Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuldhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3472
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1928
43ste JAARGANG
EERSTE BkAD.
Op den Uitkijk.
Vrouwenhanden
PUROL
W. BOEKHOVEN ék ZONEN
Hef nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op hef Auteursrechte
Gods Woord en het
Politieke leven.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDau.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur
De Anti-Rev. partij zegt in artikel
3 van haar Program van beginselen,
dat zij ook op staatkundig terrein be
lijdt de eeuwige beginselen van Gods
Woord.
De Anti-Rev. partij vindt haar
grondslag in het geopenbaarde Woord
van God en bij het bepalen der staat
kundige beginselen laat zij zich voor
lichten door het heldere Licht, dat van
dat Woord uitstraalt.
Zij buigt zich onder het gezag van
dat Woord, en belijdt, dat ook voor
et politieke leven het Woord Gods is
een lamp voor den voet en eén licht
op het pad, en zij verheelt niet, dat
zonder dit licht der Godsopenbaring,
er ook over het terrein des politieken
levens een tastbare duisternis verspreid
zou liggen, die overheid en volk zou
doen dooien.
Maar als men nu de waarheid aan
vaardt, dat Gods Woord ook gezag
heeft op het politieke leven, dan volgt
hieruit onmiddellijk deze vraag: welk
karakter heeft dat gezag
Wij weten als gereformeerden, dat
Gods Woord in de eerste plaats ge
geven is om den gevallen mensch den
weg des heils bekend te maken. Het
Evangelie is een kracht Gods tot zalig
heid een iegelijk die gelooft, en als
zoodanig is de Heilige Schrift niet maar
pen Boek waaruit wij de heilswaar-
eden leeren kennen, maar omdat de
inhoud onmiddellijk geïnspireerd is
door den Heiligen Geest zelve, is deze
levend en krachtig»
Prof. Bavinck heeft eens gezegd
,,De Heilige Geest trekt zich, na de
akte der inspiratie, niet van de Heilige
Schrift terug, en laat haar niet over aan
haar lot, maar Hij draagt en bezielt
haar, en brengt haar inhoud in allerlei
vorm tot de menschheid, tot haar hart
en geweten Als zoodanig is het
Woord Gods levend en krachtig en
scherpsnijdender dan eenig tweesnij
dend zwaard en gaat door tot de ver
deeling der ziel en des geestes, en der
samenvoegselen en des mergs en is een
oordeeler der gedachten en der over
leggingen des harten.
Mogen wij nu ten aanzien van het
staatkundige leven aan de Schrift het
zelfde karakter toekennen als het heeft
ten opzichte van het terrein van de
zaligmakende genade 1
Het antwoord moet ontkennend
luiden.
Gods Woord is geen wetboek voor
et staatkundige leven, evenmin als het
\w-Vj°r ^et maatschappelijke leven.
Wie dit zou meenen komt niet slechts
bedrogen uit, maar haalt ook 't Woord
van God van zijn hooge plaats, ont-
adelt het.
Dat wil niet zeggen, dat Gods
Woord geen absoluut gezag 0p het
staatkundige leven zou doen gelden.
We hebben zooeven het tegendeel
beweerd.
Het gezag van Gods Woord staat
boven alle andere gezag, het is van
geheel eenigen aard, het staat boven
alle menschelijke rechtsverhoudingen
en boven alle zedelijke autoriteit op
elk gebied, niet alleen op het staatkun
dige, maar evenmin op het gebied van
wetenschap en kunst. En bij ieder con
flict dat zich tusschen het gezag van
Gods Woord en het menschelijke ge
zag zou voordoen geldt de eisch, dat
Gode meer gehoorzaamd moet worden
dan menschen.
Vast staat dus, dat er geen enkele
schuilhoek van het rijke menschelijke
leven is, waar het Woord Gods niet
zijn volle gezag zou doen gelden.
De vraag is dan ook niet óf er gezag
van Gods Woord is op het staatkun
dige leven, maar welk karakter
dat gezag heeft.
En als dan voor ons besef vast
stat, dat op het terrein der zaligmaken
de genade de Schrift niet alleen nood
zakelijk, maar ook duidelijk en alge^
noegzaam is, dan blijkt met één reeds
dat dus het karakter van het gezag der
Heilige Schrift voor het staatkundige
leven anders moet zijn, want al staat
voor ons vast, dat het Woord Gods
ook hier noodzakelijk is, duidelijk en
algenoegzaam is het Woord voor het
staatkundige leven niet.
