HEDEtl
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche ee Zeeuwsche Eilanden,
HUIS
eaKt een Sieraad
lis meuheitadrieK
adio salonwei
oudsdie Singel 230
MIJNH
BOER
FENS
IN HOC SIGNO VINCES
Hjsas,
FEUILLETON
No. 3457
WOENSDAG 8 AUGUSTUS 1928
43sts JAARGANG
175 NITON
KEI ASSUW1
öemeenteraad.
i
Het huisje aan den Zeedijk
ERDAM
rtikelen welke
IJZEN worden
lijk grootsche
IS Vloerzeilen,
aan.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Het Parlementaire stelsel
06
T1S nazien en
ïeters, mahonie
garantie.
'ELEF. 60
me merken auto's en motoren
van Uw
Eerste Nederiandsche
vert de modernste
;en lage prijzen
Rotterdam.
adres voor Usse materiaal
Deze Courant versch^nt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bil vooruitbetaling,
BUITENLAND bi] vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. ÏEïtere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend aaar de plaatsruimte die z9 beslaan.
Advertcntiën worden ingewacht tot DINSDAG- ca VRIJDAGMORGEN 10 uur.
il3Ësihouwerl|
ELEF. No. 1005 en 1946
TRUMENTMAKER
OTTERDAM
lefooa 3343
nder NEDERLANDSCHE
JSCH KAPITAAL
DERT 1914 f 2400.000-
ZOON, DIRKSLAND
ONDER MEERDERE
ge, vakkundige leiding
meer met Uw licht of
en duur dubbele kosten
iaratsur over.
«ito toestel
VII.
We hebben gezien hoe ongezond de positie
van het intermezzo-kabinet De Geer is.
Het parlementaire stelsel, dat zijn grondslag
vindt in het steeds tot gelding brengen van de
ministerieele verantwoordelijkheid ligt gebroken.
Alle saamwerking tusschen het Kabinet en
Staten-Generaal is weg.
Dat blijkt ook uit de dingen der practische
politiek.
„De Rotterdammer" sprak van het „wie-
doet-me-wat-kabinet" en schreef er het vol
gende van
„De gevaarlijke kracht van een niet- of
on-parlementair Kabinet is in de laatste dagen
wel in bijzondere mate gebleken.
Tot drie maal toe werd een wetsontwerp
verworpen of grondig gewijzigd, zonder dat
één minister er zich iets van aantrekt.
jV.Of, laat ons liever zeggen: zonder dat één
Minister er zich iets van aan mag trekken.
Want het heengaan van een of meer ministers
zou geen wijziging van regeerbeleid, doch alleen
wisseling van personen kunnen brengen.
Niet zonder bedenking was reeds, dat de
minister van Oorlog in de Eerste Kamer zijn
Departement van Defensie kreeg met behulp
van hen, die voor de landsverdediging geen
man en geen cent over hebben.
Doch dit is niets vergeleken bij het drievoudig
échec, dat het Kabinet daarna in kort tijds
bestek leed.
Minister Lambooy zag zich genoodzaakt zijn
Capitulanten-wet in te trekken, omdat hij van
geen enkele zijde steun ontving.
Het wetsontwerp „Belastingheffing van Ne
derlanders in het Buitenland", kon minister De
Geer, ondanks den publieken bijstand van den
Secretaris-Generaal van zijn Departement niet
in veilige haven brengen. Het werd bij een
zeer gemengde stemming, waarbij Vrijheidsbon-
ders en Sociaal-Democraten samengingen, ver
worpen met groote meerderheid.
En minister Van der Vegte leed bij de
Radio-wet een nederlaag, al weer ondanks de
óiulp van hen, die in de politiek zoo ver
'inogelijk van hem af staan.
Waarlijk, indien een parlementair Kabinet
zoo iets in acht dagen tijds overkwam, dan had
het binnen acht uren zijn ontslag bij de Ko
ningin ingediend.
Nu niets daarvan.
