ET L en t Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. nen entiandel geen vliegen a (i IN HOC SIGNO VINCES of No. 3466 ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1928 43ste JAARGANG en ler- ilt is &ZN. 3* ol- k 21 EERSTE BLAD. Oppervlakkigheid. Op den Uitkijk. mu0öen meer >er a.s. ter iet aanwijzing Ice zonder ont- 'ereeniging in eigendom Iriftelijk bij het toe de teront- ivan plan [ond IC- Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. a/s ge sproeit' met JLassd- eiB Taaifafoo«aw. N 270 Aantee» keningen 1 c.A. 1 00 30 20 ^ERK. >lmondig Cologne ïnbaring |t gebied is. En zoodat IS DE kRFUM EFTE zen win» ^nbieden. [i Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDau. ABONNEM ENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— ES vooruitbetaling, BUITENLAND bi] vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS w. boekhoven St 250NEN SOMMELSDIJK Telef, Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per rege! DüENSTAAN'/RAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, Het orgaan der Staatk. Geref. partij De Banier bespreekt in den breede het Synodaal besluit der Chr. Geref. Kerk inzake art. 36. Zooals bekend is besloot deze Sy node, naar aanleiding van het grava men door enkele leden dier Kerk inge diend tegen de bekende zinsnede uit art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis, dit artikel onveranderd te handhaven. Volgens De Banier stond in het ver slag dier Synode jjp „Ds. L. H. v. d. Meijden rapporteerde. Ge- zien de enkele ure, welke aan het onderzoek besteed kon worden, was het een schitte rend antwoord op de aangevoerde bezwaren tegen genoemd artikel. Dat het artikel niet spreekt van het uitroeien van menschen, maar van afgoderij en valschen godsdienst werd aangetoond met een beroep op de geschiede nis." Het is bekend dat de Staatk. Geref. Partij zelve ook studie heeft gemaakt over deze moeilijke materie. De commissie hiermede belast kwam echter tot geen resultaat en zonder haar taak volbracht te hebben werd zij weer ontbonden. Men meende te kunnen vol staan met de „bewijslast" op de schouders te leggen van hen die de be kende zinsnede in strijd achten met de H. Schrift. Men heeft zich er dus wel heel ge makkelijk van afgemaakt. En alsof men dat zelf gevoeld heeft, -gaat De Banier zich nu met beide han den vastklampen aan het rapport der Synode van de Chr. Geref. Kerken. Wij kunnen ons dat indenken. Maar als de St. Geref. partij zich in beeldt dat zij haar houding ten aanzien van art. 36 hierdoor voldoende recht vaardigt, vergist zij zich toch. Wij kunnen ons niet voorstellen, dat „een enkele ure welke aan het onder zoek besteed kon worden", voldoende is om dit moeilijke vraagstuk funda menteel te behandelen. De St. Geref. Partij die zelf veel meer dan „een en kele ure" aan deze kwestie besteed heeft en nog tot geen conclusie kwam, zal de eerste zijn om dit toe te geven. Trouwens de oppervlakkigheid waar mee hier over deze dingen in De Ba nier wordt heengeloopen blijkt uit het geheele artikel. De Banierschrijver zegt „De eerste conclusie, dat er geen sprake is van uitroeien met het zwaard, is juist. Men wil er dat wel van maken, maar het staat er niet. Stel je voor, dan zouden alle Room- schen door onze vaderen moeten zijn omge bracht. En dat is nooit geschied". Is dat nu een afdoend bewijs Dat onze vaderen de Roomschen met rust lieten bewijst niets anders dan dat ook zij geen kans zagen de letterlijke beteekenis van art. 36 te handhaven, evenmin als de St. Geref. het in onzen tijd kunnen doen. Maar het afwijken onzer vaderen van wat zij in art. 36 geschreven had den, geeft in onzen tijd niemand het recht om nu maar art. 36 naar de daden der vaderen te gaan interpreteeren. Onze geloofsbelijdenis moet daarvoor te hoog staan. Art. 36 is voor geen tweeërlei uitleg 'ghrg Vatbaar. Het is zooals De Banier in hetzelfde artikel de Synode van 1859 laat zeggen „de bedoeling van het artikel is, dat