m
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3458
ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1928
EERSTE BLAD.
A3=T* JAARGANG
W. BOEKHOVEN êk ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Het Christendom en
zijn invloed.
Het Parlementaire stelsel
Land- en Tuinbouw»
V?
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- bfl vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
in.
We wezen op het huwelijk als een
hechte zuil voor onze samenleving.
Vrucht van het Christendom.
Maar ook hoe het in onzen modernen
tijd den toeleg werd dezen grondslag
te ondermijnen, en waar het op uit zal
loopen als eenmaal het Christelijk hu
welijk zijn plaats zal inboeten.
Evenzoo staat het met de eerbaarheid
en de zedelijkheid.
Het zijn christelijke grondslagen on
zer samenleving, die door den „cul-
tuurmensch" onzer eeuw aan het wan
kelen zijn gebracht.
Ook op haar heeft de invloed van het
Christendom door den loop der eeuwen
zegenend gewerkt.
Wij hebben slechts te lezen wat de
Apostel Paulus schrijft van de heiden-
sche zeden om eenigermate te kunnen
beseffen hoe het hiermede onder de
volken, die God niet kenden, gesteld
was.
Oneerbaarheid en onzedelijkheid wa
ren steeds mede factoren, waaraan de
groote volken der oudheid ten gronde
gingen. De volkskracht verteerde, de
arbeidslust week, het volk eindigde
met de vraag naar brood en spelen en
het dienen der wellusten. De heiden-
sche afgodstempels waren meestal tem
pels der onzedelijkheid.
Het Christendom heeft ook in dit op
zicht een regenereerend'e kracht gehad.
Het Christendom leerde, dat de mensch
beelddrager Gods was, tempelen des
Heiligen Geestes behoorde! te wezen.
De tucht die hierin school, staalde het
gemeenschapsleven, en bracht het cul-
tureele leven op hoog peil.
Nu weten we wel, dat er door alle
eeuwen heen op onzedelijkheid te wij
zen is geweest, en dat ook in den tijd
van hoog opbloeiend Christendom de
zedeloosheid tot soms in de hoogste
kringen bedreven werd.
Maar in verband hiermede herinne
ren we aan hetgeen Prof. Fabius in
zijn boek ,,De Christelijke Staat", heeft
geschreven
„Een staat mag Christelijk worden
geheeten, als hij wezenlijk den invloed
van het Christendom heeft ondergaan,
zij het ook, dat het ideaal niet ten
volle verwezenlijkt is. Maar aan het
bestaan van gebreken het bewijs te
willen ontleenen, dat, waar zich die
voordoen, niet van een Christelijken
staat kan gesproken worden, is onge
oorloofde wijze van doen. Het geheel
ma9 9eheeten worden naar de over-
heerschende trekken".
En nu is het ongetwijfeld een over-
heerschende trek van het Christendom,
dat het overal waar het zijn invloed
deed gelden, zedeloosheid en oneer
baarheid bande.
Dit kan ook niet anders. We wezen
er reeds op, dat het Christendom den
mensch aan zijn oorsprong herinnerde,
hem deed zien, welk Beeld hij in wezen
droeg.
Maar daarnaast werkte ook zege
nend de hoogheilige opvatting van het
huwelijk en de eerepositie, die het
Christendom de vrouw in de samen
leving schonk.
Doch hoe hebben ook hier de ont
bindende factoren van onzen verlichten
tijd zich doen gelden
De groote meerderheid van ons volk
r.met c'e christelijke moraal.
Wie kennis neemt van den geest, die
de moderne literatuur en dat noemt
men Kunstademt, huivert bij de
gedachte, dat ook ons opkomend ge
slacht daarvan kennis neemt.
Overspel, ontucht, echtbreuk wordt
niet slechts vergoeilijkt, het werd' met
aandrang aanbevolen als nieuwe mo
raal.