De wetsontwerpen zijn verworpen en de
minister zal trachten een meer smakelijk voor
stel in te dienen, öf de zaak is geheel van de
baan.
Een ander wetsontwerp is grondig gewijzigd,
en de minister zegt, dat hij 't principieel vol
komen met de verandering eens is, of dat deze
hem koud laathij blijft en zal, wat hij eerst
bestreed, straks in de Eerste Kamer verdedigen
eiln^Ven'Uee^ naar z''n beste weten uitvoeren.
Men voelt het, zoo iets is alleen maar mo
gelijk bij een intermezzo-kabinet, bij een mini
sterie van wie-doet-me-watWil de Kamer
niet wat de Minister wil, dan antwoordt deze
eenvoudig: ik vond het zoo beter, maar ik kan
ook anders
Het is duidelijk, dat op deze wijze de
politiek-parlementaire verhoudingen bedorven
worden.
De verantwoordelijkheid der ministers lijdt
schade en hoe sterk ze oppervlakkig beschouwd
ook schijnen en tegenover de Kamer ook wer
kelijk zijn: huri autoriteit en prestige krijgen
een deuk.
Ze worden zaakwaarnemers het minst be
geerlijke baantje voor ernstige staatslieden.
En de waardigheid van het parlement lijdt
er evenzeer onder, omdat het verantwoordelijk
heidsgevoel niet meer remmend inwerkt op
teugellooze critiek.
Het is als in de dagen der Richters: er was
geen koning in Israël: een ieder deed wat goed
was in zijn oogen
Inderdaad zoo is het.
Het parlementaire stelsel ligt lam geslagen.
Geen wonder, dat constitutioneel-zwakke
elementen zich van het stelsel afkeeren en
zoeken naar iets anders, iets beters, en dat
er zijn, die begeerige blikken richten op het
Mussoliniaansche regime.
Toch moet het die richting niet uit.
Het kwaad zit niet in het stelsel als zoo
danig.
Het kwaad, dat zich voordoet, is niet in-
haerent aan het systeem en het is verkeerd met
het badwater ook het kindje over boord te
willen gooien.
Het parlementaire stelsel is product van de
historie, vrucht van een langdurigen, soms
bloedigen strijd. En het is de eenige manier
waar^p^ het volk zijn rechten kan verdedigen,
zijn wenschen kenbaar maken, en in de wetten
des rijks zijn invloed kan doen gelden. Ieder
ander systeem voert tot dictatuur, tot een
regeeren over het volk, zonder het volk.
De eenige weg is, dat we weer samenwerking
zoeken, de verbrokkeling niet verder laten
doorgaan.
Onze groote staatsmannen hebben steeds op
samenwerking aangedrongen.
Mannen als Groen, Lohman, Kuyper en
Schaepman hebben steeds gevoeld, dat samen
werking der groote rechtsche partijen in het
belang voor ons volk was.
Samenwerking, geen fusie, geen ineensmelting.
Het is een gevleugeld woord van Groen: in
ons isolement ligt onze kracht, een woord, dat
vaak misbruikt is, maar waarmee hij nooit be
doeld heeft, samenwerking tegen te gaan. Dat
lag niet in Groen's staatkundig streven.
In zelfstandigheid van beginsel ligt
de kracht, maar als die zelfstandigheid hier
gewaarborgd is, dan is er ook geen bezwaar
op goeden grondslag met geestverwante partijen
samen te werken.
Zoo hebben onze groote mannen het steeds
gezien.
Zou het niet veilig zijn, als we in dien
zelfden weg voortgingen
Wie een twistvuur aanblaast, waarmede hij
niets te maken heeft, heeft geen recht om zich
te beklagen, als hem een vonk in het gezicht
vliegt.
Openbare vergadering van den Raad der
gemeente SOMMELSDIJK op Vrijdag
3 Augustus 1928, n.m. 2.30 uur.
De vergadering wordt door den Voorzitter
met gebed geopend. Alle leden waren tegen
woordig. De notulen der vorige vergadering
worden gelezen en onveranderd vastgesteld.
