[sen •1 ii ik Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. n nieuwe Japon nnen I ialcnlianilel IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON EG 99 No. 3469 WOENSDAG 19 SEPTEMBER 1928 43ste JAARGANG itten enza ust-e i DUIF" EERSTE BLAD. Eerst kijken Gemeenteraad. Het huisje aan den Zeedijk Nederland vol- PUC- f. 21 anapirin tterdam W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. staat, dat de energie sche centrales. Het |daan naar de Doode rijker zou worden keukenzout, beid, aan de proef- tdt verricht in en Hebreeuwsche Uni- I opmerkelijk feit; im- innend Zionisme in |lestina de gevolgen een boos voorge- het nageslacht, toeft de geloovige Ir het Heilige Land alles rondom hem eekt. Geen stad en En onwillekeurig Abraham opzond Idden ter wille van tien rechtvaardigen, lordeel werd voltrok- als Hij zal komen geloof vinden 7 Zóó Woord de toestand hst des Heeren. Laat enadetijd leven, aan- het ernstige woord fenen zult". Heden en len willen doen; en De Doode Zee sluit die slechts aan „mor- van haar zondig ^t van Europa 7 Van (Timotheüs) iTING. Men lette vooral op den naam daar deze ten wettig ermd zijn namaak valsching. 0 en 75 ct'. buisjes 5 ct. en Drogfcten. ervan verzekerd is bekende adres Kussens 32. is bekend staand Bij aankoop *NCADEAU Deze Courant verschflnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f I.— bl vooruitbetaling. BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zj beslaan. AdvertentlSn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. V SCHIJN EN WEZEN. Zondag j.l. is door de S.D.A.P. met de in dat kamp bekende aanmatiging „de Roode Zon dag" genoemd. Dagen achtereen, weken lang werd het so cialistisch volk door de roode dagbladpers be werkt om Zondag 16 September als één man op te komen naar de betoogingen, die alsdan gehouden zouden worden in vijf plaatsen des lands. „Het Volk" van Zaterdag j.l. bevatte een afzonderlijk bijvoegsel „gewijd aan den Rooden Zondag". De leuze was „Voor ontwapening en Staats pensioen De S.D.A.P. d e partij voor ontwapening, d e vredespartij Als men „Het Volk" leest en de redevoerin gen der roode leiders aanhoort, zou men het gaan gelooven De s c h ij n heeft ze mee Donderdag 27 September a.s. zal D.V. het tienjarig bestaan van den Bijzonderen Vrij- willigen Landstorm in nationalen Landdag her dacht worden. Dit militaire corps, dat in 1157 afdeelingen over het geheele land verspreid, en 58000 vrij willigers telt, op militaristische leest geschoeid is, lijkt wel op een oorlogsapparaat en een antipode van den vrede 1 De schijn heeft ze tegen zich En toch, beiden zijn niet wat ze oppervlakkig schijnen. De S.D.A.P. is het oorlogsinstituut bij uit nemendheid, hier Vindt ge den militaristischen geest, en de Bijz. Vrijw. Landstorm is niet anders dan de vredebewaarder bij uitnemend heid, hier vindt ge de geest des vredes. Ook hier, zooals zooveel in het ieven, dek ken schijn en wezen elkander niet, doch staan lijnrecht tegen elkander over. Men moet om dit te doorgronden niet bij de oppervlakte blijven staan, en zich niet vergapen aan uitwendigheden. Het wezen van een zaak zit meestal ver borgen, terwijl de schijn er boven op ligt. Oorlog is macht boven het Recht. Vrede is macht in dienst van het Recht. Met die gegevens brengt ge de puzzle tot oplossing. De S.D.A.P. is een machtsinstituut. De Bijz. Vrijw. Landstorm is een rechts instituut. En welke, uiterlijk anders schijnende dingen zij overigens dragen is louter bijzaak. De kwaadwillige, die niet anders dan zijn vuisten en zijn spieren ter zijner beschikking heeft, is oorlogszuchtiger dan de politieman, die met sabel en gummistok hem in bedwang houdt. Nu is het niet te verwonderen, dat waarbij zulk een eenvoudig en veel voorkomend straat- tooneeltje de goegemeente zich vaak reeds door den schijn verleiden laat en de partij van het m a c h t s misbruik steunt tegen die van het rechts gebruik, omdat ze in den eerste het recht en in den twe'ede de macht waant, dat