Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
f
iatseo
nk
£i
DE UIEIDE
nertn.il
onnen
&Zn.
f
IN HOC SIGNO VINCES
I
IN
No. 3474
ZATERDAG 6 OCTOBER 1928
43ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
CARTERS IES PILLS
i
I
4
W. BOEKHOVEN A 'EONMN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Natuur en Openbaring.
0» vol-
struc-
ilef. 21
ROTTERDAM
EN
OA'S
EFTEN
O.,
dsschool
e Firma
Wazige en Starende
Oogen staan Uw
Succes in den weg.
Circus en Dresseerschool.
i
X%///////.
V///M
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— vooruitbetaling.
8UITEN! AND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 ceni, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan*
AdvertentlSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Een vorige maal wezen we er op dat
het gezag van Gods Woord voor het
Staatkundige leven een ander karakter
draagt dan het gezag van dat Woord
voor de Kerke Christi.
Is voor het laatste het Woord des
Heeren behalve noodzakelijk, ook dui
delijk en algenoegzaam, voor het poli
tieke leven is het Woord Gods alleen
noodzakelijk, duidelijk en algenoeg
zaam is het voor het natuurlijke leven,
dus ook voor de Staatjcunde niet.
Dat feit heeft op tweeërlei dwaal
spoor gebracht.
Eenerzijds ging men het natuurlijk
Cleven schuwen als door God overgela-
^n aan zichzelve, en anderzijds ging
men meen en dat men Gods Woord toch
op dezelfde wijze had toe te passen op
het natuurlijk leven als op de Kerke
Christi. Zoo ontstond verwarring van
de beide terreinen, dat der zaligma
kende genade en dat van het natuurlijk
tijdelijk leven.
Beide dwalingen schaden Gods Kerk
en het Staatkundige leven.
i
i
f
o 1 e i
melkopbrengst geven,
t U tot de fabiikante
Naast 1p. bizondere Godsopenbaring
uit het V» oord des Heeren kennen wij
ook de openbaring van het Opperwe
zen uit de i atuur.
Over die aatst genoemde Godsopen
baring wordt maar al te vaak gering
gedacht.
En noen; .ns is ze opgenomen in een
er artikelen onzer Gereformeerde
Confessie, waarin onze vaderen bele
den dat God door twee middelen ge
kend wordt, ten eerste door de schep
ping, onderhouding en regeering der
geheele wereld, overmits die voor onze
oogen is als een schoon boek, in het
welk alle schepselen, groote en kleine
gelijk letters zijn, die ons de onzienlijke
dingen Gods te aanschouwen geven.
Als wij over het Woord Gods spre
ken, denken we altijd' aan den Bijbel,
waarin God zich op bijzondere wijze
heeft geopenbaard.
Toch is het Woord Gods in veel
breederen zin denkbaar.
Ook van de natuur, van de schep
ping en onderhouding aller dingen, van
de geschiedenis der menschheid gaat
een sprake uit.
Dat is een sprake, een woord Gods.
Wordt dit wel genoegzaam en met
de noodige ernst doordacht
De rechte gereformeerde kan niet
onachtzaam over de natuur denken en
oordeelen.
Ook hierin toch spreekt, zijn geloofs
belijdenis leert het, zijn God tot hem.
En niet slechts zijn confessie belijdt
het, maar de Bijbel zelve wijst hem
er op.
Job 12 710 b.v. zegt het: „En
waarlijk, vraag toch de beesten, en elk
een van die ziel zal het u leeren en
het gevogelte des hemels, die zal het u
te kennen geven, of spreek tot de aarde
en zij zal het u leeren ook zullen het
u de visschen d'er zee vertellen Wie
weet niet uit alle dezen, dat het de hand
^es Heeren doet In wiens hand de
ziel is van al wat leeft, en de geest van
alle vleesch des menschen."
Paulus beluistert de sprake Gods in
e natuur als hij hoort het zuchten en
e smartkreten ,en ziet de barensweeën
der schepping.
En dat deze apostel der heidenen
van de sprake Gods in de natuur ge
bruik maaKt om dat onwetende volk
tot de kennis der bijzondere Godsopen
baring te leiden, blijkt wel heel klaar
uit Handl. 17 22—30, waar hij aan
knooping zocht bij de heidensche poë
ten, wier natuurlijke Godskennis hen
belijden deed Want wij zijn ook van
Gods geslacht.
Er is een zedelijke kennis Gods en
der wet Gods, opkomend uit de natuur.