Vastgesteld wordt een nader raadsbesluit tot
het aangaan van een rekening-courant-overeen
komst met de Nationale Bankvereeniging te Mid-
delharnis.
Mededeeling verdaging beslissing op het
raadsbesluit tot aankoop van tuinland van wijlen
mej. M. L. de Graaff.
Mededeeling verdaging beslissing op het
raadsbesluit tot het aangaan van een geldleening
ad 6500.— voor aankoop tuinland.
Goedkeuring raadsbesluit tot aankoop tuin
land van wijlen Mej. de Graaff.
Aan enkele opmerkingen op de gemeente-
begrooting 1928 zal worden voldaan.
Bij den post „Werkverschaffing aan werk-
loozen c.q. geldelijken steun" deelt de VOOR
ZITTER mede, dat Ged. Staten verzoeken te
schrappen „c.q. geldelijken steun". Ged. Staten
vragen of niet langzamerhand de tijd gekomen
is om aan dezen buitenwettelijken vorm van
ondersteuning een einde te maken. In overweging
wordt gegeven te besluiten, dat de steun aan
uitgetrokken werkloozen bij het burgerlijk arm
bestuur wordt gebracht.
De VOORZITTER zegt, dat tot nog toe
geen geldelijken steun aan werkloozen is uit
gekeerd. Deze post wordt gebruikt om uitgaven
te bestrijden voor werkverschaffing, waarom
z. i. geen bezwaar bestaat aan den wensch van
Ged. Staten tegemoet te komen.
De heer BLOK (S.D.A.P.) zegt eveneens dat
nog geen gebruik daarvan is gemaakt, maar
het kan in de toekomst toch noodig zijn. Wat
betreft het voteeren van een post daarvoor op
de begrooting van het burgerlijk armbestuur
ziet spr. weinig terecht komen. Hier hebben
wij absoluut geen medezeggenschap in dit col
lege. Hoogstens kunnen wij de begrooting dier
instelling niet goedkeuren. Daar schiet men
evenwel niets mee op.
De VOORZITTER meent, dat dit bij de be-
grooting voor het jaar 1929 ter sprake kan
worden gebracht.
De heer DIJKERS (A.R.) merkt op, dat Ged.
Staten zich in deze op het juiste standpunt stel
len. Ze willen den Raad een uitspraak laten
doen hoe of hij staat tegenover geldelijken steun.
Onderscheid moet worden gemaakt tusschen
Overheid en Maatschappij. Ondersteuning be
hoort tot het Maatschappelijke werk. De Over
heid behoort te regeeren en niet voor Diaconie
te spelen. In de eerste plaats is opheffing van
de armoede een eisch van het maatschappelijk
terrein. Hij zou alleen het geld willen uittrekken
voor werkverschaffing.
De heer BLOK vindt het nu niet het juiste
moment om hierover met den heer Dijkers te
debatteeren.
Besloten wordt aan de opmerkingen van Ged.
Staten te voldoen.
Aan eenige opmerkingen van Ged. Staten om
trent de gemeente-rekening 1926 zal worden
voldaan.
Mededeeling wordt gedaan van
Proces-verbaal van de opneming van kas en
boeken van den gemeente-ontvanger. In kas
was 3913.69.
Aanneming benoeming van de heeren T. van
den Doel Jzn. en H. van Lente als lid der
Schattingscommissie Rijksinkomstenbelasting.
Dankbetuiging van de Schoolcommissie voor
het door den Raad genomen besluit, waarbij
aan de Openbare school de kweekeling met
akte gehandhaafd blijft en de Bijzondere school
een dergelijke leerkracht wordt toegestaan.
De heer BLOK merkt op, dat hij meent te
weten, dat in de vergadering van den Raad
toch alleen besloten is een kweekeling aan de
Openbare school aan te stellen. Nu komt de
Schoolcommissie ook met de Bijzondere school
aan. Hij vindt het een negeeren van den Raad.
