voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. ra nieuwe Japon Antirevolutionair Orgaan k IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON Het huisje aan den Zeedijk No. 3477 WOENSDAG 17 OCTOBER 1928 43ste JAARGANG Rechtzaken. Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Deze Cuui nt verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERD ru. A80NNEA ENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I.- M vooruitbetaling, BUITEN! AND bij vooruitbetaling f 8.30 per jaar, AF7GN" ERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOWEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 eest per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan* Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- es VRIJDAGMORGEN 10 uur, HET CENTRALEN CONVENT. Volgens art. 33 der Statuten moet het Cen- tralen Convent zoo mogelijk vijf maanden vóór een verkiezing voor de Tweede Kamer worden saamgeroepen. Het recht van afvaardiging hiertoe hebben de Provinciale comité's, de Kamerkieskring- besturen en centrales in de kieskringen voor de Staten-Provinciaal. De vorige week gewerd ook ons de beschrij vingsbrief voor dit convent. Deze vergadering, die D.V. op Donderdag 22 November a.s. zal worden gehouden, zal in behandeling nemen hef ontwerp-program van actie (in de dagbladpers gepubliceerd); een voorstel van het partijbestuur voor de candi- daatstelling van leden der Tweede Kamer en ten derde een voordracht ter benoeming van 4 leden en 2 leden plaatsvervangers in het college van Gemachtigden. In tegenstelling met de bekende Deputaten- vergadering, die later gehouden wordt, is dit de vergadering waar zaken gedaan worden. En de samenstelling èn de omvang van het cen- tralen convent leenen zich er bizonder toe op zakelijke en doeltreffende wijze te discussieeren. Wat het program van actie betreft geeft het ontwerp zoo goed als geen principieele wijzi ging van de programs van 1922 en 1925. Er is bij het opstellen rekening gehouden met twee factoren. In de eerste plaats heeft men rekening willen houden met het feit, dat het geen nut heeft zich in een stembusprogram uit te spreken over onderwerpen, die slechts door grondwetsher ziening aan de orde kunnen worden gesteld. Dat is het kerkelijk vraagstuk en dat van de regeling van het kiesrecht in Anti-Rev. zin. Hierbij wordt niet uitgesproken, dat de partij in deze gewichtige punten van meening zou zijn veranderd. Dit in geen geval. Doch het houdt alleen in, dat de mogelijkheid van Grondwetsherziening op die punten voor hands niet aanwezig wordt geacht. Meer niet. Dan is er rekening gehouden met den finan- cieelen toestand des lands. Deze toestand eischt vooralsnog soberheid op al die punten, die veel geld kosten. Het concept-program plaatst zich dus met beide voeten in de volle werkelijkheid. Het ziet de taak der partij in de actueele politiek met groote nuchterheid in. Hetgeen eisch van christelijk beleid is. Ook een stembus-program mag het kiezers volk niet met ijdele beloften paaien, maar heeft het kiezerscorps de volle waarheid voor te houden. Dat het Centraal Comité het program van actie van uit dezen gezichtshoek zien wil, moet gewaardeerd worden. Dit wat de algemeene strekking van het concept-program betreft. Op den inhoud en het voorstel in zake de candidaatstelling komen we nog nader terug. 1878-1928. - VIJFTIG JAREN! 3 Augustus was een der meest beteekenis- volle phases in den langdurigen schoolstrijd. Na de diepe teleurstelling die de wet van Van der Brugghen in 1857 den voorstanders van de school met den Bijbel bereid had, kwam het tot massale en generale actie. Ook hier bracht de drukking der melk boter voort Van onder op kwam deze actie, spontaan, als vanzelf. Het groeide uit den kleinen man op naar boven, zoodat organisatie noodig bleek. Zoo kwam de Vereeniging van Christelijk Nationaal Onderwijs in 1860 en die van Ge reformeerd Schoolonderwijs in 1868 tot stand. Maar deze spontane actie wekte reactie bij de vijanden van het Christelijk onderwijs. De „Volksschool", de „school waaraan de natie hechtte", kwam