RIIIA1IBEII
OLLEII
EIDOEKED
voor de Zuidhollandsche en Zeenwsche Eilanden.
ti Capes,
s, Jurkjes,
anielties
ant een Sieraad
I
lio Salonnn
Antirevolutionair
Orgaan
idsche Singel 230
IN HOC SIGNO VINCES
OER
FEUILLETON
LEZEN.
i No. 3461
WOENSDAG 22 AUGUSTUS 1928
43ste JAARGANG
ERDINQ
straat 175
TERDAM
Gemeenteraad.
Het huisje aan den Zeedijk
„DE DUIF"
■nu iciliDtOMmnrM
AGAZI ?N
alleen
htbak Ooievaar
toonen U de
volledige
geheel afzonder-
e afdeeling.
reide sorteering
anaf 3.95
W. BOEKHOVEN 2SONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
geschikt voor
autjes in den
uiermand.
enhouwerij
3,175 - R'dam
enten zooals 2
racht compleet Ches-
g en solide 55.00,
ement bestaande
enkast voos* den
eaux, Schrijftafels en
eubileering. Bezoekt"
ij niet alleen de öeste
van Uw
Eerste Nederlandsche
i lage prijzen
Rotterdam.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b|| vooruitbetaling.
BUITENLAND b? vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIËN 2Ü cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing,
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan.
Advertentign worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
„GEEN
JACHT"
INQUISITORIALE KETTER-
TELEF. 1005 en 1946
Het orgaan der S. G. P. schreef de vorige
week over art. 36.
Dit blad geeft aan de door de Gereformeerde
Kerken geschrapte clausule: „om te weren en
uit ite roeien alle afgoderij en valschen gods
dienst; en het rijk des Antichrist te gronde te
werpen", de volgende uitlegging
„In deze zinsnede wordt de roeping der
Overheid tot de eerste tafel van Gods Heilige
Wet uitgedrukt. De openbare beeldendienst
(processies), de openbare Roomsche eere-
dienst, het toelaten van vergaderingen, waar
het atheïsme en allerlei andere Godonteerende
„ismen" worden gepropageerd en zooveel
meer mag de Overheid volgens deze zin
snede in haar gebied niet dulden. Met het
verdere blijkt, dat ze alleen de Gereformeerde
religie moet beschermen en toelaten. Kort en
goed, de Overheid is in de uitvoering van
haar taak gebonden aan Gods Woord, aan
-Zijn Wet, zoowel aan de le tafel als aan
de 2e tafel".
O.i. is deze uitlegging wel wat aan de zwakke
kant.
Onze vaderen bedoelden met het „weren en
uitroeien" het weren en uitroeien desnoods met
den sterken arm, met het zwaard der overheid.
Deze gedachte was in die dagen algemeen.
Roomschen en Lutherschen en Calvinisten
dachten er zoo over. Trouwens dat geeft de
schrijver in „De Banier" later zelf toe, als
hij weergeeft hoe Voetius daarover dacht.
Maar hoe is daarmee nu te rijmen, wat hij
zegt: „Wat naturlijk niet beteekent, dat onze
vaderen consciëntiedwang wilden, neen, verre
van dat. Ieder was vrij te gelooven wat hij
wilde. Geen inquisitoriale ketterjacht dus, geen
dwang tot een ander geloof".
Met deze laatste woorden wordt aan art. 36
weer een andere uitlegging gegeven dan onze
lederen er mede bedoelden. Weren en uit-
.oeien van valsche godsdiensten en het ten
gronde werpen van het Rijk des Antichrist door
den sterken arm der Overheid, kan niet zonder
inquisitoriale ketterjacht en zonder consciëntie
dwang plaats hebben.
Men kan het keeren zooals men wil, maar
dat is de eenige beteekenis die art. 36 toelaat.
En het is gevaarlijk den weg van de S.G.P.
op te gaan en het artikel naar onze heden-
daagsche opvattingen uit te leggen.
Men bedenke, dat art. 36 een deel is van
de Gereformeerde geloofsbelijdenis.