Het geeft enkele hoofdbeginselen
aan, maar laat verder een breed ter
rein liggen, waarvoor de mensch zelf
het recht te bepalen.heeft.
Zoo zegt b.v. Gods Woord ons niets
niets over eenigen Regeeringsvorm, of
het republikeinsch, dan wel monar
chaal moet zijn. Het zegt niets over
de verhoudingen tusschen ministers en
Vorst en volksvertegenwoordiging. Het
zegt zelfs niet of er een volksvertegen
woordiging zijn zal. Het zegt bijna niets
over het strafrecht. Het karakter van
het strafrecht moge het bepalen, de
uitwerking zooals we dat in onze dikke
wetboeken vinden laat het aan den
mensch over. Het zegt niets over mili
tie en zeewezen, over verhouding van
het Rijk tot de onderdeelen, over ko
loniale en financieele politiek.
Zoo is er veel meer te noemen, waar
recht en gezag zich gelden laten, maar
waar Gods Woord ons in het onzekere
laat.
En dat is op het terrein der zalig
makende genade niet. Daar is Gods
Woord niet slechts noodzakelijk, maar
ook volkomen duidelijk en algenoeg
zaam.
Er is dus onderscheid.
Het karakter van Gods Woord voor
de staatkunde moet dus anders zijn dan
voor Gods Volk, voor de Kerke Christi
in het bijzonder.
Dat onderscheid is alle eeuwen door
gevoeld.
En het heeft er vrome christenen
zelfs toe gebracht te belijden, dat Gods
Woord te heilig is voor het zondige
leven buiten de Kerke Christi, dat de
wereld die in het booze ligt buiten de
bemoeienisen van Gods Woord om
gaat. De wereld zou God dan aan zich
zelf overgegeven hebben en alleen zich
in Zijn Woord ten bate van Zijn uit
verkoren volk hebben willen open
baren.
Men gevoelt, dat is niet juist.
Gods ordinantiën gaan over geheel
zijn schepping. En dé duivel heeft in
zijn gelukten aanval op den mensch die
schepping wel geschonden, maar niet
vernietigd. Nóg is het Gods schepping.
En Satan krijgt nimmer de eere, Gods
schepping vernietigd te hebben.
Christus zoenoffer beoogde dan ook
niet slechts den enkelen zondaar die
uitverkoren was te redden, maar Hij
redde het scheppingsplan Gods. Niet
slechts enkele bladeren van den boom
der schepping werden gered, maar den
geheelen boom zelve bleef behouden.
En de menschen die verloren gaan val
len als dorre bladeren van dien boom
af, maar het organisch scheppingswon
der dezer wereld blijft behouden.
Christus kwam om de wereld te be-
louden.
Daarom juist was de verzoeking van
den Satan in de woestijn voor Christus
ook zoo groot, omdat hij hier Christus
de wereld aanbood. Hier wilde Satan
Christus geven zonder den smadelijken
dood des kruises, wat Christus uit vrije
verkiezing door dien smartelijken dood
redden wilde. Satan begreep dat maar
af te goed, en zijn satanisch listige aard
speculeerde daarop.
Men begrijpe dus wel, dat God
nog bemoeienis houdt met de geheele
wereld, met gansch zijn schepping. Hij
laat dat niet los, dat zou Zijn Godde
lijke Majesteit te na komen. Ook hierin
moet Zijn eere ten volle verheerlijkt
worden, dat Zijn schepping behouden
wordt en tot volmaakheid kome.
Zijn bijzondere openbaring in Zijn
Goddelijk Woord beslaat dus het ge
heele leven in alle vormen.
Het eenzijdig toepassen van het
Woord alleen op Gods uitverkorenen
is dus in strijd met Gods bedoeling en
Zijn Woord zelve.
Maar nu wachte men zich wel voor
het andere uiterste.
Er zijn er, die God's Woord en het
karakter der H. Schrift algemeen ma
ken. Geen onderscheid zien tusschen de
verhouding van dat Woord en Gods
Kerlc en de verhouding van dat Woord
tot het leven daarbuiten, in staat en
maatschappij.
En deze dwaling is even fataal.
Want nu worden de terreinen van
het zaligmakend genadewerk Gods met
zijn uitverkoren volk, verward en door-
eengemengd met het zondige men-
schenleven daarbuiten.
Deze misvatting kan natuurlijk door
vrome menschen even goed bedoeld zijn
als die van het andere uiterste.
