Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
UllïTE en GEKLEURDE
OBBEBGOEDEBEB
lil
COHEN
FLUIIEELEil FLANEL
IN HOC SIGNO VINCES
NIET ALLEEN
DtHUII Minui I»
No. 3470
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1928
43ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Het Begin.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
m HEBBEN EEII PRACHTIGE
DIRECTOIRTJES
Land- en Tuinbouw.
eef,-nUV
p'jn.
tableHen#*^
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z% beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Het enthousiasme, waarmede de Pers
de Troonrede heeft begroet, is niet
groot. Veeleer mag er van het tegen
deel sprake zijn.
De wel heel sobere inhoud van de
Troonrede heeft daartoe ook wel aan
leiding gegeven. Meer dan een op
somming van enkele genoeg be
kende algemeenheden was zij niet.
„De Maasbode" sprak zelfs niet zeer
hoffelijk, maar evenmin geheel onjuist
over het „troonpraatje".
Toch zou het onredelijk zijn hiervan
dit Kabinet aansprakelijk te stellen.
De Troonrede was een weerspiege
ling van den politieken toestand, waar
in we ons sedert het voorjaar 1926
bevinden.
Zij stond, zooals „De Standaard
boven de persstemmen die zij weergaf
schreef, in het teeken van: „Het voeren
van een kleurlooze politiek sedert
Maart 1926 richtsnoer van Staatsbe
leid".
Het huidige Kabinet geeft weinig
reden tot tevredenheid, er is veel dat
te bekritiseeren zou zijn en ook bekri
tiseerd wordt, maar de eerste oorzaak
van al deze politieke ellende ligt bij
ons volk zelf.
Het is ook hier weer bevestigd: „Een
volk krijgt de Overheid die het ver
diend".
De verbrokkeling van rechts heeft
een positief en beginselvast staatsbe
leid onmogelijk gemaakt.
Er schoot niet anders over dan dat
ter een Kabinet optrad, dat de zaken
gaande hield tot tijd en wijle een betere
•of in ieder geval een andere toestand
kan worden geconstateerd.
Het spreekt vanzelf, dat de Troon
rede dezen staat van zaken vertolkt.
In de twèede plaats bedenke men,
dat het Kabinet zijn einde ziet naderen.
Naar menschelijke berekening zullen
de verkiezingen van 1929 ons in een
andere phase brengen. Hoe het dan
wordt zal natuurlijk van den stembus
uitslag afhangen. Maar ook dit feit
heeft er het zijne toe bijgedragen om
de Troonrede in het licht van de
grootst mogelijke soberheid te stellen.
Intusschen het begin van de laat
ste ronde is er.
In de zitting van Dinsdag heeft Mi
nister De Geer de staatsbegrooting
aangeboden en weldra zullen de al-
gemeene beschouwingen worden ge
houden.
Meer dan de Troonrede zullen die
ditmaal van groot belang zijn.
De leiders der politieke partijen zul
len hebben te openbaren wat er in het
hart hunner fracties leeft. De programs
der politieke groepen, of te wel de wen-
schen, die er omtrent de te volgen ge
dragslijn in de naaste toekomst bestaan,
moeten bekend worden en daaruit zal
eenigermate af te leiden zijn wat het
waarschijnlijk worden kan.
Met groote voorzichtigheid drukken
wij ons uit, want het is zooals Dr. Kuy-
per het eens zei: wie in het politieke
leven een horoscoop trekt, gist in 't
algemeen mis. De grootste verrassingen
zijn hier mogelijk.
Toch zal er veel van afhangen of
de groote politieke partijen tot klaar
heid zullen komen. Wordt bij die groe
pen, die elkander het nauwst verwant
zijn en die gezamenlijk een meerder
heid kunnen vormen, den „gemeenen
deeler niet gevonden, dan is het vrij
wel zeker, dat we ook door de ver
kiezingen die in 't zicht zijn niet uit
deze impasse zullen geraken.
