Fietstochten PUROL Advertentiën. VARIA. Rechtzaken. Visscherij. Burgerlijke Stand Marktberichten. V erkoopingen. Ingezonden Stukken. Het Bestuur vati den Flakkeeschen Boeren bond adviseert zijn leden uiterste voor zichtigheid te betrach ten met den verkoop van Schokkererwten. Het Bestuur. brand. Daar er gebrek aan water heerscht, viel er niet aan te denken om het vuur afdoende te bestrijden. Het gemeentebestuur heeft het militair divisie commando van Ölmütz verzocht hulp te ver- leenen. De schade loopt reeds in de millioenen. De brand duurt nog voort-. ZIJPE BIJNA GEÏSOLEERD. Vergunning van een veerman ingetrokken. Zaterdag ontving de veerman Maas van het veer ZijpeJacobapolder van den Rijkshaven meester te Zijpe de mededeeling dat de hem verleende vergunning om gebruik te maken van de tramweghaven te Anna-Jacobapolder wordt ingetrokken. De heer J. M. Krijger Jr., lid der Tweede Kamer, tijdelijk te Bruinisse verblijf Het Doorzitten bij Wielrijd:n, een door de zon verbrande Huid, Schrijnen en Smetten verzacht en geneest men met Doos 30,60, Tube 80 ct. houdende, heeft daarop het volgende telegram aan den Minister van Waterstaat verzonden „Het op heden ook aan veerman Maas te Zijpe opgelegde verbod om gebruik te maken van de Rijkshaven Anna-Jacobapolder, maakt toestand onhoudbaar en brengt tijdige chirur gische en veterinaire hulp ernstig in gevaar. Verzoeke dringend onverwijld maatregelen te nemen, waardoor in noodtoestand wordt voor- EEN KRANIGE ZWEMMER MET EEN BEEN. Oorlogsinvalide springt van den Scheveningschen pier in zee en zwemt 6 K.M. Een eigenaardige vertooning heeft Woens dagmiddag op Scheveningen veel bekijks- ge trokken. Aangekondigd was, dat er om 3 uur de Duitscher Josef Gregoritsch, een invalide uit den wereldoorlog, die slechts één been heeft, van den pier in zee zou springen en een af stand van zes kilometer zou zwemmen. En aldus is ook inderdaad geschied. Op het einde van den pier was een soort van geïmproviseerde springplank gelegd en van deze heeft Grego ritsch op het aangegeven uur, omgeven door enorme belangstelling, den grooten sprong ge daan. Daarna zag men hem met verwonderlijke snelheid evenwijdig aan het strand in de richting van Seinpost vorderen. Van den pier en het strand volgden duizenden de kleine zwarte stip, zijn hoofd, in zee. Om tien minuten over half vier kwam de moedige zwemmer ongeveer ter hoogte van het Paviljoen Witte weer naar de kust, waar hij door een helper aan land ge bracht werd. Hiermee was deze zwemdemon- stratie ten einde. Gregoritsch heeft aangekondigd, dat hij van plan is te trachten het Kanaal over te zwem men. Hij is van beroep schoorsteenveger ook al een vreemd iets voor iemand met één been en wereldreiziger Reeds eerder heeft hij een poging gedaan om het Kanaal over te zwemmen, toen heeft hij het echter niet tot Calais kunnen brengen. ALS *T KINDJE BINNENKOMT De 50.000ste te Enschedé is erl Woensdagmiddag is in de registers van den burgerlijken stand van Enschedé de 50000ste inwoner ingeschreven. Het is de eerste spruit van het echtpaar Wigger»Hogt, en Bernardus Johannes is zijn naam. De loco»burgemeester, wethouder Drost, heef t zich Woensdagavond naar de woning van het echtpaar begeven om mededeeling te doen van 't heugelijke feit. Namens hi t gemeentebestuur bood hij voor den 50000ste een spaarbank' bo kje met f 100,— aan, terwijl hij er een zilveren lepel met het wapen van Enschedé er als persoonlijk geschenk aan toevoegde. Talrijke andere, reeds te voren toegezegde ge* schenken van diverse firma's zijn in den loop van den dag nog ingekomen. Enschedé heeft dus eindelijk zijn 50000ste 1 