Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. INDIGESTIE IN HOC SIGNO VINCES No. 3478 ZATERDAG 20IOCTOBER 1928 43ste JAARGANG EERSTE BLAD. De Toepassing1. Op den Uitkijk. CARTER S lull PILLS W. B©EKHO¥EN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. ft SPOEDIG VERLICHT Land- en Tuinbouw. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b!| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8,50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. lBterc.No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTÏËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advetteatiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, We hebben gezien, dat de taak der Overheid ligt op het terrein van het natuurlijke leven, en dat God ook vooi het natuurlijke leven zijn ordinanties gesteld heeft. Deze ordinanties op te sporen en te handhaven is de taak der Overheid. Maar ons, door de zonde verduisterd verstand, mist de gave duidelijk en klaar die regelen Gods te zien. Daartoe hebben we door Gods ge nade gekregen de hulp van de bizon- dere Godsopenbaring in Zijn onfeil baar Woord. Maar ook met dat Woord zijn we zonder meer niet klaar. Het mag niet gezien worden als een juridisch wetboek, waarin de artikelen voor het opslaan gereed liggen. De H. Schrift is geen opsomming van wetsbe palingen noch voor de Kerk, noch voor den Staat. De beginselen die voor de Staat tot gelding gebracht moeten worden liggen er in verborgen in vermengden vorm. Duidelijkheishalve is hier voor meer malen het beeld van den goudmijn ge bruikt. Het fijne goud ligt als gouderts er in verschol enen moet er uit opge graven worden en klaar gemaakt in den vorm waarin het bruikbaar is. We hebben ook bij het opsporen van de ordinanties des Heeren voor het natuurlijke leven de H. Schrift in zijn organische eenheid en verband te handhaven, anders komen we bedrogen uit. We staan hier dus wel voor moei lijkheden. Moeilijkheden die we in het afge- trokkene wel ontzeilen kunnen, door kortweg positie te kiezen, en theoriën op te bouwen naar eigen wensch. Dat is dan ook wel gebeurd en ge beurt nog. Maar de praktijk spot daarmee. Met beginselen, die ten slotte niet praktisch zijn toe te passen vorderen we geen stap. En juist op het terrein van de staat kunde staan we met beide voeten in de volle werkelijkheid. Op verschillende wijze heeft men ge tracht den knoop door te hakken. De R, Kath. Kerk lee:raarde dat het de taak der Kerk is om de beginselen voor den Staat uit Gods Woord op te sporen en der Overheid voor te leg gen. Zij bond de Overheid dus recht streeks aan de Kerk. In Luthersche landen (Duitschland) en in Rusland liet men de Overheid zelf Kerk zijn. De Keizer of de Czaar was tevens hoofd der Kerk. Zoo scheen men de moeilijkheid te hebben weggeruimd. En in onze dagen zijn er die deze zelfde richting weer in willen, ofschoon al zou het een ideaal oplossing zijn, de omstandigheden van het moderne leven het onmogelijk maken. Maar het is geen ideale oplossing. De praktijk heeft dat geleerd. Noch het Roomsche, nóch het Lu- dtersche systeem heeft goed gewerkt. Eij beiden leclen èn de Kerk èn de Staat er onder. Het liep steeds op tyrannie en bederf uit. De Kerke Christi werd er ten slotte het slachtoffer van. Maar wat dan De derde weg noemt de Anti-Rev. partij in haa;r b'?ginsel-prog,ram, waar 2ij zegt, dat ze de eeuwige beginselen van Gods Woord belijdt; zóó evenwel, dat het staatsgezag noch rechtstreeks, noch door de uitspraak van eenige kerk maar alleen in de consciëntie der Over heidspersonen, aan de ordinantiën Gods gebonden is. Dat „consciëntie der Overheidsper sonen" is vaak niet goed begrepen en derhalve verketterd. Men heeft er alles van gemaakt. Zelden lieten andersdenkenden het volle