De VOORZITTER zegt, dat de Bijzondere
school volgens de wet nu ook recht heeft op
aanstelling van een kweekeling met akte.
De heer BLOK gelooft dit niet.
De heer DIJKERS merkt op, dat er onder
scheid gemaakt moet worden tusschen het be
noemen van een kweekeling met akte en een
onderwijzer. Wanneer een boventallige onder
wijzer door den Raad was benoemd en de
Bijzondere school wilde ook een zoodanige
leerkracht aanstellen, dan moest een aanvraag
worden ingediend bij den Raad. Nu heeft de
Bijzondere school volgens de Lager onderwijs
wet evenwel het recht op uitkeering van een
zelfde bedrag als wordt uitgekeerd voor den
kweekeling met akte aan de Openbare school.
Het schrijven van de Schoolcommissie is daarom
niet juist.
Ingekomen is de raming van ontvangsten en
uitgaven der Gezondheidscommissie te Middel-
harnis voor het dienstjaar 1929.
De VOORZITTER doet mededeeling van
een ingekomen verzoek van het Bestuur van
de Vereeniging „Goedereede en Overflakkee's
Belang", waarin gevraagd wordt een artikel in
de politieverordening op te nemen, waarbij het
verboden is, op plaatsen door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen, op hoeken en/of
langs wegen en straten, heggen en/of schuttin
gen te hebben van een grootere hoogte dan 1.25
M„ zulks in verband met het belemmeren van
uitzicht en waardoor gevaar voor het verkeer
ontstaat.
De VOORZITTER zegt, dat de gemeente
opzichter reeds enkele personen over deze aan
gelegenheid heeft gesproken. Zonder wijziging
van de politieverordening zal dit wel in orde
komen.
De VOORZITTER leest een schrijven voor
van de Gezondheidscommissie, waarin deze me
dedeelt, dat zij aan het dezerzijdsch verzoek
om een onderzoek in te stellen naar de wonin
gen, die niet voldoen aan de bepalingen van
de bouwverordening dezer gemeente, bezwaar
lijk kan voldoen. De tijd ontbreekt haar, terwijl
het aanstellen van een of meer deskundigen
door haar niet kan worden betaald.
De VOORZITTER deelt naar aanleiding
hiervan mede, dat het woningonderzoek intus-
schen weer aan den gemeente-opzichter is op
gedragen.
De heer VAN DER VEER (S.D.A.P.) kan
niet begrijpen, dat, wanneer de taak voor de
Gezondheidscommissie te zwaar is, dit onder
zoek wel kan geschieden door den gemeente
opzichter. Wanneer aan de Gezondheidscom
missie den tijd ontbreekt, dan heeft de gemeen
te-opzichter toch zeker ook geen tijd. Hij wil
nogmaals aan de commissie schrijven en anders
andere maatregelen treffen.
De VOORZITTER zegt, dat het toch eigen
lijk niet opgaat om zulk een opdracht aan de
Gezondheidscommissie op te geven. De rollen
worden in deze omgekeerd. Feitelijk behooren
B. en W. aan die commissie op te geven welke
huizen onbewoonbaar behooren te worden ver
klaard. Ook de kosten zouden dan door andere
gemeenten, wanneer het onderzoek alleen voor
Sommelsdijk werd gedaan, worden gedragen.
Dat gaat niet op. Voorheen heeft de gemeente
opzichter al meer een dusdanig onderzoek in
gesteld, waarvan hij nog enkele gegevens kan
gebruiken. Het rapportzal daarom wel niet
lang meer uitblijven.
De heer BLOK vraagt welke taak de Ge
zondheidscommissie eigenlijk heeft.
De VOORZITTER'zegt, dat de Gezond
heidscommissie een adviseerend karakter draagt.
Priia 30 en 60 et. Bij Apoth en Drofliste.
De heer BLOK meent, dat het toch maar niet
opgaat, dat deze Gezondheidscommissie maar
zegt: We hebben geen tijd. De gemeente be
taalt er toch voor.
