m mMzmzMi Bil nnrnmeriiesiaai uiiflrie Bianen Bieten rooien FEUILLETON 'n KinderO^ mantel jj, m Kloosterbalsem i PUROL Het huisje aan den Zeedijk No. 3478 TWEEDE BLAD. SCHAAKRUBRIEK. WM~~ p Unie-rede Ds. Van Ameide. Dos er Kloosterbalsem op Geen goud zoo goed Gemeenteraad. """ncsiiïNOVWSES Zaterdag 20 Oct. 1928. Correspondentie deze Rubriek betreffende te zenden aan F. W. Nanning Middelharnis. No. 74. Probleem no. 83 behandelt het „halfpin" thema. De sleutelzet is 1. Pd2 dreigt 2. Te6 mat. Zwart heeft nu de volgende parades 1Lf5: 2. Dg3 mat. 1Lc6. 2. idem. De' zwarte looper kan niet nemen. 11. Le5. 2. Tc4 mat. 11. Lf4. 2. Td2 mat. In de laatste twee varianten sluit de zwarte looper twee lijnen van wit af. Dit geeft aan leiding tot 2 mooie matstellingen. Let op de stand van den witten Toren t.o.v. den zwarten Koning. De zw. looper op d7 kan den witten op f5 niet slaan. Verder zijn er nog Ic4. 2. De4 mat. 1Pc3. 2. Td4 mat (blokkeering). 1e5. 2. Dg3 mat. Interferentie. De sleutelzet van no. 85 is 1. Dd7 dreigt 2 Dd3 mat. Deze zet doet twee „cross-checks veranderingen ontstaan en wel na 1De4:f. 2. Pe4: mat( niet nu De4: mat). 1Dc3: 2. Pd2 mat (niet nu Pc3: mat.. Deze „cross-checks" matveranderingen ont staan na het directe ontpennen van het witte paard op e4. Andere varianten zijn 1Pcd5. 2. Db5 mat. 1Ped5. 2. Dc6 mat. 1Dd4. 2. Dd4: mat. Dd5. 2. Dd5: mat. 1Dd6. 2. Dd6: mat. Een vijfvoudige wit zwarte lijn-afsluiting. Probleem voor den wedstrijd. No. 87. S. S. LEWMANN. 2e Prijs 4e kwartaal L'Italia Scacchistica 1927. Zwart (7). Wit (11). Wit: Kh5, Dhl, Ta5 en a7, La3 en d5, Pc5 en e3, pi. b6, g3 en gó. Zwart: Kd6, Db5, Ta2, LfS, Phó, pi. d4 en e2. Mat in twee (2) zetten. Oplossing inzenden vóór Donderdag 1 No vember. Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is npl). Voor de maan- delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste punten hebben (echter meer dan 20). Ook niet- abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achter een geen oplossing ingezonden, dan wordt men geacht niet meer mee te doen. Stand van den ladderwedstrijd na probleem no. 85. No. 82 No. 83 No. 85 Totaal W. Nieuwland .28 2 2 2 34 W. Schipper .22 2 2 0 26 (1) G. v. Gelder .15 2 2 2 21 F. C. Laas 12 2 2 2 18 J. Hoek 16 -1 2 0 17 (1 C. Tiemens 14 -1 2 0 15 1) „Udi" 10 2 2 0 14 (1) A. Verbrugge .7 2 2 2 13 H. Tiemens 4 1 2 0 5 (1) D. Hofland 0 2 2 0 4 (1) „Amateur" 28 2 Priis 2 2 Oplossing Eindspel no. 63. 1. Pg6-J, Kg4; 2. Tc3, Lb2; 3. Tc2, La3; 4 Pe5t onv.; 5. Pc4j- en wint. Of 'l. Kh5; 2. Tc3, Lb2; 3. Tc2, La3; 4. Pe5, Ld6; 5. Tel: Le5: 6. Tc5 en wint. Na 4Pb3 volgt 5. Tc3, Ld6; 6. Tb3 en wint. Of 1 Kg5; 2. Tc3, Lb2; 3. Tc2, La3; 4. Pe5, Pb3; 5. Tc3, Lb2; 6. Pf3f onv.; 7. Tb3: en wint. Eindspel no. 65. K. A. L. Kubbel. 150 Endspielstudiën 1925. Wit: Kbl, Df5, Pg4. Zwart: Kh3, De7, Pc5, pi. a4 en c6. Wit speelt en wint. Eindspel' no. 66. (Lasker's Schaakboek). ZwartS. Berg. Wit Dr. Lindehn. Zwart speelt en wint. 1Dflf; 2. Dfl, e2f; 3. Pf2, efDf (De K. moet nemen waarna volgt 4 Tf2f en wint). CORRESPONDENTIE. Jos. Duv. In dank probl. ontvangen. No. 12, 1. Dc2. F. C. L. Uit Antw. gunstig bericht. Donderdagavond (3.30 uur hield de Ned. Herv. predikant te Sommelsdijk Ds. van Ameide in de kerk aldaar een Unierede, een herdenkings rede naar aanleiding van het