in gevaar Derhalve moest de onderwijswet aan een radicale herziening worden onderworpen. Door zware concurrentie moest de bijzondere school ten onder gebracht worden Zoo kwam de wet-Kappeijne in 1877. Maar dat bracht óók het geweldige volks- petionnement van 1878, onderteekend door 305.102 onderteekenaren Rechtstreeks heeft het petionnement geen succes gebracht. Koning Willem III onderteekende de wet- Kappeijne, waardoor de „scherpe resolutie over het christelijk volksdeel werd uitgesproken. We staan nu vijftig jaar verder. En er is reden tot groote dankbaarheid. Allerwege zijn christelijke scholen opgericht. Ze hebben het openbaar onderwijs over vleugeld Vroeger werd er om de leuze„bijzonder onderwijs regel, openbaar onderwijs aanvul ling", gelachen. Maar die tijd is voorbij. Ofschoon men tot het laatste alle krachten heeft ingespannen om deze leuze nooit tot wets- formule te krijgen, bleek de praktijk te sterk. Praktisch i s het openbaar onderwijs reeds aanvulling. Toen oud-minister Heemskerk in zijn voor stellen tot Grondwetsherziening mede voor stelde: „Voor zoover zich een behoefte aan een ander algemeen onderwijs openbaart dan waarin door de ingezetenen wordt voorzien, wordt dit onderwijs van overheidswege ver strekt". Links protesteerde. En bij de pacificatie koos Cort v. d. Linden een andere formule, maar het kwam praktisch op hetzelfde neer. En zelfs ter linkerzijde, waar men zoolang heeft gezworen bij de „volksschool", gaat men hoe langer hoe meer tot stichting van eigen bijzondere scholen over. Neen, de strijd is niet tevergeefs geweest. De school met den Bijbel is gered Allerwege maakt men zich op te gedenken en te bidden. Ook Flakkee, dat in zoo ruime mate de vruchten van den strijd der vaderen plukt, mag hierin niet achterblijven. Verblijdend is, dat men dit te Sommelsdijk en in Den Bommel heeft begrepen. In deze gemeenten zullen de predikanten Van Ameide en Langedijk in bid- en dankstond voor het christelijk onderwijs voorgaan. Het mag verwacht worden, dat de kerkge bouwen gevuld zullen zijn. Er is zooveel reden om te gedenken en te danken, maar ook om te bidden. EEN CONSCIENTIEKREET. Wij ontvingen ter bespreking een brochure van een „gereformeerd predikant", die anoniem wenscht te blijven. 't Gaat over Assen en de titel luidt: „Zijn de mannen van Assen zelf aanranders van het Schriftgezag nader aangeduid als: „een con- sciëntiekreet van een Geref. predikant". De inhoud, die overigens wel stof tot be spreking en critiek levert, laten wij onbesproken. In de eerste plaats ligt het niet op den weg van ons blad kerkelijke zaken aan te roeren, en in de tweede plaats heeft deze brochure nog een bijzonder bezwaar om dat te doen. Een „kreet" moet men in den regel niet al te formeel nemen. Multatuli schreef aan het eind van z'n be roemd boek: „Evenals iemand, die roept: „houdt deri| diefzich weinig bekommert over den stijl zijner geïmproviseerde toespraak aan 't publiek, is 't ook mij geheel om 't even hoe men de wijze zal beoordeelen waarop ik m ij n „houdt den dief" heb uitgeschreeuwd". Deze „kreet" is niet ongelijk aan Multatuli's „houdt den dief". Maar, en dat maakt toch wel eenig verschil hier wordt gepretendeerd, dat het een „con- sciëntie"-kreet is. Dat maakt de zaak wel een weinig anders. Een consciëntiekreet onderstelt een con sciëntie. En een consciëntie van een „Gereformeerd predikant" wordt verondersteld een consciëntie te zijn, die beantwoordt aan de normen van Gods Woord. Eén dier normen vindt men in Matth. 18 vs. 15 en 16. M.a.w. Christus schrijft ook in deze zaken een zekere orde voor, een orde, die mutatis mutandis óók voor het kerkelijk leven bindend is, iets dat een Gereformeerd predikant dient te weten. Nu wordt er met dezen bindenden regel door dezen predikant absoluut niet gerekend, een feit, dat het moeilijk maakt aan te nemen, dat we hier met een consciëntie kreet te doen hebben. Blijft overeen kreet. En aangezien er in den laatsten tijd op ker kelijk terrein genoeg „kreten" gehoord worden, die meer verwarring dan orde, meer ontstichting dan stichting veroorzaken, en deze kreet op dien regel geen uitzondering maakt, hebben wij een dubbele reden er het stilzwijgen over te bewaren. KANTONGERECHT TE SOMMELSDIJK. Zitting van Vrijdag 12 October, S. K. had twee koeien van met mond* en klauwzeer besmet terrein overgebracht naar een andere weide. Als gevolmachtigde in deze zaak treedt op de heer M. de H., veehandelaar te Rotterdam, die er op wijst, dat de veearts v. H. er toe» stemming toe gegeven had. 