Een kennis waardoor de heidenen die
de wet niet hebben, van nature de din
gen doen, die der wet zijn, als die be-
toonen het werk der wet, geschreven in
hunne harten, hunne consciëntie mede
getuigende, en de gedachten onder el
kander hen beschuldigende of ook ont-
schuldigende. (Rom. 2 14, 15.)
Er is dus ook een Woord van God
in de natuur.
En het betaamt ons ook dit woord te
beluisteren, met groote aandacht en met
ernst te onderzoeken wat God door dit
woord ons te zeggen heeft.
Wij zijn er dus niet mee af als we
zeggen ik stel mij op den grondslag
van de H. Schrift.
Dat lijkt voor den oppervlakkigen
mensch wel gereformeerd ,maar het is
het niet.
De formuleering is juister als wij
zeggen ik plaats mij op den grondslag
der gereformeerde beginselen.
Immers daarmede erkennen wij dat
we als onmisbaar bestanddeel naast het
Woord des Heeren in de H. Schrift,
ook noodig hebben de sprake Gods in
dë natuur.
Zóó hebben het onze gereformeerde
vaderen ons geleerd.
Wij mogen dus het woord Gods in
de natuur niet verwaarloozen.
Nu ligt er echter een hemelsbreed
verschil tusschen ons en de modernen
die leeren, dat die sprake van God in
de natuur voor ons duidelijk en alge
noegzaam is.
Dat zou het zijn als door de zonde
val ons verstand niet verduisterd was
geworden.
Maar nu is het dat wel.
En daarom is onmogelijk geworden,
zooals Calvijn het zegt dat wij zonder
een bril het boek der natuur nog zou
den kunnen lezen.
Daaruit vloeit dus de noodzakelijk
heid voort, dat bij de algemeene open
baring in dë natuur de openbaringGods
in de H. Schrift bij kome.
Wij hebben dus een woord van
God in het geschapene en een Woord
van God dat bij het geschapene bijkomt
Uit de beiderlei sprake Gods hebben
we nu te beluisteren hoe Hij wil dat het
staatkundige leven opgebouwd worde.
Groen heeft het kortweg geformu
leerd als hij zegtwij hebben te letten
op het„daar staat geschreven en er is
geschied."
Niets anders en niets meer bedoelt
nu ook ons Anti. Rev. program van
beginselen in het zop veelszins miskend
art. 3, waar het heet„ook op staat
kundig terrein belijdt zij de eeuwige
beginselen van Gods Woordzoo
evenwel dat het staatsgezag noch
rechtssreeks noch door de uitspraak
van eenige kerk, maar alleen in de con-
sientie der overheids personen aan de
ordinantiën Gods gebonden zij."
Die „eeuwige beginselen "van Gods
Woord," worden gevonden in natuur
en schriftuur.
Er is hier wisselwerking, sanvenstem-
ming tusschen hetgeen God ons in de
natuur en in de schriftuur openbaart.
Bij het vaststellen van de ordinantiën
Gods gegeven in de natuur, óók voor
het staatkundige leven, heeft ons door
zonde verduisterd verstand het licht
van de H. Schriftuur noodig.
En bij het vaststellen van die eeuwige
beginselen die Gods Woord' ons geeft
hebben we rekening te houden met de
gegevens die God ons in de natuur
gaf.
Beide sprake Gods moeten, naar on
ze gereformeerde belijdenis, met ernst
beluisterd worden en daaruit moet
een eenheid opgebouwd worden, een
orde, een vaste stelregel, die met de
majesteit Gods in overeenstemming is.
CIRCUS ROBERTI.
Circus Roberti zal zijn „beestenspel" op
Flakkee weer eens komen vertoonen.
Het blijkt, dat er hier voldoende individuen
zijn, wier zedelijk peil zoo laag staat, dat ze
in deze onmenschelijke vertooningen nog kun
nen genieten.
Intusschen vloekt het vertoonen van en het
kijken naar die tegen de natuur strijdende ver
tooningen van beesten, die b'ertoe op ondenk
baar wreede wijze vooraf gedresseerd zijn (men
leze het artikel „Circus en Dresseerschool" in
dit blad), tegen de christelijke levensopvatting.
Heidenen kunnen in die vertooningen
genieten, niet een christen, die weet waarom
pijn en smart en ellende ook over het dierenrijk
gekomen is. Het is toch om de zonde van den
mensch, die de vloek over de gansche schepping
bracht.
Daarom toornt God, die ook het beest schiep,
tegen de marteling en wreede behandeling van
het dier.