Komt rechts niet tot overeenstem
ming, dan blijven we op het doode
punt, totdat links een regeeringsmeer-
derheid heeft .En valt er over het op
treden van dit intermezo kabinet te
klagen, dan zal er zeker te klagen zijn
Het zal goed zijn, dat we deze din
gen in de komende campagne op onze
kiesvereenigingen eens met elkander
bespreken.
Reeds eer hebben we er op gewezen
dat het hoogst gewenscht is, dat we
ditmaal wat vroeg met de plaatselijke
actie beginnen.
Het Centraal Comité heeft de voor
bereidende maatregelen reeds getrof
fen en leiding moge er van bovenaf ge
geven worden, het werk zal ten slot
te toch door de plaatselijke kiesvereeni
gingen gedaan moeten worden.
En naast de zeo noodige beginsel
studie, mogen dan ook wel eens deze
praktische en actueele vraagstukken
van ons politieke leven ter sprake ge
bracht worden.
Het is in grooten kring gewoonte geworden
van ouderen het hoofd te schudden over den op-
pervlakkigen en vreemden geest die over het
opkomend geslacht vaardig schijnt.
Nu is het ongetwijfeld waar dat de gesteld
heid van het tegenwoordig opgroeiend geslacht
anders is dan voorheen.
Dit verschijnsel is algemeen opgevallen, en
er zijn al heel wat boeken, zoowel in weten-
schapelijk- als romantischen vorm over dit ver
schijnsel geschreven.
Wat het laatste 'betreft herinner ik maar aan
de twee boeken „De Opstandige" en „Gou
den Teugels", welker schijfster het probleem
van geheel verschillende zijde trachten te be
naderen.
Ik zal me er niet aan wagen de oorzaken van
de veranderde mentaliteit onder de jeugd hier
weer te geven, 'k Zou niet volledig zijn en
waarschijnlijk in verschillend opzicht de bal
misslaan ook. In het peilen van de oorzaken
eener gewijzigde geestesgesteldheid zoowel waar
deze zich individueel als in de volksmassa open
baart, dient de tijdgenoot uiterst voorzichtig te
zijn. Het is de geschiedvorscher die op verde
ren afstand achter de feiten staat, gegeven op
deze verschijnselen het licht der objectieve
waarheid te doen opgaan.
Toch zijn er natuurlijk wel oorzaken aan te
wijzen en algemeen wordt wel als vaststaand
beschouwt, dat de wereldoorlog een groote
factor is geweest. Deze geweldige crisis is niet
aan de volkspsyche voorbijgegaan zonder haar
tot in het diepste wezen te beroeren. Het is
waarschijnlijk dat het geweldige conflict dat in
1914 ontbrandde van dien invloed op de we
reldgeschiedenis zal zijn, dat het nageslacht dit
rampjaar het sluitjaar van een tijdperk der al-
gemeene geschiedenis zal verklaren en dat het
met dit jaar een nieuw tijdperk acht ingeluid.
Wij menschen van het begin der twintigste
eeuw, staan nog midden in die crisis en weten
ons amper in den gegeven toestand te oriën-
teeren.
Wij staan voor vele vraagstukken en raadse
len en weten in menig opzicht niet in welke
richting het gaan zal.
En zooals het met alles is, zoo ook hier
„De meester in zijn wijsheid gist,
De leerling in zijn waan beslist."
Er zijn menschen die meenen de vele oplos
singen der wereldraadselen in hun vestzakje te
hebben. Ze weten precies hoe het er mee staat,
op welke waarde de verschijnselen te schatten
zijn en hun oordeel dat meestal een veroordee
ling is, is spoedig geveld.
Als ernstige christenen mogen we hieraan
niet meedoen, want dan zou de invloed van het
Christendom vernietigd zijn.