hetzelfde verschijnsel zich ook op groote schaal voordoet, waar uit den aard der zaak de ge vallen gecompliceerder en gecamoufleerd zijn. Dat de S.D.A.P. gebaseerd is op den grond slag van de macht boven het recht, bewijst haar oorsprong, haar wezen en haar doel, welke door de haat, ae voedsterling aller oorlogen, bezield worden. En nu moge de S.D.A.P. verburgerlijkt schij nen, haar revolutionairen aard schier verloo chend hebben, in haar meeloopen in 't parle mentaire gareel, de ketting is niet sterker dan haar zwakste schakel, en de S.D.A.P. is niet minder revolutionair dan haar geweldadigst oogenblik, toen zij langs een onwettigen weg een greep deed naar de macht. In ditzelfde nummer kunnen onze lezers een historisch overzicht van den ons zoo goed be kenden heer Den Ouden lezen, waarin die zwakke schakel der roode ketting (Nov. 1918) klaar belicht wordt. De holle phrases van den Rooden Zondag kunnen ons dan ook niet misleiden. Wie het wezen der S.D.A.P. in haar arme lijke naaktheid ziet, weet dat alle leuzen uit dien hoek: „de wapens neder", niet anders be- teekenen dan: „de wapens hier De geheele ontwapeningsleuze is bovendien staatsgevaarlijk. In hetzelfde blad, op dezelfde pagina van „Het Volk", waar Kleerekooper schrijft over de noodzakelijkheid onzer nationale ontwape ning, schrijft hij ook een stukje over zijn va- cantie-ervaringen in België, waar het hem trof, dat Duitsche kinderen niet mochten meespelen in wedstrijden, waaraan alleen „uit geallieerde en neutrale landen mocht worden deelgenomen", waaruit hij de conclusie trekt „Zoo worden reeds de kinderen opgevoed in den haat tusschen de volkeren, met al de innerlijke lafhartigheden en heldenmoed aan den buitenkant, die daaraan vastzitten. En intusschen wet de groote Slachter zijn mes met het gouden heft." Menschen, die zoo doordrongen zijn van de rassenhaat, de oorlogszuchtige stemming bij naburen, en ons land daar in een als een weer loos lam willen overgeven, drijven gevaarlijk spel. Daarom huldigen wij den Bijz. Vrijw. Land storm als rechtsinstituut, als vredebewaarder bij uitnemendheid, die „als 't moet" voor de majesteit van het recht, tegen de machts openbaring van Revolutionaire rechtsbrekers, Oranje en Nederland beschermen wil. V TEEDERHEID IN HET HEILIGE. In verband met het bezoek van onze geëer biedigde Koningin op een Zondag aan de Olym piade, nam de Kerkeraad der Chr. Geref. Kerk te Amsterdam het besluit H. M. zijn diep leed wezen over dit feit te betuigen en: „die besluit in onze Chr. bladen bekend te maken". Ook wij keuren deze daad onzer Vorstin af. Maar we betreuren het, dat deze kwestie aanleiding heeft gegeven tot krantengeschrijf. We zouden er dan ook geen woord over gezegd hebben, indien verschillende bladen niet hun kolommen voor deze teere kwestie hadden opengesteld. Het publiceeren van genoemd besluit heeft de linksche pers zelfs aanleiding gegeven tot grove spotternij, die onze gevoelens op het diepst krenken. Moeten dergelijke zaken nu aanleiding geven tot krantengeschrijf Bovendien heeft hier de Chr. Geref. Kerk van Amsterdam in strijd gehandeld met Gods Woord. Het is zooals een lid der Chr. Geref. Kerk te 's-Gravenhage dezer dagen in „De Rotter dammer" opmerkte, in strijd met hetgeen Chris tus in Matth. 18 gebiedt. Wij kunnen ons goed indenken, dat de ker keraad dezer kerk leedwezen over deze daad onzer geliefde Vorstin gevoelde. Hij is daarin niet de eenigsfe geweest, maar de wijze waarop hij van dit leedwezen getuigenis gaf, bederft meer dan het goed maakt. Hoe men er toe komt te zeggen, dat Gods Woord ons voorgaat om op dergelijke manier te handelen, is ons een raadsel. Juist het voorbeeld van den profeet Nathan tegenover David kan ons anders leeren. We lezen in 2 Samuel 12: „En de Heere zond Nathan tot David, en als hij tot hem inkwam", enz. Hieruit blijkt duidelijk, dat Nathan niet voor het aangezicht van heel Israel in den voorhof des tempels David bestrafte, maar in het ver borgene, in het paleis des