't Heeft op 7 Juli plaats gehad en 't mocht eigenlijk tot 9 Juli. De beesten zijn niet op den openbaren weg geweest, doch over een brug van de eene besmette wei in de andere overgebracht. Spr. begrijpt de houding van den Sommelsdijk» schen gemeentessecretaris niet, die daar het werk doet van den burgemeester, en den veld» wachter tot driemaal aangezet heeft om van deze zaak proces'verbaal te vermaken Spr. had toestemming van den veearts, ofschoon hij feitelijk niet eens toestemming noodig had Het heele complex was besmet. Na re» en dupliek wordt besloten deze zaak aan te houden om den rijks»veearts v. H. te hooren. J. v. d. Mwien hetzelfde feit was ten laste gelegd, krijgt evee eens aanhouding tot de volgende zitting. C. M. had uit baldadigheid J. V. een klap op het hoofd gegeven. Gehoord wordt getuige J. V., winkelier te Sommelsdijk, die vertelde, dat C. M. gezeten op een fiets langs hem kwam en toen uit bal» dadigheid hem een klap op het hoofd gaf, zoodat z'n strooien hoed afviel, hij zelf strui» kelde en z'n jas scheurde, hetgeen get. demon» stratief aantoonde door de voering uit zijn linker binnenzak te halen en dit «corpus delicti* den kantonrechter te toonen. De kantonrechter vindt dat een rare plaats om te scheuren bij zoo'n geval. Get. vraagt f 3 schadevergoeding. Gehoord wordt S. K. te Sommelsdijk, die een en ander gezien heeft. Geëischt wordt f 5,— boete subs. 5 dagen hechtenis, met toewijzing van de civiele vor» dering. Veroordeeling idem. J. V. was reeds een vorige maal voor geweest. Het betrof het visschen met een kruisnet, zonder vergunning van den eigenaar, in den Boomvliet te Dirksland. Gehoord wordt Notaris van der Sluys, die ampel uiteenzet, wien het vischrecht behoort. Ten slotte acht het O. M nog niet bewezen dat ter plaatse waar verdachte vischte, het vischrecht der ambachtsheerlijkheid ook rustte, en vraagt vrijspraak. Verdachte wordt schriftelijk vonnis gewezen. W. v. W. wordt voor hetzelfde feit over» cenkomstig vonnis gewezen. Het O M meent, dat men eerst nog maar eens visschen moet dan kan deze zaak wellicht beter «uitgevischt* worden. Dan komt er nog een vischzaak waarvoor C. W. gedagvaard is. Deze zaak wordt echter ook uitgesteld omdat advocaat Nijgh als ver' dediger zal optreden. Het O. M. benut evenwel deze gelegenheid om Notaris van der Sluys al vast te vragen, of het vischwater sedert 30 achtereenvolgende jaren is verhuurd geweest, hetgeen getuige bevestigt. H. F. had eveneens gevischt zonder ver» gunning, maar meent deze niet noodig te hebben, daar hij het water gepacht had, het pachtcontract had hij in z'n zak, maar daar» naar is niet gevraagd. Het O. M. constateert dat het vischrecht van de Ambachtsh. op bedoeld water drukt. Dat verd. pachter is, doet hier niets ter zake. Hij moet vergunning hebben van de Ambachts» ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spul DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6" door H. ZEEBERG. 27) Als zij dacht aan het enorme verschil met thuis, moest zij telkens weer even glimlachen. Gindseen breede trap op, dik met een Smyrna-looper belegd, zoodat men geheel on hoorbaar liep; hier: in het keukentje een soort ladder of trap, je kon er eigenlijk géén naam aan geven, die naar een zoldertje voerde, waar op zij niet rechtop loopen kon, zóó laag was het, terwijl het dak, dat niet beschoten was, de pannen waren wit van het vriezend weer, zeer steil afliep. Ginds: een slaapkamer, die helder electrisch verlicht was, licht, dat weerkaatste in de groote spiegels van de waschkast en andere kast en dat je uitdraaide, wanneer je behagelijk in bed lag; hier: een absoluut gemis aan licht, of je moest het van beneden meebrengen, wat Lia dan ook deed in den vorm van een kaars. Welk een enorm verschil Zoo vaak zij er aan dacht, moest Lia er om glimlachten. Tóch was het een pijnlijke glimlach. Want zij had in deze enkele dagen al be speurd, dat thuis, al was daar dan ook nog zoo'n rijkdom, in de verste verte niet die te vredenheid heerschte, die hier werd gevonden, in het huisje van Grootmoeder niet alleen, maar vast ook wel in andere huizen, zooals zij had opgemerkt bij Goedegebuure en zooals ook op viel bij een man als Harmsen, den vrachtrijder. Met verwondering vroeg zij zich af, hoe dat toch mogelijk was. En dan vergeleek zij zich zelf, zij, die thuis alles had wat haar hart maar begeerde, met de menschen hier, die moesten ploeteren om door de wereld te komen, en die niet, zooals zij, overspannen waren en rust noo dig hadden. Het was voor het eerst in Grootmoeders huisje, dat Lia niet onmiddellijk in slaap viel. Haar gedachten dwaalden af naar Utrecht, naar de vorstelijke woning van Papa. Het kwam haar onbegrijpelijk voor, dat haar Mama hier tot haar één en twintigste jaar vertoefd had. En toch wat dat zoo. Misschien had zij op deze zelfde plaats wel geslapen. Nu was dat alles voorbij. Mama sprak niet meer over thuis. Het pijnde Lia, nu zij hier was, nog veel en veel meer. Zij ging nu nog beter inzien, dat Mama niet goed gehandeld had tegenover Grootmoeder. Deze mocht dan een eenvoudig mensch zijn, zij bezat een hart van goud. En zij, in al haar armoede, was minstens vijfhonderd procent méér tevreden dan Mama, die zich in weelde baden kon. En met Annie en haar was het precies zoo gesteld. AnnieOpeens dacht zij aan het gesprek, dat zij met deze gehad had den avond vóór zij naar hier vertrok. Zij had het Annie on omwonden gevraagd, of deze nu werkelijk Theo van Zeggelen, met wien zij dan nu verloofd was, lief had. Wat toen geantwoord werd, zou zij niet gauw vergeten. Annie zeide, dat Mama het altijd gaarne had gewild. En zij vond het ook wel goed. Van Zeggelen was een klinkende naam. Er was geld plenty, wel tienmaal zooveel als Papa bezat. Zij kon dus onbezorgd leven. En hem werkelijk liefhebben Och, je moest dat niet al te tragisch opvatten. Dat was boeken taal. De werkelijkheid was een weinig pro zaïscher, dat zou Lia ook wel gewaar wor den als het zoover was. Het voornaamste was, dat Mama haar zin had en dat zij, Annie, een goede partij deed, waarop menigeen onder de kennissen jaloersch was. Met ontzetting had Lia deze luchtige op vatting aangehoord. Zóó had zij zich nooit een verloving kunnen voorstellen. Hoe kon dat nu goed gaan, als er geen liefde was? Annie had het thuis toch ook wel anders meegemaakt. Want Papa en Mama mochten wel eens ver schil van meening hebben en Papa mocht om scènes te vermijden, zooals hij zich altijd uit drukte, wat toegeven tegen zijn zin, vast stond toch wel, dat Papa en Mama veel van elkaar hielden. Maar hoe kon dat nu goed gaan, als tusschen Theo en Annie geen liefde was, al thans niet van haar kant Zij moest Annie wel erg verwonderd en dwaas hebben aangestaard, want deze barstte in lachen uit, opmerkend, dat Lia het werkelijk niet tragisch moest opvatten, want dat het zéér naar haar zin was, omdat zij een goede partij deed en schitteren kon zooveel zij wilde. Zoo was het gesprek geëindigd. Maar het kon, hoewel zij het moeilijk beredeneeren kon, Lia absoluut niet voldoen. Een bang voorgevoel zei haar, dat Annie eens de wrange vruchten plukken zou van dit lichtvaardig gedoe. En dan ging Mama, die van meetaf de verbintenis bewerkt had, ook niet vrij uit. Maar dat deed zij, Lia werd er, nu zij hier was, meer en meer van overtuigd, ook niet tegenover Grootmoe. Het was 'géén manier, om je moeder zóó'te behandelen, als was die dan arm. Lia ging inzien, dat Grootmoeder in den grond veel en véél gelukkiger was dan Mama met al haar rijkdom. En daar kwam dan nog bij, -dat Grootmoeder al zooveel leed ondervonden had. Een klein tipje maar had zij er dezer daigen van opge licht. Maar dat kleine weinigje was voor