Maar het is in strijd met Gods
Woord, dat duidelijk onderscheid
maakt tusschen het werk der bijzondere
genade met het uitverkoren volk des
Heeren en het breede terrein dat daar
buiten ligt.
Het is dan ook opmerkelijk, dat
Christus zelve tijdens zijn omwandeling
op aarde Zich zoo angstvallig heeft
onthouden om zijn jongeren omtrent het
natuurlijke leven in te lichten. Zij heb
ben wel getracht hieromtrent uitspra
ken te krijgen en hebben zelfs gemeend
dat Christus gekomen was om hier op
aarde een ideaal aardsch Koninkrijk
op te richten, maar Christus wees dat
telkens met groote waardigheid van
de hand. Zijn Koninkrijk is niet van
deze wereld.
Waar het dus zoo staat is groote
voorzichtigheid in deze dingen eisch en
een oordeel des onderscheid's nood
zakelijk.
Noch het eene, noch het andere ui
terste is in overeenstemming met het
karakter en de bedoeling van de Hei
lige Schrift.
Wij zaten in de groote boerenkeuken recht
tegenover elkander,
Mijn kameraad en ik tegenover den grooten
stoeren boer.
'n Eenzame bewoner, zonder gezin, dik in
't geld.
Maar een knappe kerel, die voor een eerlijke
zaak éèn rijksdaalder uit den vetten buidel
losbrandt 1
Dkt ondervonden wij.
't Is opmerkelijk hoe dit soort menschen
in wijden omtrek bekend zijn, en in dit op»
zicht faalt de publieke opinie zelden 1
We kwamen voor een instelling welke van
groot nut is voor het Christelijk leven van
ons vaderland en waarvoor geld noodig is.
Met kleine loeroosjes zat hij ons in zijn
hoekje bij 't raam te bespieden, met z'n op
dit punt zoo bizonder geslepen brein, terstond
reeds vermoedend, dat er een aanslag gepleegd
zou worden op zijn afgod.
De menschen uit de buurt hadden reeds
te voren hoofdschuddend verzekerd: «dèkr
krijg je geen cent losmaar met een vrij»
moedigheid, die je óók in dat werk eigen
wordt, en ook omdat we doordrongen waren
te werken voor een goede zaak, stapten we
't ruime erf op, recht op ons doel aan.
Wie menschenkennis op» wil doen, moet dit
werk maar eens een poosje op zich nemen 1
M t een gezicht dat groote belangstelling
moest vertolken voor hetgeen we hem ver»
telden, hoorde hij ops aan, maar inderdaad
luisterde hij maar haif rn zat hij in zichzelf
te overwegen, hoe hij het beste van ons kon
afkomen.
En dat was voor hem een moeilijke zaak.
Men denke zich zijn netelige positie maar
eens in.
Hij wilde voor een ernst g, vroom man
doorgaan, voor iemand die het nogal r auw
met zichzelf en met anderen neemt. En wan»
neer er slechts geen geld aan te pas kwam,
deed hij dat in woord en daad ondubbel»
zinnig blijken ook
Maar nu kwam er wel geld aan te pas, en
dkt maakte de zaak moeilijk.
Want rondweg zeggen «ik geef niets®, kon
in dit geval niet. Dat zou schade doen aan
zijn gerucht als vroom man, en wél geven
kon hij toch ook niet, want dat deed schade
aan z'n portemonnaie. Het is te begrijpen dat
onze goeds vriend in een zeer moeilijke
positie was en in zijn binnenste wenschte
»'k Wou dat jullie m'n steê maar voorbij
gegaan waren®
Maar, niet alleen armoe, doch ook rijkdom
zoekt list.
En toen we gesproken hadden kwam de
stroom van woorden los.
Hij meende dat het tijd werd dat de ware
vromen heel die zaak maar eens los lieten,
want het ging toch verkeerd. Er deugde niets
meer van. 't W s hier te kort en daar te lang,
het waren altcmaal uitwendigheden, het
beginsel raakte zoek, 't werd vorm zonder
inhoud, en laten ze dit'es opknappen, bier'es
naar kijken, dat'es doen enz. 't Was één groote
woordenvloed.
En vroom 1
De Bijbelteksten werden mtt kwistigheid
die kostten niets I er doorheen gemengd.
De «gebroken bakken® en «Egyptische riet»
staven® deden weer eens opgeld en het slot
was, dat hij meende aan dit doel en aan vele
andere doeleinden die ook geld kosten
meer, een grooten dienst te bewijzen door
z'n hand op z'n portemonnaie te houden.
