HEDEtl Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche ee Zeeuwsche Eilanden, HUIS eaKt een Sieraad lis meuheitadrieK adio salonwei oudsdie Singel 230 MIJNH BOER FENS IN HOC SIGNO VINCES Hjsas, FEUILLETON No. 3457 WOENSDAG 8 AUGUSTUS 1928 43sts JAARGANG 175 NITON KEI ASSUW1 öemeenteraad. i Het huisje aan den Zeedijk ERDAM rtikelen welke IJZEN worden lijk grootsche IS Vloerzeilen, aan. W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Het Parlementaire stelsel 06 T1S nazien en ïeters, mahonie garantie. 'ELEF. 60 me merken auto's en motoren van Uw Eerste Nederiandsche vert de modernste ;en lage prijzen Rotterdam. adres voor Usse materiaal Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bil vooruitbetaling, BUITENLAND bi] vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. ÏEïtere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend aaar de plaatsruimte die z9 beslaan. Advertcntiën worden ingewacht tot DINSDAG- ca VRIJDAGMORGEN 10 uur. il3Ësihouwerl| ELEF. No. 1005 en 1946 TRUMENTMAKER OTTERDAM lefooa 3343 nder NEDERLANDSCHE JSCH KAPITAAL DERT 1914 f 2400.000- ZOON, DIRKSLAND ONDER MEERDERE ge, vakkundige leiding meer met Uw licht of en duur dubbele kosten iaratsur over. «ito toestel VII. We hebben gezien hoe ongezond de positie van het intermezzo-kabinet De Geer is. Het parlementaire stelsel, dat zijn grondslag vindt in het steeds tot gelding brengen van de ministerieele verantwoordelijkheid ligt gebroken. Alle saamwerking tusschen het Kabinet en Staten-Generaal is weg. Dat blijkt ook uit de dingen der practische politiek. „De Rotterdammer" sprak van het „wie- doet-me-wat-kabinet" en schreef er het vol gende van „De gevaarlijke kracht van een niet- of on-parlementair Kabinet is in de laatste dagen wel in bijzondere mate gebleken. Tot drie maal toe werd een wetsontwerp verworpen of grondig gewijzigd, zonder dat één minister er zich iets van aantrekt. jV.Of, laat ons liever zeggen: zonder dat één Minister er zich iets van aan mag trekken. Want het heengaan van een of meer ministers zou geen wijziging van regeerbeleid, doch alleen wisseling van personen kunnen brengen. Niet zonder bedenking was reeds, dat de minister van Oorlog in de Eerste Kamer zijn Departement van Defensie kreeg met behulp van hen, die voor de landsverdediging geen man en geen cent over hebben. Doch dit is niets vergeleken bij het drievoudig échec, dat het Kabinet daarna in kort tijds bestek leed. Minister Lambooy zag zich genoodzaakt zijn Capitulanten-wet in te trekken, omdat hij van geen enkele zijde steun ontving. Het wetsontwerp „Belastingheffing van Ne derlanders in het Buitenland", kon minister De Geer, ondanks den publieken bijstand van den Secretaris-Generaal van zijn Departement niet in veilige haven brengen. Het werd bij een zeer gemengde stemming, waarbij Vrijheidsbon- ders en Sociaal-Democraten samengingen, ver worpen met groote meerderheid. En minister Van der Vegte leed bij de Radio-wet een nederlaag, al weer ondanks de óiulp van hen, die in de politiek zoo ver 'inogelijk van hem af staan. Waarlijk, indien een parlementair Kabinet zoo iets in acht dagen tijds overkwam, dan had het binnen acht uren zijn ontslag bij de Ko ningin ingediend. Nu niets daarvan. De wetsontwerpen zijn verworpen en de minister zal trachten een meer smakelijk voor stel in te dienen, öf de zaak is geheel van de baan. Een ander wetsontwerp is grondig gewijzigd, en de minister zegt, dat hij 't principieel vol komen met de verandering eens is, of dat deze hem koud laathij blijft en zal, wat hij eerst bestreed, straks in de Eerste Kamer verdedigen eiln^Ven'Uee^ naar z''n beste weten uitvoeren. Men voelt het, zoo iets is alleen maar mo gelijk bij een intermezzo-kabinet, bij een mini sterie van wie-doet-me-watWil de Kamer niet wat de Minister wil, dan