Wanneer men één artikel mag verwringen
naar hedendaagsche toestanden, mag men
zal men consequent zijn die praktijk ook
op andere artikelen, b.v. die handelen over
f
Gods Woord, God Drieëenig, Christus' eenige
Offerande, Rechtvaardigmaking enz. toepassen.
En aldus zou men ten slotte met dergelijke vrije
uitlegging zelfs de ethischen en de modernen
er wellicht nog toe kunnen krijgen onze con
fessie te onderteekenen.
Op die manier gaat men een gevaarlijken
weg op.
Het is wel te begrijpen hoe men er toe komt.
Oók dér S. G. P. is het onmogelijk de his
torische beteekenis van art. 36 te handhaven,
en daarom gaat men er een uitlegging aan
geven, die meer in het raam van onzen tijd
past. Maar op die wijze maakt men onze Ge
reformeerde confessie tot elastiek.
En bovendien, men worstelt met dit artikel
zonder noodzaak.
De bedoelde passage is in strijd met Gods
Woord.
Gods Woord laat geen dwang in geloofs
zaken toe.
Zuiver is daarom het standpunt der Anti-
Rev. partij, die, in het voetspoor van vooraan
staande Gereformeerde Godgeleerden als pro
fessor Rutgers, Noordzij, Lindeboom, Biester-
veld, enz., de woorden uit art. 36 aan Gods
Woord getoetst heeft en als onschriftuurlijk
heeft geschrapt.
Het is een standpunt, dat trouwens reeds
vóór die schrapping praktisch werd ingenomen
door mannen als de Brusselsche predikant Merle
D' Aubinge, de geestelijke vader van Groen
van Prinsterer, Groen van Prinsterer zelve, om
niet te spreken van Gereformeerde staatslieden
en theologen van vroegeren tijd.
Men eert de Gereformeerde confessie oneindig
veel meer door haar te toetsen aan Gods
Woord, dan haar te rekken en te wringen
naar hedendaagsche mogelijkheden.
VERGADERING van den Gemeenteraad
van MELISSANT op Vrijdag 17
Augustus des nam. 3 uur.
Afwezig met kennisgeving de heer J. Sieling.
De VOORZITTER, burgemeester Visscher,
opent de vergadering met gebed, waarna de
notulen der voorige vergadering worden voor
gelezen en onveranderd worden vastgesteld.
Van Ged. Staten is bericht ontvangen, dat in
gevolge de wet van 24 Mei '97 de bijdrage voor
deze gemeente over het-4oopende jaar is vastge
steld op 3269.86.
Van hetzelfde College is bericht ingekomen,
dat het de gewijzigde verordening op de brand
weer ontvangen heeft.
Idem, van hetzelfde college, dat de wijziging
der gemeentebegrooting is goedgekeurd.
De kas van den gemeente-ontvanger is nage
zien en in orde bevonden. In kas was 1967,38.
De heer W. Keur bericht dat hij zijn benoe
ming tot lid der commissie tot wering van
schoolverzuim niet aanneemt.
Al deze stukken worden voor kennisgeving
aangenomen.
Van den Ned. Bond van Politiepersoneel is
verzoek ingekomen om subsidie voor de politie-
vakschool.
Op voorstel van B. en W. wordt besloten
hierop afwijzend te beschikken.
B. en W. bieden den Raad de gemeenterekening
over het dienstjaar 1927 ter voorloopige goed
keuring aan. De gewone dienst sluit in ontvang
sten met 65065.29J-jj, in uitgaven m. 55911.96
alzoo een batig slot van 9153.33J/;.
De kapitaaldienst sluit in ontvangsten met
13099.39 in uitgaven met 12586.62J^. Batig
slot van 513,761/2.
De VOORZITTER vraagt de commissie
belast met het onderzoek dezer rekening rap
port van haar bevindingen uit te brengen.
De heer VOGELAAR (A.R.) zegt namens
de commissie, bestaande uit de heeren Voge
laar, Kort en Struijk dat zij de rekening heeft
nagezien en alles in orde heeft bevonden. Zij
adviseert tot voorloopige goedkeuring.