In Zijn Woord waarschuwt Hij er tegen en
in de wetgeving van het volk Israël waren
maatregelen voor de bescherming van het dier
getroffen.
De dorschende os mocht niet worden ge
muilband.
En het bokske mocht in de melk der moeder
gekookt worden.
Kent de rechtvaardige niet zijn beest, door
goede verzorging en nauwlettend toezicht
Wij waarschuwen voor een bezoek aan dit
circus.
Het is onbeschaafd, grof, wreed (ook de
bezoeker is zedelijk verantwoordelijk voor de
marteling der dieren) en zonde voor God, die
niet ongestraft zal blijven.
Kunnen de burgemeesters hier nog niet het
voorbeeld van vele collega's volgen en de ver
gunning voor vertooningen met dieren, al of niet
gedresseerd, voor goed weigeren
En waar de burgemesters nalatig blijven,
kunnen de gemeentebesturen dan niet op de
een of andere manier er een eind aan maken
Ook dat blaadje is niet meer
„Afscheid" heette het hoofdartikel van het
laatste nummer.
Het heeft altijd iets weemoedigs op zulk een
wijze een periodiek orgaan te zien verdwijnen.
Niet, dat wij met dit weekblaadje dweepten.
Het scheen opgericht te zijn met de bedoeling
de Anti-Rev. partij en haar beginselen te be
stoken.
De kop van het blaadje deed wel anders
vermoeden.
In Gotische letters stond onder den naam
van het blad te lezen: „Tegen de Revolutie
het Evangelie", en dan: „Christelijk weekblad
voor de Betuwe", terwijl rechtsch van het
orgaan stond: „Het Vaderlandt ghetrouwe blijf
ick tot in den doet".
Dat wekte dus wel goede verwachtingen.
Maar zelfs in het laatste nummer, waarin
afscheid genomen werd van de lezers, werd
op zeer onchristelijke manier het werk van
Groen van Prinster afgebroken, en dat op zulk
een wijze, dat de eenvoudige lezer er onwille
keurig door in de war gebracht werd. Groen's
citaten moesten telkens weer dienst doen om
Groen's levensarbeid te vernietigen.
Dat een blaadje, dat op dergelijke manier
meent te moeten voorlichten, zijn werk staakt,
kan dus moeilijk betreurd worden.
Toch, zeg ik, wekt dit laatste nummer iets
weemoedigs.
De redactie zegt, dat het haar leed doet, dit
werk, dat haar lief was, te moeten staken.
En dat gelooven wij.
Want hoe verschillend het standpunt ook
moge zijn, we kunnen moeilijk anders gelooven,
dan dat ter goeder trouw gedwaald werd. Wie
zal zeggen met hoeveel idealisme dit werk werd
aangevangen, hoeveel hoofdbrekens de opzet
gekost heeft, hoeveel nachturen het blad
werd in vrije uren geredigeerd er aan zoek
gebracht zijn, ja hoe lief dit zorge kindje den
eigenaar geworden is en ten slotte ook hoeveel
geld er aan weggegooid is.
Er ligt een stuk levenstragiek in.
En dat heeft iets weemoedigs voor degene,
die het aanziet.
Als oorzaak van dit verscheiden noemt de
redactie: „niet omdat de tegenwerking te groot
was, doch omdat de administratie niet de be
schikking kon krijgen over voldoende krachtige
en vertrouwde hulp moest het werk worden be
ëindigd".
Is dit „de waarheid en niets dan de waar
heid"
Als de redactie het schrijft zijn wij verplicht
het te gelooven.
Ik neem dan ook aan, dat de tegenwerking
niet te groot was.
Maar hoe stond het met de medewer
king?
Indien die er was, dan zou er natuurlijk ook
wel „de beschikking te krijgen zijn geweest over
administratieve hulp".
Dat spreekt vanzelf.
Het zal dan ook wel aan voldoende mede
werking ontbroken hebben.
Nu geloof ik graag, dat de redactie dit moei
lijk ronduit zeggen kan.
Bijna in elk nummer had zij het over de
„duizenden" en „de velen" in den lande, die
haar meening deelden, die ook geen goeds meer
zagen in de A. R. partij, die ook ontevreden
waren, enz.
