Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
Geen vlieg
131 huis
IN HOC SIGNO VINCES
No.
ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1928
43STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
*L
als ge sproeit met
Uit de Pers.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Het Christendom en
zijn invloed.
Het Parlementaire stelsel
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b( vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc.No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertenti6n worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
II.
De persoonlijke vrijheid die wij in
onze samenleving nog mogen genieten
is vrucht van het christendom.
Het is een belangrijken christelijken
grondslag waarvoor we niet genoeg
dankbaar kunnen zijn.
Maar daarnaast wijzen we op een
niet minder belangrijk fondament door
het christendom gelegd.
Het is het huwelijk.
Schoon we het huwelijk niet gelijk
Rome doet, als een sacrament beschou-
.fen, we achten het daarom niet min-
Klv hoog.
Zijn oorsprong ligt in de scheppings
ordinantie, het is een heilige inzetting
Gods, een hechte pilaar onzer samenle
ving.
Maar geen instelling is door de zon
de meer geschokt en ontwricht dan het
huwelijk.
Het oude heidendom heeft het ont-
adeld. De vrouw werd slavin van den
man en de kinderen koopwaar.
Bij de Romeinen was de man hoofd
persoon en de verhouding van de
vrouw tot haar man was als die van
een dochter. Hij beschikte over leven
en dood van haar en haar kinderen.
De opvoeding werd aan slaven overqe-
laten.
Door het christendom is hierin ver-
j andering gebracht.
Onze moderne vrouwen mogen dat
wel eens bedenken.
De vrouw is vrijgemaakt door den
Zoon des menschen.
Uit het christelijk huwelijk is opge
bloeid het rijke vrije burgerlijke leven.
Eerst door het christelijk huwelijk
kwam de positie der Moeder tot haar
volle recht.
Welke zegen hierin voor onze sa
menleving ligt is niet in een paar woor
den uit te druken.
Nog staat in ons land het huwelijk
op christelijken grondslag.
Hoe lang zal 't duren
Het moderne heidendom heeft het
vooial op deze instelling toegelegd.
Men beseft wel, dat als dit valt het met
het christendom voor een goed deel
gedaan is.
Prof. Fabius wijst er in zijn schitte
rend boek over De Christelijke Staat op
dat het staatsalvermogen van den mo
dernen staat poogt te heerschen over
een organisch en zedelijk ontbonden
maatschappij.
Deze strooming vindt haar oorspronq
in de heidensche oudheid van Plato af
en a^e eeuwen heen.
Zij is ook door de Fransche revo
lutie machtig doorgebroken. Laat ons
hierbij bedenken dat de linksche par
tijen van deze beweging geesteskinde
ren zijn.
In deze geestesrichting kan het gezin
niet bestaan.
Zij is immers tegen alle verscheiden--
heid gekant. Zij kent geen maatschap
pij, maar slechts ongebonden veelheid
van enkelingen. Het huwelijk, in zoo
verre het scheiding brengt onder de
menschen, schaadt de algemeene liefde,
eette het in den mond van een wijs
geer. En Robespierre smaalde op de
a?n a'S aristocratische elementen,
s bij instinct beseft men, dat het
huwelijk vrucht is van het christendom
en a s zoodanig onze christelijke samen
leving nog in stand houdt.
En juist die samenleving moet weg
Prof Fabius wijst er op, dat als een
maal de godsdienst geenerlei invloed
meer heeft op den staat, de staat moei
lijk meer bezwaar maken kan tegen de
veelvuldigheid der echtscheidingen.
Wij zouden eerst komen op het peil
van Pruisen, dat het gansche maat
schappelijk gebouw tot in zijn grond
slagen geschokt gevoelt door de ver
slapping van den huwelijksband straks
op de hoogte van Abessinië, waar men
huwt, wegzendt en terugneemt zooveel
vrouwen als men wil, zonder dat de
staat de geringste belemmering daaraan
in den weg legt.
Hoever zijn we thans dien weg al
op
We herinneren aan het ernstig
woord van onzen partijleider, den heer
Colijn op de Deputaten-vergadering in
1925 uitgesproken.
De heer Colijn citeerde toen uit De
Nieuwe Tijd, een artikel van den so
ciaal-democraat Wibaut, toen nog wet
houder van Amsterdam.