recht wedervaren. Men heeft wel gezegd, dat een con sciëntie van een Overheidspersoon wel zoo groot kan zijn, dat er een boeren wagen in kan omkeeren, of dat het wel met een brandijzer kan zijn toege- schroeid. Wat heeft men daar dan aan zoo vraagt men. Inderdaad zij dit grif toegegeven. Maar is dat bezwaar afdoende. Of geldt dit bezwaar niet evenzeer of in nog erger mate van de beide an dere systemen, waar men óf naar Roomschen trant de Kerk der Over heid de wet laat stellen, of naar Lu thersche wijze de Overheid zelve Kerk laat zijn. Is dan verderf buiten gesloten Is dan van toegeschroeide consciën tie of gewetenloosheid geen sprake De historie heeft wel anders ge leerd En als het zoo liep, dan is het laatste nog veel en veel erger dan het eerste. Wie iets van de geschiedenis afweet geeft onmiddellijk toe, dat er niets erger èn voor de Kerk èn voor land en volk is, dan dat aan het hoofd van een Staatskerk of van een Kerkstaat men- schen staan, die Gods Woord gebrui ken niet overeenkomstig de meening des Geestes, maar naar eigen goed dunken en in eigen belang. Men ziet dat dit bezwaar bij alle systemen altijd is aan te voeren. Verwerpen we dus het Roomsche en Luthersche stelsel, dan schiet er niet anders over dan het stelsel, dat onze A. R. partij aangeeft: het staatsgezag in de consciëntie der Overheidsperso nen aan de ordinantiën Gods gebon den. Een ander bezwaar hiertegen inge bracht is, dat we dan feitelijk afhan kelijk gesteld worden van de interpre tatie die de Overheidspersonen inzake Gods Woord en Zijn ordinantiën er op na houden. Een bezwaar, dat ook weer even goed tegen de andere systemen is aan te voeren, een bewijs, dat dit ook hier weer niet in het stelsel, maar in de zondige gesteldheid van den mensch schuilt. Intusschen wordt dit bezwaar juist bij de oplossing die de A. R. beginselen geven tot het minimum teruggebracht. Want in alle zaken moet ten slotte de consciëntie van den mensch en de consciëntie alléén beslissen. Dat is in het individueele leven zoo, maar dat geldt ook hier. En nu moge men bezwaren inbren gen tegen de onzekerheid, die dit me debrengt, feit is, dat we ten allen tijde en bij alle stelsels met zondaren te doen hebben, en dat neemt bij elk systeem alle zekerheid weg. Het Woord Gods is volmaakt in zichzelve, maar de zondaar die het toe te passen heeft brengt het nooit tot die volmaaktheid, het blijft een kennen ten deele en een handelen ten deele. Die stellige zekerheid blijft dus altijd ontbreken. En daarom is het 't veiligst en ten slotte alleen mogelijk om de rechtsbe ginselen, die Gods Woord geeft voor het staatkundig leven, te binden in de consciëntie der Overheidspersonen. Want deze consciëntie staat recht streeks en zijdelings onder de invloe den van allerlei organen, die de Chris telijke levensleer bestudeeren, verkon digen, propageeren enz. Die consciën tie der Overheidspersonen wordt voortdurend bearbeid door Gods Woord zelve, door de Kerk, door de pers, door de volksgeest, door de we tenschap, enz. En langs dien weg moet de Overheid haar taak overeenkomstig den Woorde Gods leeren verstaan. Een andere, betere weg is er niet. De „Haagsche Post" schreef over het „Wil helmus". Niet de redactie, maar de lezers, die zoo nu en dan op de ,,H. P. Tribune" plaats nemen, gaven hun licht over ons volkslied ten beste. De vorige week gaf een luitenant-generaal zijn oordeel over dat lied en meende, dat we eigenlijk twee volksliederen bezitten. Het „Wien Neerlandsch Bloed" acht hij het volks lied en het „Wilhelmus zou hij een „Koninklijke hymne" willen noemen. Voor hem waren anderen aan het woord ge weest en die hadden de stelling geponeerd, dat het „Wien Neerlandsch Bloed" tijdens de re geering van Koning Willem III het officieele volkslied was, doch dat tijdens de regeering van Koningin Wilhelmina tot „Wilhelmus" zoo al niet officieel, dan toch het algemeene volks lied geworden is. Ik vind het altijd interressant van die zijde over dergelijke onderwerpen te hooren praten. Het geeft een kijk op de geestesgesteldheid in de kringen van het deftige ongeloof. 