Het spreekt vanzelf, dat van iemand, die
Thuis en daarbuiten, op kantoor of in de fabriek,
op straat en in de tram, overal beoordeelt men
U naar Uw uiterlijk. Kunt U de critiek door
staan Heldere oogen, een frissche teint en een
veerkrachtige tred zijn het bewijs van een goede
gezondheid. Menschen, die vooruit willen komen,
mogen geen last hebben van constipatie. Hoofd
pijn, een vermoeide, bleeke gelaatskleur, last van
puistjes en van gal en andere aandoeningen,
die 't gevolg zijn van constipatie, zijn hinder
palen, welke voor hen niet moeten bestaan.
CARTER'S KLEINE LEVER PILLEN
doen bij geregeld gebruik
de ingewanden pijnloos
functloneeren, verwijderen
de giftige stoffen, geven het
lichaam weerstandsvermo
gen en de hernieuwde
kracht heipt U vooruit
1 Bedenk, dat zij volgens
doktersrecept zijn samengesteld en door oud en
jong kunnen worden gebruikt Ze zijn klein,
dus gemakkelijk in te nemen Vraag .Carter's"
met bovenstaand merk. Bij Apoth. en Drog. in
roode kokertjes van 75 ct. en f 2.25.
Import. Fa. B. Meindersma, Den Haag
18
week aan week dat zoo maar stoutweg zegt,
verwacht wordt, dat hij zoo niet van al die
„duizenden" en al die „velen", dan toch wel
van verscheidene honderden medewerking zal
hebben gekregen.
En dan nu te moeten zeggen, dat de uitgave
gestaakt wordt, omdat het aan die medewerking
zelfs van enkele honderden ontbrak, gaat
moeilijk.
Toch is dat natuurlijk het geval. Het is het
eenige wat een blad noodige heeft om bestaans
recht en levensvatbaarheid te erlangen.
Daarom ligt in de tragiek van „De Nieuwe
Lingebode" een les.
Het lijkt zoo eenvoudig voor niet-ingewijden
een blad op te richten.
Het is verwonderlijk hoe buitenstaanders daar
over praten. Ze denken met eenige duizenden
klinkende guldens de zaak te kunnen dwingen.
Maar zoo iets laat zich niet dwingen.
Het blad, dat Zaterdag j.l. voor het laatst
verscheen, is 3 jaar oud geworden. Voor zoover
ik kan beoordeelen is er niets voor gespaard,
geen geld en geen moeite, en voor wie niet
beter weet had het nog al tamelijk veel adver
tenties ook, al blijkt achteraf, dat deze weinig
of geen geld opbrachten. Er zullen dus wel,
wat met een vakterm genoemd wordt, „stoppers"
tusschen gestaan hebben, gratis advertenties,
die de zaak moeten opvullen en mooi maken.
Maarfamilieberichten had het blaadje zoo
goed als geen een.
En dat is altijd een heel verdacht verschijnsel.
Familieberichten zijn de thermometer op dit
gebied.
Adverteerders, die een klein beetje op de
hoogte zijn, weten dat, en het is het eerste
waar ze naar kijken.
Maar overigens, voor de leek op dit gebied
had het blaadje tamelijk veel advertenties.
Er is dus wel alles voor gedaan.
Maar dwingen laat zich zooiets niet.
Het moet leven .in het hart van de bevolking.
Een blad moet van onderuit groeien en niet van
bovenaf opgelegd worden.
Is dat laatste het geval, dan moge het een
drie-, misschien vier- of vijfhonderd abonné's
halen, maar daarmee houdt het op.
En dan komt het tobben zonder eind.
Alles wordt geprobeerd en alles kost handen
vol geld.
Week aan week moet er bijgepast worden.
En men stelle zich dit niet gering voor.
Een krant is „maar" een krant, doch eer
het een krant is, komt er heel wat kijken. Daar
voor is noodig hoofdarbeid, handenarbeid en
machinearbeid, en duur materiaal. Iedere regel,
die er gezet wordt kost geld, geld aan redactie,
of correspondent, geld aan de papierleveranciers,
geld aan den zetter, geld aan den drukker, geld
aan den letterfabrikant en geld aan expeditie.
Het houdt niet op.
Daarom, wordt er aan een krant niet ver
dient, maar verspeeld, dan is het gat niet te
stoppen. De honderden klimmen binnen enkele
weken tijds tot duizenden en gaat het achteruit
in plaats van vooruit, dan worden die duizenden
spoedig tienduizenden.
'k Herinner me, dat een Anti-Rev. weekblad,
eigendom van een persvereeniging, omgezet
werd in een dagblad, 't Kostte binnen weinige
maanden tijds rond honderdduizend gulden
Daarom zit er in het verscheiden van een
blaadje, als ik hierboven noemde, weer een les.