De heer DIJKERS stelt de vraag wat er nu
toch wel tegen is, dat de heer Mast zulk een
onderzoek instelt. We moeten de zaak niet
te veel op de spits drijven.
De heer BLOK zegt niet, dat Mast daarvoor
ongeschikt is, maar hij verwacht van hem geen
objectief rapport.
De heer DIJKERS zegt, dat dit een zware
beschuldiging voor den gemeente-opzichter is.
De heer BLOK ontkent dit. Hij heeft ver
schillende reden om een objectief rapport daar
van te verwachten.
De heer DIJKERS merkt op, dat de toestand
zwarter geschilderd wordt dan hij in werkelijk
heid is. Er moet geen punt van het verkiezings
program van worden gemaakt.
De heer BLOK zegt, dat hij deze beschuldi
ging zoo niet kan laten passeeren. Het is geen
verkiezingspropaganda. Er zijn woningtoestan
den, die door en door rot zijn. Hij wil de
krotten opruimen.
De heer DIJKERS merkt op, dat hij niet heeft
gezegd, dat er geen misstanden zijn, maar het
wordt erg overdreven.
De heer MIJS (V.B.) zegt, dat het rapport
van den gemeente-opzichter eigenlijk maar een
voorloopig rapport zal zijn. Wanneer dit in
komt, gaat het naar de Gezondheidscommissie
om advies. Op 't oogenblik maakt de commissie
zich er gemakkelijk af.
door
H. ZEEBERG.
10)
„Dat zal wel. Die is eenvoudig onuitstaan
baar. Het beste was, dat zij er maar eens
uit ging- Mogelijk verdwijnen die nukken dan
wel. Gelukkig wil zij het zelf ook. Ik kwam
daarover met je praten. Maar eerst het een
en dan het ander. Dus
Met groote belangstelling was mijnheer Van
Meersma opeens gaan luisteren.
Lia had hem gister, toen zij een vertrouwelijk
oogenblikje hadden, verteld, dat zij bij haar
oorspronkelijk idee gebleven was en hem als
het ware gesmeekt haar voorspraak bij Mama
te zijn. Heel veel voelde hij er nog niet vdor,
maar langzamerhand was hij' toch geneigd, Lia
haar zin te geven, en er met zijn vrouw 'over
te praten. Verbaasd was hij, dat zij er nu zelf
over begon.
„Heeft Lia jou gezegd, dat zij gaarne weg
wilde vroeg hij.
„Mij nog niet. Annie heeft zij zooveel te
verstaan gegeven. Het lijkt mij waarlijk het
beste".
„Deze week vertelde zij het mij ook. Maar
wat moet je daar nu op zeggen
„Ik zeg immers, dat het 't verstandigst is
Het is best mogelijk en waarlijk te hopen, dat
zij veranderd terugkeert, 't Is bespottelijk zooals
zij zich aanstelt. Het loopt zoo in de gaten,
dat onze kennissen er over praten. Ik schaam
mij waarlijk voor de Van Zeggelens. Maar
over Lia praten we straks wel. We hadden
het nu over Annie".
„Daar valt niet veel meer over te zeggen,
vrouw, zou ik denken. Als mijnheer Van Zeg
gelen (met opzet zei hij niet: Theo) komt, dan
zal ik hem, dat spreekt vanzelf, behoorlijk ont
vangen. En als hij dan de hand van Annie
vraagt, wel, dan zal ik die niet weigeren. Jullie
willen dat immers graag
„Nu, waarom was dan ons gesprek noodig
En waarom dan al die op- en aanmerkingen
vroeg zij, blijkbaar opgelucht.
„Dat weet ik niet. Ik heb het gesprek niet
gezocht. Maar in ieder geval: hierover behoe
ven geen woorden meer verspild te worden.
Het valt me niet rauwelings op het lijf. We
hebben het zien aankomen".