't Is er precies mee als met de verhandelin gen van den Kerknieuwsredacteur in de N. R. Courant. Stijl en taal zijn onberispelijk. 'Logisch sluit het epistel als een bus, schijnbaar worden alle voorhanden zijnde gegevens verwerkt, aan het slot schijnt de stof totaal uitgeputen men is nog even wijs als aan het begin. De portée van de zaak wordt ten eenenmale niet geraakt In den grond der zaak is en blijft het een oppervlakkig geklets over dingen waar men niet de minste notie van heeft. Wanneer ik b.v. artikelen van den Kerk nieuwsredacteur van het Rotterdamsche libe rale dagblad lees over de Gereformeerden onder ling of de roeping van een gereformeerden pre dikant, de Gereformeerde liturgie of wat dies meer zij, krijg ik altijd hetzelfde gevoel als mij overvalt wanneer een Amerikaansch correspon dent in zijn blad met „kwasie" veel kennis over de Hollanders schrijft en z'n lezers vertelt dat het allemaal Urkers met wijde pofbroeken en platte hoedjes zijn. Ze hebben de klok hooren luiden en weten niet waar de klepel hangt Een soortgelijken indruk kreeg ik nu bij het lezen van dit epistel in deHaagsche Post. Men praat ook met veel ophef over het „Wilhelmus" enzet het ongeveer op één lijn met het ongelukkige, miserabele gerijmel van Tollens' „Wien Neerlandsch Bloed En het fraaiste is tenslotte nog, dat men tot de conclusie komt dat wij eigenlijk twee volks liederen hebben Een weelde die mij wat verdacht voorkomt Een land met twee volksliederen die als uiting van de hoogste gevoelens des volks gelijke waarde wordt toegekend, doet mij denken aan de Romeinsche Janus met twee aangezichten. Of aan een amphibidisch wezen, tweeslach tig, geen vleesch en geen visch, dat ons raad selachtig aangluurt en zegt„hier sta ik, ik kan óók anders." Wij hebben maar één Volkslied en dat is het Wilhelmus. Kent gij het Wilhelmus Ik bedoel niet' de woorden van het gedicht en de zangwijze, dat is tenslotte de uiting van het wezen, maar het wezen zelf 'k Hoorde eens, dat een kerkeraad van een „zware" orthodoxe gemeente er „gewetensbe zwaar" tegen had dat het kerkgebouw door het zingen van het „Wilhelmus" na den dienst n.b. ontheiligd zou worden. En ik ken een organist, die er bezwaar tegen heeft het kerkorgel er door te besmetten. Ja, er gebeuren nog rare dingen in orthodoxe kringen Vader Willem zou raar opkijken als hij in di e kringen nog eens een kijkje kon nemen. Maar met al hun orthodoxie bewijst zulk soort menschen dat het evenmin van het wezen van het „Wilhelmus" iets verstaat als onze brave liberalen. De geest van het 16e eeuwsche Calvinisme is langs hun heen gevaren en ze hebben het niet gemerkt Diepe, vaak ontroerende tragiek. Bouwen van profeten graven, zonder den geest waardoor die profeten gedreven werden ooit gekend te hebben. In zijn ontaarding is de orthodoxie zoo ont zettend. Het bederf van het beste, niet waar We weten het wel Dan wordt het een zweren bij de orthodoxie zonder te weten waar men bij zweert. In zijn droefste ontaarding zag ik het voor eenigen tijd voor me. 'k Was in een hotel in een klein dorpske, en at er mijn avondeten. Daar ontmoette ik een drinkebroer aan wien het te merken was dat hij er weer heel wat had binnengeloodsd. Hij scheen me te kennen en te weten welke richting ik beleed. Erf daar begon me die man met dubbele tong het socialisme en liberalisme, de zegeltjesplak- kerij en de ambtenariij af te takelen en een lof tuiting te bazuinen op wat hij noemde het „ouwerdosche", dat het een aard had Het ouwerdoxe was het ware. Onze vaders wisten het wel, en als het „ouwerdosche" wordt losgelaten is alles verloren enz., het ging in één dronkemanswoordenvloed door. Ik gruwde er van. 