In de socialistische gemeenschap
krijgt het huwelijk een andere beteeke-
nis, schreef Wibaut. Het kenmerk van
ons christelijk huwelijk (samenleven
van éénzelfden man en éénzelfde
vrouw) zal in de socialistische gemeen
schap in zeer ruime mate voorkomen
worden. Wibaut verwacht dat zelf. De
vorm van samenleving, zegt hij, tus-
schen man en vrouw zal dan beheerscht
worden door neiging en temperament.
De ongehuwde moeder en de gehuwde
moeder staan als moeder van een vol
gend geslacht voor de gemeenschap ge
lijk. De ongehuwde moeder zal de
vrouw zijn, die wel één of meer kinde
ren begeert, doch niet noodzakelijk van
denzelfden man, in elk geval zonder
daarvoor steeds met denzelfden man
of eenigen man te moeten samenwonen.
Er zijn thans reeds vele ongehuwde
vrouwen, die op deze wijze kinderen
zouden begeeren. Er zijn ook wel ge
huwde vrouwen, die aan het hebben
van kinderen zonder gehuwd te zijn
de voorkeur hebben gegeven. Zoo zul
len bij de onderstelde gemeenschap on
gehuwde moeders zonder samenwo
nenden man, zeker meer voorkomen
dan thans." Aldus Wibaut.
Dezelfde symptomen kan men tel
kens waarnemen waar de positie der
ongehuwde moeder in het geding is.
In 1920 steunde Wibaut in de N.-Holl.
staten het amendement van den com
munist Ceton om in het ambtenaarsre
glement de vrije samenleving van man
en vrouw buiten het huwelijk, met het
huwelijk gelijk te stellen.
Het algemeen verlangen ter linker
zijde om de ontbinding van het huwe
lijk gemakkelijk te maken, is bekend.
Het hoofdbestuur van dén Vrijheids
bond gaf het verlangen naar wijziging
van de huwelijkswetgeving te kennen.
Hetzelfde kwam van Vrijz. Democr.
en Sociaal-Dem. zijde tot uiting.
En evenzoo staat het in het buiten
land.
In Rusland is het christelijk huwelijk
volkomen afgeschaft en zelfs verboden
aan kinderen vóór hun meerderjarig
heid godsdienstonderwijs te geven.
In andere landen gaat men stap
voor stap in dezelfde richting. De
maritale macht, het begrip dat de man
hoofd der huwelijksgemeenschap is,
vrucht van de christelijke levensbe
schouwing, werd reeds in bijna alle lan
den uit de wetgeving verwijderd.
En het diep tragische is dat de mo
derne vrouw zelve hard, aan wat haar
ten verderve moet voeren, medewerkt.
Ten onzent is opgericht een comité
voor gemeenschappelijke actie tot her
vorming onzer huwelijkswetgeving. De
schets welke dit comité voor een toe
komstig huwelijksleven biedt, is geheel
los van de eeuwenoude beginselen. De
christelijke grondslag is er volkomen
uit weg. Het huwelijk wordt een con
tract" en het gezin een ,,zaak".
Deze geestesgesteldheid vreet als een
kanker door.
Reeds werd in ons land de aandacht
gewijd aan hetgeen gebeuren moet met
„de nieuwe weezen van onzen tijd",
de slachtoffers der echtscheidingen.
Zal deze christelijke grondslag
het huwelijkaan onze samenleving
gaan ontzinken
Wij vreezen het ergste.
Gaat het zoo door dan zal ook in
dit opzicht het moderne heidendom de
ontwrichte toestanden van het vroegere
heidendom overvleugelen.
En vooral de vrouw zal er de dupe
van worden.
Wij herinneren hier aan het woord
van prof. Hepp, in de „Antichrist", als
hij de toekomst van den antichrist
voorspelt
„Thans belooft de leuze, emancipa
tie, vrijverklaring der vrouw, een land
van gouden bergen, doorsneden met ri
vieren vol schuimende champagne.