We laten het oordeel ook over deze ver
schijnselen aan God over, en intusschen arbei
den we voor de eere Zijns Naams, en de uit
breiding van zijn Koninkrijk. Gods Kerk heeft
te arbeiden zoo lang het dag is, en het zaad
des Evangelies te strooien aan alle wateren.
Bovendien niets wijst er op dat het voor de
Kerk des Heeren een slechteren tijd geworden is
Het Calvinisme stemt de ziel tot een heilig
optimisme. Het vindt zijn uitgangspunt in God
den Schepper en weet dat Hij die boven de aar
de troont, de draden van het wereldbestuur in
zijn machtige Vingeren houdt en tenslotte de
Eerste oorzaak van alle verschijnselen is.
Dat stemt tot rust en stil vertrouwen. God
zal ook in hetgeen nog komt Zijn Naam ver
heerlijken.
Bezien we onzen tijd in dat licht, dan krijgen
we toch wel een eenigszins ander idee oVer
deze dingen.
Een oud dienaar van Christus met veel le
venservaring, die de dingen in eeuwigheidslicht
beziet hoorde ik dezer dagen zeggen, hoe op
merkelijk het is, dat in Rusland, waar de Schep
per van Hemel en Aarde officieel op het bru
taalst verloochend is, men Hem in zijn dwaas
heid als „afgeschaft" waande en de Kerk in
verdrukking leeft, degenen daar die naar Chris
tus vragen in de millioenen loopt, terwijl, dat
naar schatting onder het Czarenregime, toen de
Kerk nog officieel in eere was het bij honderd
duizenden bleef. Het is alsof God klaarlijk wil
toonen, dat hij zich door den nietigen mensch
niet laat „afschaffen".
Kijk, in dat licht moeten we de dingen zien.
En het niet voorstellen alsof God te arm en
te onmachtig ware om ook in dezen modernen
tijd, nu niets schijnt vast te staan, allerlei toe
standen zich wijzigen en het er uit ziet dat een
nieuw tijdperk in de wereldgeschiedenis is in
geluid, Zijn heerlijkheid te openbaren en als
't ware een nieuw reveil door de volkeren te
doen varen.
Ook hier kan de geschiedenis ons veel leeren.
Het is telkens gebleken, dat machtige beroe
ringen in het volkerenleven, grooten invloed
hadden op het geestelijk leven en tenslotte ble
ken, slechts middelen in Gods Hand geweest te
zijn om uiteindelijk Zijn Kerk en de uitbreiding
van Zijn Koninkrijk te dienen. Er was hier
steeds nauwe wisselwerking en voor het kind
van God is het een bewijs te meer, dat de
Kerke Christi tenslotte in het centrum, het
brandpunt der wereid staat, dat alles zich om
haar concentreert. Al moge voor den wereld-
ling het lijken alsof het zwaartepunt der we
reldgeschiedenis in het begin van onze jaar
telling valt op Rome's Keizer Augustus, Gods
volk, de wijzen uit het oosten, de herders en
veel anderen wisten dat het zwaartepunt lag
in het kleine Wichtje in de kribbe te Bethlehem.
Achteraf zijn deze eenvoudige geloovigen door
de wereld in het gelijk gesteld. Maar alle eeuwen
door is het geweest dat niet waar de wereld
haar macht concentreert en openbaart, maar
dat daar, waar Gods Kerk is, het zwaartepunt
der wereldhistorie ligt.
Het zou niet moeilijk vallen, verschilleende
episodes uit de wereldgeschiedenis aan te wijzen,
die deze groote waarheid bevestigen. Het zou
mij echter te ver voeren.
Vanuit dit standpunt hebben wij als christenen
ook de groote wereldcrisis die in 1914 zich open
baarde te beschouwen.
Bij God is het ook in deze wereldschokkende
gebeurtenis om Zijn Kerk te doen, daar ligt het
zwaartepunt ook van dit machtig historisch feit.
