voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. 1 -im Antirevolutionair Orgaan FEUILLETON No. 3451 WOENSDAG 18 JULI 1928 43STE JAARGANG f #ll IlllÉ Ml IN HOC SIGNO VINCES Het huisje aan den Zeedijk fOm W. BOEKHOVEN ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Het Ziekenhuisvraagstuk op de Zuirt» Hollandsche Eilanden. - 2 Het Parlementaire stelsel v. I IHl I.- - <14# ffisi |N HOOFDARBEIDER n alledaagsch tafreeitje lensche vischmarkt Bil- verkoopers torsen zware gemak op het hoofd. sche athletiek-kampioen- mijl (op onze foto) zoo e Dsitscher Engelhardt. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f l.~ BUITENLAND bg vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. bS vooruitbetaling. UITGEVERS SOMMELSDIJK Teief. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 eest, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 ceut per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z| beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde van Zaterdag 7 Juli 1928 bevat over bovengenoemd onderwerp een kort artikel van de hand van Dr. Hulshoff Poll. In hoofdzaak is het een antwoord op de artikelen van arts Wallien te Breskens en arts Huese te Goes. Arts Wallien nam het ziekenhuis te Oostburg in bescherming. De chirurg uit Vlissingen komt daarheen om de operaties te verrichten. De nabehande ling wordt door niet-chirurgen verricht. Gelukig, dat hier tegelijk de schaduw zijde wordt getoond. Om de chirurg een behoorlijk be staan te verzekeren heeft men in Ter- neuzen niet geaarzeld om het zieken huis aldaar te sluiten voor iederen chi rurg van buiten de gemeente. De statistiek werd aangevallen door arts Huese, vooral wat de Röntgeneo- logie betrof, maar hij zal moeten toe geven, dat er groot verschil is tusschen het maken van Röntgenphoto's'en het werk van een Röntgeneoloog. Dr. Hulshoff Poll herhaalt zijn mee ning: „Concentreer alles op de zieken huizen, die voorzien zijn van de mo dernste hulpmiddelen voor de verple ging en waaraan een staf van specia listen verbonden is". Andere zieken huizen zijn niet in het belang der pa tiënten. MENSCH EN MACHINE. De machine heeft het gansche leven ver anderd. Letterlijk overal heeft zij haar invloed doen gelden. Ongetwijfeld is ze onmisbaar. Zonder machine zouden we het niet kunnen stellen. De bevolkingsaanwas is dermate toegenomen, dat zonder de intensieve cultuur, waartoe alléén de machine in staat stelt, we zouden verarmen en ten slotte ten onder gaan. De machine is dus onmisbaar. Maar veelszins is zij een onmisbaar kwaad Het leven is er in het algemeen niet beter en mooier door geworden. De rust, de heerlijke rust is weg. De arbeidsvreugde en het arbeidsgenot zijn weg. De arbeidskunst is weg. De machine is veelszins niet in dienst van den mensch, maar de mensch is in dienst der machine gesteld. De mensch werd maar een verlengstuk der machine. Het Delftsche studentencorps heeft een open luchtspel vertoond, getiteld: „Mensch-machine". Honderden leden van het corps hebben er toe samengewerkt. En in dit spel is uitgebeeld hoe de machine den mensch aan zich heeft onder worpen, hoe zij hem van de oude arbeids vreugde heeft beroofd, hem heeft geknecht en in geestelijken nood gebracht. Een aanschouwer vertelde er van: Het was een luide en aangrijpende smartkreet, die op steeg naar den stillen nachthemel. De tendenz van het stuk was: dat de machine middel moet zijn en de mensch doel. Thans is het dat niet. Het is een bang conflict tusschen geest en stof. Een conflict waarbij de mensch, die met de handen arbeidt, ten onder gaat. Hoe dit conflict op te lossen De Kerk heeft hier in de eerste plaats een roeping. Want dit conflict is een van de kanten van het sociale conflict, en het sociale conflict wordt nooit opgelost tenzij de mensch gaat buigen voor het Woord van God. De oplossing van dit scherpe conflict is een kwestie van geloof, van geloof alleen. Daar wordt