Maar geen profetie liegt wreeder dan
die van het feminisme. Want als de
vrouw zich zal hebben vermand, zal
de man haar niet langer als vrouw res
pecteeren. Hij zal tegen haar geldig
maken het recht van den antichrist en
dat is het recht van den sterkste. En
de vrouw zal van haar eerepositie zijn
beroofd. De echt zal haar geen bescher
ming verleenen, want ook deze godde
lijke ordinantie zal met voeten getreden
worden. De verleidende geesten der
laatste dagen zullen het huwelijk zelfs
verbieden (1 Tim. 4 3). De zedelijke
toestand dier dagen zal nog mijlen ver
beneden die van het oude Griekenland
zijn gedaald. De vrouw zal haar reinen,
zachten stil-machtigen invloed volsla
gen hebben ingeboet" Aldus prof. Hepp
Ziet het er niet naar alsof we met
rassche schreden dien toestand tege
moet gaan
Te laat zal de vrouw betreuren, dat
ze zich aan den zegenenden invloed
des Christendoms onttrokken heeft.
Speelbal der wellusten van den man,
zal haar lot worden.
Erger nog dan in de oudheid.
VI.
We hebben gewezen op het onderscheid tus-
schen het Engelsche en het systeem ten onzent,
en deden tevens uitkomen dat de verschillende
politieke gesteldheid van grooten invloed op
de werking van het stelsel geweest is.
De verbrokkelingen bij de partijvorming heeft
ten onzent nadeelig gewerkt. We komen daar
later nog op terug.
Toch is er iets dat eveneens nadeelig op het
parlementaire stelsel inwerkt. Een kwaad, dat
trouwens ook het Engelsche systeem en elk
systeem in het algemeen aankleeft.
Prof. Kranenberg noemt in zijn boek over
het Nederlandsche Staatsrecht de drie voordee-
len van het parlementaire stelsel1 de open
baarheid 2 direct en voortdurend geldend ma
ken der verantwoordelijkheid en daardoor 3.
het evidente van het rechtsbewustzijn. De twee
eerste voordeelen zijn in mindere mate het stel
sel in onzen tijd eigen. Dit vindt grootendeels
zijn oorzaak in het feit dat de werkzaamheden
van het parlement zich in de laatste tientallen
jaren al'meer hebben opgestapeld. Aan de schep
ping van nieuwe wetten kwam en komt nog geen
einde. Eenerzijds is dit gevolg van de grootere
sociale bemoeienis der Overheid en anderzijds
gevolg van de reusachtige ontwikkeling der tech
niek waardoor productie en verkeer in een heel
nieuw staduim zijn gekomen en waarbij de
Overheid wel moest optreden.
Om den toestand toch maar meester te kunnen
blijven is men noodwendig over gegaan tot het
instellen van nieuwe lichamen welke men den
naam 'van „Raden" heeft gegeven. Men heeft
b.v. gekregen den onderwijsraad, Hooge raad
van Arbeid, Middenstandsraad, Nijverheidsraad,
Centrale Jeugdraad, Rijkswoningraad, werkloos-
heidsraad, Zuiderzeeraad, Centrale commissie
van georganiseerd overleg in ambtenaarszaken.
De beteekenis van het ontstaan en bestaan
dezer nieuwe instituten is zoo groot voor het
staatkundig leven, dat men bij de Grondwets
herziening van 1922 gemeend heeft ze grondwet
telijk te moeten erkennen. Er is dan ook een
nieuw artikel 78 ingelascht van den volgenden
inhoud De instelling van vaste colleges van
advies en bijstand aan de regeering geschiedt
krachtens de wet, die tevens regelen inhoudt
omtrent hunne benoeming, samenstelling, werk
wijze en bevoegdheid."
Deze lichamen toch brachten vaak zulke in
vloedrijke adviezen uit, dat zij in de praktijk
reeds de beteekenis van „voor-parlementen"
gekregen hadden, en dus gewenscht was regeling
dezer lichamen door de wet te eischen.
Nu willen we in dit bestek niet treden in een
beoordeeling of veroordeeling van deze nieuwe
instituten, maar in verband met ons thema moet
worden gezegd dat ze op de verhouding van
Kabinet tot Staten-Generaal nadeelig gewerkt
hebben.
De aanwezigheid van Kamerleden b.v. in die
lichamen maakt in vele gevallen, een onbevan
gen oordeel der aldaar behandelde punten voor
de kamer of een deel daarvan niet mogelijk.
Voornamelijk denken we ook aan 't geval dat de
Minister zich heeft vastgelegd, vóór de zaak
in de Kamer komt.
Een ander groot nadeel is, dat de functio
neering der wetgeving verlangzaamd en te veel
aan advies kan schaden. Dit alles tezamen
maakt een juiste functioneering van het parle
mentaire stelsel moeilijk.