het der Overheid betaamt, dat zij als Gods dienares, de ware leer en gods dienst beschermt, en met de macht haar van God gegeven, alle valsche gods diensten en afgoderijen behoort uit te moeien door zulke middelen als zij recht en billijk zal oordeelen overeenkomstig Gods Woord." „Met alle macht haar gegeven" Welke macht is dat De macht van het zwaard. De over heid heeft de macht van den sterken arm Zij draagt het zwaard niet tever geefs." Trouwens, dat deze Banierschrijver zich wel heel sterk in hetzelfde artikel tegenspreekt blijkt wel duidelijk als hij aan het slot van zijn beschouwing zegt van het standpunt der vaderen, Calvijn, Beza, Voetuis, Maresius, e.a. dat zij allen op grond van Gods Woord leer den, dat „de Overheid het recht heeft om hen, die hardnekkig in hun dwaling volharden, en dus in het openbaar af goderij, valschen godsdienst of gods lastering bedreven, desnoods met den dood te straffen." Dat iemand in één en hetzelfde arti kel deze woorden kan neerschrijven en tevens schrijft dat er „geen sprake is van uitroeien met het zwaard." kan slechts plaats hebben doordat hij met grenzelooze oppervlakigheid over deze ernstige dingen heen redeneert. Het is begrijpelijk dat men in onze dagen dien kant uit wil en art. 36 zoo wil uitleggen, dat er van geen uitroeien met het zwaard sprake is. Dat brengt de politieke gesteldheid van onzen tijd mee. Maar is dat aan art. 36 recht laten wedervaren Toont het niet veel meer eerbied voor onze confessie als we haar toetsen aan Gods Woord en dan als blijkt dat Gods Woord in geestelijke zaken geen dwang duldt den moed te hebben het te schrappen Als men even doordenkt blijkt toch wel dat de onderscheiding, die men te genwoordig maken wil, tuschen de li- bertatis conscientiea, de gewetensvrij heid en de libertatis excercitié religiones de vrijheid van Godsdienstoefening on mogelijk is. Beiden zijn onlosmakelijk aan elkan der verbonden Het eene beschermen en het andere verbieden is onmogelijk. Belijdt men, dat het wezen van het Calvinisme gewetensvrijheid eischt dan volgt daar noodwendig uit, dat ook vrijheid van godsdienstoefening en ge loof geëischt wordt. En dat onze vaderen practisch de letterlijke beteekenis van art. 36 nim mer ten uitvoer brachten, komt alleen hierdoor, dat vrijheid van geweten en vrijheid van godsdienstoefening prac tisch niet te scheiden zijn. En het staat in onzen tijd nog precies zoo. Wanneer de Staatk. Geref. Partij in de practijk art 36 wil handhaven, dan moet zij in de Staten-Generaal er werk van maken, dat de Roomsche Mis voortaan in de godsdienstoefening ver boden wordt, dan moet zij er ook werk van maken dat de Doopsgezinden ge dwongen worden, hun kinderen jong te doopen, want beiden zijn volgens de Calvinistische leer, afgoderij en val schen godsdienst. Dan moet zij er ook werk van maken de Sabbatisten te dwingen niet den Zaterdag maar den Zondag te heiligen. Zoo is er veel meer te noemen, dat in art. 36 ligt opgeslo ten. Maar men voelt wel dat als men hier dwang gaat leggen op de uitoefening van dén godsdienst men terstond tot dwang van het geweten komt. Verbod van Mis en gebod van Zondagsheili ging en kinderdoop tasten onmiddelijk de vrijheid van geweten aan. En als deze gewetens in hun dwaling meenen Gode meer te moeten gehoor zamen dan menschen, dan staat men al voor het feit, dat het zwaard der Over heid er aan te pas moet komen. Men kan het wenden zooals men wil, maar art. 36 houdt in den eisch van consciëntiedwang Het feit dat deze Banierschrijver zich in één en hetzelfde artikel tegenspreekt bewijst, dat hij voor deze groote moeielijkheid staat. Hij wil gewetens vrijheid van de vrijheid van godsdienst oefening scheiden. Wil het eene be schermen en het andere verbieden. Maar zulk een tweeslachtigheid staat art. 36 niet toe. Slechts oppervlakkig gepraat kan over dit feit heenredeneeren. In kan me voorstellen, dat de wereld dat niet begrijpen kan. De natuurlijke mensch verstaat de