Niet in Versailles of Locarno of Lausanne of
Genève of Washington of waar de wereld
grootmachten zich vergaderen om over het „lot
der wereld" te beraadslagen, ligt het centrum,
maar in Gods kerk alleen. Een Clemenceau,
een Briand, een Poincaré of een Baldwin, een
Lloyd George, of een Streseman zijn niet zelf
dej spelers aan het groote wereldschaakbord,
maar slechts de figuren op dat bord, en het
hoofdfuguur waar het om gaat is niet dat wat
zij zoeken, maar de kerke Christi.
In dit licht alleen hebben wij als Bijbelvaste
christenen, de wereldcrisis onzer dagen te zien
en ook alles wat uit die crisis is voortgevloeid,
dus ook het verschijnsel der moderne jeugbewe-
ging.
God heeft er een bedoeling mee voor Zijn
Kerk.
En dat moet ons tot groote voorzichtigheid
noopen, en ons er van terughouden alsof wij
met een rijpend geslacht te doen hebben, waar
alle godsdienst afstuit op grenzelooze opper
vlakkigheid en uitwendigheid.
Er moet geloofsvertrouwen voldoende zijn
om ook nu te beseffen, dat de velden wit zijn
om te oogsten, de vraag is slechts of er maaiers
genoeg zijn
En dan is het ongetwijfeld een verblijdend
verschijnsel dat de kerk ten onzent zich met
ale kracht aan de jeugdbeweging gegeven heeft.
Al moge het instituut van den jeugd-ouderling
dat voor enkele jaren zooveel pennen en mon
den in beweging bracht ingezonken schijnen,
op ander gebied en in anderen vorm laat de
kerk ten onzent zich gelukkig over het alge
meen uitzonderingen zijn er natuurlijk overal
en waar die uitzonderingen zich voordoen geeft
het een bedenkelijken kijk op de geestelijke ge
steldheid zeer met de jeugd in.
Er zijn predikanten die van den nood die hier
heerscht ten volle doordrongen zijn en zich met
alle liefde aan den arbeid onder de jeugd geven.
Zwartkijkers mogen beweren van deze jeugd
vrienden „Niet zij hebben de jeugdbeweging,
maer de jeugdbeweging heeft hen," de practijk
leert dat God zijn zegen op dezen arbeid geeft.
Voor één ding wachte men zich wel.
Ook in het werk onder en voor de jeugd blij-
ve men in het zuivere gereformeerde spoor, dat
zich richt naar den Woorde Gods.
Zeker is het, dat Gods Woord ons tot arbeid
onder de jeugd verplicht en aanmaant.
Reeds de eerste bijbelboeken getuigen er van.
Telkens wordt Israël vermaant te spreken van
de verlossing uit Egypte, de wonderbare leiding
door de woestijn, het ingaan in Kanaan, „als zij
in hun huis zitten". Zij moeten er hun kinderen
van vertellen en er wordt uitdrukkelijk bijge
voegd wat zij hun kinderen te vertellen hebben.
En Psalm 78 zegt het Groen koos het tot
motto voor zijn handboek Wij zullen het
niet verbergen voor de kinderen, vertellende de
loffelijkheden des Heeren, en Zijne sterkheid,
en Zijne wonderen die Hij gedaan heeft, opdat
het navolgende geslacht dien wete zouden, en
„dat zij hare hope op God zouden stellen en
Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden
bewaren."
Dit is de eisch voor de jeugdactie, en dat be
hoort aan allerlei geredeneer om er van af te
komen een eind te maken.
Aan de jeugdactie verbindt God hier ook Zijn
zegen, de laatste regels zeggen het duidelijk,
dat is maar niet een vrome wensch die daar
staat, maar de zekere uitspraak van God zelf,
dat Hij het geslacht, dat bij dat Woord op
gevoed wordt, zegenen zal met geestelijke
zegeningen.
Doch, ik herhaal het bij de jeugdactie blijve
men in het gereformeerde spoor.