smadelijk om gelachen Het socialisme lacht daarom. Het heeft zich afgewend van het geloof in den Christus der Schriften. Maar wat heeft de socialist op den Christen voor Wat is zijn overtuiging, zijn stelsel, zijn streven anders dan een geloof, een geloof zon der eenigen bodem, een geloof dat in de lucht hangt De heer Albarda, de leider der S.D.A.P. heeft in „Het Volk" over de openlucht-ver tooning van de Delftsche studenten ge.ihreven. Hij heeft het spel „Mensch-Machine" van een socialistische kantteekening voorzien. Hij juicht het toe, dat de Delftsche studenten, die toch uit den aard hunner positie aan de zonzijde van het veel geprezen technische leven staan, een open oog gekregen hebben voor de smarten die deze zelfde techniek aan duizenden en millioenen veroorzaakt. Wat de heer Albarda betreurt is, dat deze studenten niet verder zijn gegaan, dan de don kere slagschaduwen van de moderne techniek aan te wijzen. „Wat ontbrak", zegt Albarda, „is de jubel kreet voor de verlossing die nadert". De op lossing geeft het spel niet. Die oplossing brengt de arbeidersbeweging, die oplossing brengt het socialisme. De heer Albarda zegt Het schoone Delftsche spel moet in de wereld der technische studenten voor langen tijd de onverschilligheid voor het sociale leven hebben weggevaagd. Ongetwijfeld zal het bij velen de onver schilligheid hebben doen plaat^ maken voor pessimisme, en menigen jongen man zal het moeilijk vallen, zijn technische studiën met opgewektheid voort te zetten, als hij de tech niek is gaan zien als een menschen-misken- nende en menschen-vernederende kracht. Mogen van vele anderen de oogen open gaan voor de heerlijke vernieuwing, die te midden van al de tegenwoordige materieele en geestelijke ellende in gang is. Mogen velen gaan inzien, dat de machtige en fijne hulpmiddelen, die de technische we tenschap schept en vermeerdert, eenmaal, in den dienst der (Socialistische gemeenschap, aan de menschhheid zullen vergoeden, wat zij onder kapitalistische heerschappij van den j technischen vooruitgang aan leed heeft on dervonden Is dit geen geloof Wat is het meer Inderdaad als het niet meer is dan een geloof in een toekomst en het is niets meer dan staat het Christendom sterker dan het socialisme. Want niets wijst op die verlossing door het socialisme. Het is niet onmogelijk, dat we eenmaal een socialistische gemeenschap krijgen. Maar is het menschdom dan verlost Is er dan het eenmaal verloren Paradijs Het zou mogelijk zijn, indien de ellende van den mensch oorzaak vond buiten den mensch, in de sociale en maatschappelijke omstandig heden. Maar het kwaad zit in den mensch. En als hij straks in een socialistische gemeenschap over gaat, neemt hij al het kwaad, alle booze nei gingen, alle verkeerde hartstochten mede. En daardoor zal ook die nieuwe gemeenschap een hel worden, een hel in den vollen zin les woords, omdat daar de prediking van de liefde Gods en de boodschap des heils niet meer ge duld zal worden. Het socialisme is eén armzalig geloof. Het geeft niets voor het heden, het geeft niets voor de toekomst en het onthoudt den mensch wat hij noodig heeft voor de eeuwig heid. Ook in het moderne conflict: mensch-machine geeft alleen het Christendom de oplossing. Het Christendom, dat rechtvaardigheid en barmhartigheid predikt. En dit is nu het jammerlijke, dat dex be lijders van het Christendom zoo weinig hun beginsel beleven. Het verwijt van Ezechiël XXXIV 4 geldt ook voor onzen tijd: „De zwakken sterkt gij niet en het kraiike heelt gij niet en het ge- brokene verbindt gij niet en het weggedrevene brengt gij niet weder en het verlorene zoekt gij niet". Bange aanklacht Moge dei Kerke Christi in onzen tijd van ontzaggelijke beroering, hoe langer hoe meer haar sociale roeping gaan verstaan Doos30'60,Tube 80 et.Bij Apoth.en Drogisten. AANGENOMEN. Thans heeft ook de Eerste Kamer het wets ontwerp houdende voorzieningen tegen besmet telijke ziekten aangenomen. 