Konings. Dat ware ook de weg geweest van den ker keraad te Amsterdam. Bij een optreden als nu plaats had, wordt het Woord Gods niet geëerbiedigd, alle teederheid in het heilige raakt zoek, en door deze pro- vaneering van wat slechts ademen kan in de intimiteit van de binnenkamer, wordt dit in ons dierbaar landje helaas maar al te spoedig object van politieke speculatie de voorbeel den er van zijn reeds voorhanden. En dit maakt deze heele zaak wanstaltig en wansmakelijk. NIEUWE MAATSCHAPPIJVORMEN. Zooals meelevende lezers weten verscheen er van de hand van Mr. Gerbrandy, lid van het Centraal Comité en lid van Ged. Staten van Friesland, een studiewerk onder den titel: „De strijd voor nieuwe maatschappij vormen". Het ligt niet in onze bedoeling in deze drie star dit boek te bespreken, daarvoor zou meer dan één driestar of hoofdartikel noodig zijn. We willen hier echter wel wijzen op een kritisch hoofdartikel van de „N. Lingebode", een blaadje uit de Betuwe, dat dit werk van Mr. Gerbrandy scherp afkeurt. De schrijver van dit epistel blijkt van ge voelen te zijn, dat de huidige maatschappijvorm de eenige is, die Gods Woord toelaat en nor matief gezag heeft voor alle tijden. Als dat zoo ware stond het er met de A. R. partij en haar beginselen bedenkelijk voor Immers dan zou het karakter der Anti- Rev. beginselen slechts incidenteel en niet uni verseel zijn. De schrijver zal toch ook wel weten, dat de huidige maatschappijvorm slechts betrekkelijke waarde heeft, een overgangsvorm is tot nieuwe vormen ROTTERDAM, Hoogstraat, hoek Spui DEN HAAG, Alléén „Modehuis-Hofweg 6" De aanblik van het maatschappelijke leven was onder de Patriarchen anders dan in de volheid des tijds. En tijdens Christus' omwan deling op aarde was de maatschappijvorm weer een geheel andere dan tijdens de kruisvaarten. En tijdens het Gildewezen weer anders dan tijdens het bestaan van het beruchte coalitie verbod. En nu weer anders dan in het laatst der vorige eeuw. Het maatschappelijke leven is aan altijddu rende wisseling en vervorming onderhevig, vol gens de grondwet van het organische in tegenstelling met het mechanische leven. Wie zal zeggen hoe de maatschappij zich na 50, na 100 jaren openbaren zal Het is dan ook dwaasheid aan eenige maat schappijvorm normatief gezag te willen ont kenen. De beginselen der Anti-Rev. partij zijn uni verseel. Zij leggen zoowel beslag op het nomade leven der ouden als op het burgerlijke en slaven leven van later tijd; zoowel op de verhoudingen tusschen edelen en hoorigen, adel en steden, gezellen en meesters, als op later tijd toen het economische en maatschappelijke leven onder den invloed kwam van het stoomwezen. Het zijn alle maatschappijvormen geweest van verschillend karakter en deze wisseling zal blijven voortgaan zoo lang deze bedeeling stand houdt. En met dankbaarheid mogen we constateeren, dat onder de gezegende werking der gemeene gratie elke volgende maatschappijvorm beter was dan de voorgaande, er zat ontwikkeling, ontplooiing in. In plaats van te verstarren en te verstijven bij den huidigen vorm is het veeleer de roeping der Anti-Rev. partij deze ontwikkeling leiding te geven en in de juiste bedding te houden. Deed zij dat niet, dan zou zij spoedig naast en buiten het actueele leven komen staan en haar roeping verzaken. Vergadering van den gemeenteraad van GOEDEREEDE op Vrijdag 14 Sep tember, des nam. 7 uur. De Voorzitter, burgemeester Charbon, opent de vergadering, waarna de notulen worden voorgelezen en onveranderd worden vastge steld. De VOORZITTER deelt mede, dat de kas van den gemeente-ontvanger is nagezien en in orde bevonden. In kas was 901.49®. Aan de orde is de vastelling der gemeente- begrooting 1929. De VOORZITTER deelt mede, dat zij bij door H. ZEEBERG. 