Jeugdiensten zijn contrabande. Jeugdkerken
passen niet in het gereeformeerde leven en Zon
dagscholen die onder kerktijd worden gehouden
zijn een uitvloeisel van het Engelsche metho-
disme, maar waren bij onze gereformeerde va
deren uit den booze.
Het kind behoort zoo jong mogelijk in de kerk
IS *T NU T[IJD V.OOR
MAAR WE HEBBEN OOK
EEN UITGEBREIDE KEUZE In
HALFWOLLEN en WOLLEN
li
IN FIJN ROSE KLEUR VOOR
2,95. IN DIKKERE SOORTEN
HEBBEN WE
IN FIJNE ZALM.ROSE EN
LILA.KLEUREN. I
VRAAGT ZE TE ZIEN II
met de gemeente. Daar is hun plaats. En wan
neer zij, zooals vanzelf spreekt de school met
den Bijbel bezoeken, is het zondagsschoolonder-
wijs geheel overbodig. Er moet ook nog gele
genheid zijn, dat het kind bij vader en moeder
in het gezin is
En voorts legden onze gereformeerde vade
ren den nadruk op het kennen en belijden der
heilswaarheden ook door het opgroeiend ge
slacht. De catechismus moesten de jongelieden
vroeger prompt kennen, 't Is niet gereformeerd
te zeggen, dat die kennis maar uitwendig is en
dat het op het hart aankomt. God werkt door
het verstand in het hart, anders behoefde Israel
zijn kinderen ook niet te vertellen van hetgeen
God in vorige tijden gedaan had.
Het trof me dezer dagen in een onzer kerk
bodes een berichtje van den plaatselijken pre
dikant te lezen, die zijn catechisanten berichtte,
dat hij er op rejcende, dat zij hem den volgenden
Woensdag hun opstellen zouden inleveren die
zij over zijn preek van Zondag te maken heb
ben.
Dat vind ik een aanbevelenswaardige m-
thode.
Ik herinner mij uit mijn jeugd, dat ten on
zent des Zondagavonds bijna alle catechisanten
onder den preek- van den predikant zaten te
schrijven, zij moesten een kort uittreksel van
den preek in de week op de catechisatie aan
den predikant overleggen.
Vroeger is het openkele plaatsen in ons
land de gewoonte geweest, dat de jongelieden
Zondags in de kerk voor den predikant een
Zondagsafdeeling van den Catechismus op zeg
gen moesten.
Dat alles ligt in de lijn onzer Gereformeerde
vaderen.
We zijn in die dingen wel wat zoetsappig
geworden.
Er is tegenwoordig voor alles tijd, behalve
voor het grondig leeren kennen der heilswaar
heden zooals onze Gereformeerde Kerken deze
in den vervolgingstijd zoo schoon geformu
leerd hebben. De stoffelijke dingen leggen zoo
veel beslag op den tijd van ons allen, er is
zooveel tijd noodig om zich te bekwamen voor
een levenspositie, dat er voor deze dingen geen
tijd overschiet.
Dat is een algemeene klacht.
Maar een klacht, die niet allereerst de jeugd,
maar den ouders aangaat. God stelt in Zijn
Woord de eisch niet aan de jeugd, maar aan
de ouders, dat ze hun kinderen hebben te
leeren.
En daarom hebben de ouders zichzelven te
herzien. Van hen zal ook van deze dingen
verantwoording geëischt worden.
Het zoeken van Gods Koninkrijk en zijn ge
rechtigheid, moet ook het kind vóór alle an-
deredingen leeren. En dat zoeken moeten de
ouders hun leeren. „Ze zijn over de kinderen
geen baas meer", zeggen ze, maar, in het stof-
ielijke schijnen ze toch wel leiding te kunnen
geven
Als er oppervlakkigheid is, en ik ontken het
niet, dan ligt de oorzaak in gebrek aan kennis
en diepgaand inzicht. Onkunde is de vloek in
Gods Kerk. „Mijn volk gaat verloren, omdat
het geep kennis heeft", is niet in de eerste
plaats te vergeestelijken, zooals zoovelen willen
doen, maar beteekent precies wat er staat.