Men beschouwt de uitbreking van
het beest in den mensch als de toe
passing eener nieuwe zedeleer. Er is
gezegd: „Er is in het moderne meisje
niets meer van den ingeboren schroom
en huiver, waarmee het meisje door de
eeuwen heen de liefde heeft benaderd.
Zij heeft geheel afgedaan met den norm
der christelijke moraal, aanvaardt al
leen den almachtigen eisch der liefde".
Over de schrikkelijke afmetingen, die
het Neo-Malthusianisme heeft aange
nomen, behoeven we hier niet te spre
ken. Ook daarop heeft de heer Colijn
in zijn Deputatenrede gewezen.
Hetzelfde geldt van de nieuwe leer,
die door toepassing van de theoriën
van rassen-hygiëne en erfelijkheid, wil
komen tot de geboorte van een beter
menschelijk geslacht. Door sterilisee
ring der zwakke individuen wil men
het ras verbeteren.
Dan is er in onzen tijd de gruwelijke
propaganda van de „zedelijke pest,
waartegen Paulus toornt in het eerste
hoofdstuk van zijn brief aan de Ro
meinen",
De heer Colijn heeft opgemerkt, dat
in dit opzicht onze moderne samenle
ving het decadentie-tijdvak der antieke
cultuur de hand reikt. De hoogste en
beschaafste kringen worden met deze
verrotting bedreigd.
In geregeld verschijnende tijdschrif
ten wordt in het buitenland deze gru
welijke zonde verdedigd en gepropa
geerd.
Genoeg hierover.
Wie het Christendom den rug toe
keert staat gereed het hellend vlak der
zonde tot in de diepste diepte af te
dalen, reddeloos verloren.
Zoo ook is het met de maatschappij.
De moderne cultuurmensch kent geen
macht boven zich. Hij wenscht zichzelf
uit te leven, eigen neigingen te volgen.
Tucht kent hij niet meer.
En zoo worden de christelijke grond
slagen onzer samenleving ondergraven.
Het wordt rondweg uitgesproken,
dat men terug verlangt naar de cultuur
van vóór twee duizend jaren.
Gelukkig, dat althans ten onzent de
Overheid zich haar roeping tegen deze
ontaarding van het zedelijke leven nog
bewust is.
Zij erkent althans nog de waarde
van dezen Christelijken grondslag voor
onze samenleving.
Zij doet nog wat ze kan om de on
zedelijkheid tegen te gaan.
We herinneren aan de weigering van
de goedkeuring der statuten van den
Neo-Malthusiaanschen Bond, aan haar
strijd tegen de pornografie, de schand-
literatuur, waartegen door justitie en
politie gelukkig veel scherper wordt op
getreden dan het publiek wel bemerkt.
Maar d'e taak op dit gebied is voor
de Overheid heel moeilijk.
Als het zedelijk bewustzijn van het
publiek afstompt en er in plaats van een
bestrijding der zonden een zoeken der
zonde is, staat de Overheid grooten-
deels machteloos.
Wanneer het hart niet meer be-
heerscht wordt door de vreeze Gods,
baten uitwendige middelen niet meer.
Dan gaat het snel afwaarts naar d'e
diepte.
VIII.
Uit de voorgaande artikelen bleek ons waar
uit het parlementaire stelsel zich ontwikkeld
heeft en wat het in den loop der tijden ge
worden is.
Resumeeren we kort hetgeen we uiteen gezet
hebben.
Het parlementaire stelsel vindt zijn ontstaan
in Engeland. Daar heeft het zich ontwikkeld
in den strijd tusschen den Vorst en het volk
over de rechten des volks. In de zeventiende
eeuw hebben de Engelsche vorsten het onder
spit moeten delven. Een der vorsten verloor
zelfs het hoofd op het schavot. Toen heeft zich
het parlementaire stelsel definitief gevestigd.
Parlementair stelsel is het stelsel, waarbij
de Vorst zijn ministers kiest uit de vertrouwens-
menschen van de meerderheid van het parle
ment en deze ministers ontslaat wanneer blijkt,
dat zij het vertrouwen van de meerderheid van
het parlement verloren hebben.