antwoordt deze eenvoudig: ik vond het zoo beter, maar ik kan ook anders Het is duidelijk, dat op deze wijze de politiek-parlementaire verhoudingen bedorven worden. De verantwoordelijkheid der ministers lijdt schade en hoe sterk ze oppervlakkig beschouwd ook schijnen en tegenover de Kamer ook wer kelijk zijn: huri autoriteit en prestige krijgen een deuk. Ze worden zaakwaarnemers het minst be geerlijke baantje voor ernstige staatslieden. En de waardigheid van het parlement lijdt er evenzeer onder, omdat het verantwoordelijk heidsgevoel niet meer remmend inwerkt op teugellooze critiek. Het is als in de dagen der Richters: er was geen koning in Israël: een ieder deed wat goed was in zijn oogen Inderdaad zoo is het. Het parlementaire stelsel ligt lam geslagen. Geen wonder, dat constitutioneel-zwakke elementen zich van het stelsel afkeeren en zoeken naar iets anders, iets beters, en dat er zijn, die begeerige blikken richten op het Mussoliniaansche regime. Toch moet het die richting niet uit. Het kwaad zit niet in het stelsel als zoo danig. Het kwaad, dat zich voordoet, is niet in- haerent aan het systeem en het is verkeerd met het badwater ook het kindje over boord te willen gooien. Het parlementaire stelsel is product van de historie, vrucht van een langdurigen, soms bloedigen strijd. En het is de eenige manier waar^p^ het volk zijn rechten kan verdedigen, zijn wenschen kenbaar maken, en in de wetten des rijks zijn invloed kan doen gelden. Ieder ander systeem voert tot dictatuur, tot een regeeren over het volk, zonder het volk. De eenige weg is, dat we weer samenwerking zoeken, de verbrokkeling niet verder laten doorgaan. Onze groote staatsmannen hebben steeds op samenwerking aangedrongen. Mannen als Groen, Lohman, Kuyper en Schaepman hebben steeds gevoeld, dat samen werking der groote rechtsche partijen in het belang voor ons volk was. Samenwerking, geen fusie, geen ineensmelting. Het is een gevleugeld woord van Groen: in ons isolement ligt onze kracht, een woord, dat vaak misbruikt is, maar waarmee hij nooit be doeld heeft, samenwerking tegen te gaan. Dat lag niet in Groen's staatkundig streven. In zelfstandigheid van beginsel ligt de kracht, maar als die zelfstandigheid hier gewaarborgd is, dan is er ook geen bezwaar op goeden grondslag met geestverwante partijen samen te werken. Zoo hebben onze groote mannen het steeds gezien. Zou het niet veilig zijn, als we in dien zelfden weg voortgingen Wie een twistvuur aanblaast, waarmede hij niets te maken heeft, heeft geen recht om zich te beklagen, als hem een vonk in het gezicht vliegt. Openbare vergadering van den Raad der gemeente SOMMELSDIJK op Vrijdag 3 Augustus 1928, n.m. 2.30 uur. De vergadering wordt door den Voorzitter met gebed geopend. Alle leden waren tegen woordig. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en onveranderd vastgesteld. Vastgesteld wordt een nader raadsbesluit tot het aangaan van een rekening-courant-overeen komst met de Nationale Bankvereeniging te Mid- delharnis. Mededeeling verdaging beslissing op het raadsbesluit tot aankoop van tuinland van wijlen mej. M. L. de Graaff. Mededeeling verdaging beslissing op het raadsbesluit tot het aangaan van een geldleening ad 6500.— voor aankoop tuinland. Goedkeuring raadsbesluit tot aankoop tuin land van wijlen Mej. de Graaff. Aan enkele opmerkingen op de gemeente- begrooting 1928 zal worden voldaan. Bij den post „Werkverschaffing aan werk- loozen c.q. geldelijken steun" deelt de VOOR ZITTER mede, dat Ged. Staten verzoeken te schrappen „c.q. geldelijken steun". Ged. Staten vragen of niet langzamerhand de tijd gekomen is om aan dezen buitenwettelijken vorm van ondersteuning een einde te maken. In overweging wordt gegeven te besluiten, dat de steun aan uitgetrokken werkloozen bij het burgerlijk arm bestuur