De jeugd heeft band en tucht noodig en als
dit verstaan wordt en hen de noodzakelijkheid
wordt opgelegd eerst kennis te nemen der Ge
reformeerde belijdenisschriften, dan zal God
dat zegenen. Ook de moderne jeugd heeft zijn
hart, dat zoekt en haakt naar het verloren
Paradijs, een hart dat onrustig is, ondanks alle
schijn van oppervlakkigheid en onverschillig
heid.
Verstaat de kerk, verstaan de ouders hier
hun roeping in bidden en werken, dan kunnen
we het overige gerust aan Gods barmhartig
heid en zondaarsliefde overlaten.
UITKIJK.
(Nadruk verboden).
Brandnetelverdelging.
De brandnetel is een algemeen voorkomend
onkruid. Het groeit op de bermen der wegen,
zoowel als op de akkers der graslanden. En
het weet zich dikwijls te handhaven trots alle
moeite, die men doet om het te verdelgen.
Hakken en afmaaien is langen tijd het parool
geweest. Dan zoo heette het wordt ten
langen leste de wortelstok uitgeput en kan geen
groene deelen meer voortbrengen. Maar de
praktijk was met die theorie wel eenigszins in
strijd: de brandnetel groeide in vele gevallen
lustig door. Men zocht daarom naar meer af
doende middelen. Op de proefvelden der Veen-
commissie in Strelitz bij Colmar zoo ver
haalt de heer M. Oehme te Posen, directeur
der genoemde Commissie -ondervond men
veel last van brandnetels. Herhaaldelijk maaien,
uitsteken der stammen, scheuren der aangetaste
perceelen, leverden geen resultaat op. Toen
kwam de directeur der Landbouwwinterschool
te Colmar, Stierkorb, die met het toezicht op
de velden belast was, op het idee de jonge
brandnetelplanten in 't voorjaar te gaan be
spuiten met kopervitriool, ijzervi-
t r i o o o 1 en een oplossing van k a i n i e t. Er
werd voor de proefneming een perceel uitge
kozen, waarop de grassen zoo goed als geheel
door de brandnetels verdrongen waren. Het
perceel werd in stukken van 25 M2 (vierkante
Meter) ingedeeld, en elk perceel werd nu met
een der bovengenoemde oplossingen in een
sterkte van 20 procent bespoten. Op alle per
ceelen werden de brandnetels direct zwart en
lieten de bladeren vallen. Na eenigen tijd
brachten de wortelstokken nieuwe scheuten te
voorschijn, die opnieuw bespoten werden en
^Tf p
spoedig afstierven. Nog eens, dus voor de
derde maal, werd de besproeiing herhaald in
den volgenden herfst. In het toen volgende
voorjaar kon men constateeren, dat de wortel
stokken van alle brandnetelplanten waren af
gestorven.
Deze proeven werden in 't groot herhaald
op de proefvelden te Strelitz en Alt-Borni bij
Neutomischel. Met een gewone herikspuit wer
den de brandenetelpollen, die door hun snellen
groei boven het gras uitstaken, bespoten met
een 15-procent kainiet-oplossing. Ook nu was
het resultaat der besproeiing direct waar te
nemen. De jonge brandnetels werden zwart,
de bladeren vielen af en de grassen verkregen
de overhand, zoodat op het oogenblik tegen
den hooioogst de besproeide vlakte volkomen
vrij van brandnetels scheen te zijn. Bij nader
onderzoek bleken de uitloopers der wortelstok
ken zeer zwak en ziekelijk gekleurd te zijn,
terwijl de wortelstokken zelf begonnen zwart
te Worden, dus gingen afsterjven. De he.er