In ons land heeft het stelsel zich ontwikkelt
na de grondwetsherziening van 1848. In de
jaren 18661868 heeft het zich echter defini
tief in een strijd tusschen Tweede Kamer en
ministers gevestigd.
Het heeft ten onzent een eenigszins ander
aanzien dan in Engeland.
Zuiver heeft het stelsel bij ons nooit kunnen
"werken. De partij-verhouding is er niet geschikt
voor. Door den schoolstrijd en onder het oude
kiesstelsel, had men nog eenigszins een zuiveren
grondslag voor het stelsel, door coalitie rechts
en federatie links.
Thans wordt het steeds moeilijker een par-
lementsmeerderheid te vormen.
De onmogelijkheid voor een zuiver werkend
parlementair) stelsel heeft gemaakt, dat velen
zich van het stelsel afkeerden. Het raakte in
discrediet en men ging vragen naar een ander
stelsel (Fascisme).
Het kwaad zit echter niet in het stelsel, maar
in de verbrokkeling van de partijen.
Voor een goed werkend parlementair stelsel
is noodig bij onze partij-verhoudingen, dat er
samenwerking is.
We hebben in den laatsten tijd gezien, waar
op het uitloopt als die samenwerking ontbreekt.
Het huidig intermezzo-kabinet is er een
voorbeeld van. De ministerieele verantwoorde
lijkheid kan eigenlijk niet ten volle tot gelding
gebracht worden. De ministers weten, dat ze
sterk staan en het parlement de kracht mist
een gefundeerde meerderheidsgroep te vormen.
Aldus wordt de mogelijkheid geopend van
politieke willekeur.
De volksvertegenwoordiging mist, door ver
brokkeling van eigen kracht, den invloed als
vertegenwoordiging van het volk zich te doen
gelden.
Van zuivere beginsel-politiek kan dienten
gevolge geen sprake zijn. We hebben op den
grooten ernst van dit verschijnsel gewezen.
Wie ons betoog over het parlementaire stel
sel volgde, heeft begrepen, dat noodzakelijke
eisch voor een goede functionneering van dit
stelsel ten onzent is: samenwerking van ver
wante groepen.
Nu is deze eisch door onze groote staats
lieden, we noemen slechts: Lohman, Schaepman
en Kuyper, steeds ingezien.
Maar ook de bekende Groen van Prinsterer
heeft altijd begrepen, dat zonder samenwerking
van geen christelijke staatkunde in ons land
sprake kan zijn.
Bekend is het woord van Groen van Prin
sterer In ons isolement ligt onze
kracht.
Een woord, dat getuigt van groot geloof in
de kracht van eigen beginsel.
Groen bedoelde er mede, dat in zelfstandig
heid van het eigen beginsel de kracht der partij
school.
En daarom wilde hij nooit tot fusie met
andere partijen komen, tot ineensmelting
van beginsel, tot combinatie in één groep met
partijen, die op den grondslag van een anders
luidend program stonden.
Maar al te vaak is dit bekende woord van
Groen verkeerd uitgelegd. Men meende er in
te zien een waarschuwing tegen samenwer
king met andere partijen. Iets dat wel vreemd
zou zijn, daar Groen zelve herhaaldelijk samen
werking gezocht heeft.
Het is dan ook nimmer de bedoeling van
Groen geweest samenwerking op staatkundig
terrein af te keuren.
Maar gelukkig heeft Groen op het laatst van
zijn leven nog eens ronduit verklaard, dat hij
met zijn zinspreukIn ons isolement
ligt onze kracht, nooit bedoeld heeft
samenwerking met andere partijen uit
den booze te achten.
Ge kunt de nadere verklaring van Groen's
zinspreuk vinden in zijn „Nederlandsche Ge
dachten" van 27 September 1875.
Groen schrijft daar
„Aan onze uitnemende vrienden dr. Kuyper
en mr. De Savornin Lohman wordt overleg
met de Roomsch-Catholieken bij de stembus door
weinigen, het is zoo, doch wier oordeel wij
niet gering schatten, euvel geduid.