21) ,,'k Hoop van uw uitnoodiging eens gebruik te maken. Maar u moet het niet zoo gauw ver wachten, mijnheer." „Ik laat het heelemaal aan u over. Zijt ge al op de boerderij van uw oom geweest 7" vroeg hij dan, haar onderzoekend aanziende. „Nog niet, mijnheer. Niet verder dan dit huis en den zeedijk. Voorloopig was het genoeg." „Dat is ook zoo. Eerst eens aan de omgeving wennen. Bij uw oom is het anders een prettig gezin, 'k Wou dat al de gezinnen van mijn ge meenteleden zóó waren. En Adriaan Blankert mag ten voorbeeld worden gesteld." Het werd weer gezegd op dienzelfden, eigen- aardigen toon van zooeven. Lia vatte het niet. Maar wel hoorde ze de verandering van in tonatie. Doch instemmen met den lof, op haar oom gebracht, kon zij onmogelijk. Haar ervaring was een andere. ■.Nu tot ziens", zei'de predikant, haar spon taan de hand reikend. „Dag mijnheer." „k Moet mij haasten", zeide hij nog. ,,'t Be gint al te .donkeren." Lia keek de slanke gestalte, die veerkrachtig nog op de fiets stapte, even na, om dan, rillend weer naar binnen te gaan. „Een aardige man, die dominé", merkte zij op. „Dat is hij zeker. Hij is zéér gezien en ge liefd in de gemeente", zei Vrouw BlankeEt. „Hoe komt het, dat hij op zoo'n klein dorp terecht kwam Grootmoe Hij was toch in de stad 7" „Het was hem er te druk. Zijn gezondheid liet hem niet toe, er te blijven." „O, is het dat 7 Ik dacht ook al dat gebeurt wel niet vaak, dat een predikant van een stad naar een dorp gaat. Maar overigens heb ik er weinig verstand van Grootmoeder." De oude vrouw ging er niet op in. Zij had den fijnen tact van dominé Meinema, die tot Lia heel niet over de kerk gesproken had, begrepen. Voorloopig zou er met dit meisje van de wereld daarover toch niet te praten zijn. De dominé was van alles op de hoogte. Hij had er met opzet niet over gesproken. Zij zou het voorloopig ook niet doen. „Vindt u het goed, dat ik daar eens heen ga, Grootmoeder 7" „Zeker kind, het zijn aardige meisjes, die dochters van den dominé. „Hoe heeten zij, Grootmoe 7" „Lies is de oudste. En dan volgt Hermien". „Is er maar één zoon 7" „Ja, Hans, die gauw predikant zal zijn. En dan is er nog een nakomertje: Gretha. Die zal een jaar of twaalf zijn". „Ik wil toch wel eens kennis maken. Maar ik moet eerst naar oom en tante". De toon, waarop dit gezegd werd, was nu niet bepaald vroolijk te noemen. De weduwe Blankert zuchtte. Zij begreep het wel: Lia was geraakt hierdoor, dat nog niemand van de boerderij was komen kijken. En zij had ook wel uit Lia gekregen, dat haar zoon ver van vriendelijk en voorkomend was geweest, toen hij haar in de stad van de boot had gehaald. Het was vast zijn werk, dat nie mand noggekomen was. „Weet je, wat je doet, Lia 7" „Nog niet, Grootmoeder". „Als het niet al te koud is, ga je er morgen middag eens heen. Zoover is het niet loopen. En misschien brengt Harmsen vanavond je fiets wel. Dan is het al heel gemakkelijk". „Wie is Harmsen, Grootmoe 7" „De vrachtrijder uit de stad. Die gaat drie maal in de week, maar vast Vrijdags. Misschien brengt hij je fiets wel mee". „Ja, dan kon ik die wel nemen. Maar ik wil ook wel loopen. 't Zal wel een gezonde wan deling zijn. Zal ik er goed ontvangen worden. Grootmoeder „Het valt best mee, Lia. 't Is alleen je oom, die zich er nog niet over heen zetten kan. Maar dat komt op den duur wel in orde. Hij is goed van inborst". „Ik kan het toch niet helpen, dat Mama zoo is 7" zei Lia op een toon, die van weinig eer bied voor haar moeder getuigde. „Stil, kindje, stil", vermaande vrouw Blan kert, „zóó moet je niet spreken over je moeder. Altijd met eerbied over je ouders spreken, ook al deden zij verkeerd. Ik ben heel blij, dat je gekomen bent. 