Aldus wordt met algemeene stemmen besloten.
Eveneens adviseert de commissie de reke
ning van het burgerlijk armbestuur goed te keu
ren. De heer Vogelaar heeft hier nog wel een
kleine opmerking maar wil hierop in de rond-,
vraag terugkomen.
Conform wordt met algemeene stemmen be
sloten.
De zangvereeniging „Concordia" verzoekt
gebruik te mogen maken van een der lokalen
der openbare school, voor repetitiën van het
kinderkoor.
B. en W. hebben hierover het advies inge
wonnen van. het hoofd der school, den heer
Backer.
De heer Backer heeft B. en W. bericht, dat
het hem- spijt te moeten adviseeren het lokaal
niet af te staan. Hij heeft ernstige bezwaren te
gen toelating van een kinderkoor. Reeds nu is
er steeds een streng en voortdurend toezicht
zijnerzijds noodig om eenigszins een goede orde
te bewaren. En hij heeft ook buiten de school
uren toch reeds zijn handen vol, zoodat hij
bezwaar moet maken dit er nog bij te nemen.
De kinderen maken veel lawaai en de rust
en de gezelligheid in de omgeving der ambst-
woning wordt door al die repetities niet ver
hoogt. Reeds eer heeft de Raad afwijzend op
het verzoek van het kinderkoor beschikt en
de ervaring leert, dat klein en groot het hoofd
der school als „de baas van het plein" aanzien.
Wanneer er nu ook kinderen toegelaten worden
staat hij onmachtig tegenover de dorpsjeugd.
Zijn prestige zal weg zijn. Reeds nu zien de
kinderen hem aan met oogen die zeggen: „wat
doe je me 7" Bovendien acht de heer Backer
dat een kinderkoor onnoodig is.
De VOORZITTER deelt mede, dat B. en
W. het 't beste vinden deze zaak aan den Raad
zelve ter beoordeeling over te laten.
De heer KORT (C.H.) vraagt waarom B.
en W. geen prae-advies geven. Juist in deze
zaak acht spr. een prae-advies van B. en W.
dringend noodig. B. en W. kunnen met de
toestanden in alle finesses op de hoogte zijn,
beter dan de Raad.
De VOORZITTER zegt, dat de Raad een
jaar of vier geleden besloten heeft geen kinder
koor toe te laten, daarom wil spr. het liever
ook'nu aan en Raad overlaten. Bovendien is
spr. in deze zaak juist niet met de finesses op
de hoogte. Spr. krijgt den indruk, dat er twee
partijen zijn en gelooft, dat het hard tegen hard
gaat. Dat is wel treurig. Maar hoe het precies
in elkander zit weet spr. niet en daarom wil
hij zich liever afzijdig houden en den Raad
zelf laten beslissen.
De heer KORT blijft bij zijn meening, dat
het gewenscht ware geweest, dat B. en W.
in deze zaak met een prae-advies waren ge
komen. Er moet geen persoonlijke kwestie van
gemaakt worden. Het moet zakelijk behandeld
worden. Spr.'s meening is, dat als de Raad
de avonden voor de verschillende vereenigingen
heeft vastgesteld en er later andere vereenigin
gen bij komen, opnieuw de tijstippen moeten
worden vastgesteld. Spr. stelt voor, dat B. en
W. deze 'zaak nog eens nagaan en met een
lijstje komen. Spr. wil een kinderkoor niet te
genwerken en is voorstander van onderwijs aan
groot en klein. Maar spr. heeft er bezwaar in,
dat kinderen 's avonds in donker op straat
loopen. Daarom zou spr. een tijd voor het
kinderkoor willen vaststellen. Vooral voor den
winter b.v. 's namiddags.
De VOORZITTER zegt, dat hij den heer
Kort het lijstje zoo wel geven kan. De mu-
ziekvereeniging heeft Maandags- en Donder-
dagsavondd de beschikking over het lokaal, de
zangvereeniging „Concordia" Dinsdag- en Vrij
dagavond en het Mannenkoor Woensdagavond.