Als verloochening der zinspreuk„In ons
isolement ligt onze kracht".
Hiertegen moet ik opkomen. P e r 1 i c u m
in mora. (Hier is gevaar bij talmen).
In ons isolement ligt onze kracht.
Of wilt ge liever een Hollandsch woord, in
onze zelfstandigheid, in onze begin
selvastheid ligt onze kracht.
Dit was steeds het devies onzer vlag.
Zelfstandigheid, die, het heterogene afstoo-
tend, al wat homogeen is aantrekt; die zelf
onwrikbaar, ter aansluiting bereidvaardig de
hand reikt.
Van 1892 tot nu toe was ik steeds zoo ik
meen, aan het zinrijk adagium getrouw".
Wij gelooven, dat het verreweg de veiligste
weg voor de Christelijke partijen is aan het
zinrijk adagium, waaraan deze christen-staats-
man-Evangeliebelijder een halve eeuw getrouw
gebleven is, ook nog n u, nadat er weer een
halve eeuw verloopen is, nog dezelfde trouw
betoonen.
In den grond der zaak is er niet zoo heel
veel veranderd en het beginsel bleef in elk
geval hetzelfde.
In ons isolement ligt onze kracht.
Samen s m e It i n g blijft uit den booze.
Ook nu nog.
Maar samenwerking blijft gebiedende eisch.
Het gaat in den grond der zaak om de hand
having der Christelijke grondslagen van ons
volksleven.
Het gaat in de allereerste plaats om de
positie van het huisgezin, om de publieke eer
baarheid, de verhoudingen in het huwelijksleven,
de verhouding van kind tot ouders, om het
karakter van het gezag.
Hiertegen gaan de aanvallen van de niet-
Christelijke partijen.
Deze dingen maken de politieke antithese in
ons volk uit.
De allesbeheerschende tegenstelling is: zal
het geheele leven, in al zijn vormen, beheerscht
worden door de vindingen van de menschelijke
rede, of door de openbaring van God in Zijn
Woord.
Zien we zoo de zaak, dan blijkt, dat de
Roomsch-Katholieken, de Christelijk-Histori-
schen en de Anti-Revolutionairen geestverwante
partijen zijn.
Dat zij elkander in deze zaak vinden, over
eenstemmen.
En daarom is samenwerking geboden.
Om alzoo een parlementaire meerderheid te
vormen, die een vasten grondslag biedt voor
een ministerie, dat ons volk in die richting wil
leiden.
Aanvaardt men die samenwerking niet, dan
schiet er niets anders over, dan lijdelijk aan te
zien, dat ons land en volk gaandeweg en hoe
langer hoe meer gedreven wordt in de richting
van het moderne heidendom, dat ongetwijfeld
slechts een vruchtbaren bodem bieden zal voor
het socialisme en communisme.
Een andere weg is er niet.
De strooming van den volksgeest ligt nimmer
stil. Het is steeds eb of vloed, Rust is er niet.
(Nadruk verboden).
Van den Aardappeldag.
De „Aardappeldag", zoo pas weer te Wa-
geningen gehouden, was weer zeer leerzaam.
Er waren een paar honderd bezoekers, die èn
door het gesproken woord èn door het aan
wezige aanschouwingsmateriaal zeer veel hebben
geleerd. Onze aardappelkennis is weer verrijkt.
We weten nu, dat de schimmel, welke d e
aardappelziekte kan veroorzaken, ook buiten
den aardappel kan leven. Ook al blijft dus, als
in de jaren 1911 '21de ziekte uit, dan is dit
nog geen bewijs, dat ze niet zal terugkomen.