'k Hoop, dat het zoodoende nog in orde komt. Wie weet is dit de weg Gods wel". Op deze laatste opmerking reageerde Lia niet. Zjj kon met Grootmoeder aardig overweg. Maar als de godsdienst er bij kwam, zooals zij zich in gedachten uitdrukte, dan ging het niet goed. Daarover kon zij niet meepraten. Het interes seerde haar ook niet. Zij dacht over haar gaan naar de boerderij van oom Adriaan. Als een berg, zóó zag zij daar tegenop. Als zij daar zóó koud en on verschillig ontvangen werd als van de week door oom, die haar van de boot kwam halen Het zou haar niet overkomen. Zij zou er gauw verdwenen zijn, om niet weer te keeren, hoe erg Grootmoe dat ook vinden zou. Intusschen was de predikant met een stevig vaartje den smallen landweg afgepeddeld. Hij wilde nog vóór het donker thuis zijn. Juist wilde hij, bij den tweesprong, den weg naar het dorp indraaien, toen van de zijde der stad ook een wielrijder kwam aanzetten. Hij zag al spoedig, dat 't Adriaan Blankert was en matigde zijn vaart wat, om den komende gele genheid te geven, zich bij hem te voegen. Adriaan Blankert tikte, bij wijze van groet met den rechter wijsvinger aan zijn pet. „Dominé." „Dag Blankert. Rijden we samen verder 7" „Best dominé. Is u bij moeder geweest 7" „Geraden man. 'k Miste haar Zondag in de kerk." „Zij was wat ongesteld. We waren er Zon dagmiddag. Maar Maandagmiddag ging het weer." „Ja het is weer in orde, hoor. En zij heeft nu ook lief gezelschap gekregen." Adriaan Blankert gaf geen antwoord. ,,'k Heb haar uitgenoodigd eens in de pas torie te komen. Zij lijkt mij een aardig meisje toe." „Zoo" zei de boer. „Wat heb je tegen haar Blankert 7" vroeg do miné Meinema op den man af. Adriaan Blankert werd ietwat onrustig. ,,'k Heb niets tegen haar dominé. Ik ken haar niet eens." „Dat dacht ik ook. Maar je lijkt mij zoo ge reserveerd." „Keurt u het goed, wat mijn zuster heeft ge daan en nog doet 7" vroeg de boer, met deze vraag te kennend gevend, waar hem de schoen wrong. „Neen dat keur ik natuurlijk af. Maar dat kan dat meisje niet helpen." „Mijn zuster had moeten komen naar haar moeder en vergiffenis vragen, zooals het be hoort. En dan hadden we verder kunnen zien." „Goed, laat dat alles zoo wezen. Ik voel wat voor deze redeneering. Maar zoo is het nu een maal niet gegaan. Je moet het nemen zooals het valt. Met dit meisje af te stooten, zou je misschien een altijddurende verwijdering tot stand brengen." „Ik kan het nog niet met u eens zijn dominé. Marie, mijn zuster had anders moeten handelen. Het is géén manier, om in jaren niet van je te laten hooren en dan je dochter als logé te zen den." „Ik ben het volmaakt met je eens Blankert. Wij hebben het er verleden week ook al over gehad. Maar duidt dit alles het meisje nu niet ten kwade. Je hebt haar vriendelijk tegemoet te treden, dal) is je Christenplicht Blankert. En wie weet, wat God dan voor het vervolg nog groeien laat." „U spreekt als mijn moeder en als mijn vrouw dominé. Het is best mogelijk dat het zoo moet. Maar ik kan het nog maar niet inzien. Als Marie nu kwam en beleed, dat zij moeder schande lijk behandeld heeft, dan was het in orde. En dan kon, wat mij betreft, de heele familie op mijn boerderij komen logeeren." „Wie zegt je, dat het zoover nog niet eens komt Ik vindt, dat wij al aardig op dien weg zijn. Stoot dat' meisje, je nichtje, nu niet af Blankert. Je moogt het niet doen. Maar het zou ook niet verstandig zijn." De boer antwoordde niet. Zij waren nu vlak bij de boerderij. De pre dikant sprong van zijn fiets, welk voorbeeld door Adriaan Blankert werd gevolgd. Dominé Meinema keek hem ernstig aan. „Kijk eens Blankert. Ik heb nog niet met je nichtje gepraat. Alleen wat alledaagsche zaken besproken. Voorloopig zal het ook wel niet verder komen. Vertrouwelijkheid moet worden gegeven, niet gevraagd. Maar uit wat ik ver nomen heb, weet ik nu wel zóóveel, dat het meisje eigenlijk een zoekende ziel is. Zij is niet tevreden met het leven van nietsdoen, dat zij thuis leidde en dat een leeg leven is, in den vollen zin van het woord. Hebben wij nu niet de taak haar op een bezadigde verstandige wij ze den goeden weg te leeren kennen Maar hoe zal dat kunnen, als haar eigen oom haar bot afwijst 7 Zal zij zich dan niet met afkeer af wenden van die Christenenen, die haar hebben uitgeworpen 7" Staande bij zijn rijwiel, op den hardbevroren weg, terwijl een scherpe Oostenwind het gelaat striemde, sprak Dominé met gloed deze zinnen uit. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1