Het kinderkoor zou dan Dinsdagavond kunnen
krijgen. Maar daarom gaat het hier niet. De
vraag is of de Raad er in toestemt, dat het
kinderkoor wordt toegelaten.
De heer! VOGELAAR is het grootendeels
met den heer Kort eens. Waarom komen B.
en W. niet met een prae-advies. De voorzitter
zegt zelf, dat er personen tegen elkander over
staan.
De VOORZITTER zegt: ja, dat heb ik
hooren zeggen.
De heer VOGELAAR merkt op: dan is U
goed ingelicht. Het is hier een persoonlijke
veete, eigenlijk een vuile zaak. Maar waarom
moet de Raad dat nu uitwerken Moet men in
den Raad nu ook tegenover elkander komen te
staan Spr. had liever, dat B. en W. den knoop
doorgehakt hadden.
De VOORZITTER zegt, dat het de bedoe
ling is, dat de Raad zelf deze zaak recht zet.
De heer VOGELAAR neemt het stanpunt
in, dat de Raad vroeger innam. Het is niet
goed, dat de repetities van een kinderkoor
direct door die van een koor van volwassenen
Wórdt opgevolgd. Deze leeren helaas vaak
dingen van grooten, die ze niet moeten kennen.
Dat was de reden waarom de Raad het toen
afwees. Maar als er nu een anderen avond
gegeven wordt, staat het anders. Het verwon
dert spr., dat B. en W. advies aan den heer
Backer gevraagd hebben. Een week of drie
geleden heeft de voorzitter van den heer B.
een briefje gekregen, waarin deze uiteengezet
heeft, dat hij tegen het toelaten van een kinder
koor was. De voorzitter wist dus, dat de heer
B. er tegen is, waarom dan nog eens om
advies gevraagd Spr. respecteert de meening
van den heer B„ maar wenscht hier niet bij
de gratie van den heer B. te zitten. Als het
lokaal leeg staat, wat is er dan tegen het te
geven
De VOORZITTER zegt, dat de raadsleden
niet aan den leiband van den heer B. behoeven
te loopen. De Raad kan zelfstandig oordeeen
en besluiten. Maar er is toch niets tegen, dat
de meening van den heer B. gevraagd wordt
De heer VOGELAAR zegt, dat de Christe
lijke school ook verscheidene vereenigingen her
bergt. Maar hierover wordt niet het hoofd der
school geraadpleegd. Dat zijn zaken van het
bestuur. Zoo behoort het ook bij het openbaar
onderwijs te wezen. Als het gaat over de be
noeming van een onderwijzer, dan is het goed
het hoofd te raadplegen. Dat zijn onderwijs
zaken. Maar de beschikking over ledige school
lokalen gaat buiten het hoofd om. Het kan
heel goed zijn, dat het hoofd last van dë
drukte heeft, maar dan moet hij consequent
zijn en zich tegen alle zang en muziek verzetten,
maar niet speciaal het kinderkoor tegenwerken.
De grooten zullen daar wel eens meer kwaad
doen dan de kindaren.
De VOORZITTER stemt dit laatste toe. Ook
hij gelooft, dat er met de grooten wel eens wat
meer gebeurd is.
De heer VOGELAAR berekent, dat er nu
vijf vereenigingen zijn en stelt voor ze elk één
avond te geven. Dan is de zaak klaar.
De VOORZITTER zegt, dat er geen tekort
aan avonden is. Daarover loopt het niet. Maar
de vraag is: moet het kinderkoor toegelaten
worden
De heer VOGELAAR is er voor.
De heer KORT ook, op voorwaarde, dat
de kinderen 's winters niet in donker op straat
loopen.
De heer VOGELAAR voelt hier ook veel
voor en vraagt- of het kinderkoor niet den
Woensdagmiddag kan krijgen.