Bij zulke menschen krijgt men te zien wat
autosuggestie kan uitwerken.
M'n lezers weten wel wat dit woord zeggen
wil.
Suggestie is iemand onder zijn invloed
brengen en houden, zoodat hij denkt en doet
en wil wat de ander wil.
Welnu auto'suggestie beteekent dat men dat
kunstje op zichzelf toepast.
welke door huishoudelijken arbeid
ruw, rood of beschadigd zijn, worden
weder gaaf, zacht en blank door
Doos 30 en 60, tube 80 ct.
Een bekend echt Hollandsch spreekwoord
zegt: *hij liegt dat hij 't zelf gelooft®.
In werkelijkheid bestaat dat.
Er zijn van die wonder«menschen die zóó
liegen kunnen, dat ze niet alleen een ander
maar ook zichzelf bedriegen en zelf gelooven
wat ze zeggen. Dat is een soort autosuggestie.
Onze vriend leed ook aan die kwaal.
Men moet niet denken dat hij daar in goede
gemoede ons zat te bedriegen, voor zichzelf
voelde hij het aan de waarheid.
De zonde der geldgierigheid had hem zoo
in haar macht, dat hij er mee vereenzelvigd
was. Hij bestreed ze niet meer, maar was haar
bondgenoot geworden, onbewust en misschien
zelfs ongewild. Het is heel goed moge'ijk, dat
terwijl de publieke opinie zulk een he'deren
kijk op 's mans karakter en zijn fouten had,
dat hij zelf dien kijk er op minste.
De eisch«Ken U zelve® is zoo héél, héél
moeilijk. Daarom zijn het ook de echte vrien»
den die ons onze feilen toonen. Die vrienden
helpen ons verder, al doen ze ons soms pijn.
Welnu het is best mogelijk, dat dit groote
gebrek aan zelfkennis 's mans ongeluk was,
en dat het hem tot een tweede natuur ge»
worden was, om, wanneer hij meende dat er
een aanslag op z'n geldbuidel gepleegd werd,
als 't ware instinctief het verweermiddel ter
hand nam, dat hij ook nu gebruikte.
De zelf suggestie kan dan zoo over den
mensch heerschen, dat hij inderdaad zelf meent
wat bij zegt, en voor zichzelf overtuigd is dat
hij inderdaad goed doet met niets te geven.
Nu spreekt het vanzelf dat hij van ons niet
zoo heel gemakkelijk afkwam. Het eene argu»
ment na het andere ontviel hem en het slot
was dat hij zei«nou als jullie dan met een
kleinigheid tevreden bent, ziedaar 1® en we
gingen met iets weg uit die groote, eeuwen»
oude boerensteê met landerijen er om bijna
zoover het oog in 't rond zag, dat kleiner
was dan we voordien hadden gekregen in een
klein arbeidershuisje.
Daar keek vader es naar moeder de vrouw
toen we gesproken hadden, en moeder de
vrouw keek es naar haar beide zoons, pootige
werkjongens met eerlijke open gezichten, en
toen vader een geldstuk op tafel naar ons
toeschoof, was het moeder, die de waarde van
ieder dubbeltje kende beter dan iemand anders,
die zei: »'k zou er nog maar twee kwartjes
bei doen, vader I«
En 't gebeurde 1
Zulke ondervindingen geven te denken!
En men gaat iets verstaan van het woord
van den Christus't Is lichter dat een kemel
gaat door het oog van een naald, dan dat een
rijke het koninkrijk Gods ingaat.
De geldgierigheid is een vreeselijke zonde.
Zij kan een satansche macht over den
mensch worden, waarbij de mensch zichzelf
inbeeld, dat niet zijn gierigheid maar zijn
zuinigheid, zelfs z'n vroomheid z'n hoofd'
eigenschap is.
Het moet zulke menschen wel moeilijk zijn
een duidelijk beeld van eigen zieleleven te
krijgen, hun zorden te leeren kennen, zich
voor God te verootmoedigen en met hart en
ziel z'n boezemzonden te bestrijden.
Hierbij komt ook ditgeven moet geleerd
worden.
Sommige menschen blijken een raar begrip
van geven te hebben
'tis me vroeger wel eens overkomen, dat
toen we voor een bepaald doel geld inzamel»
den, aan een adres kwamen waar de vraag
gesteld werd«jullie verdienen er zelf zeker
ook goed aan
Blijkbaar kon deze man zich niet voor»
stellen, dat men zoo iets gratis doet.