Iets over Enschedé. Enschedé, niet ten onrechte de hoofdstad van Twente genoemd, is de grootste gemeente van de provincie Overijssel en een der meest beteekenisvo le steden in den lande, wijl hier een industrie is gevestigd, die voor een zeer belangrijk deel bijdraagt tot de algemeenr volkswelvaaat. Van welk een buitengewoon groote economische waarde de Enschedéschc textielindustrie is, moge blijken uit het feit, dat de stad ruim 16 procent levert van de hoofdsom, welke in totaal door de inkomstec belasting in Nederland wordt opgebracht. Uit dit cijfer blijkt wel overduidelijk, dat Enschedé tot de allervoornaamste steden van het land moet worden gerekend. Bijna geen enkele stad in den lande kan bogen op zulk een snelle vlucht als Enschedé in enkele tientallen jaren heeft genomen. Bij de stadsuitbreiding in 1884 telde de gemeente ongeveer 12000 inwoners en thans is de 500C0ste bereikt. Dit is een gevolg van de groote uitbreiding, welke de ttxtielindustie heeft ondergaan, welke in Enschedé haar hoofdzetel heeft. Hoewel de stad bijna niets heeft overgehouden, dat aan vroegere tijden herinnert, behoort Enschedé toch tot de oudste steden in den lande. Reeds in 1119 wordt haar naam genoemd en in 1325 verleende bisschop Jan van Diest Enschedé stadsrechten. De kerk met toren op de Markt welke tal van malen is herbouwd, dateert uit pl m. 1100. Vele malen is de stad door brand geteisterdhet laatst in 1862, toen geheel Enschedé tot den grond toe afbrandde. Dit was juist de groote omme keer in de ontwikkeling der stad, wijl toen de fabrieken met de allernieuwste machines konden worden uitgerust. Daarbij kwam in 1874 de afschaffing der differentieele rechten in Indië, waardoor een belangrijk nieuw afzet gebied voor de Enschedésche producten werd verkregen. Dat het gemeentebestuur de groote belangen van de textielindustrie voor den bloei der stad duidelijk inziet, moge blijken uit de stiel ting van de schitterend ingerichte Hoogere Textielschool, de eenige in geheel Nederland. Nederlandsch Manchester is een werkstad bij uitnemendheid, doch het is niet een zwart' gerookt nest, zooals velen veronderstellen, doch een moderne stad met breede wandel» wes-en en fraaie woonwijken. De arbeiders woningbouw is geheel op de hoogte van den tijd. zoodat het ook met recht een woonstad kan worden genoemd, temeer daar hier het systeem van eengezin-woningen op de meest strenge wijze is doorgevoerd. De gemeentelijke diensten van Enschedé zijn «up to date» De reinigings- en ontsmet- tingsdienst is misschien de moderns ge-outi- leerde in den lande. Gezorgd is o.m. voor een puctische afvoer van de stedelijke afvalstoffen, waarmede het dorre Unselerveen wordt ont' gonnen. Schitterende parken en buitengewoon goed onderhouden plantsoenen dragen niet weinig bij tot verfraaiing der stad, waarin ook het geestelijk leven niet wordt verwaarloosd, ge. tuige de H. B. Blijdensteinstichting, waarin de Openbare Leeszaal en Bibliotheek is onder, gebracht en de Volksuniversiteit, welke een der bloeiendste van geheel Nederland is. Met den bouw van het Rijksmuseum «Twente», een stichting van wijlen J. Berhard van Heek, is reeds een aanvang gemaakt. Ook in deze tijden van malaise is Enschedé een bloeiende stad met een zeer krachtige in dustrie. Die bloei zal door den aanleg van het Twente.R ij nkanaal zeker nog verhoogd worden. Door de inrich ting van een vliegveld tracht voorts het ge meentebestuur de belangen der stad te dienen. Thans, nu Enschedé de 50000 inwoners heeft bereikt, is de stad geheel volgebouwd, zoo» dat het gemeentebestuur tracht door annexatie ten koste van Lonneker uitbreiding