De VOORZITTER zegt, dat dit wel gaan
De heer STRUIJK (S.G.P.) is het ook met
den heer Vogelaar eens. De Christelijke school
herbergt ook verscheidene vereenigingen. Dat
is een zaak van het bestuur. Spr. vindt, dat
de heer B. wel een' beetje aanmatigend optreedt.
Hij is verder gegaan, dan het een onderwijzer
betaamt.
De heer KORT is het met dit laatste niet
eens.
Wethouder VAN BEEK (neutraal) zegt, dat
wil men den vrede bewaren, het 't beste is het
kinderkoor niet toe te laten.
Spr. adviseert dit met het oog op hetgeen
er gepasseerd is. Spr. keurt het af zoo laag
te spreken van het hoofd der school. Het valt
niet mee iederen avond midden in "al die herrie
en lawaai te moeten leven. De heer B. is uit
gejouwd. Bovendien keurt spr. het optreden
van het kinderkoor af. Men heeft gebruik ge
maakt van de school zonder toestemming te
hebben. Er zijn dingen gebeurd, die niet zijn
goed te keuren, of het een openbare of een
christelijke school is, dat is voor spr. hetzelfde.
De heer STRUIJK vraagt wat er dan wel
gebeurd is.
De heer VOGELAAR vraagt wie er „uit
gejouwd heeft".
ert de modernste
res voor Lisse materiaal
door
H. ZEEBERG.
minderwaardige kwali.
apok. en Veerenbedden,
end en goedkoopst adres.
17.—, 22.—, 25.—, en hooger
uten Ledikanten vanaf f 10.—
minderwaardige kwaliteiten
ADRES tQ
para daken cadeau
14)
Na dit tweegesprek, gevoerd in onvervalscht
dialect, dat niet beschaafd klonk, vervolgde
Blankert zijn weg en naderde het huisje aan
den voet van den dijk.
Hij stootte het hekje open, juist toen uit de
verte, van de torenklok van het dorp, twee sla
gen door de ijle lucht weerklonken, twee uur
in den middag.
Het kiezel kraakte onder zijn groote klompen,
toen hij, langs het huisje loopend, de achterdeur
bereikte, waarvan hij de ijzeren klink oplichtte,
om daarna door het kraakzindelijke keukentje
en over den cocosmat in het gangetje zijn
klompen had hij buiten van de voeten gedaan
in het vertrek te komen, waar een behaaglijke
warmte heerschte. De pot van de sleekachel
stond rood. Een groote Cypersche kat spinde
tevreden.
In den rieten leunstoel, terzijde van de kachel,
tegen het kabinet, zat een oude vrouw, die, op
het geluid dat zij vernomen had, naar de deur
keek.
„Moeder", zei de binnenkomende.
„Adriaan."
„Hoe is het moeder
t Gaat wel jongen, 'k Was een beetje ver
kouden. Maar 't is gelukkig weer over. 't Is
nou gezond weer. 't Kwam van den regen en
den mist, verleden week."
„Ja moeder. Nou vriest het, dat het kraakt.
Maar je hebt het hier lekker warm. Ik doe mijn
jas uit."
Dan zette de man zich op een stoel bij de
kachel, met zijn armen leunend op het "hekje.
„Thuis goed Adriaan
„Ja moeder, alles goed. De groeten. Evert
wilde mee, maar Martje vond het beter van niet.
We zouden Zondag allen uit de kerk komen.
Als je tenminste niet gaat.'
,,'k Zal wel kunnen Adriaan", zei de oude
vrouw met besliste stem.
„Wees voorzichtig, hoor moeder. We zouden
je nog graag jaren houden."
„Dat bepaalt de Heere, jongen. Als ik goed
ben ga ik naar de kerk, dat weet je wel."
„Ja moeder."
Het was stil in het vertrekje.
Op de tafel, vlak vóór de oude vrouw Blan
kert lag de Bijbel open. Een bril lag er op.
De man keek naar zijn moeder. Het was, of
ze niet was als anders. Hij vond haar bleek
zien, veel bleeker dan gewoonlijk. Zenuwachtig
vouwde zij de handen, om die dan onmiddellijk
weer te ontvouwen. Haar oogleden-knipperden.