Dat soort menschen bekijkt het Christen»
dom op een eigenaardige wijze.
Ze zijn er nog ver vandaan, «met elkander
alle goederen gemeen te bebben.« Zij houden
er een individueele egoïstische levensbeschou»
wing op na. De vloek der zonde heeft ze
totaal losgemaakt van haar oorspronkelijke
levensbestemming, nl. lid te zijn van die or»
ganische gemeenschap, zooals God die in Zijn
eertijds volmaakte Schepping had gelegd,
waarin de voet de hand en het oog het oor
elkander niet missen kunnen. Dit soort men»
schen voelt zichzelf een wereld afzonderlijk.
Ze zijn zichzelf een hand en voet, een oor
en een oog. Ze zijn zelfgenoegzaam en wan»
neer men ze maar tabben laat met hun klompje
goud en zilver, verlangen ze niets meer.
Ongelukkige wezens, aan wien de volle
rijkdom van het echte leven, en het geheim
van ware leversvreugd volkomen voorbij gaat I
De organische gedachte die God in Zijn
wijsheid tot grondslag van het menschelijk
geslacht gelegd heeft, is hun totaal vreemd.
Zij stellen het zich voor, alsof ieder mensch
op de wereld slechts voor zichzelf te zorgen
heeft, 'k Heb eens iemand van degelijke natuur
en tevens een man die schaamteloos voor die
zondige hartstocht uitkwam, hooren zeggen
de wereld is een pereboom, die er het meest
aan schudt en het beste klimmen kan is bet
best af.
Toch vloekt dit met de scheppingsordinantie.
En in de Levielische wetgeving kan men
nagaan hoe God er tegen gewaakt herft, dat
de hartstochten van individualisme en
egoïsme vaardig zouden worden over het volk
des verbonds. Het werd niet geduld dat de
armoede des broeders een oorzaak zou zijn
tot vermeerdering van eigen goed Het los»
singsjaar stelde ieder weer in het bezit van
eigen land en goed En de profeet Ezechiël
sprak er de vloek over uit, dat hij het volk
Israels moest verwijten «Het kranke heelt gij
niet, het verbrokene verbindt gij niet en het
weggedrevene zoekt gij niet
Hoe ver het met den mensch gaan kan die
«vast zit aan zijn geld«, las ik nog onlangs
in een blad uit den Alblasserwaard
Een arme jonge man leed aan de vreeselijke
ziekte die zoo velen ten grave sleeptde
«tubcrculooze®. De dokter oordeelde een rust»
kuur in een lighal noodzakelijk. Maar waar
dit te vinden
Hulpvaardige menschen spraken er over
met een nabij wonenden boer. De tent was
er, maar een stukje grond om haar te plaatsen
ontbrak.
Nu was het bekend dat die boer ook aan den
«zuinigen kant® was. Maar doordat nogal
invloedrijke menschen er zich mee bemoeide,
durfde hij het niet goed weiseren. En hei
slot was dat de zieke een plaatsje kreeg op
het land van den boer.
Het duurde niet lang of deze had spijt van
zijn barmhartigheid. Toen hij zag hoe overal
alles goed groeide, kon hij toch niet goed ver»
kroppen dat dit stukje hem geen geld in 't
laadje bracht. Eerst werd de patiënt al eens
gepolst of htj geen ander plaatsje kon beko»
men, maar toen bleek dat dit niet lukte, werd
het den zieke op allerhande wijze moeilijk
gemaakt. Rondom de tent werd bet vol met
boonenstaken geplant, wat nog nooit gebeurd
was op dat hoekje, en ook op allerlei ander
manieren werd het hem lastig gemaakt. Toen
dat niet hi lp werd in de nabijheid een mest»
vaalt gedeponeerd die soms ondragelijke lucht
verspreidde. Alles geheel overbodig.
Het slot was dat anderen zich over den jonge
man ontfermden en de boer zijn twee of drie»
maal vierkanten meter grond weer «productief®
kon maken I
Zie dat zijn ongehoorde toestanden, die
ten hemel schreien.
En tóch moet men met zulke menschen
medelijden hebben.
Het zijn beklagenswaardige wezens, bijna
onbereikbaar voor de barmhartigheid en ge»
nade Gods. De gierigheid is één van die zon»
den die het hart tot een rots maken, waarin het
zaad van de boodschap des heils schier geen
wortelen schieten kan.
Zouden zij dan niet te beklagen zijn?
UITKIJK.