Het lag mijnheer Van Meersma vooraan in
den mond, om op te merken: „Je hebt je best
er genoeg voor gedaan, om het zoover te
krijgen". Maar hij waagde het niet, zijn vrouw
te ontstemmen. Bovendien wilde hij haar te
vriend houden, omdat nu over Lia gepraat
moest worden. Hij zag er verbazend tegenop.
Even kreeg hij zelfs een aanvechting om er
niet over te beginnen, waarheen zij wilde. Te
meer, omdat hij zelf ook niet zoo met het
denkbeeld sympathiseerde. Maar dan hij had
het Lia gister zoo half en half beloofd. Hij
moest maar door den zuren appel heenbijten.
„Maar we zijn nog niet uitgepraat over Annie.
Als Theo geweest is, dan moet de verloving
zoo spoedig mogelijk publiek zijn. En dan
komt de receptie".
„Och, Marie, bespaar me dat alles nu. Mijn
werk wacht. En wat kan ik daaraan nu rege
len Dat is net wat voor jullie, om in orde
te maken. Natuurlijk heb je blanco crediet".
„Daarom was het mij maar te doen, Alex.
Het wordt natuurlijk een kostbare geschiedenis.
Nu maak je, wat dat betreft, nooit bezwaar.
Maar ik wilde het je toch vooruit zeggen".
„Nu ja, dat is goed. Het moet natuurlijk
alles eerste klas zijn. Trouwens, als wij het
doen, moeten we het goed doen. Jullie regelen
dus maar. Gemakkelijker kan het toch niet,
is het wel
„Neen, Alex, bij al je eigenaardigheden ben
je toch nog zoo kwaad niet", lachte mevrouw
Van Meersma.
Inwendig was zij zeer verheugd over den
afloop van het gesprek. Want zij kende de
antipathie van haar man tegenover Theo van
Zeggelen maar al te goed. Die was zoo sterk,
dat zij gevreesd had, dat hij roet in het eten
zou werpen en zich tegen deze verloving,
waarop zij zoo haar hart gezet had, zou verzet
hebben. Aanvankelijk scheen dat ook het geval
te zijn. Althans dat meende zij. Maar dan was
hij toch spoedig omgekeerd.
„Wanneer zou hij komen vroeg de ar
chitect, doelend op Theo van Zeggelen.
„Uiterlijk morgen, vermoed ik", zeide zij.
„Het kan ook nog wel vandaag. Hij heeft van
morgen met Annie gesproken en meegedeeld,
dat hij jou belet zou vragen".
„O, nu we zullen zien. Dat is dus in orde.
Maar je wildet ook nog over Lia spreken
„Ja, Alex, wanneer je tenminste nog tijd
hebt".
„Jawel", deed hij gewild-onverschillig. „Je
bent er nu toch eenmaal. En Lia zit je nog
al hoog,, geloof ik. Je moet dat niet zoo ernstig
opvatten, Marie. Dat gaat wel over".
„Best mogelijk. Maar hier in huis niet. Zij
moet maar eens naar een andere omgeving. En,
zooals ik zooeven zei, zij wil dat ook het
liefst. Hoe denk je daarover, Alex 7"
„Laat ze maar gaan, Marie, 't Is nu wel
niet bepaald het reisseizoen, maar als ze dat
nu wil, vooruit dan. Zij sprak er met mij en
kele woorden over. Me dunktwe moesten
haar maar laten gaan."
„Precies mijn gedachten. Alleen heb je eenig
idee, waar zij heen moet Naar de familie in
Den Haag of Rotterdam heeft natuurlijk geen
zin. Want als zij daar optreedt, zooals hier,
en weigert uit te gaan, dan wordt zij een groote
lastpost en komt er maar hommeles."
Mijnheer Van Meersma zat op heete kolen.
Nu moest hij er over spreken. Maar hij voor
zag een scène van je welste.
„Neen, daarheen gaat niet. Dat is uitgesloten"
zei hij, op beslisten toon. Om dan, aarzelend
te vervolgen: „Zij sprak er met mij over en
weet wel, waar hij heen wil".