Het beste bestrijdingsmiddel is thans wel: be
sproeiing met Bordeauxsche pap. Maar
de toepassing moet t ij d i g zijn, zij komt
te laat als de ziekte zich al vertoont. Juist
vóór het uitbreken der ziekte schijnt wel de
beste tijd te zijn. En dan: niet door éénmaal
bespuiten wordt de ziekte bestreden. Herhaling
na 2 a 3 weken, afhankelijk van de weers
gesteldheid, is noodig. In de praktijk komt het
wel voor, dat men 5, 6, 7 maal in een zomer
bespuit. Men weet, dat druilig, vochtig
warm weer de ziekte begunstigd en bevordert.
Dan is „sporenvorming" te verwachten. De
Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen
en het Metereologisch Instituut hebben zich
ingesteld om de landbouwers voor zulke kritieke
dagen te waarschuwen. Prof. van Everdingen
van het Instituut noemt nog vier factoren, welke
op de ziekte van invloed zijn: le. Dauw ge
durende minstens 4 uren; 2e. Niet te lage tem
peratuur (minimum 10 graden Celsius); 3e. Een
bewolking van ongeveer 0.8; 4e. Overdag wat
regen. Er werd op den „Aardappeldag" ook
gesproken over goede bewaarplaatsen van po
ters, van vroeg gerooid pootgoed. Men heeft
ontdekt, dat in het licht bewaarde aard
appelen minder sterk spruiten. Sommige land
bouwers zijn daarom al begonnen hun poot
goed aan het licht bloot te stellen. De heer
M. Noteboom te Klundert bouwde in 1920 een
bewaarplaats met het oogmerk het spruiten
tegen te gaan. Naar het type Noteboom werden
op de Zuid-Hollandsche eilanden aardappel
bewaarplaatsen gewijzigd. Twee grondregelen
werden daarbij in acht genomen: 1. Het licht
moet zooveel mogelijk tot alle aardappelen
kunnen doordringen. 2. De bewaarplaats moet
vorstvrij gehouden kunnen worden, of vorstvrij
gebouwd zijn. Voor voldoende toelating van
licht wordt gezorgd door glazen wanden, waar
voor draadglas wordt gebruikt om breken te
voorkomen; de breedte mag niet meer zijn dan
5 Meter, terwijl de bewaarplaats niet in den
grond mag worden gebouwd. Het vorstvrij
maken of houden vereischt ook de noodige zorg.
Er moet een behoorlijke luchtverversching (ven
tilatie) zijn, maar tocht moet worden vermeden.
De bewaarkosten worden 30 ets. per Hectoliter
hooger, maar daartegenover staan verschillende
voordeelen: geregelde gelegenheid tot controle;
de zieke en slecht-spruitende poters kunnen
worden verwijderd; men kan poten op het
meest geschikte oogenblik.
De Oorworm een onschuldig veroordeelde.
De Oorworm staat "niet in der menschen
gunst. Als kind werd ons al vrees voor het
diertje ingeboezemd, omdat het den mensch in
de ooren zou kruipen. En daarom meenden we,
dat het geen betere behandeling zou verdienen
dan te worden doodgetrapt. Die beschuldiging
is puur laster, 't Is waar: de Oorworm ziet er
met de twee vreeselijke tangen aan het achterlijf
werkelijk gevaarlijk uit, maar die tangen zijn
een zeer onschuldige versiering, waarmee hij
zelden groote dingen doet. Er is geen dier,
dat absoluut nuttig of absoluut schadelijk is.
En zoo kunnen we van den oorworm ook wel
iets „kwaads" vertellen, beschouwd dan van
ons egoïstisch menschenstandpunt. In geval van
nood leeft de jonge oorworm soms van plan-
tenvoedsel; bij gebrek aan ander voedsel peu
zelen de oorwormen soms met de bladluizen
een stuk van een blad op. Het voordeel, dat
ze doen, is echter veel grooter dan de schade.