van grond gebied te krijgen. l)ie kwestie is nog steeds aanhangig. Enschedé als gemeente telt thans 50000 inwoners, doch als stedelijke gemeeD' schap heeft ze ruim 650C0 zielen. Sommige deelen van Lonn-ker zijn nl. als stadswijken van Enschedé te beschouwen. DE AANRANDING VAN EEN NEDER- LANDSCHE DAME OP CORSICA. Het relaas van mejuffrouw Janssen. Wij lezen in het Vaderland Midden in het meest woeste gedeelte van Corsika, verscheen plotseling op een plateau langs den weg, die naar Ghinosi voert, een jonge kerel met een groote ruitjespet op het hoofd en een geweer in de hand. Hij schreeuw de: arréten toen de groote toeristenauto van de P.L.M. stilstond, commandeerde hij, dat wij allen moesten uitstappen en al ons geld en al onze sieraden op den weg moesten leggen. Klinkt het niet als een flimscenario of als een romannetje van een paar cent in afleve ringen Maar het is alles echt gebeurd, want Miek Janssen, die dezer dagen uit Corsica is terug gekeerd, vertelde ons op haarrustige kamer van de verschrikkelijke dingen, die haar een maand geleden op Corsica overkomen zijn. Miek Janssen reisde met haar zuster en een vriendin. De schrijfster voelde niet veel voor een reis naar Corsica. Zij had als het ware een voor gevoel, dat de reis niet prettig zou afloopen. Maar toen het gezelschap op het bureau van de P.L.M. in Marseille informeerde en niets verdachts hoorde, trok men naar Corsica, gelokt dobr de schoonheid van de natuur op het ei land, dat wereldberoemd is geworden door zijn grootsten zoon, Napoleon. Ook in Ajaccio informeerde men nog eens bij de P.L.M. Dus trok het gezelschap in een grooten tou- ristenauto op weg. In den grooten auto nam alleen nog een Franschman plaats. Den eersten dag kwam men tot Sonsa en genoot zeer van het schoone eiland. Den volgenden dag trok men er reeds om zeven uur weer op uit. Het begon met pech. Even buiten de bewoonde we reld gaf de motor het op. Nu kregen ook de andere dames een onbehaaglijk gevoel, dat nog toenam, toen een eind verder plotseling de voorruit van de auto brak. Nu is dat geen wonder, want de wegen verkeeren op Corsica in zulk een toestand, dat alles wel kapot moet denderen. Maar de onaangename stemming nam toe. Miek Janssen zei nog tegen haar gezelschap: Als het derde ongeluk nu maar niet het ergste is Negen uur zal het geweest zijn, de auto reed juist langs een van de vele ravijnen, toen men op een boschrijk plateau langs den weg een man met een geweer ontwaarde. Arrê schreeuwde de man. Snerpend bracht de chauffeur den wagen tot stilstand. Het was een jonge man, die daar dreigend met het ge weer op de helling van den heuvel stond. Hij had een groote ruitjespet op het hoofd, zooals de apachendansers in de cabarets dragen. Het gitzwarte haar hing hem sluik in de oogen. Onder een donker jasje droeg hij een lichte, broek. Acht en twintig jaar zal de jonge roover geweest zijn. Hij had geen bandietenoogen. „Ik voelde dadelijk met een dëpravé te doen te hebben", vertelde de schrijfster. Hij schreeuwde, dat wij al ons geld en al onze sieraden op den weg moesten leggen. De chauffeur gooide het weinige, dat hij had spoe dig neer. Wij grepen naar het Fransche geld, dat wij in onze portemonaie droegen, maar be dachten ons toch nog even, of wij ook al ons Hollandsch geld zouden geven. Dan zouden wij niet hebben kunnen terugkeeren. Mijn zuster had haar portefeuille reeds op dén weg ge worpen, maar raapte haar nu weer op. De bandiet zei er niets van. Een voor een moes ten toen de mannen met de handen in de hoogte weer in den grooten auto stappen. Een van de dames moest blijven. Ik begreep onmiddellijk waar het