feit, dat het thans een halve eeuw geleden is, dat het groote volks petitionnement den Koning Willem III werd aangeboden. De vergadering werd op de gebruikelijke wijze geopend, waarna spr. voorlas een ge deelte uit den 78sten Psalm en Prediker 11. Spr. begon met in herinnering te brengen het woord van Jozef aan zijn broeders: „Gijlieden wel, gij hebt het ten kwade gedacht, maar God heeft het ten goede gedacht". Dit woord mag ook gezegd worden van de wet Kappeijne van de Copello, die in 1878 tot stand kwam, en de „scherpe resolutie" inhield voor de voorstanders van het christelijk onder wijs. Toen deze wet door de beide Kamers der Staten-Generaal was aangenomen, werd door het verdrukte volk een verzoekschrift tot Ko ning Willem III gericht, waaronder ^in zeven dagen tijds meer dan 300.000 handteekeningen verzameld werden. De bedoeling van deze wet was duidelijk. De openbare school moest in zulk een gunstige positie gesteld worden, dat de school met den Bijbel de concurrentie niet meer kon volhouden. Door middel van de school moest de kerk ten onder gebracht worden en het liberale beginsel over ons volk zegevieren. De openbare school werd hiertoe begunstigd, dat heette de school waar het Christendom boven geloofsverdeeld heid gepredikt werd. Het petitionnement hielp niet rechtstreeks. Koning Willem III teekende de wet. Het Handelsblad, hoofdorgaan der liberale partij, jubelde en achtte de zege behaald. Maar het heeft misgezien. Wel zullen er voor standers van het christelijk onderwijs in die dagen tot vertwijfeling gebracht zijn, toen het kwaad ten volle besloten scheen, en gezegd hebben: „nu is geen redding meer mogelijk, tenzij God open vensters in den hemel geeft' Maar God heeft open vensters in den hemel gegeven. De strijd werd voortgezet en op den strijd is de overwinning gevolgd. Naar aanleiding van hetgeen in 1878 heeft plaats gehad wenschte spr. een bid- en dankure voor het christelijk onderwijs te houden en doet dit naar aanleiding van Marcus 10 14 le ge deelte: „Maar Jezus dat ziende, nam het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet". Niet slechts de Farizeeërs verhinderden de kinderen het gaan tot Jezus, ook de discipelen des Heeren zeiven waren maar matig ingenomen dat de vrouwen hun kinderen tot den Heiland brachten. Maar Jezus ontfermt zich er over en bestraft zijn discipelen er voor. Hij wil, dat de kinderen tot Hem gebracht worden. Maar dat was niet slechts Zijn heiligen wil tijdens zijn omwandeling op aarde, doch alle eeuwen door. De kinderen zijn de schatten der kerk. Het is een rijken zegen kinderen van God te ontvangen. Een vrouw noemde haar beide zoons eens haar juweelen en stelde ze hooger dan de uitgestalde sieradiën van haar vriendin. De taak der ouders die kinderen op te voeden hebben legt op hen een ontzaglijke verantwoor ding. Het zal een ontzettend oogenblik zijn als straks in den oordeelsdag de opvoeding in de balans gelegd wordt, jdoe weinig wordt die dure roeping nog verstaan. Daarom wil spr. hier eerst wijzen op de noodzakelijkheid van een christelijke gezins opvoeding. Spr. wijst op groote moeilijkheden, die zich hier voordoen. Maar er is een doeltreffend mid del en dat is het getrouw gebruik van Gods Wooijd. „Gods Woord", schreef eens iemand voor in zijn Bijbel, „houdt de zonde vér van ons, of de zonde