wordt gebracht. De VOORZITTER zegt, dat tot nog toe geen geldelijken steun aan werkloozen is uit gekeerd. Deze post wordt gebruikt om uitgaven te bestrijden voor werkverschaffing, waarom z. i. geen bezwaar bestaat aan den wensch van Ged. Staten tegemoet te komen. De heer BLOK (S.D.A.P.) zegt eveneens dat nog geen gebruik daarvan is gemaakt, maar het kan in de toekomst toch noodig zijn. Wat betreft het voteeren van een post daarvoor op de begrooting van het burgerlijk armbestuur ziet spr. weinig terecht komen. Hier hebben wij absoluut geen medezeggenschap in dit col lege. Hoogstens kunnen wij de begrooting dier instelling niet goedkeuren. Daar schiet men evenwel niets mee op. De VOORZITTER meent, dat dit bij de be- grooting voor het jaar 1929 ter sprake kan worden gebracht. De heer DIJKERS (A.R.) merkt op, dat Ged. Staten zich in deze op het juiste standpunt stel len. Ze willen den Raad een uitspraak laten doen hoe of hij staat tegenover geldelijken steun. Onderscheid moet worden gemaakt tusschen Overheid en Maatschappij. Ondersteuning be hoort tot het Maatschappelijke werk. De Over heid behoort te regeeren en niet voor Diaconie te spelen. In de eerste plaats is opheffing van de armoede een eisch van het maatschappelijk terrein. Hij zou alleen het geld willen uittrekken voor werkverschaffing. De heer BLOK vindt het nu niet het juiste moment om hierover met den heer Dijkers te debatteeren. Besloten wordt aan de opmerkingen van Ged. Staten te voldoen. Aan eenige opmerkingen van Ged. Staten om trent de gemeente-rekening 1926 zal worden voldaan. Mededeeling wordt gedaan van Proces-verbaal van de opneming van kas en boeken van den gemeente-ontvanger. In kas was 3913.69. Aanneming benoeming van de heeren T. van den Doel Jzn. en H. van Lente als lid der Schattingscommissie Rijksinkomstenbelasting. Dankbetuiging van de Schoolcommissie voor het door den Raad genomen besluit, waarbij aan de Openbare school de kweekeling met akte gehandhaafd blijft en de Bijzondere school een dergelijke leerkracht wordt toegestaan. De heer BLOK merkt op, dat hij meent te weten, dat in de vergadering van den Raad toch alleen besloten is een kweekeling aan de Openbare school aan te stellen. Nu komt de Schoolcommissie ook met de Bijzondere school aan. Hij vindt het een negeeren van den Raad. De VOORZITTER zegt, dat de Bijzondere school volgens de wet nu ook recht heeft op aanstelling van een kweekeling met akte. De heer BLOK gelooft dit niet. De heer DIJKERS merkt op, dat er onder scheid gemaakt moet worden tusschen het be noemen van een kweekeling met akte en een onderwijzer. Wanneer een boventallige onder wijzer door den Raad was benoemd en de Bijzondere school wilde ook een zoodanige leerkracht aanstellen, dan moest een aanvraag worden ingediend bij den Raad. Nu heeft de Bijzondere school volgens de Lager onderwijs wet evenwel het recht op uitkeering van een zelfde bedrag als wordt uitgekeerd voor den kweekeling met akte aan de Openbare school. Het schrijven van de Schoolcommissie is daarom niet juist. Ingekomen is de raming van ontvangsten en uitgaven der Gezondheidscommissie te Middel- harnis voor het dienstjaar 1929. De VOORZITTER doet mededeeling van een ingekomen verzoek van het Bestuur van de Vereeniging „Goedereede en Overflakkee's Belang", waarin gevraagd wordt een artikel in de politieverordening op te nemen, waarbij het verboden is, op plaatsen door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, op hoeken en/of langs wegen en straten, heggen en/of schuttin gen te hebben van een grootere hoogte dan 1.25 M„ zulks in verband met het belemmeren van uitzicht en waardoor gevaar voor het verkeer ontstaat. De VOORZITTER zegt, dat de gemeente opzichter reeds enkele personen over deze aan gelegenheid heeft gesproken. Zonder wijziging van de