't Ging er door met 18 tegen 14 stemmen. Het had dus maar een paar stemmen kunnen missen en het was niet aangenomen geweest. Op twee Roomschen na was de verhouding zuiver Rechts tegen Links. Evenals in de Tweede Kamer verklaarde de linkerzijde zich unaniem tegen het ingevoegde amendement-Bijleveld, dat tegemoet komt aan gewetensbezwaren. Mevr. Pothuis-Smit deed het voorkomen als of ons land door dit amendement wordt over geleverd aan de pokken-epidemie. De sociaal-dem. afgevaardigde Polak noemde het een ontzaggelijk gevaar voor de geheele gemeenschap. Gemoedsbezwaren vindt hij een gevaar voor ons allen. Dit moest geïllustreerd worden met het voorbeeld van Kees Boeke, die gewetens bezwaar heeft tegen belasting betalen. Een zonderlinge vergelijking Men blijkt in het linksche kamp toch wel zonderlinge gedachten omtrent de vrijheid der consciëntie te koesteren. Intusschen feliciteeren we ons Anti-Rev. Ka merlid Bijleveld met zijn succes. En geheel ons Christenvolk met hem De vorige maal wezen we er op, dat de ministerie ele verantwoordelijk heid de onmisbare voorwaarde is voor het parlementaire stelsel. Deze min. verantwoordelijkheid kwam eerst in 1840 gedeeltelijk, daarna bij de groote Grond wetsherziening van 1848 geheel in de Grondwet. Een belangrijk gevolg der min. verantw. is de homogeniteit van de ministers, het bestaan van een ministerie zonder welke het parlemen taire stelsel niet goed werken kan. Het is toch een eerste eisch, dat het parlement staat tegen over een regeeringsbeleid, dat als één geheel en in zijn geheelen omvang kan worden be oordeeld. Nu zou de min. verantw. op zichzelf nog weinig baten, indien de Kamers der Staten- Generaal de middelen onthouden waren haar tot gelding te brengen. De Grondwet heeft daarom de kamers uit drukkelijk enkele rechten toegekend, die hierop betrekking hebben. Wij noemen b.v. het recht van interpellatie, enquete, adressen, amenda- ment en initiatief, waarbij nog enkele niet door de Grondwet uitdrukkelijk genoemde bevoegd heden bijkomen, n.I. het recht tot het aannemen van een motie van orde en het recht op de begrooting om redenen daar buiten gelegen te verwerpen. Over elk dezer rechten zou nog heel wat te zeggen zijn. We zullen dat echter niet doen. Hetzij in dit verband genoeg als we er op wijzen, dat in 1848 het zuiver werken van het parlementaire stelsel grondwettig mogelijk gemaakt is. Het positieve recht gaf in 1848 de noodzakelijke gegevens om tot het parlementaire stelsel te komen. Thans toch werd het mogelijk, dat de regeering zelfstandig werd uitgeoefend door den Koning met verantwoordelijke minis ters, die optreden krachtens het vertrouwen, dat zij bij de meerderheid van het parlement ge nieten en op grond van het feit, dat zij momen teel als de meest uitnemende vertegenwoordigers worden beschouwd van de richting, waarin het Parlement het regeeringsbeleid wil gestuurd hebben. De volle consequentie van de beginselen der Grondwetsherziening van 1848 zijn niet terstond ingetrokken. Het is ook niet zoo, dat de min. verantw. en de middelen om haar tot gelding te brengen indentiek met het parlementaire stelsel zijn. Het is heel goed mogelijk, dat deze rechten Grondwetig bestaan, en dat het practisch er toch ver van verwijderd is, dat het volk leeft onder de zegenende werking van het parlemen taire (Stelsel. Duidelijk heeft zich dit gedemonstreerd bij onze Oosterburen. door H. ZEEBERG. ff?) .