„Wat is er moeder vroeg hij met bezorgde
stem. „Ben je niet wel Wat is er
„Ik ben goed, Adriaan. Maar 't is toch goed,
dat je gekomen bent. 'k Heb vanmorgen een
brief gehad."
„Een brief vroeg hij verwonderd.
Dat gebeurde hier niet vaak. Tweemaal in
de week kwam Geurts, de brievenbesteller, met
een courantje. Maar een brief was een hooge
zeldzaamheid. Daarom vroeg Adriaan Blan-'
kert, ten hoogste verbaasd: „Een brief moeder
„Ja, je moet hem maar even lezen", zei de
oude vrouw, stond moeizaam uit haar leunstoel
op en haalde van tusschen het titelblad van
den op tafel liggenden Bijbel een couvert te
voorschijn, dat zij haar zoon overreikte.
Hij las langzaam het adres.
„Van wie is de brief, moeder vroeg hij
dan. „Dat is mooi geschreven", voegde hij er
bewonderend bij.
„Van een dochtertje van Marie", antwoordde
Vrouw Blankert, die weer zitten ging.
Opeens ging den boer een licht op. Daarom
was moeder zoo in de war
't Was anders de moeite niet waard, vond
hij stug.
„Van Marie Wat kan die te schrijven heb
ben
„Van haar dochter. Lees maar eens even."
Adriaan Blankert haalde den brief uit het
couvert. Hij had er wat moeite mee, want het
was een gevoerde enveloppe. Dan snoof hij
den neus op.
„Wat ruikt dat ding gek", merkte hij op. „O,
zeker odeur, of hoe noemen ze dat ook Je kan
wel zien waar de brief vandaan komt. Niets
voor ons." N
Zijn moeder gaf geen antwoord.
Daarop begon de boer te lezen. Hij moest er
voor bij het raam gaan staan, want midden in
het vertrek begon het al donker te worden.
Hij las
Beste Grootmoeder.
U zult wel verwonderd zijn, een brief van
mij te krijgen. Ik heb u nooit geschreven, om
dat Mama het altijd deed. Maar ik zit nu in
zoo'n moeilijk geval, dat ik uw hulp kom in
roepen, in de hoop en in het vertrouwen, dat U
toestemming zult geven.
Ik zou nameijk gaarne eenigen tijd, als het
mag den heelen winter over, bij U komen lo-
geeren. Het is voor mij noodzakelijk, dat ik
eens in een handere omgeving kom. Waarom,
dat zal ik u wel vertellen, als ik komen mag.
Toe, het mag wel hé
Papa en Mama vinden het goed, dat ik U
dit vraag. Als U schrijft dat U het goed vindt
kom ik al heel gauw. En ik geloof wel, dat ik
het met li vinden-kan. Ik zal,,niet lastig zijn,,
hoor, Grootmoeder.
Eigenlijk zou ik wel uitvoerig willen schrijven
waarom ik zoo gaarne van huis wil, maar het
is beter, dat ik U dat vertel. Dan begrijpt U
het misschien beter.
Ik hoop nu maar, dat U toestemming geeft.
Dan ben ik gauw bij U.
De groeten van Papa, Mama en Uw nichtje
LIA VAN MEERSMA.
Toen Adriaan Blankert den brief langzaam
gelezen had, begon hij opnieuw. Dan keek hij,
zonder een woord te zeggen zijn moeder aan.
„Van een dochter van Marie, Adriaan", zei-
de zijn moeder, veelbeteekenend.
Het kwam hem voor, dat door haar stem een
vroolijke toon klonk. En die hinderde hem.
„Je zult toch zeker terugschrijven, dat je haar
niet gebruiken kunt?" vroeg hij.
„Waarom zou ik zulk een leugen schrijven,
Adriaan vroeg zij eenvoudig weg.
„Wel nu nog mooier barstte hij los. „Maar
moeder tochWat mankeert je nouNooit,
nooit meer hooren wij iets van Marie. We zijn
te min voor mevrouw Meersma. En nu zou je
zoo maar schrijven, dat haar dochter welkom is!