houdt ons ver van Gods Woord". Dat is een treffende gedachte. Wesley waarschuwde er reeds voor, dat het niet vol doende is, dat we een Bijbel in huis hebben, wanneer die onder het stof ligt hebben we er niet aan. En toch bij hoevelen neemt het Woord van God niet de plaats in die het toekomt. Het wordt bij velen bedolven onder de dagbladen, anderen hebben gebrek aan tijd en doen aan AI va denken, die toen hem gevraagd werd waarom hij niets van de zonsverduistering ge zien had, antwoordde: „Ik heb zooveel op aarde te doen, dat ik geen tijd heb om naar den hemel te kijken 1" Het is een zegen wanneer wij ouders gehad hebben die er anders over dachten Zulke ou ders kunnen ons tot rijken zegen zijn en Spener's leven en sterven bewijst, dat het gebed onzer ouders bij onzen Iaatsten snik nog tot zegen zijn kan. Daarom moet naast het naarstige gebruik van het Woord onzes Gods ook het voort durend gebed voor en met het kind komen. Maar naast de gezinsopvoeding staat het on derwijs op de school. Het is er één mede. Het is er niet los van te maken, zooals de stam met den wortel, het blad met de tak verbonden is, zoo is de school verbonden aan het huisgezin. Daarom moet het onderwijs zich ook bij de gezinsopvoeding aansluiten. De scholen moeten zijn wat eens iemand noemde: de tuinbedden waar zoovele kostbare planten worden opge kweekt voor tijd en eeuwigheid. Daarom eischen wij voor onze kinderen scho len waar christelijk onderwijs gegeven wordt. Het socialisme wil staatsscholen, het legt de taak der opvoeding van het volkskind op de schouders van „vader Staat". Maar ouders die hun kind lieten doopen weten wel beter. Het doopsformulier zegt het hen wel anders. Het is echter een bedroevend feit, dat de noodzakelijkheid van christelijk onderwijs onder ons nog zoo weinig gevoeld wordt, ja, dat het voor velen nog een steen des aanstoots is. Wie menschen wil leeren kennen, moet maar eens pogingen in het werk stellen een christe lijke school te stichten. Voor de kerk, de zen ding enz. heeft men geld over, maar voor het christelijk onderwijs niet. Zij die voor de chris telijke school ijveren, heeten onruststokers, ver deeldheidzaaiers, ja zelfs een ramp voor het vaderland, omdat zonder de christelijke school de eenheid en den vrede bewaard zouden ge bleven zijn. Wat hierop te antwoorden. Spr. antwoordt met een vraag: Wie staan hier schuldig Dat zijn niet de voorstanders der Chr. School, maar de verdedigers der neutrale school. De liberale toeleg was een volksschool te krijgen, waar over het Woord van God niet gesproken mocht worden. Het gevolg is ge weest, dat' er een groote onkunde is gekomen in, breede lagen van ons volk. Met de een voudigste heilswaarheden raakte men onbekend. Het is gebeurd, dat op een gymnasium een leerling, die veel afwist van de Grieksche en is het gewone gezegde, als men zich heeft gesneden, gestooten, gebrand, geklemd of geschramd. Die verzacht, zuivert en er blijven géén litteekens. ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spui DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6" Romeinsche goden, op de vraag waar Golgotha ligt, antwoordde Dat is een oude vesting in Noord-Afrika. Waar de onbekendheid met de groote heils- feiten zoo groot werd onder de meer ontwik kelden, hoe zou het dan wel onder de minder ontwikkelden zijn De christelijke school moest er komen om onder ons eenvoudige volk, onder Gods zegen nog te redden wat te redden was. En nu denke men niet, dat het eenige verschil tusschen chris telijk en openbaar onderwijs is, dat op de eerste gebeden en den Bijbel gelezen wordt en op de laatste niet. Het gansche onderwijs rust op anderen grond slag. Hoe kan op een openbare school onze Vader- landsche geschiedenis recht gedaan worden Hoe kunnen onze nationale geloofshelden vol doende geteekend worden, wanneer er niet ge rept mag worden van het geloof, dat de stuw kracht en de drijfveer van hun strijden en worstelen geweest is Zelfs Dr. Bronsveld, die toch waarlijk geen vijand van het liberalisme was, heeft de libe ralen eens verweten, dat zij niet slechts den Bijbel van de school geweerd hebben, maar een geslacht gekweekt hebben, dat niet meer afweet van onze nationale helden en wat de hefboom is geweest van onze roemrijke pro vinciën. Men noemde de openbare school „neutraal". Spr. vraagt echter: „Wat is neutraal Hoe kan men het juiste licht werpen op den 80-jarigen worstelstrijd onzer vaderen, wanneer niet gesproken mag worden van het geloof, dat er de wortel van was In de formule: „opvoeding tot christelijke en maatschappelijke deugden", meende men den steen der wijzen gevonden te hebben. Maar kan een boom in de lucht groeien Moet niet elke plant zijn voedingsstoffen uit den bodem halen waarin ze wortelt Zoo ook zijn er geen christelijke deugden zonder dat ze uit Christus voortkomen. Daarom mochten onze vaderen geen vrede met die neutrale school hebben. Christus heeft gezegd: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhinder ze niet". Naar die stem hebben zij geluisterd. En wat op de christelijke school geleerd wordt zijn geen abstracte dogma's, waaraan het kind niets zou hebben, zooals wel eens gesmaald wordt, maar levensvragen, die het niet missen kan. Onze vaderen hebben gehoord naar de roep stem van den christen-dichter De Costa, die zei: Kloven, ontvellingen, schrammen en andere huidverwondingen ver» zacht en geneest men snel met Doos 30 en 60 ct. Bouwt scholen in wier schoot het Evangeliezout Voor Kerk en Staat een dier'bre jeugd behoudt. Nadat spr. uit Ps. 119 heeft laten zingen, wijst hij er op, dat de strijd voor de christelijke school tot overwinning geleid heeft. De palm boom groeit in de verdrukking. Thans zijn er meer dan 1500 christelijke scholen over ons land verspreid. Na 50-jarigen strijd mogen we ons verheugen in vrijheid en gelijkstelling en bezitten we een christelijke onderwijs als nergens ter wereld meer wordt gevonden. Maar zooals altijd in dagen van voorspoed komt de schaduw. Door de vrijstelling is bij het onderwijzerscorps niet alles meer goud wat er blinkt. De schoolbesturen hebben wel goed toe te zien. Met groot genoegen heeft spr. het verzoek van het schoolbestuur om hier te spreken aan vaard. Spr. gevoelt de dringende noodzakelijkheid, dat de ouders hun kinderen naar de christelijke school zenden en spr, betreurt het, dat ook in deze gemeente nog niet alle ouders die nood zakelijkheid beseffen. Spr. heeft steeds op de dure roeping der ouders in deze gewezen en zal daarmede blijven voortgaan. Wat iemand uit deze dorpen binnen en buiten deze gemeenten rondstrooit, als zou spr. niets voor het chr. onderwijs gevoelen en er niets