„Hebt u daar bezwaar tegen Papa?" vroeg Lia, die haar vader op dat Dunt nog nooit zoo vertrouwelijk had ontmoet. „Bezwaar 'k Heb liever ieder ander tot schoonzoon dan die", zei hij bitter. „Maar hij is toch charmant en beleefd", oeil- i. de Lia. „Hij is een groote fat, Lia. Hij moest geen tjdive cent in de wereld hebben. Misschien kwam er dan wat van hem terecht. Maar nu zal üfc Annie diep beklagen, als zij hem krijgt." „Maar waarom vertelt u dan niet aan Mama, hoe u er over denkt vroeg Lia meer en meer verbaasd. Zij wist wel, dat Papa weinig in te brengen had. Maar als het nu toch ging om het levens geluk van zijn oudste dochter „Och Lia, verzet baat immers niet'k Heb het wel eens gewaagd. Maar je weet, dat ik een hekel aan scenes heb. Zij moeten het zelf maar weten. Tot straks hoor". Hij gaf haar een kus op het voorhoofd. Maar Lia sloeg spontaan de armen om zijn hals. Hij ontroerde er van en verliet een zucht slakend het salon. HOOFDSTUK III. Het was met gemengde gevoelens dat het meisje alleen achterbleef. Wat had zij in die enkele oogenblikken, dat Papa zijn hart uitstortte, zonder dat hij dit van plan was geweqst, geleerd 1 En ja, als zij goed doordacht, dan waren er meer van die momenten geweest, dat Papa het deed, zij het dan maar met enkele woorden, soms sarcastisch, soms spottend. Dat zij daarop nooit zoo gelet had 1 Papa was ongelukkig. Dat was de slot-con- clusie, waartoe Lia kwam. Hij was een zeer ge zien en geacht man in de stad. Hij was een kun dig architect, die zelfjs in het land naam begon te verwerven. Maar ondanks dat alles was hij ongelukkig. Zooeven had hij een tipje van den sluier op gelicht. In den grond haatte hij het fladderende leven van Mama, Annie en ook van haar. Want tot voor eenige maanden deed zij er ook aan mee. Alleen, hij wilde geen scènes. En daarom had hij er nooit een ernstige aanmerking op gemaakt. Dat was zoo zijn gewoonte geworden, dat hij alles maar goed vond en alles maar over zijn kant liet gaan. Lia vond het niet zeer mannelijk van Papa, al begreep ze wel, hoe het gekomen was. Wie Mama wilde dwarsdrijven, kon op een geduch- ten strijd rekenen en had bijna de zekerheid, dat hij het onderspit zou delven. Papa wilde geen scènes. Hij zeide het zelf. Daarom vond hij alles goed en stemde hij in allejs toe. Maar liever deed hij het niet.. Zóó stond de zaak. „Mama en Annie moesten een klein weinigje meer aan de huiselijkheid denken", had Papa opgemerkt, zooeven. Haar naam had hij er niet bij genoemd. Maar Lia moest zichzelf beken nen dat zij mede schuldig was. Altijd fladder den zij maar uit. Papa zat immers toch te wer ken Of hij was buitenshuis. De waarheid werd haar nu duidelijk. Hij snakte naar een weinig huiselijkheid, als het werk afgeloopen was. Maar die had hij nooit gevonden. En dan zocht hij zijn toevlucht maar in de sociëteit. Zeker, zij was er mede schuldig aan. Haar antipathie, haar ontzettende afkeer tegen het uitgaan en pretmaken was maar van de laatste maanden. Vroeger had zij er dapper aan mee gedaan. O, kon dat maar eens veranderen Maar hoe moest zij dat aanpakken Zij kon toch niet te gen Mama en Annie op. En als zij dat al wilde probeeren, dan moest zij thuis blijven. Terwijl zij er juist naar snakte, in een andere rustige omgeving te komen. De deur van het salon werd geopend en bin nen trad het kamermeisje, die nu met veel vrien delijker stem dan zooeven vroeg „Kan ik nog iets voor u doen, juffrouw Verbaasd keek Lia haar aan. Dat had zij nog nooit gevraagd. Meestal zonder wat te zeg gen verdween het meisje op haar uitgaansavon den, driemaal per week. „Neen Cor, je kunt wel gaan, wat mij betreft." „Zal ik soms nog thee zetten U blijft toch vanavond thuis „Ja, ik blijf thuis. Maar ik zal zelf wel thee zetten. Waar is de thee Lia schaamde zich, dat zij niet eens wist waar de thee stond. Niets, letterlijk niets wist zij van het huishouden af. Omdat zij nooit, nooit iets deed. Het kamermeisje gaf haar eenige aanwij zingen. „Mooi Cor, dan zal ik het wel vinden hoor." ,,'t Is anders een kleine moeite juffrouw, om,,. „Neen, neen, je kunt wel gaan. Je verlangt immers ook wel eens vrij te zijn „O, maar voor u", zei het meipje en zij druk te sterk op dat u, „wil ik nog wel iets doen." Het hinderde haar nu, dat het meisje zoo sprak, 't Was of zij zeggen wilde voor uw Mama en uw zuster heb ik niets over, want ze behandelen ons niet