't Eenigste wat ik zeide was als je over die zaken wilt spreken, doe dan eerst je wijn van je Een dominé daar uit die buurt die er zijn luidjes kent, zei er eens van hoe meer slokjes ze binnen hebben hoe vromer ze worden. Dit is de ontaarding van de rechtzinnige richting. Het wezen is er uit en den vorm houdt men over. Het verstikt tenslotte in formalisme. Een formalisme dat zoo dood is als een steen en dat alle eeuwen door de groote vijand is geweest van de Kerk des Heeren. Een formalisme waaraan het Israëlitische volk is onder gegaan, een formalisme, dat den dood van onzen Heiland aan het kruis veroor zaakt heeft. Zeker die pharizeërs en schriftgeleerden wis ten het wel. Het was alles pro forma. Er ontbrak niets aan. De Sabbathsrust, de tienden, de reinigings- Carter's Kleine Lever Pillen, zuiver plantaardig laxeer middel, helpen de natuur bjj de spijsvertering. Eén dezer kleine pillen, dage lijks vóór den maaltijd of tegen 't naar bed gaan genomen, doet wonderen, vooral wanneer U zwaar hebt gegeten of last van verstopping hebt. Zij zijn volgens doktersrecept samengesteld en kunnen door oud en jong worden gebruikt Bij Apoth. en Drog., in roode kokertjes van 75 ct. en f 2.25. Import. Fa. B. MEINDERSMA, Den Haag. 4 wetten, de gebedsgep talten en de eerediensten er mankeerde niets aan. Maar het leven was er uit weg en hun for malisme is hun het middel in de hand geweest om den Christus te kruisigen Dreigt dat gevaar in onze dagen niet meer Lijden wij aan geen schijn zonder wezen Is er bij ons geen roep des Heeren tempel zijn dezen, waarbij het meer om den tempel dan om den Heere te doen is Inderdaad wanneer het lied des geloofs, dat onze vaderen gezongen hebben in onze kerkge bouwen contrabande geacht wordt, is het ergste te vreezen Ach, die vaderen die het vuur van den brand stapel geroken en smartelijk gevoeld hebben, waren heusch zoo bekrompen niet Zij durfden in hun Godshuizen dit lied wel zingen. Ze maten de woorden niet met de ellemaat uit. Ook hun psalmverzen kwamen er lang zoo lijzig niet uit als men in onze dagen in sommige kringen wel als de hoogste uiting van eerbied tot het heilige beschouwen wil. O, dat forma lisme Weet men wel dat vroeger op heele en hal ve noten gezongen werd Als de geest leeft en vaardig over ons wordt zooals dat bij de vaderen geweest is, en dat was echt, want het werd door vuur en staal beproefd 1 worden "die nietige uitwendigheden bijzaak. Moet het lied des geloofs contrabande wor den Zouden we in de Kerk bij passende gele heden zelfs na den „dienst" of geheel zonder den „dienst" die gouden woorden niet meer mogen aanheffen „Voor Gods Woord gepresen Heb ick vrij onversaagd Als een held zonder vresen Mijn edel bloedt gewaagd 't Wilhelmus, dat is het geuzenlied bij uit nemendheid. O, wee ons, als de toonen van dat lied on der ons zouden verstommen. En daarom nogmaals de vraag: kent gij dat lied, het wezen van dat lied Het is van ontroerende schoonheid, en tref fende devotie, maar het is meer dan dat, het is de openbaring van het edelste, het sterkste geloof dat eenmaal onze vaderen bezield heeft. De Prins, die om de zake des geloofs en des Vaderlands, als „David moest vluchten voor Saul den tiran" spreekt in dat lied, maar met hem spreekt het geuzenvolk van die dagen. Reeds in het eerste vers komt dat zoo schoon uit. Als de Prins zijn naam in de eerste regel noemt, klinkt reeds in den tweeden, in het„Ben ick van Deutschen bloed" een andere stem mede, het is de stem van het