voor over hebben, is laster, en wanneer die persoon zoo voortgaat, zal hij de straf, die den lasteraar treft, niet ontgaan. Spr. eindigt zijn gloedvol betoog met een opwekkend woord aan de ouders, opdat zij hun verantwoordelijkheid beseffende, hun kinderen onderwijs doen geven overeenkomstig den eisch van het doopsformulier en opdat Christus hier over Zijn zegen schenkende, straks zijn door boorde Handen over hun en hun kinderen moge uitbreiden in hoogepriesterlijken zegen en zij tot Hem zeggen mogen: Zie hier wij, en de kinderen die Gij ons gegeven hebt. De vergadering, die goed bezocht was, werd op de gebruikelijke wijze gesloten. Tevens werd de 50ste Uniecollecte, die dezer dagen langs de huizen gehouden zal worden, door spr. warm aanbevolen. VERGADERING van den Raad der Gemeente OOLTGENSPLAAT op Donderdag 18 October des nam. 2.30 ure. Voorzitter Burgemeester Donkersloot. Present alle leden. De VOORZ. opent de vergadering met ge bed. Na een welkomstwoord leest de Secretaris de Notulen voor welke worden vastgesteld. Ingekomen Stukken. Uit het verslag van den keuringsdienst van waren blijkt dat in deze gemeente 41 inspecties werden gehouden, 31 van melk, 18 van andere waren. 3 werden afgekeurd, 3 waarschuwingen werden gegeven, processen-verbaal werden niet opgemaakt. Goedkeuring van Ged. Staten betreffende af- en overschrijving. Boeken en Kas van den Administrateur van het groot Armbestuur waren in orde. Ih kas was f 210.87Yi. Schrijven van J. H. Korteweg Cz. om afschrij ving Hondenbelasting daar de klacht ongegrond is wordt het niet toegestaan. Heden is een verzoek ingekomen van L. Dors man, Joh. Neels en D. Ras om de heining ach ter hun woningen niet te plaatsen zooals de gemeente dit doen wil. De VOORZ. toont het Kadaster en zegt nog veel meer grond te kunnen nemen, doch wil billijk zijn en een gedeelte in erfpacht geven. Dorsman neemt er het eene oogenblik genoegen mede en het andere oogenblik is hij weer niet genegen om de voorgestelde regeling te aan vaarden. Tenslotte verklaart de Voorz. onder eede beloofd te hebben de belangen der gemeente te dienen, en daar het volgens hem gemeente grond is mag hij niet toegeven. De Vader van Neels heeft vroeger gevraagd uitpad te mogen behouden, dit pleit ook voor het recht der ge meente. VAN NIEUWAAL en BRINKMAN willen de heining plaatsen als door B. en W. is aan gegeven. Het voorstel van B. en W. wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. yDe VOORZITTER verzoekt toestemming om een raadsbesluit in te trekken waarbij gelden door H. ZEEBERG. 28) In den Krommen weg zag zij, hoe een meisje op de fiets kwam aangereden, die zij in de buurt nog nooit had gezien. Onmiddellijk zag zij wel, dat deze niet thuis hoorde op het land. „Dat is dan zeker het meisje, dat bij vrouw Blankert is, waarvan Vader sprak", dacht zij. Onwillekeurig eerst, daarna opzettelijk, ging zij langzamer rijden. Zij wilde dat meisje wel eens goed zien. En dat zou heel goed kunnen. Want zij zouden wel gelijktijdig bij den twee sprong zijn. Het meisje had zooveel aandacht voör de komende, dat haar fiets even op de helling van den weg kwam met het gevolg, dat die, wegens het min of meer gladde van den weg, uitgleed ■en zij pardoes op den grond smakte. Onmiddellijk sprong Lia, die nu vlakbij ge komen was, van haar rijwiel en vroeg: „Heb je je erg bezeerd, kleine Maar het meisje was reeds opgekrabbeld, pakte de tasch en hing die weer over 't stuur. ..Het gaat wel, juffrouw", antwoordde zij, t Is meer de schrik". „Heb je nergens pijn vroeg Lia. „Een weinig in mijn been. Maar het zal wel gaan", zeide het meisje, dat Lia onbevangen aankeek. Deze vroeg zich verwonderd af, waar zij de trekken, die uit dit frissche meisjesgelaat spra ken, meer had ontmoet, maar zij kon die toch niet thuisbrengen. Het meisje van haar kant zag Lia met on verholen verbazing aan, hoewel zij volstrekt niet brutaql was. „Kom je uit school vroeg Lia. Zonder dat zij wist waarom, voelde zij zich tot het kind aangetrokken. Misschien was het, omdat zij, die nu reeds ruim drie dagen met een oude vrouw had gepraat, wel eens met een jong ding een keuveltje wilde maken. Het antwoord op haar vraag werd ras ge geven. „Ja, uit de Normaalschool, 't Zit er voor deze week weer op tot Maandag". „Zoo, moet je naar het dorp „Ja juffrouw. LI ook Of soms naar boer Blankert Lia keek verrast op. „Hoe weet je dat, dat ik naar boer Blankert ga „Ik zie het aan uw neus", lachte het meisje, overmoedig. „Neen maar, dat is een kunststuk. Leer je dat op de Normaalschool?" Lia Begon schik in de ontmoeting te krijgen. „Niet bepaald. Maar u is toch bij vrouw Blankert aan den zeedijk gelogeerd, is het niet 7" „Dat heb je aardig geraden „Waar moest u anders vandaan komen 'k Wist wel, dat u daar was". „Wie heeft je dat dan verteld „Wel Vader natuurlijk. Die heeft u al ge sproken, is het niet „Wie ben je dan Ben je soms „Ik heet Gretha Meinema", zeide het meisje. „Mijn vader is dominé". Nu ging Lia een licht op. Het waren de trekken van dominé Meinema, die zij bij het meisje eerst niet thuis kon brengen. „Zoo", zeide zij, „nu begrijp ik, dat je ver moeden kon wie ik ben". „Ja, ik dacht het onmiddellijk. U woont in Utrecht, hé „Ja, in Utrecht", antwoordde Lia. „Maar zouden wij niet gaan fietsen Het is wel wat kuud, om zoo op den weg te staan". „Goed", zei Gretha. „Mag ik zoover met u mee „Graag. Je kunt me dan meteen den weg wijzen. Want ik weet niet precies waar ik wezen moet". „Moet u naar Adriaan Blankert „Ja, het is nog vóór het dorp, hé ,,'t Is gemakkelijk genoeg. Je kunt je nooit vergissen: na den tweesprong de eerste dwars weg links. En dan loop je recht op de boer derij aan". „Ben je er wel eens geweest „Wel eens We komen er Zoo vaak. Ook bij uw Grootmoeder. Dat is een aardig mensch hé Lia had machtig veel schik in de praatster, die naast haar reed en met wie zij zoo onver wachts kennis had gemaakt. „Ja, Gretha, ik mag toch wel Gretha zeggen mijn Grootmoeder is zeker een best mensch. Ik houd al heel veel van haar". „Is u dan hier nog nooit geweest „Jawel, maar toen was ik nog zoo klein. Pas vijf jaar". „O, dan weet u er niet veel meer van. Maar wat komt u op een gekken tijd logeeren. Midden in deH winter, 's Zomers is het toch veel mooier „Daar heb je gelijk in. Maar ik wilde graag eens naar buiten. Ik werd het moe in de stad". Dat ging volkomen boven Gretha's begrip. „Moe in de stad vroeg zij verbaasd. „Ik zou het er, geloof ik, nooit moe worden. Een groote stad moet heerlijk zijn". „Jullie hebben toch ook in een groote stad gewoond „O ja, maar toen was ik nog zoo klein. Ik was even twee jaar, toen Papa naar hier kwam". „Dus je bent twaalf jaar geweest - „Hoe weet u dat Gretha lachte hartelijk. „Dat is nu eens mijn geheim". „U is een type", zeide Gretha. „Ja, ik ben nu twaalf. Nog jong, hé „Dat zal waar wezen", meende Lia. „Maar kun je dan zoo vroeg al op de Normaalschool wezen „Als je twaalf bent, kun je op de voorbe reidende klasse. Ik ben er nog niet lang op. Van 1 September af". „O, bevalt het je goed ?7 „Best hoor. 