goed. En dat wilde Lia het liefst maar niet hooren. Omdat het maar al te waar was. Zij hadden drie, vier dienstboden in één jaar. Dat lag niet altijd aan de meisjes Papa merkte dat ook wel. Vandaar natuurlijk zijn opmerking van zooeven, dat Mama Cor wel geen vriendelijken uitbrander zou hebben gegeven. Met een vriendelijk„Goeden avond juf frouw" was het meisje heengegaan en zat Lia weer alleen. Van lezen kwam niets. Vol gedachten staarde zij in het vuur van den haard. Hoe was het mo gelijk, peinsde zij, in zoo'n korten tijd zooveel te denken te krijgen. En dat alleen door enkele opmerkingen van Papa. Opeens kwamen zijn woorden over Theo van Zeggelen in haar gedachten. Liever ieder tot schoonzoon dan dien, had Papa gezegd. Zij kon het begrijpen. Want zij vond hem ook een on- uitstaanbaren fat en een verwaanden leeglooper. En toch was de kans zeer groot dat hij en Annie een paar zouden worden. Mama werkte er op, al wist zij dan blijkbaar, dat zij Papa er geen genoegen mee zou doen. Lia begreep dat niet goed. Was het huwelijk van Papa en Ma ma dan wel gelukkig Tooneelen kwamen er nooit voor. De harmonie was altijd goed. Maar kwam dat alleen, omdat Papa niet van scènes hield Hij was niet gelukkig. Dat stond nu voor Lia vast. Het was of zich een afgrond voor haar ooende. Hoe was het toch mogelijk, dat zij nooit had opgemerkt, dat Papa niet tevre den wajs over den gang van zaken En toch gaf hij altijd maar toe. Ja, hij stijfde Mama in het koopen van toiletten en in andere dingen. Hoe was dat nu te verklaren Was Papa dan iemand met twee aangezichten Of handelde hij alleen maar zoo uit vrees voor Mama Het was Lia een volkomen raadsel. Hij had gruwelijk het.land aan Theo van Zeg gelen. Maar die zou zeer waarschijnlijk zijn schoonzoon worden. Omdat Mama het wilde. En Annie Lia hield haar hart vast. Zij vreesde dat bij Annie dezelfde drijfveeren als bij Mama de overhand hadden. De Van Zeggelens be hoorden tot één der eerste, toonaangevende fa milies. En ze waren schatrijk. Het bezit van Papa was daarbij een peulschilletje. Met de Van Zeggelens geparenteerd worden, dat was Mama's eerzucht. En Annie dacht er blijkbaar ook zoo over. Maar was er dan geen liefde Ging dat dan zoo maar Moest dat dan een ongelukkig huwe lijk worden Het werd Lia bang te moede. Zij begreep zichzelf niet meer. Hoe was het toch mogelijk, dat zij daar vroeger, tot vóór eenige maanden, nooit zoo over gedacht had In een onverklaarbare stemming liep zij naar de huiskamer, waar het water op het bouilloir te koken stond. Langzaam zette zij thee. Opeens vond zij deze kamer zoo gezellig, dat zij in het salon het licht uitknippen ging, haar boek meenam en in de huiskamer een fauteuil opzocht. Toen zij voor het eerst thee inschonk, sloeg dé klok in de vestibule half tien. Mèt hoorde zij een veerkrachtigen stap. Waarop haar Vader het salon betrad. Maar hij keerde, het vertrek in het donker vindend, terug en opende de deur der huis kamer. ,Dag, Lia. Waarom ben je hier gaan zitten „Papa", verwelkomde zij hem. ,,'k Vind het hier veel gezelliger, Papa". „Daar heb je gelijk in. Heb je je niet ver veeld „Neen, Papa". „Kom, dat is goed. Ik kom vanavond eens genoegelijk bij je zitten. Dit gebeurt niet al te vaak. Daar zal een goede sigaar op Smaken. Heeft Cor thee gezet „Cor is vanavond uit, Papa", antwoordde zij, licht kleurend. „Wie heeft er dan thee gezet? Aaltje? 'k Hoorde ze in de keuken zingen. Dat is nog al een vroolijke Frans, niet Trouwens, ik geloof dat Cor ook niet kwaad is. Als zij maar goed aangepakt wordt". Mijnheer Van Meersma sprak opgewekt. Be- hagelijk strekte hij zich in zijn fauteuil uit, even behagelijk rookwolken uitblazend. ,,'k Ben blij, dat je eens thuis gebleven bent", zeide hij dan. „We zitten hier echt knus. Dat moest meer gebeuren, Lia". „Ik zou het ook wel willen", antwoordde zij op zachten toon. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1