geestelijke dingen niet. In „Het Volk" stond een foto van een kerke- dienst ergens in het buitenland. Daar werd plechtig een dienst gewijd aan het z.g. Kellogg-pact. M'n lezers weten wel wat hiermee bedoeld wordt. De vorige week Maandag is het Kellogg-pact te Parijs door verschillende groote mogendheden onderteekend. Het eerst en voornaamste artikel van dit ver drag luidt „De Hooge contracteerende Partijen verklaren plechtig, in den naam van haar onderscheiden volken, dat zij het toevlucht nemen tot den oorlog ter oplossing van internationale geschil len veroordeelen, en dat zij den oorlog prijs geven als instrument van nationale politiek in haar onderlinge betrekkingen". En het tweede artikel zegt „De Hooge contracteerende Partijen zijn het er over eens, dat de bijlegging of oplossing van alle geschillen of conflicten, welke tusschen haar mochten rijzen, wat ook hun aard of oorsprong mogen zijn, uitsluitend met vreedzame middelen zal worden nagestreefd". Dit verdrag bant dus den oorlog uit. Het veroordeelt het geweld van wapenen en wil de oplossing van geschillen langs vreed- zamen weg zoeken. Aan de plechtige vasstelling van dit interna tionale verdrag wijdde een kerk in het buiten land een dienst. En onder de foto van dezen dienst schreef de radactie van het socialistisch hoofdorgaan „In welke kerk in ons land werd het Kellogg- pact plechtig gevierd De bedoeling ligt er natuurlijk dik op. Hot Volk stelt het haar lezers liefst maar altijd zoo voor alsof de kerkelijke partijen echte vechtersbazen zijn, die gloeiend het land hebben als er niet wat te vechten valt en met den vrede niets op hebben. De kerkelijke partijen zijn in het oog der socialisten anti-vredemenschen. Daarom moet zoon onnoozele vraag onder zulk een foto ons niet verwonderen. Het Volk wil natuurlijk te kennen geven dat het Christelijk deel der bevolking niet met dit verdrag op hebben, het liever andersom gehad hadden en dus het Kellogg-pact volkomen negee- ren. Nu is het waar dat de christenen anders te genover zulk een verdrag staan dan ongeloo- vigen. De wereld heeft de vorige week met groote abiteering 'het vaststellen van het Kellogg-pact gevierd. De Duitsche vlag wapperde voor het eerst na den Fransch-Duitschen oorlog van 1870 weer van het ministerie van Buitenlandsche Za ken te Parijs. Dat op zich zelf is al een feit van beteekenis. En het Parijsche volk heeft den Duitschen mi nister van buitenlandsche zaken Stresemann lui de gehuldigd. Het „Leve Stresemannklonk door de Parijsche straten. En de Fransche minister van buitenlandsche zaken, Briand sprak schoone woorden. Zijn korte maar krachtige rede was van den volgen den inhoud „Kan aan de beschaafde wereld een beter voorbeeld worden gegeven dan het schouw spel van deze samenkomst, waar ter onder- teekening van het pact tegen den oorlog Duitschland uit vrijen wil en zonder aarzelen heeft plaats genomen tusschen alle overige onderteekenaars, zijn vroegere tegenstanders Aangezien de vertegenwoordiger van Duitsch land, Stresemann heet, kan men gelooven, dat ik bijzonder gelukkig ben, hulde te kunnen brengen aan den uitstekenden geest en den moed van dezen uitnemenden staatsman, die drie jaar lang in het bewustzijn van zijn volle verantwoordelijkheid niet heeft geaarzeld om te werken voor de algemeene beginselen van den vrede, die bij dit pact betrokken zijn. Voor het eerst in de geschiedenis der wereld wordt zonder voorbehoud afstand gedaan van den oorlog als instrument der nationale po litiek. In de toekomst zal het land, dat de verplichting durft verbreken waaraan het zijn onderteekening heeft gegeven, onvoorwaar delijk de veroordeeling op zich laden van alle onderteekenaars van het pact. Het pact is een slag, direct toegebracht aan de bedreiging van den oorlog." Het is dus niet zonder reden dat de wereld den mond vol had over het Kellogg-pact, en er hooge beteekenis aan hecht. Want deze dingen is tenslotte alles wat de wereld heeft. Zelfs