geuzenvolk. En als hij in datzelfde vers een paar maal herhaalt: „Blijf ick" en „ben ick" en „heb ick", dan hoort ge dat volk, dat verstond wat „geloof" was, met hem mee zingen, en dan gaat de his torie voor u leven, het wordt vleesch en bloed voor u.' Heel deze stropfe is een lied van den Prins, 'elk nieuw vers begint met een vervolgletter van zijn naam, maar 't is evenzoo een lied van zijn volk, wien hij het vaarwel toeroept in die met tranen doorweekte taal „Oorlof mijn arme schapen, Die zijt in grooten noot, U, Herder zal niet slapen Al zijt ghij nu verstroijt I" Zoo wordt dit lied een beurtzang, tusschen een koning en zijn volk. Maar welk een koning En welk een volk Een koning, die om des volks wille en om Gods Woord gepresen, bedelaar en banneling wordt, en zijn vorstenbloed stort, een volk dat om datzelfde „heilsaem Woort" opgescheven staat als slachtschaepkens Christi Wat zou voor dat lied dat in de benauwe nis als een kreet des geloofs, als een kreet des vertrouwens uit het diepst der ziel geboren werd, onze twintigste eeuwste kerken en orgels, te „heilig" geworden zijn Wee onzer, als we aan dat formalisme ons den dood moeten eten. Dan is het met onze hooggeloofde „ouwer- doksche" waarheid gedaan Intusschenik zei dat ik eigenlijk wat meer had willen zeggen over het standpunt van dien H. P. lezer ten aanzien van ons volks lied. Laat ik dat dan tot de volgende keer mogen bewaren. UITKIJK. (Nadruk verboden). Kalibemesting en Nachtvorstgevaar. In het waar, wat men meermalen hoort be weren, dat een kalibemesting de aardappel planten een grooten weerstand tegen nacht vorsten geeft Ir. G. G. Bolhuis te Wageningen heeft door een proef het antwoord op deze vraag willen geven. De beweerde invloed der kalibemesting werd hierop teruggebracht, dat de kali den bodem dusdanig zou beïnvloeden, dat meer water werd vastgehouden, en de af koeling dus minder vlug zou plaats hebben. Onder leiding van Prof. Aberson werd door den heer Bolhuis de volgende proef aangezet. Een 18-tal potten werden gevuld met grond uit de Wageningsche tuinen. Het Eng. Grond onderzoek bewees, dat de aarde practisch geen op neembare kali (K2. O.) bevatte. Elk van deze potten bevatte 6 K.G. grond. Er werd bemest naar 500 K.G. Chili en 800 K.G. Tho masslak per H.A., terwijl ten opzichte der kali bemesting de potten verdeeld werden in 3 fracties: geen kali; 400 K.G. kalizout 40 pCt. en 1200 dito, per H.A. Als proefplant werd gebruikt de Eigenheimer en gepoot werd op 3 Maart. Begin Mei, toen de planten een vol doende hoogte hadden bereikt, werden de, even nummers, dus van elke fractie 3 stuks, bestemd om te worden blootgesteld aan temperaturen beneden 0 graden Celsius, terwijl de andere moesten dienen als controle voor het bepalen der vriespuntdaling in het celsap. Telkens als één der even nummers in den thermostant stond, werd een plant van dezelfde fractie van het loof ontdaan, dit loof uitgeperst, en in het perssap de vriespuntdaling bepaald. De planten stonden 6 uur in den thermostant. De waar nemingen aan de planten gaven resultaten, welke door den heer Bolhuis in tabellen zijn neergelegd. De ruimte laat niet toe, ze hier weer te geven. Voldoende zij het te vermelden: dat uit deze proef wel is gebleken ,dat een kalibemesting inderdaad de aardappelplanten een grooteren weerstand verleent tegen nachtvors ten. De mogelijkheid om dit aan te toonen, bestond hier, omdat men over grond beschikte, die geen opneembare kali bevatte.' Dergelijke gronden zullen echter in die streken van ons land, waar aardappelbouw wordt uitgeoefend, niet of zeeb weinig voorkomen. Toch weten wé dan nu, zoo besluit Ir. Bolhuis, dat we met een flinke kalibemesting onze aardappel-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1