den bandiet om te doen was. Ik besefte het gevaar vol komen. Ik voelde tegelijkertijd, dat ik liever sterven zou dan die schande te ondergaan. Maar ik voelde ook, dat noch mijn vriendin, noch mijn zuster in staat zou zijn om dit verschrik kelijke door te maken. Ik trad een paar pas naar voren en beduidde de anderen 'om in te stappen. Wat er intusschen allemaal in me omging, kan ik niet vertellen. Maar ik kreeg het gevoel, of een goed' vriend achter me stond en ik was merkwaardig kalm. Niet boos maken, niet vechten, dacht ik praten Dat is het eenige. Terwijl de bandiet mij het struikgewas invoerde, vroeg ik hem, of hij wel goed wist, wat hij van plan was. Denk aan je moeder, zei ik hem. O, antwoordde de jongen, ik, ik ben een bandiet. Toen heb ik den naam van de Maagd Maria genoemd. En ik voelde, dat die mee hielp om indruk op hem te maken. Het merkwaardige is, dat ik niet bang voor hem was, maar eigenlijk meelij met hem voelde. Dat gevoel heb ik gehouden. Want toen de gen darmes hem later gepakt hadden en hij in den kelder van ons hotel opgesloten zat, zou ik gaarne met hem hebben willen spreken en hem sigaretten hebben willen brengen. Toen wij in het struikgewas waren, bemerkte ik plotseling, dat er een tweede bandiet achter me liep. Dat was een echte bandiet. Zoon afschuwelijk type, van wien men niets goeds te verwachten heeft. En toch zei deze schurk tegen den jongen man: Ne fais pas ga, doe dat niet. Waarom Ik weet het niet. Maar de jonge kerel greep mij aan. Ik heb mij verzet, maar niet hevig. Alle verhalen, dat ik gevochten zou hebben, zijn overdreven. Ik voelde, dat ik tegen hem niets kon beginnen. Ik smeekte hem, mij liever te dooden. Ik had mij met de dood verzoend. Maar plotseling voelde ik dat zijn kracht ging verminderen. Hij liet me los en zei, dat hij me vrij liet. Ik kon het niet gelooven. Waarom liet de man mij vrij Ik kende zijn signalement, zou zeker naar de gendarmes loopen. Hij liet me gaan. De tweede bandiet was een poosje weg geweest. Die kwam weer terug. Toen ik, mij aan de boomen vastklampend, mij tegen de helling optrok, verwachtte ik elk oogen- blik een schot in den rug te zullen krijgen. Ik stond op het punt flauw te vallen. Maar ik, hield mij goed. Ik kwam op den weg aan en hoopte daar spoedig den auto te zullen vinden. Maar hoe ver ik ook liep, ik zag den wagen niet. Later hoorde ik, dat de chauffeur als een razende doorgereden was naar Ghisoni, dat achttien K.M. van de plek ligt, waar wij over vallen waren. Mijn zuster en mijn vriendin heb ben getracht den chauffeur te beduiden, dat hij stoppen moest: zij hebben uit den wagen willen springen, maar de dikke Franschman, die medereed, hield de beide vrouwen in be dwang. Ik was aan mijn lot overgelaten. Ik vreesde opnieuw roovers of bergwerkers te ontmoeten. Alles gaat daar met het geweer de bergen in. Die ruwe kerels staan voor niets. Maar gelukkig kwam ik niemand tegen. Op de groote keien gingen mijn schoenen stuk. Ik dacht aan Klein Duimpje en rafelde mijn hand schoenen uit om er een spoor mee te maken. Ik passeerde een huisje. Voorzichtig naderde ik het. Er liepen kippen buiten, maar het was onbewoond. Een heel eind verder stond weer een huisje. Daar speelden kinderen. Daar ben ik naar bin nen gegaan. En daar ben ik ook allervriende lijkst geholpen. Mijn gezelschap bleek de gendarmie reeds gewaarschuwd te hebben. Een gendarme kwam spoedig in het huisje aan. Op de holderdebolder- kar van den boer ben ik toen weggegaan. Maar groote stukken heb ik achter de kar geloopen. Het was niet uit te houden. Zoo stootte dé kar. Verderop kwamen wij meer gendarmes tegen. Zij waren