Het schijnt echter, dat de gewijzigde omstan
digheden der laatste jaren de instelling van deze
lichamen noodig maakt. De Kamer kan het
werk niet meer aan.
De Amerikaansche professor Cheadle wijst
er dan ook op, dat we meer en meer den weg
op moeten van de „broadpolice". De Volks
vertegenwoordiging moet zich minder geven aan
de onderdeelen en zich meer bepalen tot de
groote politieke lijnen. Zij geeft de groote be
ginselen aan en daarmee: basta. De rest komt
voor rekening der regeering. Het is de vraag
of deze overdracht van bevoegdheid ons niet
van Scylla op Charibdis zou helpen, ons niet
van het eene kwaad in het andere zou voeren.
In elk geval zou het de waarborg, die we in
de volksvertegenwoordiging zien, verzwakken.
Anderzijds moet worden toegegeven, dat we
reeds een heel eind dien weg noodgedwongen
zijn opgegaan, is het niet omdat de Kamer den
tijd tot regelen ontbrak, dan is het uit oorzaak,
dat de Kamer onmachtig was de finesses te
regelen. We zien zelfs, dat de ministers hun
bevoegdheid gedeeltelijk overdroegen, b.v. daar
waar ambtenaren de bevoegdheid geschonken
werd regelend op te treden of dispensatie van
bepalingen te geven. Misschien een noodzake
lijk kwaad, maar een kwaad blijft het.
Het is dus wel zaak, dat vooral in onzen
tijd van decentralisatie en specialiseering de
volksvertegenwoordiging trouw waakt tegen
verkorting of ontaarding van haar rechten en
bevoegdheden.
We hebben uit de historie gezien, onder welk
een strijd en lijden de volksvertegenwoordiging
deze rechten verkreeg, het zou tot nieuwe ty-
rannie, zij het in modernen vorm, voeren, indien
het parlement zijn karakter van volksvertegen
woordiging moest verliezen.
En daarom is het ook juist zoo fataal, dat
de verbrokkelde partijverhouding ten onzent de
positie van de volksvertegenwoordiging zoo
verzwakt, ja schier onmachtig maakt haar roe
ping als zoodanig na te komen.
We zagen, dat 't parlementaire stelsel slechts
dan zuiver werkt wanneer er in het parlement
een regeeringsmeerderheid is, waarin de regee
ring vasten steun vindt.
Wanneer het Engelsche systeem (n.l. twee
of drie groote partijen) ontbreekt, moeten de
partijen door colalitie of federatie een meerder
heid zien te vormen. Partijen, die elkander het
dichts nabij zien, dienen over en weer com
promissen te sluiten, en gezamenlijk op te tre
den. Zonder die onderlinge vaste samenwerking
is feitelijk parlementair regeeren onmogelijk.
Na 1868 ging het ten onzent eenigen tijd
goed. Het actueele vraagstuk: de schoolstrijd,
hield de partijen bij elkander en zoo was het
mogelijk telkens een regeeringsmeerderheid te
vormen. Bovendien had men nog het districten
stelsel, waartoe de partijen reeds voor den stem
busstrijd op samenwerking aangewezen waren.
Dat alles is nu veranderd.
De schoolstrijd is opgelost, althans kreeg
men gelijkstelling, het onrecht werd weggedaan.
Dan kwam het algemeen kiesrecht en de even
redige vertegenwoordiging, waarbij stembus-
accoorden uitgesloten zijn en de politieke de
magogie, de volksmisleiding en volksopzweeping,
een vruchtbaar veld vonden. Nieuwe partijtjes
rezen als paddestoelen uit den grond. Immers
bij de evenredige vertegenwoordiging had iedere
stem zijn volle waarde, en men had slechts den
kiesdéeler of een groot gedeelte daarvan te
halen en een kamerzetel was bereikt.
De partijverbrokkeling, waarvan de kiemen
reeds in ons twistziek volkskarakter aanwezig
waren, vierde thans hoogtij. Er werd gespecu
leerd op kerkelijke, clericale, anti-papistische
en materialistische hartstochten, zoodat er geen
enkele grootere partij was, die er zonder kleer
scheuren af kwam. Naast de grootere partijen
deden de kleintjes, bestaande uit één of twee
man, hun intrede.
Hiermede was de parlementaire kracht ge
broken, gelijk we helaas op treurige wijze moes
ten ervaren. De moreele, zoowel als de actieve
kracht was gebroken.