aan een stroohalm moet ze zich iedere keer weer vastgrijpen, want ze heeft geen rots vasten bodem onder zich. Oof het Kellogg-pact dan niet meer dan een stroohalm is Och, eenige „moreele" waarde heeft het on getwijfeld en het kan een overgang zijn tot kloe ke, reëele daden. Maar als dit niet zoo is, wanneer geene daad zaken op dit verdrag volgen, is het niet meer dan een stroohalm. En nu is het wel te begrijpen dat de wereld zich er aan vastgrijpt. Want het wereldlijke geloof (de wereldling gelooft ook is een geloof in den mensch, om dat het niet anders heeft om in te gelooven. We hebben hetzelfde gezien toen Wilson, de president van de Vereenigde Staten naar Euro pa kwam met zijn veertien punten. En hoe vlot liep alles niet van stapel Iedere mogendheid gaf blijk van zijn goeden wil tot den vrede. En de wereld jubelde. Maar toen Wilson op weg naar zijn Vader land was, waren de staatslieden van Europa bezig om de veertien punten te versnipperen en in de papiermand te deponeeren. Er is niets van terecht gekomen. En Wilson was een gebroken man. Zijn idealen waren verpletterd. Maar, zegt men, dat is nu toch anders. De vredesgedachte is gegroeid en men aanvaardt het Kellogg-pact in geheel andere geestesgesteld heid. Het gewone volk is er nu rijp voor. Zie hoe het Stresemann toejubelt, hoe het juicht voor den vrede en de verzoening. Het volk is nu toch van goeden wille Moeten we deze geestdrift, hoe goed bedoeld ook, zoo hoog aanslaan Wat is eigenlijk een opinie van een groote volksmassa. Ik geef toe ze kan op een oogenblik groote macht ontwikkelen, onweerstaanbaar kan ze een zaak doorzetten. Maar ze mist alle stabiliteit. Het is de overtuiging van een oogenblik. Ze is aan de golven der zee gelijk, die ook sterk zijn, en reuze zeekasteelen kunnen te plet ter werpen, maar toch maar golven zijn, die her- en derwaarts gedreven worden. Het is een kleine kunst, wanneer een paar menschen dat wilden om de publieke opinie van het Fransche volk (en ieder ander volk) in en kele dagen tijd omzetten van een vredesstem- ming in een oorlogsstemming. Het „Hosanna" en „Kruist Hem" liggen vaak maar door één nacht van elkaar gescheiden. Wie op de volksopinie bouwt, bouwt op drijfzand. De waarde van de schittering bij het vast stellen van het Kellogg-pact tentoongesteld, staat gelijk aan verguldsel. En wat dit verdrag zelf betreft, ik zei het reeds, het heeft enkel eenige zedelijke waarde. Het is in onzen tijd nog precies als ten dage van De Witt, die toen een buitenlandsch ver drag in de Staten-Generaal besproken werd, zijn zwaard trok, een dun blaadje papier doormid den sneed en op de vraagwat dat te beteeke- nen had, antwoordde„ik probeer de weer stand van papier tegen het scherpe zwaard." We zijn sinds de zeventiende eeuw nog geen stap gevorderd. Het vredesgeroep van onzen tijd is zonder zakelijke waarde, hoe goed het bedoeld moge zijn. Heel deze vredesbeweging berust op een ge loof in den mensch." En dat is fataal. Laat ik het met een voorbeeld duidelijk maken. Wat zoudt ge denken van een kaptein die als zijn schip in nood is en zijn schip wil vast leggen, opdat het niet tegen de rotsen verplet terd wordt, het anker niet uitwerpt buiten het schip in den vasten zeebodem, maar in het schip b.v. in het ruim, en nu zegt het anker ligt vast in het schip dus zijn we veilig. Ge kunt u zulk een zeekapitein niet voorstel len. En toch de wereld is vol van zulke varens gasten. Het schip der menschheid achtten ze veilig als ze het anker maar in de menschheid zelve kunnen vastleggen. En in een Kellogg-pact zien ze dan weer een bewijs hoe vast hun scheepke ligt. Dat is de menschelijke logica, waarvan zoo hoog wordt opgegeven, het rationalisme dat zich zoo hemelhoog boven het christelijk geloof stelt. Het is geen wonder dat de christen anders tegenover deze dingen staat. Hij leeft niet bij het schemerlicht der mensche lijke rede, maar bij het helder licht der Gods openbaring. Dat heeft hem