Er wordt wel eens te lichtvaardig op dit
gebied gehandeld.
Ik heb het voor een paar jaar nog gezien in
het zuiden des lands.
Daar werd, omdat men meende, dat een reeds
jaren bestaand weekblad te veel kleur ging be
kennen, als tegenprestatie een ander weekblaadje
opgericht.
Het ding ging na weinige maanden tijds in
handen van een dagblad-eigenaar over, om
dat het als zelfstandig blad geen levensvatbaar
heid had. Thans verschijnt het als een „kop-
blaadje", zonder eenige beteekenis. 'k Geloof
niet, dat het honderd lezers meer heeft.
Vooral hier komt het niet op het beginnen,
maar op het volhouden aan.
Och, beginnen kan bijna ieder wel.
Het is geen al te groote kunst van verschil
lende particulieren, die op geen voeten of va
demen na weten wat het zeggen wil een blad
te financieren, en sympathie hebben voor geest
en strekking van het blad, een paar „roode
rugjes" los te maken.
En het begin is er dan al spoedig.
Maar dan
De Spreukendichter4 noemt vier dingen die
zeggen: „geef, geef, en het is niet genoeg", we
zouden er in onze dagen als vijfde een kwijnend
dag- of weekblad bij kunnen nemen.
Er zijn al heel wat lieve centjes in dezen
bodemloozen put weggegooid.
En dat er bij dergelijke gelegenheden soms
min-edel gehandeld wordt door de oprichters
of uitgevers van dergelijke blaadjes, is bekend.
Het is zoo eenvoudig een niet-deskundige, die
financieel geïnteresseerd is bij zulk een bedrijf,
om den tuin te leiden
En dan gaat het kruikje natuurlijk te water
tot het breekt.
Want eens loopt het natuurlijk altijd vast.
Gelukkig zijn zulke practijken zeldzaamheden.
Maar des te meer moge het een waarschu
wing zijn, om hier wel te bezinnen voor men
begint. Zij die het initiatief nemen laden niet
alleen een groote financieele-, maar evenzeer
een groote moreele verantwoording op zich.
Tocht heeft deze kwestie ook nog een andere
zijde.
Ook het publiek heeft verantwoording ten
aanzien van de pers.
En dat in belangrijke centra van ons landje,
zelfs in groote steden, geen Anti-Rev. dagblad,
ja soms zelfs geen weekblad bestaan kan, is
een aanklacht tegen ons Anti-Rev. volk.
Wanneer in die centra pogingen gedaan wor
den om een A. R. blad op te richten en die
slagen niet, dan is ons volk er even goed ze
delijk verantwoordelijk voor als de oprichters.
De krant is voor een groot deel ons gees
telijk voedsel in onze gezinnen.
De neutrale krant moet bij ons contrabande
zijn.
Zoo min als wij het met ons geweten overeen
kunnen brengen ons voedsel des Zondags
bij een modern predikant te halen, evenzeer
moet het ons een gewetenszaak zijn ten opzichte
van de krant.
UITKIJK.
Als men dresseurs of ondergeschikten van
welk circus dan ook, spreekt, en ze weten
dat het gaat om een couranten-artikeltje, of
als ze weten, dat de directie of hun collega's
van het onderhoud op de hoogte zijn, dan ver
tellen ze allen, zonder uitzondering, dat de
dressuur tegenwoordig alleen geschiedt met
goedheid en zachtheid en een klontje suiker of
een stukje vleesch.
Maar drie maanden geleden was ik tot mijn
groot genoegen in de gelegenheid een onderhoud
te hebben met iemand, die jaren dresseur ge
weest is bij Hagenbeek. Omdat Hagenbeek door
gaat voor het beste circus van den tegenwoor-
digen tijd, wilde ik juist zoo graag eens iets
weten van de dressuur daar. Ook omdat bij
Hagenbeek vele dieren klaar gemaakt worden
voor andere circussen. Ik begreep, dat den
man spreken moest buiten medeweten van zijn
collega's of zelfs van iemand uit zijn omgeving,
en ik heb hem dus in een particulier huis ont
vangen, hij wist daarbij, dat hij mij vertrouwen
kon, dat ik de inlichtingen voor de Dierenbe
scherming hebben wilde en ik hem niet ver
klappen zou.
Zijn mededeelingen over de verschillende
groepen van dieren heb ik getoetst aan de
mededeelingen van dresseurs van een ander
i
I
I