zwaar gewapend. In het dorp kreeg ik een ovatie. De menschen waren allerhartelijkst voor me, maar de gen darmes hielpen zij niet. Zij waren veel te bang, dat de roovers dan wraak zouden nemen. Dat is ook dé reden, dat er bijna nooit een roover op Corsica gepakt wordt. Men heeft mij toen verscheidene verhooren afgenomen, o.a. de sous-prefect van Corsica, René le Gentil, een litterator en een zeer fijn man. In al mijn ellende trof het mij nog, hoe correct en complimenteus hij optrad. Mijn klee- ren hingen aan flarden. Het eerste wat hij tegen mij zei, was een excuus, dat hij, die in een keurige uniform stak, geen gelegenheid had om zich te verkleeden. Maar mijn gezelschap was reeds doorgereisd naar een grootere plaats. Daar ben ik dien zelfden dag nog heengetrokken. De vreugde bij het terugzien was groot. Ook hier liep de be volking uit. De gendarmie ging op onderzoek uit. 's Nachts hoorden wij schoten knallen, 's Mor gens werd mijn bandiet gevangen genomen. Hij droeg een brood onder den arm. Hij bleek Joseph Marie Battisti te zijn. 28 jaar oud, voort vluchtig uit Marseille, waar hij vijf dagen te. voren zijn besten vriend had vermoord. Op 20-jarigen leeftijd had hij een gendarme van het leven beroofd. De jongen was uitgeput. Hij bleek sinds zijn vlucht niets meer gegeten te hebben. De moord op zijn vriend zat hem dwars. Wij zijn toen nogmaals verhoord en zijn mij ook portretten vertoond. Daarop heb ik den tweeden bandiet herkend. Dat bleek een Cor- sikaan te zijn. Die is nog niet gevonden. Bat tisti heeft zich bij zijn arrestatie niet verzet. Het geweer, dat geladen naast hem lag, heeft hij niet aangeraakt. De jongen zal ter dood veroordeeld worden, dat staat vast. Ik ben toen ziek geworden van de sensatie, maar mijn optreden kort na het gebeurde schijnt zoo kalm te zijn geweest, dat de plaatselijke krant screef, dat ik sprak: „avec un calme presque déconcertant." Ondanks mijn ziekte ben ik toch naar Mar seille overgestoken. Op de Sibajak zijn wij toen naar huis gegaan. Ik vind mijn redding een wondér, dat mij nog steeds tot nadenken stemt. Maar hoe mooi Corsica ook is, ik raad ieder een af, er heen te gaan. Het t e gevaarlijk. DE OUDE TOREN. De oude toren beheerschte het dorp. Men moet hem gezien hebben, als in zomeravond zijn strakke lijnen zich scherp afschaduwden tegen ijl-fijne nevel-avondluchten. Dan kwam men onder den indruk van den stoeren ouden reus, sober rechtlijnig richten de zijden zich op tot den massalen vierkanten dom. Rondom breidde zich het kerkhof uit, waar geslacht na geslacht ter ruste was gelegd, wachtend op den grooten dag, dat Hij komt om de volken te richten. Rondom dat kerkhof was 't altijd rustig. Vreemd eigenlijk, want 't was toch 't dorps centrum. Ringvormig omlijnde de dorpstraat het kerk hof. Daar rondom heen gereid stonden de oude huizekes, hun sierlijk spitse geveltjes omhoog stekend, als hieven ze met ontzag 't hoofd op naar dien grooten, ouden, eerwaardigen reus in hun midden. Ze wilden zoo gaarne hem altijd zien, maar meestal was de toren geheel verborgen, door dat oude boomen met hun wijde takken als het ware een deftig donkergroen kleed om hem hadden geweven. Die oude geveltjes behoorden bij den toren. Zij alleen konden daar staan om 't geheel te maken tot 't mooie dorpsbeeld. 't Rustige straatje rondom, zoo vlak bij 't kerkhof, waar zelfs de anders altijd zoo la waaierige dorpsjeugd hun luidruchtigheid in toomde. Wie hield daar niet van Wie hield niet van den ouden toren, die 't geheele leven beheerschte in 't stemmig stille dorpsken. Was aan zijn voet niet daar voorbij 't kerk plein het verzamelpunt, waar de mannen bijeen kwamen om te praten over hun werk, over 't land, de politiek, gemeenteraad, de kerk, ja wat niet al. En gaf niet de toren het teeken om den arbeid te beginnen of te staken. Ja heel het leven leidde dien ouden eerwaarden reus. 