politieverordening zal dit wel in orde komen. De VOORZITTER leest een schrijven voor van de Gezondheidscommissie, waarin deze me dedeelt, dat zij aan het dezerzijdsch verzoek om een onderzoek in te stellen naar de wonin gen, die niet voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening dezer gemeente, bezwaar lijk kan voldoen. De tijd ontbreekt haar, terwijl het aanstellen van een of meer deskundigen door haar niet kan worden betaald. De VOORZITTER deelt naar aanleiding hiervan mede, dat het woningonderzoek intus- schen weer aan den gemeente-opzichter is op gedragen. De heer VAN DER VEER (S.D.A.P.) kan niet begrijpen, dat, wanneer de taak voor de Gezondheidscommissie te zwaar is, dit onder zoek wel kan geschieden door den gemeente opzichter. Wanneer aan de Gezondheidscom missie den tijd ontbreekt, dan heeft de gemeen te-opzichter toch zeker ook geen tijd. Hij wil nogmaals aan de commissie schrijven en anders andere maatregelen treffen. De VOORZITTER zegt, dat het toch eigen lijk niet opgaat om zulk een opdracht aan de Gezondheidscommissie op te geven. De rollen worden in deze omgekeerd. Feitelijk behooren B. en W. aan die commissie op te geven welke huizen onbewoonbaar behooren te worden ver klaard. Ook de kosten zouden dan door andere gemeenten, wanneer het onderzoek alleen voor Sommelsdijk werd gedaan, worden gedragen. Dat gaat niet op. Voorheen heeft de gemeente opzichter al meer een dusdanig onderzoek in gesteld, waarvan hij nog enkele gegevens kan gebruiken. Het rapportzal daarom wel niet lang meer uitblijven. De heer BLOK vraagt welke taak de Ge zondheidscommissie eigenlijk heeft. De VOORZITTER'zegt, dat de Gezond heidscommissie een adviseerend karakter draagt. Priia 30 en 60 et. Bij Apoth en Drofliste. De heer BLOK meent, dat het toch maar niet opgaat, dat deze Gezondheidscommissie maar zegt: We hebben geen tijd. De gemeente be taalt er toch voor. De heer DIJKERS stelt de vraag wat er nu toch wel tegen is, dat de heer Mast zulk een onderzoek instelt. We moeten de zaak niet te veel op de spits drijven. De heer BLOK zegt niet, dat Mast daarvoor ongeschikt is, maar hij verwacht van hem geen objectief rapport. De heer DIJKERS zegt, dat dit een zware beschuldiging voor den gemeente-opzichter is. De heer BLOK ontkent dit. Hij heeft ver schillende reden om een objectief rapport daar van te verwachten. De heer DIJKERS merkt op, dat de toestand zwarter geschilderd wordt dan hij in werkelijk heid is. Er moet geen punt van het verkiezings program van worden gemaakt. De heer BLOK zegt, dat hij deze beschuldi ging zoo niet kan laten passeeren. Het is geen verkiezingspropaganda. Er zijn woningtoestan den, die door en door rot zijn. Hij wil de krotten opruimen. De heer DIJKERS merkt op, dat hij niet heeft gezegd, dat er geen misstanden zijn, maar het wordt erg overdreven. De heer MIJS (V.B.) zegt, dat het rapport van den gemeente-opzichter eigenlijk maar een voorloopig rapport zal zijn. Wanneer dit in komt, gaat het naar de Gezondheidscommissie om advies. Op 't oogenblik maakt de commissie zich er gemakkelijk af. door H. ZEEBERG. 10) „Dat zal wel. Die is eenvoudig onuitstaan baar. Het beste was, dat zij er maar eens uit ging- Mogelijk verdwijnen die nukken dan wel. Gelukkig wil zij het zelf ook. Ik kwam daarover met je praten. Maar eerst het een en dan het ander. Dus Met groote belangstelling was mijnheer Van Meersma opeens gaan luisteren. Lia had hem gister, toen zij een vertrouwelijk oogenblikje hadden, verteld, dat zij bij haar oorspronkelijk idee gebleven was en hem als het ware gesmeekt haar voorspraak bij Mama te zijn. Heel veel voelde hij er nog niet vdor, maar langzamerhand was hij' toch geneigd, Lia haar zin te geven, en er met zijn vrouw 'over te praten. Verbaasd was hij, dat zij er nu zelf over begon. „Heeft Lia