„O ja Dan was de oplossing al heel ge
makkelijk. Waarheen
„Ja", zei de architect, ,,'t is eigenlijk wat
vreemd".
Hij zweeg.
„Zij is nu eenmaal de laatste maanden vreemd,
Alex. Dat kan er nog wel bij".
„Dat weet ik niet", merkte hij voorzichtig
op. „Jij bijvoorbeeld zult er niet bepaald mee
sympathiseeren. Toch moet je het niet bot af
wijzen. 't Is niet onmogelijk, dat het goed voor
haar is en zij geheel genezen van haar dwaas
heden, zooals jij die noemt, terugkeert".
„Gebruik nu asjeblieft niet zooveel woorden,
Alex, en draai er niet zoo om heen. Je maakt
me waarlijk nog nieuwsgierig. Wat heeft Lia
in haar hoofd gezet?"
Mijnheer Van Meersma beet opeens door
den zuren appel heen.
„Zij wil een paar maanden naar je moeder,
Marie".
Hij had een andere uitwerking van zijn woor
den verwacht. Hij had gedacht, dat zij veront
waardigd zou opspringen en uitroepen, dat dat
niet gebeuren zou.
Instede daarvan zat zij als versteend in de
leeren clubfauteuil, terwijl haar gelaat wit werd
als pas gevallen sneeuw.
„Naar moeder stamelde zij. „Hoe komt dat
kind er bij
„Ja, Marie, dat weet ik ook niet. Maar dien
wensch heeft Lia mij te kennen gegeven".
„Maar dat kan toch niet, Alex Dat voel
je toch zelf ook wel
Mevrouw Van Meersma sprak op een heel
anderen toon dan zij tot nju toe gedaan had.
Het greep haar meer aan dan zij had kunnen
vermoeden.
„Dat weet ik nog niet, of het niet gaat",
antwoordde hij op haar vraag. „Maar ik heb
zoo'n idee, dat van ginds geweigerd wordt.
Als je moeder het niet doet, dan zal je broer
haar wel bewerken".
Zij gaf geen antwoord. Hij begreep, dat zij
met haar gedachten in het verleden leefde en
liet haar even stil geworden, nog verrast over
haar houding, die hij maar niet verklaren kon.
„Wij moeten Lia dat maar uit haar hoofd
praten", zeide zij dan met eenige moeite. „Dat
gaat immers niet, Alex
Al meer verbaasde hij zich. Het was waarlijk
niet haar gewoonte, zoo als het ware kinderlijk
en deemoedig hem iets te vragen.
,,'k Weet niet, of het niet gaat", zeide hij.
„Maar ik zou ons het liefst een weigerend
antwoord willen besparen. En dat komt vrij
stellig. Daarvoor hebben wij hen te veel ver
waarloosd".
„Dat was toch met jou goedkeuring", zeide
zij, hem mede betrekkende in de familiever
houding.
Het werd mijnheer Van Meersma toch te kras.
„Heb je mij dat dan ooit gevraagd 7" vroeg
hij. „Ik meende, dat je uit je zelf begonnen waart
met niet meer naar huis te schrijven".
„Nu ja, maar je hebt toch nooit een aan
merking er over gemaakt. Het was toch, of
dat vanzelf sprak".
„Heb je er spijt van, Marie
„Och spijt, spijt, dat is weer wat anders. Het
ging toch niet, dat weet je zelf wel. De denk
beelden van moeder zijn nu eenmaal de mijne
niet. Al dat gepreek begon mij te vervelen. En
dan, wij kwamen in een heel ander milieu te
f leven. Daar konden wij hen toch niet in op
nemen. Neen, het moet zoo maar blijven. Moe
der is er ook wel mee verzoend. Zij weet wel,
dat wij het goed hebben".
Er kwam een trek van grooten onwil op
het gelaat van mevrouw Van Meersma. En
de architect wist, dat, zoo er al een oogenblik
van verandering was geweest, daarvan nu geen
sprake meer was. Het moest maar zoo blijven.
(Wordt vervolgd).