's Morgens om acht uur klonk luid over 't dorp en de verre velden den welluidenden galm van zijn metalen stem. Ieder waarschuwend, dat nu een oogenblik van rust mocht genomen worden. En 's middags weer klonk zijn aanmaning tot een oogenblik verpoózing, tot eindelijk in den avondstond in lange galmen het ieder werd aangezegd, dat 't nu tijd was om voor dezen dag alle arbeid te staken. Maar meer nog deed die oude toren. Hij beheerschte immers het geheele leven. Als er blijdschap was in 't land was het dan niet of ook hij maar niet zwijgen kon. Lui der en voller klonken zijn tonen over de wijde velden en ook indringend in de nauwe dorps straatjes. Indringend ook in de kleinste huisjes om het toch maar aan ieder te vertellen, dat er blijdschap was in 't land, in 't dorp. Niet alleen in blijdschap, ook in leed zweeg de luide stem door de oude galmgaten niet. Dan ook klonken ver weg de zware klanken, zoodat ieder 't hooren moest: er is leed in ons dorp. Er is er weer een heengegaan van ons. Die 't hoorden wisten het, er was weer een ledige plaats in het d^rp en een groeve meer op het graf. De oude klokkenluider zeide wel, dat de toren dan riep: „Kom hier rusten aan mijn voet".Maar dat zei die oude klokkenluider maar en niemand nam het hem kwalijk, wijl hij al zoo lang, dag aan dag, jaar in jaar uit, de klok geluid had. Hij hoorde nu eenmaal bij de klok. Ja, ja, knikte hij dan, we verstaan mekaar wel. Zeg het maar voort, er is er al weer een heengegaan naar zijn eeuwig huis. Maar het blijdst, het helderst luiden de klok ken des Zondags, als was het een vriendelijk nooden om te komen tot het huis des gebeds. Dan scheen het wel alsof ze niet konden eindigen in hun vriendelijk vragen: „Kom toch hier". Al maar door bleven de klokken roepen hoog uit den hoogen toren. De dorpelingen kenden de sprake wel die er van uitging, en 't kon gebeuren als van uit den toren binnen korten tijd de klokken dikwijls vertelden, dat er weer een was heengegaan, dat er bij sommigen onrust kwam. Wilde die toren dan niet zwijgen met dat te vertellen: al weer een heengegaan. Eenmaal komt ook uw tijd. Hield het niet op Ja, gelukkig, de luide stem uit den toren zweeg Maar de tijd gaat door en eenmaal komt ook d e tijd voor ieder. Wie de sprake kende van de klokken, zeker toch wel Lenie, die al ruim een half jaar ziek lag in 't oude kamertje vooraan straat, dat uitzicht gaf op 't kerkhof en daar achter den toren. Ruim een half jaar lag ze al en ze was nu al haast beter, haastte ze zich aan ieder te vertellen, die eens kwam aanloopen. ,;Zeker wel haast beter, alleen nog een kwestie van tijd". Dat had ze al zoo dikwijls gezegd en zelf zoo gaarne geloofd. Nog enkele weken als 't volop zomer was, dan mocht ze er wel uit. Dan zou 't te benauwd worden in dit kleine kamerke, dan mocht ze naar buiten. Ieder kon wel zien, dat ze niet erg ziek was. Alleen eerst zware koude gevat, niet genoeg acht op geslagen, en toen was ze wat ziek ge worden. Ongerust was ze niet. Waarom zou de altijd zoo levenslustige, vroolijke, soms uit gelaten Lenie bezorgd zijn Ieder was toch wel eens ziek Maar toch, toen de zomer kwam en Lenie niet beter, maar minder goed werd, flitste wel eens een angstgedachte door haar brein. Even maar. Waarom zou 't erg wezen Doch toen ze maar niet vooruitging, ja 't tegendeel waar bleek, kwamen de angstgedach ten telkens terug en bleven langer duren. Zou 't erg zijn Tot zij wist, dat 't erg was. In den eersten tijd van haar ziekte had ze dikwijls tot haar moeder gezegd: „Wat klinkt dat toch gezellig als de klok zoo luidt, vooral 's avonds klinkt 't dubbel mooi". Maar met een begrafenis vond zij 't „eng". Dan scheen het wel alsof de klok heel anders luidde. Neen, dat wilde ze niet, ze wilde niet luisteren wat de klok dan zeide. Ze moest echter ook wel gaan luisteren. 