jou gezegd, dat zij gaarne weg wilde vroeg hij. „Mij nog niet. Annie heeft zij zooveel te verstaan gegeven. Het lijkt mij waarlijk het beste". „Deze week vertelde zij het mij ook. Maar wat moet je daar nu op zeggen „Ik zeg immers, dat het 't verstandigst is Het is best mogelijk en waarlijk te hopen, dat zij veranderd terugkeert, 't Is bespottelijk zooals zij zich aanstelt. Het loopt zoo in de gaten, dat onze kennissen er over praten. Ik schaam mij waarlijk voor de Van Zeggelens. Maar over Lia praten we straks wel. We hadden het nu over Annie". „Daar valt niet veel meer over te zeggen, vrouw, zou ik denken. Als mijnheer Van Zeg gelen (met opzet zei hij niet: Theo) komt, dan zal ik hem, dat spreekt vanzelf, behoorlijk ont vangen. En als hij dan de hand van Annie vraagt, wel, dan zal ik die niet weigeren. Jullie willen dat immers graag „Nu, waarom was dan ons gesprek noodig En waarom dan al die op- en aanmerkingen vroeg zij, blijkbaar opgelucht. „Dat weet ik niet. Ik heb het gesprek niet gezocht. Maar in ieder geval: hierover behoe ven geen woorden meer verspild te worden. Het valt me niet rauwelings op het lijf. We hebben het zien aankomen". Het lag mijnheer Van Meersma vooraan in den mond, om op te merken: „Je hebt je best er genoeg voor gedaan, om het zoover te krijgen". Maar hij waagde het niet, zijn vrouw te ontstemmen. Bovendien wilde hij haar te vriend houden, omdat nu over Lia gepraat moest worden. Hij zag er verbazend tegenop. Even kreeg hij zelfs een aanvechting om er niet over te beginnen, waarheen zij wilde. Te meer, omdat hij zelf ook niet zoo met het denkbeeld sympathiseerde. Maar dan hij had het Lia gister zoo half en half beloofd. Hij moest maar door den zuren appel heenbijten. „Maar we zijn nog niet uitgepraat over Annie. Als Theo geweest is, dan moet de verloving zoo spoedig mogelijk publiek zijn. En dan komt de receptie". „Och, Marie, bespaar me dat alles nu. Mijn werk wacht. En wat kan ik daaraan nu rege len Dat is net wat voor jullie, om in orde te maken. Natuurlijk heb je blanco crediet". „Daarom was het mij maar te doen, Alex. Het wordt natuurlijk een kostbare geschiedenis. Nu maak je, wat dat betreft, nooit bezwaar. Maar ik wilde het je toch vooruit zeggen". „Nu ja, dat is goed. Het moet natuurlijk alles eerste klas zijn. Trouwens, als wij het doen, moeten we het goed doen. Jullie regelen dus maar. Gemakkelijker kan het toch niet, is het wel „Neen, Alex, bij al je eigenaardigheden ben je toch nog zoo kwaad niet", lachte mevrouw Van Meersma. Inwendig was zij zeer verheugd over den afloop van het gesprek. Want zij kende de antipathie van haar man tegenover Theo van Zeggelen maar al te goed. Die was zoo sterk, dat zij gevreesd had, dat hij roet in het eten zou werpen en zich tegen deze verloving, waarop zij zoo haar hart gezet had, zou verzet hebben. Aanvankelijk scheen dat ook het geval te zijn. Althans dat meende zij. Maar dan was hij toch spoedig omgekeerd. „Wanneer zou hij komen vroeg de ar chitect, doelend op Theo van Zeggelen. „Uiterlijk morgen, vermoed ik", zeide zij. „Het kan ook nog wel vandaag. Hij heeft van morgen met Annie gesproken en meegedeeld, dat hij jou belet zou vragen". „O, nu we zullen zien. Dat is dus in orde. Maar je wildet ook nog over Lia spreken „Ja, Alex, wanneer je tenminste nog tijd hebt". „Jawel", deed hij gewild-onverschillig. „Je bent er nu toch eenmaal. En Lia zit je nog al hoog,, geloof ik. Je moet dat niet zoo ernstig opvatten, Marie. Dat gaat wel over". „Best mogelijk. Maar hier in huis niet. Zij moet maar eens naar een andere omgeving. En, zooals ik zooeven zei, zij wil dat ook het liefst. Hoe denk je daarover, Alex 7" „Laat ze maar gaan, Marie, 't Is nu wel niet bepaald het reisseizoen, maar als ze dat nu wil, vooruit dan. Zij sprak er met mij en kele woorden over. Me