grootmoeder. Hans gaat er altijd
heen als hij thuis is. En ook altijd naar uw
oom".
„O, nu ik vind het best. Ik ga nu eens gauw
zien, dat ik bij mijn oom kom. Dag Gretha".
Lia reikte het meisje, dat zoo gezellig keu
velen kon, vriendelijk de hand.
„Dag juffrouw".
„Zeg maar Lia hoor. Zoo heet ik".
„Lia Wat een snoezige naam Maar dat
durf ik niet te zeggen".
„Doe het maar gerust, hoor. Daag".
Lia sprong weer op de fiets en trapte den
smallen landweg in, terwijl het dochtertje van
dominé Meinema binnen korten tijd het dorp
had bereikt, om weldra voor de pastorie af
te stijgen en opgewonden naar binnen te stor
men, waar zij Mama, Hans en Hermien vond.
„Ik heb haar gezien en gesproken", hijgde zij.
„Dag Gretha', zei mevrouw bedaard.
„O ja, dat is ook zoo. Dag Mama, Hans,
Mien".
„Zoo, Robbedoes", meende Hans. „En wat
voor geweldig nieuws heb je Wie heb je
gezien en gesproken De Koningin*?"
„Hé, hoe flauw Hoe kan dat nu Maar zij
heeft wel zoo'n lief gezicht als de Koningin.
Ik vind haar heel aardig. We hebben samen
een eind gefietst".
„Zoo Gretha", zei mevrouw met een glim
lach. „Maar nu zouden wij eerst wel eens willen
weten over wie je het hebt 1"
„O, heb ik dat nog niet gezegd vroeg
Gretha op koddigen toon.
Het drietal barstte in lachen uit.
„Nu ja, ik dacht, dat u het wel begreep,
Mama. Ik bedoel, ja, 'k weet niet hoe ze heet,
haar voornaam is Lia zeide zij".
Weer een hartelijk gelach. Maar Gretha nam
het nog al niet kwalijk. Blijkbaar kon zij tegen
lachen.
„Nu ja, u weet toch wel, wie ik bedoel
De juffrouw, die bij vrouw Blankert gelo
geerd is".
„O, nu is ten minste het raadsel opgelost",
zeide Hans. „Zoo, zoo, heb je die gesproken
En
(Wordt vervolgd).