'k Wil alleen, dat het maar gauw mooi weer wordt". „Waarom ,,'t Is geen baantje, om iederen dag heen en weer te fietsen, als het winter is". „Daar heb je gelijk in. Ik dacht er niet aan. Maar we rijden toch den dwarsweg niet voor bij Daar ginds zie ik het dorp al, niet „Ja, maar daarom zijn wij nog niet op het dorp. Het lijkt kort bij. Maar de weg maakt nog een paar groote bochten. Hier moet u links af. Zoo wat een minuut of vijf rijden, dan is u aan de boerderij". „Mooi. Ik dank je wel voor je gezelschap. Het was heel aardig". „U komt ook eens bij ons, hé Papa heeft het gezegd". „Ja hoor, dat zal ik vast dóen". „Ga morgen met ons mee uit de kerk. Dan is het heel gezellig bij ons. Hans is ook al thuis. Vroeger dan wij dachten". Lia werd even verlegen. Bits wilde zij ant woorden: „Ik ga nooit naar een kerk", maar zij bedacht zich. Waarom zou zij dat aan dit kind vertellen Het was maar beter van niet. Gelukig kon zij antwoorden op de laatste op merking. „Zoo, is je broer nu al thuis „Ja, fijn hoor. En Dinsdag krijgen wij va- cantie tot na Nieuwjaar. Dat wordt een prettige tijd. We komen u ook wel eens opzoeken". Lia lachte^ „Waarim lacht u zoo „Komen jullie mij opzoeken „Nu ja, uw Grootmoeder. Hans gaat er altijd heen als hij thuis is. En ook altijd naar uw oom". „O, nu ik vind het best. Ik ga nu eens gauw zien, dat ik bij mijn oom kom. Dag Gretha". Lia reikte het meisje, dat zoo gezellig keu velen kon, vriendelijk de hand. „Dag juffrouw". „Zeg maar Lia hoor. Zoo heet ik". „Lia Wat een snoezige naam Maar dat durf ik niet te zeggen". „Doe het maar gerust, hoor. Daag". Lia sprong weer op de fiets en trapte den smallen landweg in, terwijl het dochtertje van dominé Meinema binnen korten tijd het dorp had bereikt, om weldra voor de pastorie af te stijgen en opgewonden naar binnen te stor men, waar zij Mama, Hans en Hermien vond. „Ik heb haar gezien en gesproken", hijgde zij. „Dag Gretha', zei mevrouw bedaard. „O ja, dat is ook zoo. Dag Mama, Hans, Mien". „Zoo, Robbedoes", meende Hans. „En wat voor geweldig nieuws heb je Wie heb je gezien en gesproken De Koningin*?" „Hé, hoe flauw Hoe kan dat nu Maar zij heeft wel zoo'n lief gezicht als de Koningin. Ik vind haar heel aardig. We hebben samen een eind gefietst". „Zoo Gretha", zei mevrouw met een glim lach. „Maar nu zouden wij eerst wel eens willen weten over wie je het hebt 1" „O, heb ik dat nog niet gezegd vroeg Gretha op koddigen toon. Het drietal barstte in lachen uit. „Nu ja, ik dacht, dat u het wel begreep, Mama. Ik bedoel, ja, 'k weet niet hoe ze heet, haar voornaam is Lia zeide zij". Weer een hartelijk gelach. Maar Gretha nam het nog al niet kwalijk. Blijkbaar kon zij tegen lachen. „Nu ja, u weet toch wel, wie ik bedoel De juffrouw, die bij vrouw Blankert gelo geerd is". „O, nu is ten minste het raadsel opgelost", zeide Hans. „Zoo, zoo, heb je die gesproken En (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 3