Zij moet in een andere omgeving zijn", hij
wierp een blik in den brief, „schrijft zij. Nu laat
ze dan gaan. Als ze maar niet hier komt't
Is me wat moois Altijd laten ze ons links lig
gen. En nu hebben ze ons noodig, ja, nu zijn
wij goed. Ik zou kort en krachtig terugschrijven,
moeder, dat je haar niet hebben kunt. Martje
denkt er ook zoo over."
„Dat kan wel, Adriaan, al geloof ik het nog
niet. Ik was blij dat je kwam. En toch was ik
bang. Ik verwachtte, dat je zoo zou spreken.
Marie zit jou nog altijd dwars", sprak de vrouw
met zachte treurige stem.
„Maar, moeder, dat spreekt toch vanzelf. Zij
is hier tegen den zin van vader en moeder weg
gegaan. Zij trouwde, tegen den zin van vader
en moeder, met dien mijnheer Van Meersma.
Een paar maal in al die jaren is zij eens wezen
kijken, heel in het begin. Maar dat werd al
minder, tot er nu in enkele jaren niets van haar
vernomen wordt en op je brieven toen kreeg
je niet eens antwoord. En daaropeens komt haar
dochter vragen, hier nota-bene den heelen winter
te mogen komen logeeren, niets doen natuurlijk.
Ik zou ze feestelijk bedanken, nu weet je, hoe
ik er over denk".
Adriaan Blankert sprak opgewonden. Van
toorn flikkerden zijn oogen.
De oude vrouw bleef kalm en liet hem rus
tig uitrazen.
Dan klonk weer haar zachte, sympathieke
stem: „Zoo moet je niet spreken, Adriaan. Ik
geloof, dat dit een begin van gebedsverhooring
is. Je weet, hoe ik dagelijks den Heere bid, om
Marie weer terecht te brengen. Dat Lia dit
schrijft is een goed teeken, Adriaan. 'k Heb
er God voor gedankt. Het past je niet, te
spreken, zooals je doet".
„Moeder, je weet, dat ik veel respect voor
je heb. Maar ik kan daarin geen gebedsver
hooring zien. Als het dat was, dan moest Marie
zélf schrijven en schuld belijden. Maar dat doet
ze niet. Zij laat haar dochter een zoet briefje
schrijven. Geen woord wordt er over gerept,
dat Marie, schandelijk, eerst met vader en moe
der en later met moeder alleen gehandeld heeft.
Ik kan dat niet zoo gemakkelijk vergeten, moe
der. Als 'n vuile handdoek, als onwaardigen zijn
wij weggesmeten. Ze kijken niet naar ons om.
En dan komt daar zoo'n briefje met de simpele
vraag: „mag ik komen Je moet „neen" zeg
gen, moeder. Dan zullen zij eens voelen, dat
wij ze kunnen missen".
„Ik ben het heelemaal niet met je eens, Adri
aan", zeide de oude vrouw. „Als het daarover
gaat, dan ken ik mijn jongen niet. Zoo spreekt
niet een zachtmoedige van geest, jongen. Zou
onze Heiland het zoo willen Zullen wij kwaad
met kwaad vergelden Marie heeft verkeerd
gehandeld, de Heere moge het haar vergeven,
'k Heb er veel onder geleden en lijd er nog
onder. Maar deze brief heeft mij verkwikt, 't
Is niet gebedsverhooring, maar wel, dat geloof
ik vast, het begin er van. Marie vond het goed,
dat de brief geschreven werd. Is dat niet een
goed teeken Wie weet, als dat meisje hier
is, of het niet in orde komt. 'k Zal er vurig
om bidden. Daarom moet er geschreven wor
den, dat zij komen mag. Zoo denk ik er over.
'k Geloof dat ik daarmee in Gods weg ben.
En als ik doe wat jij zegt, dan ga ik van dien
goeden weg af". (Wordt vervolgd).