het karakter der menschelijke ja natuur doen verstaan, en leerde hem dat het anker eerst dan waarde heeft wanneer het bui ten het scheepke in den vasten bodem van het geloof en de gehoorzaamheid aan God, den Souverein van Hemel en aarde, wordt vastge- slagen. Daarom verwondert het niet, dat wij geen kerkediensten aan het Kellogg-pact gewijd heb ben. De christen heeft waardeering van het goede dat in al dit pogen is, maar het vergeet niet dat het alles berust op het geloof in den mensch, op het goede dat in den mensch zou zijn. En daarom staat hij nuchter tegenover deze beweging. Niet omdat hij oorlogsman is. Dat is laster, zij die dat zeggen weten zelf beter, maar meenen uit zulke taal politieke munt te slaan. Het is een onmenschelijke gedachte te meenen dat iemand liefde tot den oorlog zou hebben. Zij in wien deze vermoedens opkomen moeten zichzelf naarstelijk onderzoeken, want het be wijst dat het daar binnen bij henzelven nog lang niet zuiver is. Maar de christen leeft bij zijn Bijbel, die hem gebiedt„zooveel in u is, houdt vrede met alle menschen Maar die hem ook leert dat vooral in het laatst der dagen, de menschelijke natuur alzoo verdorven zal zijn, dat de liefde tot den naasten zal verkoelen, zij liefhebbers van zich- zelve zullen worden, elkander hatende. Het is de menschelijke natuur, die niet om gebogen wordt tot God die de oorlogssfeer schept, en daarom is het mogelijk, dat terwijl het Kellogg-pact geteekend wordt, de kanonnen der mogendheden die teekenden, nog lustig dreunden. Eerst zal het tot vrede met God moeten ko men, zal er vrede zijn met den naasten, en juist daarvan zijn wij in de twintigste eeuw verder verwijderd dan ooit. UITKIJK. (Nadruk verboden). Het koopen van een Paard. Wie een paard koopt 't is bekend moet op zijn hoede zijn. Want in den paardenhandel bestaan tal van trucs en handigheden, waarvan vele grenzen aan oneerlijkheden. Laat ik U enkele van de zeer vele noemen. Ge bezoekt den stal van den koopman, 't Valt u op, dat hij keurig netjes is ingericht. De paarden staan van voren hoog, zoodat de voorhand mooi uit komt. Door mooie halsters, fraaie kleurige de kens, door zorgvuldige verpleging, poetsen en scheren, geeft men den paarden een bevallig uiterlijk. In den stal van een koopman schijnen alle paarden levendig en opmerkzaam. Zij zien bestendig om, spitsen de ooren, trippelen heen en weer, enz. Dit is hun geleerd door klappen met de zweep, door toeroepen van het stalper soneel, door het klappen met de haverkist en dergelijke. Oude paarden geeft men een jonger aanzien door de grijze haren aan het hoofd te verven, of door de diepe kuilen boven de oogboven te doen verdwijnen door lucht onder de huid te blazen. Hun lange tanden maakt men korter en soms worden ze van een kunstmatige kroonholte voorzien. Jonge paarden van 2 tot 4 jaar tracht men daarentegen ouder te doen schijnen, door ze te breken. De melktanden worden getroken, waardoor de paardentanden eerder uitbotten. Paarden met zwakke gevoe lige hoeven Iaat de handelaar bij voorkeur dra ven op een zachten bodem, omdat zij op een harden bodem pijnlijk of kreupel zouden loopen. Kreupele paarden of zulke dieren, welke zwak in de lendenen, zoogenaamd kruislam zijn, en die bij het wenden en stappen knikken in de achterbeenen, worden eerst in stap geleid tot zij buiten het gezicht zijn. Of wel: ze worden door allerhande geluiden dermate verontrust, dat ze springen, galloppeeren en hoogst on regelmatig loopen, waardoor het gebrek niet in het oog valt. Spatkreupele paarden worden warm gereden vóór de komst van den kooper, dan toch is de kreupelheid gewoonlijk niet meer zichtbaar, of althans sterk verminderd. Ook brengt men wel opzettelijk een verwonding aan het kreupele been te weeg, om het te doen voorkomen, alsof de kreupelheid daarvan een gevolg is. Kribbebijters worden door voederen gedurende de aanwezigheid van een kooper, -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1