dunktwe moesten haar maar laten gaan." „Precies mijn gedachten. Alleen heb je eenig idee, waar zij heen moet Naar de familie in Den Haag of Rotterdam heeft natuurlijk geen zin. Want als zij daar optreedt, zooals hier, en weigert uit te gaan, dan wordt zij een groote lastpost en komt er maar hommeles." Mijnheer Van Meersma zat op heete kolen. Nu moest hij er over spreken. Maar hij voor zag een scène van je welste. „Neen, daarheen gaat niet. Dat is uitgesloten" zei hij, op beslisten toon. Om dan, aarzelend te vervolgen: „Zij sprak er met mij over en weet wel, waar hij heen wil". „O ja Dan was de oplossing al heel ge makkelijk. Waarheen „Ja", zei de architect, ,,'t is eigenlijk wat vreemd". Hij zweeg. „Zij is nu eenmaal de laatste maanden vreemd, Alex. Dat kan er nog wel bij". „Dat weet ik niet", merkte hij voorzichtig op. „Jij bijvoorbeeld zult er niet bepaald mee sympathiseeren. Toch moet je het niet bot af wijzen. 't Is niet onmogelijk, dat het goed voor haar is en zij geheel genezen van haar dwaas heden, zooals jij die noemt, terugkeert". „Gebruik nu asjeblieft niet zooveel woorden, Alex, en draai er niet zoo om heen. Je maakt me waarlijk nog nieuwsgierig. Wat heeft Lia in haar hoofd gezet?" Mijnheer Van Meersma beet opeens door den zuren appel heen. „Zij wil een paar maanden naar je moeder, Marie". Hij had een andere uitwerking van zijn woor den verwacht. Hij had gedacht, dat zij veront waardigd zou opspringen en uitroepen, dat dat niet gebeuren zou. Instede daarvan zat zij als versteend in de leeren clubfauteuil, terwijl haar gelaat wit werd als pas gevallen sneeuw. „Naar moeder stamelde zij. „Hoe komt dat kind er bij „Ja, Marie, dat weet ik ook niet. Maar dien wensch heeft Lia mij te kennen gegeven". „Maar dat kan toch niet, Alex Dat voel je toch zelf ook wel Mevrouw Van Meersma sprak op een heel anderen toon dan zij tot nju toe gedaan had. Het greep haar meer aan dan zij had kunnen vermoeden. „Dat weet ik nog niet, of het niet gaat", antwoordde hij op haar vraag. „Maar ik heb zoo'n idee, dat van ginds geweigerd wordt. Als je moeder het niet doet, dan zal je broer haar wel bewerken". Zij gaf geen antwoord. Hij begreep, dat zij met haar gedachten in het verleden leefde en liet haar even stil geworden, nog verrast over haar houding, die hij maar niet verklaren kon. „Wij moeten Lia dat maar uit haar hoofd praten", zeide zij dan met eenige moeite. „Dat gaat immers niet, Alex Al meer verbaasde hij zich. Het was waarlijk niet haar gewoonte, zoo als het ware kinderlijk en deemoedig hem iets te vragen. ,,'k Weet niet, of het niet gaat", zeide hij. „Maar ik zou ons het liefst een weigerend antwoord willen besparen. En dat komt vrij stellig. Daarvoor hebben wij hen te veel ver waarloosd". „Dat was toch met jou goedkeuring", zeide zij, hem mede betrekkende in de familiever houding. Het werd mijnheer Van Meersma toch te kras. „Heb je mij dat dan ooit gevraagd 7" vroeg hij. „Ik meende, dat je uit je zelf begonnen waart met niet meer naar huis te schrijven". „Nu ja, maar je hebt toch nooit een aan merking er over gemaakt. Het was toch, of dat vanzelf sprak". „Heb je er spijt van, Marie „Och spijt, spijt, dat is weer wat anders. Het ging toch niet, dat weet je zelf wel. De denk beelden van moeder zijn nu eenmaal de mijne niet. Al dat gepreek begon mij te vervelen. En dan, wij kwamen in een heel ander milieu te f leven. Daar konden wij hen toch niet in op nemen. Neen, het moet zoo maar blijven. Moe der is er ook wel mee verzoend. Zij weet wel, dat wij het goed hebben". Er kwam een trek van grooten onwil op het gelaat van mevrouw Van Meersma. En de architect wist, dat, zoo er al een oogenblik van verandering was geweest, daarvan nu geen sprake meer was. Het moest maar zoo blijven. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1