In normale omstandigheden is de oorworm een
vleescheter. Hij verdelgt, altijd in het verborgen
werkende, in deq tuin, in het bosch en op
het veld, een kolossale massa schadelijk tuig,
als bladluizen, schildluizen, rupsjes, vliegen,
diverse larven, b.v. van den schildkever en
maden, poppen, enz. In tuinen met veel schut
tingvlakte, veel latwerk, tuinhuisjes, oude ban
ken enz. enz., waar dus veel schuilhoeken zijn,
kan men altijd een verbazend aantal oorwormen
vinden. Als men ten minste gaat zoeken, want
het zijn nachtdieren. Wanneer de oorwormen
nu in hoofdzaak planteneters waren, wat moest
er dan van zoo'n tuin terecht komen Immers
niets. Men ontmoet wel eens een oortvorm op
een perzik, maar dat is om te zoeken naar
rupsjes en mieren, die de vruchten uitvreten.
En daar krijgt dan de oorworm, die ons nota
bene komt helpen, de schuld van. Ik las eens
van iemand, die de zaak (waarvan de oorworm
in hoofdzaak leeft) eens ernstig wilde onder
zoeken. Hij hield eenige oorwormen vrouw
tjes en mannentjes ruim zes maanden ge
vangen. Zij waren na een tijdlang hongerlijden
slechts met moeite te bewegen om iets van
plantenvoedsel te nuttigen; levende insecten
werden echter met groote gulzigheid verslonden.
Perzikbladeren keken ze niet aan; alleen water
rijke bladeren werden aangevreten, blijkbaar
om het water. Wat zoet is, lieten ze liggen.
Het wijfje legde 30 eieren, die met veel zorg
werden rondgedragen, doch ten slotte aten ze
van honger de eieren op. Bladluizen waren voor
hen een zeer geliefkoosde lekkernij. Worden
de. oorwormen al te talrijk, dan kan men ze
vangen, door bosjes stroo tegen de schuttingen
te hangen; daar kruipen ze graag in. Men
doode ze dan exenwel niet, doch late ze op
een afstand van den tuin, in 't struikgewas, vrij.
Is U dit bekend
Behalve een 23-tal Rijks land bouwconsu-
lenten en een 17-tal Rijks f u i n bouwconsu-
lenten, zijn er nog zes Rijksconsulenten voor het
buitenland: Dr. J. J. L. van Rijn te Rome,
Ingenieur (Sr.) B. Gerritsen te Londen, Ir.
A. H. Joustra te Berlijn, Ir. A. Sevenster te
Parijs, jhr. J. v. Vredenburch, honorair con
sulent voor België te Capellen, en Ir. L. A.
H. Peters voor de Vereenigde Staten van
Amerika te Washington. De taak van de Con
sulenten in het buitenland bestaat in het be
hartigen van land- en tuinbouw in den vreemde.
Zij zijn toegevoegd aan de gezantschappen in
de landen, waar zij werkzaam zijn gesteld.
Ons land heeft een 10-tal Zuivel consulenten.
Zij worden aangesteld óf door het Rijk, óf
door een provinciale landbouwmaatschappij, óf
door een afzonderlijk daartoe in het leven ge
roepen commissie. Onder het oppertoezicht van
den Directeur-generaal v. d. Landbouw oefenen
de Rijkszuivelconsulenten hun taak uit onder
het toezicht van en in overleg met een Zuivel-
commissie. Rijkszuivelconsulenten zijn gevestigd
te: Assen, Zwolle, Zutphen, Utrecht, Hoorn.
Gouda, Middelburg, Breda en Roermond. De
heer J. Mesdag, zuivelconsulent te Leeuwarden,
is ambtenaar der Friesche Maatschappij van
Landbouw. Behalve de tien consulenten zijn
er nog een 8-tal assistenten bij den dienst
dier ambtenaren. Heeft men de hulp van een
Zuivelconsulent noodig voor zijn bedrijf of fa
briek, dan wende men zich tot den ambtenaar
in zijn provincie.
Wenken en mededeelingen.
Eindelijk schijnt de oorzaak der Iepen
ziekte, welke 9 jaar geleden voor 't eerst
zich in ons land vertoonde, en daarna ook in
andere landen geconstateerd werd, gevonden.
Zij wordt veroorzaakt elders wordt van