't Werd erger, steeds erger. En als er weer een begraven werd, duwde ze koorstgloeiend 't hoofd diep weg in de kussens, de vingers in de ooren. Ze wilde niet luisteren, neen, ze wilde niet en met wanhoopsharstocht snikte ze 't uit, ze wilde niet sterven, ze moest beter worden. Ze was nog jong, 't leven zoo mooi en 't sterven zoo vreeselijk. Wilde angst sprak uit haar oogen, die vroe ger in overmoedige levensdurf geschitterd had den. 't Zacht moederke wilde wel troostwoorden spreken maar tegen dien zwarten angst kon ze niet op. Nu verstond Lenie dag aan dag den roep uit den toren wel, maar 't was een roep, die haar deed ineenkrimpen. Neen niet daar wilde zij rusten. Ze was bang, onzegbaar bang. Eerst in vreugdes overmoed had ze niet wil len luisteren naar de ernstige stem en nu kon ze niet door den grooten vrees, voor te moe ten sterven. Eiken dag met elk klokgelui voelde ze „het groote" nader komen. Dominé moest maar eens komen. De vorige keer had ze maar half geluisterd. Nu zou ze luisteren. Dominé kwam. Hij kende het leven en 't leed zoo van nabij. Hij begreep zooveel zonder dat er iets gezegd werd. Ik heb op u gewacht. Ik ben erg ziek, klonk het als een angstschreeuw en als hulpverwach- tend zag ze naar den dominé op. Op mij gewacht, maar ik kan je niet helpen kindje, moeder niet, geen enkel mensch. Wijd open staarden haar koortsgroote oogen hem aan. Kon dominé ook niet helpen. Dan, ja dan Maar verder ging hij spreken. Rustig en ook teer, wees hij ze op den Heiland die niemand terugzond, die tot Hem kwam. Ze had den weg kunnen weten en ze wist het ook eigenlijk alles, maar het was nog zoo diep in haar hart gezonken. In vroolijkheid en scherts was alles vroeger weggedarteld, maar nu zag ze met begeerig ge opend hart verlangend elk woord af te wachten. En dominé wist te troosten zooals hij mocht en wist ook te vermanen zooals hij moest. De rust kwam bij Lenie niet zoo opeens maar. In haar kleine kamertje heeft ze nog heel wat strijd gestreden, maar in dien strijd heel wat gebed gebeden tot het vrede werd Ze wilde eerst het leven nog niet verliezen, tot ze het leven wilde verliezen om het te be houden. Toen de strijd gestreden was en 't vrede was voor haar, heeft ze alles aan dominé verteld. Ook van haar angst voor het klokgelui, die maar aldoor van het sterven sprak. Nu is dat voorbij. Voorbij was ook spoedig daarna Lenie's leed. De ziekte deed zijn laatste verraderlijke aan val, waardoor Lenie's laatste krachten ver bruikt werden. Zij is heengegaan. Ook voor Lenie's graf roept de toren met dof len galm het den dorpelingen toe dat er weer een is heengegaan naar haar eeuwig huis. Lenie's lichaam rust aan den voet van den toren, maar daar wacht het op den grooten dag der opstanding dat Hij komt door Wiens bloed ook Leniq vrede gevonden heeft. De oude toren doet weer dag aan dag zijn sprake uitgaan over dorp en velden, zijn sprake van droefheid en van vreugde, en nog noodt hij rustdag aan rustdag om te komen en te hooren van Hem, die gezegd heeft: „Komt allen tot Mij en ik zal u rust geven." T, De copie van ingezonden stukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggeven. Buiten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. L