De moreele kracht helaas, want de grootere
partijen, op een enkele uitzondering na, gingen
angstvallig letten op hun kleine mededinger,
die de uiterste flanken achter zich getrokken
hadden. Het werd een weinig verheffend spel.
Het werd een politieke reclame-makerij, een
opbieden tegen elkander, een nauwlettend zien
op het kiezerscorps, waarvoor men zich in het
stof boog, bang in getalssterkte te verminderen.
Het is geen wonder, dat bij al dit fraais
menigeen zich wrevelig over dit klein gedoe
afkeerde en in een Mussolini hun ideaal be
gonnen te zien.
Het moest zoo op een fiasco van het parle
mentaire stelsel uitloopen. De noodzakelijke
band tusschen regeering en parlement begon te
breken. We kregen een parlement schier tot
positieven, opbouwenden arbeid onbekwaam, en
al zijn kracht zoekend in het negatieve, in kritiek
en afbrekende politiek.
Uit dezen ontwrichten toestand is ten slotte
ontstaan 't postulaat van dergelijke verkrachting
een zoogenaamd intermezzo-kabinet. Een ka
binet uit nood geboren of gemaakt.
In de negatie was men het in de Kamer eens,
althans was daarvoor steeds wel een meerder-
dt geit bus
mei xwarun band
heid te vinden, maar tot positieven arbeid was
men onbekwaam.
We zullen de parlementaire geschiedenis der
laatste jaren niet nagaan.
Genoeg zij het op te merken, dat ten slotte
dit „nood-kabinet" optrad, waarbij de forma
teur-minister een verklaring aflegde, waarin de
hier volgende hoogst ernstige zinsnede voor
kwam
„De politieke vraagstukken, die verband
houden met de partijgToepeering, zooals die
tot dusverre hier te lande heeft bestaan, zullen
blijven rusten en gehandhaafd blijven in het
stadium, waarin zij op dit oogenblik verkeeren".
En bij de memorie van antwoord op de al
gemeene beschouwingen, gaf de minister te ken
nen, dat onderwerpen als: Zondagsrust, echt
scheiding en lijkverbranding, niet zouden worden
ter hand genomen.
Elk wist dus, waaraan men zich te houden
had.
Beginselen zouden niet mogen worden be
handeld.
Terwijl het beginsel des ongeloofs steeds
driester optreedt, men de fundamenteele be
ginselen van het Christelijk volksleven aantast,
het huisgezin, de echt, de eerepositie der vrouw,
het zedelijke leven, omwoelt en tracht uit te
graven, opdat onzfe samenleving geheel op
heidenschen grondslag zal komen te rusten,
treedt er noodgedwongen, door partijverbrokke
ling een kabinet op, dat verklaren moet geen
beginsel-politiek te zullen voeren.
Inderdaad, de verantwoordelijkheid is groot
voor hen, die deze ernstige situatie door hun
tweedracht-strooien, in het leven hebben ge
roepen
„De Waarheidsvriend" schrijft
DE GEWETENSBEZWAREN.
Eenigen tijd geleden deed het Kamerlid de
heer Duymaer van Twist aan de Ministers
van Justitie en van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw vragen betreffende het optreden van
Overheidswege tegen vrouwen, die wegens ge
moedsbezwaren haar kiesrecht niet hadden uit
geoefend.
Het geval had zich n.l. voorgedaan, dat een
vrouw uit de gemeente Poortvliet naar Breda
was overgebracht geworden tot het ondergaan
van een subsidaire (boete vervangende) hech-
tenisstraf van drie dagen, haar opgelegd bij
vonnis van den kantonrechter te Tholen ter
zake van het niet nakomen van de verplichting
om aan de stemming voor de Tweede Kamer
deel te nemen.
In hun antwoord deelden de Ministers mede,
bijzonder wat de vraag betrof of de Regeering
bereid zou zijn, om, zoo haar geen andere mid
delen ten dienste stonden, voorstellen aanhangig
te maken tot wijziging der Kieswet, opdat de
vervolgingen van vrouwen met hechtenisstraf
zouden achterwege kunnen blijven, dat naar
hun indruk de bezwaren bij de toepassing van
den stemplicht hun oorzaak vonden in eene
misvatting. Deze misvatting zou zijn ontstaan
zoo vervolgde de Minister door dat in