Lia voldoende, om haar de haren ten berge te doen rijzen. En bij dat alles dan nog zülk een tevredenheid en zülk een hart van goud Kwam dat nu werkelijk door den godsdienst Met eenige verwondering vroeg Lia het zich af. In deze enkele dagen had zij, meende ze, méér nagedacht dan in de laatste jaren van haar leege leven. Ook over dit wonderlijke. Kwam dit nu werkelijk alles dooi- den Bijbel, waarin Grootmoeder zoo vaak plac ht te lezen Och, godsdienst interesseerde haar miet. Zij had er thuis nooit van gehoord of het moest zijn, dat men er zich spottend over uitliet. Met haar weten had zij nog nooit een kerk van binnen gezien. Het kon haar dus weinig schelen, dat Grootmoeder vroom was. Het hoorde zeker bij den ouderdom. En toch en toch betrapte zij er zich op, dat zij Grootmoeder met belangstelling gade sloeg, wanneer deze in den Bijbel las. En dat zij, zij het dan met verwondering, met een blik van niet begrijpen, luisterde, wanneer zij in haar gesprekken met haar den godsdienst er bij haalde. Zelfs was het nu al zoover zij moesten het thuis eens wetendat zij neiging ge voelde, om ook dien Bijbel van Grootmoeder eens in te kijken, om te zien, wat het dan toch wel was, dat zoo de belangstelling der oude vrouw trok. Dat moest dan toch wel heel merk waardig zijn. Eveneens vond zij het merkwaardig, dat de Christenen zoo van elkaar verschilden. Want Grootmoeder en oom Adriaan waren toch beide Christenen. Zij gingen toch naar dezelfde kerk en hadden denzelfden predikant, dien dominé Meienema, naar wien zij dan eens op bezoek zou gaan. Maar wat een machtig onderscheid was er Grootmoeder was ondanks het verkeerde doen van Mama voor haar de vriendelijkheid zelf. En oom Adriaan Zij ijsde ér van om naar diens boerderij te gaan, wat dan morgen gebeuren moest. Die was ver van vriendelijk. En dat alleen, zij had het nu wel van Grootmoeder begrepen, omdat Mama niet goed handelde. Wat een verschil was dat tusschen die beiden. En hoe moest zij dat nu met elkaar rijmen Was er dan verschil in Christenen Die do- miné Meinema leek van het slag van Groot moeder te zijn. Kwam dat soms, omdat hij weer ouder was dan oom Adriaan En dan verbaasde Lia zich nog over iets. Papa had haar gezegd, dat zij niet moest terug keeren, behept met den godsdienst, dien men hier aanhing en dat zij zich niet storen moest aan het gepreek, dat zij hooren zou. Maar nu was het wonderlijk, dat niemand tot haar preekte Grootmoeder liet haar volkomen vrij, ja, zei zelfs gister, dat zij benieuwd was of Lia voor de koffie zou kunnen zorgen, als zij, Grootmoeder, Zondag naar de kerk was. Zij had niet eens gevraagd of Lia ook meeging. Natuurlijk zou zij het niet doen, waarom maar het zou toch niet zoo wonderlijk zijn geweest, wanneer Grootmoeder het gevraagd had. En die predikant, het was nota bene nog al 's mans werk, had tegenover haar niets van de kerk en den godsdienst gerept. Gelukkig maar voor hem, want hij zou op een ijzeren muur te pletter zijn geloopen. Maar dat nam toch niet weg, dat de man het toch had kunnen doen. Lia begreep dat niet al te best. Maar het scheen dan toch wel, dat Papa niet al te goed op de hoogte was. Hoe kon zij anders van opvatting thuis terugkeeren, wanneer men hier niet met haar over den godsdienst praatte Zoo mijmerde zij op haar ledikant in het afgeschoten hoekje van het zoldertje, waar het zeer koud was, de bloemen stonden dik op het glas van het dakraam. Maar Lia had behoorlijk dekens. Zij lag behagelijk, zóó, dat de natuur haar rechten opeischte en het meisje in een verkwikkenden slaap viel, er van onbewust, dat beneden in het kamertje Grootmoeder zwaar te piekeren lag. HOOFDSTUK XI. Uit de richting van de stad kwam een meisje aangepeddeld. Zij kon een twaalf jaar zijn. Stevig trapte zij, terwijl haar guitig gezichtje, omkranst door dik, langs haar slapen waaiend kastanjebruin haar, vrijmoedig rondblikte. Over het stuur van haar fiets hing een schooltasch. Zij reed zeker, nu het Zaterdag middag was, naar huis, terwijl zij een lied neuriede. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1