S„ Naar aanleiding van het inleidende «Aan onze lezers 1«, dat vorige week onzen gemeen» schappelijken arbeid aan het bijvoegsel bij de Maas» en Scheldebode «Voor den Zondag» inluidde, zij het ondergeteekende vergund, hier even mede te deelen, dat wat hem betreft, aan zijn medewerking in geen enkel opzicht een politiek karakter dient te worden toege» kend. Hij wenscht alleen een arbeid te ver» richten, die in de eerste plaats aan de Her» vormde lezers van dit blad ten goede zou kunnen komen, C. VAN DER WAL. FAILLISSEMENTEN. Uitgesproken: J. van der Groef, koopman in varkens, te Dirksland. Rrchter-CommissarisMr. A. Dirk» zwager; Cur. Mr. A. Zaaijer te Dirksland. Opgeheven: L. B Zweerus, bakker en winkelier te Mid» delharnis. STELLENDAM. De garnalenvisschers hebben de vorige week gedurende 5 dagen gevischt en gemiddeld per dag en per vaartuig gevangen 85 K.G. garnalen. SOMMELSDIJK. Geboren: Johannis, z. v. Johannis D. Braber en Maria H. S. Ummels. OverledenMaria Bom, 68 j., echtg. van Pieter van Driel. OOLTGENSPLAAT. OndertrouwdTeunis van Dam j.m, 21 j, en Adriana de Vos j.d. 23 j. Grhuwd G. van der Kroon 29 j. en Jannetje Hokke 24 j.Cornells Kroon 28 j. en Jannetje J. Kievit 25 j. OUDE TONGE. GeborenCatharina Elizabeth Anthonia, d. v. H. J. A. van Tiggelen en J. v. Dongen Neeltje Anna Maria, d. v. P. Quist en M. Osseweijer; Willem Hendrik, z. v. J.Bezemej-v en M. C. den RooijenJacomina CornePty tf d. v. A. Verrijp en J. VZ Prince; Maat,./ Clazina, d. v. J. J. Mijs en T. E. de Bruin Machiel, z. v. A. Kamerling en J. Hagens. GehuwdJohannes van Hekke j.m. 42 j. en Lena de Korte j.d, 33 j. Overleden: A. de Koning, 20 j, (ongeh.J; J. van St. Annaland, 73 j., wed. v. P. Koert; J. de Vos. 3 mnd., z. v. J. de Vos en C. Remus A. J. Poldermans, 90 j., wednr. van M. J. KrouwerKaatje de Korte, 33 j. (ongeh.) MIDDELHARNIS. Eierenveiling van Donderdag 9 Augustus. Kipeieren 60-61 Kg. f 7,— tot f 7,10. «51 f 6,— f 6,05. (br.) 61 f 7,20 f 7,25. Eendeieren 68—70» f 6,25 f 6,45. Poelpetaateicren f 3,80. Alles p. 100 stuks. Kaas (volvet) f 0,65 per pond. Op Dinsdag 14 Augustus 1928 des namid» dags 3 uur (nieuwe tijd) te Melissant aan de Potsteeg voor de woning van Jan Mijnders Johz. aldaar en ten verzoeke van den Heer Curator in het faillissement van Jan Mijnders Johz. voornoemd van Meubilaire» en andere nuishoudelijke artikelen en verdere roerende goederen als kasten, stoelen, tafels, schilde» rijen, enz. Deurwaarder GROENENDIJK. Op Woensdag 15 Augustus, Donderdag 16 Augustus en zoonoodig op Vrijdag 17 Augus» tus 1928, telkens des namiddags ten 2 ure (nieuwe tijd) te Middelharnis in de Concert» zaal van het Hotel Meijer, van Meubelen en andere goederen, w.o. complete inboedels als salon», huis» en slaapkamerameublementen,enz. Deurwaarder GROENENDIJK. Vrijdag 17 Augustus, des voormiddags 10 uur (Zomertijd) te Stellendam, in het Loge» ment Kaashoek, van Klaver 2e snede, onder Stellendam. Notaris VAN DEN BERG. Zaterdag 18 Augustus, des avonds 7 uur (Zomertijd) te Ouddorp, in het Logement Akershoek, van Klaver 2e snede en Suiker» peenkoppen, onder Goedereede en Ouddorp. Notaris VAN DEN BERG. Op Dinsdag 21 Aug. 1928, 's avonds 6.30 uur (o.t.) te Nieuwe Tonge, ter| herbergevan I. de Witte, veiling, en op Dinsdag 28 Aug. 1928, 's avonds 6.30 uur (o.t.) te Nieuwe Tonge, ter herberge van P M. Schipper, afslag van een huis met erf en grond te Nieuwe Tonge, aan de Westerstraat, kad. Sectie B. No. 946, groot 1 Are 26 c.A., be» woond door J. Holleman Wz. te Nieuwe Tonge. Notaris VAN DER SLUYS.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 4